Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dit is een heel korte vraag, en het is een vraag die ik al een paar keer heb gesteld. U hebt projecten geselecteerd om te investeren in kinderopvangplekken voor werknemers. Het is de bedoeling dat bedrijven investeren in kinderopvangplaatsen in bestaande initiatieven in de omgeving. De vraag is heel simpel: kunt u garanderen dat er niet gewoon theoretisch netto meer plekken worden gegenereerd, maar dat er ook in de praktijk meer plaatsen zullen zijn? Het probleem bij kinderopvang van de Vlaamse Gemeenschap is immers al jaren niet meer dat er plekken worden gefinancierd. De vraag is echter: vindt men mensen om onder deze omstandigheden te werken? We zijn natuurlijk niet tegen de investeringen die zijn gedaan, maar dit zorgt wel voor een specifieke verschuiving naar kinderopvang voor mensen die werken, en mogelijk vallen anderen, die willen werken of die een langdurige zorgnood hebben enzovoort, uit de boot. We willen dus zeker zijn dat er hierdoor geen enkele plek wordt weggehaald van een ander gezin. Hoe kunt u dat garanderen? Goede intenties, dat is één zaak, maar is er een garantie ter zake? Valt er met dit project zelfs een garantie te bedenken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, kinderopvang in een bedrijfscontext bestaat vandaag al. De toepassing ervan is evenwel nogal beperkt. Daarom frissen we het model wat op om het voor bedrijven aantrekkelijker te maken om te investeren in kinderopvang. Ik heb oog voor de noden van de kinderen en de gezinnen door vooral in te zetten op kinderopvang in de buurt van waar mensen wonen. Dat is een beetje anders dan vroeger. Het is dus niet meer in de buurt van een bedrijf, maar wel in de buurt van waar mensen wonen.
Dit is een innovatief model waarin bedrijven betalen per plaats die zij willen reserveren in een netwerk van vergunde kinderopvanginitiatieven voor baby’s en peuters. De investeringen van de bedrijven worden dan op hun beurt gebruikt om extra plaatsen te realiseren binnen het netwerk. Het netwerk staat in voor kwalitatieve plaatsen aan de hoogste standaarden, en de bedrijfsplaatsen worden toegevoegd aan de reguliere, al bestaande plaatsen. Dat betekent dan ook dat het geen wegnemen van bestaande plaatsen is, maar dat er netto meer plaatsen zullen zijn.
We willen vijf proeftuinen financieren, die samen de veeleer bescheiden ambitie hebben om een tweehonderdtal extra kinderopvangplaatsen te creëren. Dit is echter niet onbelangrijk, want we willen dat het toch iets sneller gaat dan met de regels uit het verleden. De projecten gaan deze maand al van start en eindigen op 31 juli 2025.
Ik geef even de geselecteerde partnerschappen mee aan u allen: Voka Kamer van Koophandel Oost-Vlaanderen en i-mens vzw; VKW Limburg vzw (Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden) en Ferm Kinderopvang vzw regio Limburg; Voka Kamer van Koophandel Vlaams-Brabant en Ferm Kinderopvang vzw regio Tienen; Centrale der Werkgevers Zeebrugge, Association Port of Zeebrugge Interests en De Blauwe Lelie; UnieKo, HDI - Wij Helpen, NSZ (Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen), DayCare-Solutions en Voka Kamer van Koophandel Limburg.
Er zijn dus vijf partnerschappen, en er zijn drie fases.
Ten eerste moeten de partnerschappen bedrijven informeren en bij bedrijven trajecten op maat opzetten met een duidelijk kader voor de werknemers van de geïnteresseerde bedrijven. Daarbij moet er ook in voldoende stabiliteit voorzien worden, bijvoorbeeld het gegarandeerd blijven van de kinderopvang voor het kind van een werknemer, ook als die van werkgever zou veranderen. Ten tweede moeten de partnerschappen de administratie en de coördinatie ondersteunen. Ten derde bevatten de proefprojecten ook een belangrijke leercomponent. Zo zal er kennisuitwisseling zijn tussen de partnerschappen tijdens het project om zo tot betere praktijken te komen tijdens de uitvoering. We brengen ook de drempels en opportuniteiten in kaart. Bijvoorbeeld, wat is het effect op de gezinnen, wat is het effect op hun welbevinden? Collega Groothedde, ik wil gerust uw vraag daarin meenemen, want ik begrijp wat u zegt. U zegt dat er theoretisch plaatsen worden gemaakt, maar dat het zomaar zou kunnen dat men, doordat er personeel te kort is, dan de voorkeur geeft aan die plaats en er dan een andere plaats verdwijnt. Laten we dat mee bekijken. Het is een beperkte looptijd, het zijn tweehonderd plaatsen. U weet echter ook dat dat absoluut niet de bedoeling is. We willen extra aanbod creëren aan de hoogste financiële standaarden, de standaarden zoals die nu dus voor de best gesubsidieerde wijze zijn.
Met de vijf proefprojecten willen we vooral ontdekken hoe kinderopvang succesvol aangeboden kan worden via bedrijven. We willen ook gezamenlijk lessen trekken over de methodieken, zodat we dat in de toekomst verder kunnen uitrollen. En ik hoop uiteraard dat dit een succes wordt.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord. In het begin gaf u antwoord zoals wel eerder is gebeurd, en bleef ik wat op mijn honger zitten. Maar aan het laatste stuk van uw antwoord hoor ik dat u de bezorgdheid ziet en begrijpt waarover mijn vraag gaat. Ik zal hier vijf jaar in het parlement hebben gezeten. In het begin hoor je over het creëren van plekken, en denk je: hoera. Maar na een jaar begin je door te krijgen dat men soms kan willen investeren, en dat een heel goedkope investering is, omdat de plek er niet is, je de mensen ervoor niet vindt, omdat een vacature niet ingevuld raakt of organisatoren stoppen, dus dat het netto niet altijd meer plekken zijn.
Ik denk dat u de nagel op de kop slaat. Doordat dit plekken zijn die in de hoogst gefinancierde trap worden gesubsidieerd, zou het wel eens kunnen dat er dan nog meer aantrekkingseffect is. Het hoeft niet zo te zijn dat er letterlijk een gezin op straat gezet wordt. Het kan ook zo zijn dat er in een crèche een snelle doorlooptijd is, er iemand aankomt en die steeds weer wordt vervangen door een plek die gesubsidieerd is door een bedrijf. Dan krijg je ook op termijn een nefast effect, waarbij er, naar mijn vrees vanaf het begin, specifiek groepen mensen zullen worden uitgesloten. Een bedrijf investeert. Ik heb de vrees ook al aangehaald: het zal niet de poetshulp zijn, de treinbegeleider, of misschien zelfs de kindbegeleider zelf, die dan nog een plek vindt. Ik vind het dus een gevaarlijke weg om in te slaan. Ik wil het wel zien, maar apprecieer alvast dat u het wilt meenemen in de monitoring. Tegen wanneer denkt u dat die monitoring afgerond zal zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijn antwoord zal ik nog eens meegeven, maar de voorzitter heeft het. 31 juli 2025. Het is dus een beperkte looptijd.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik had eigenlijk één vraag. Ik weet niet of u het gezegd hebt, maar initieel waren er eigenlijk zes projecten ingediend, waarvan er één geweigerd is. Dat was het project Voka Antwerpen-Helan Waasland. Zou u daarbij eventueel wat uitleg kunnen geven, waarom net dat project geweigerd is?
Collega's, ik wil nog even aansluiten bij deze vraag. Ik verwijs ook naar de vraag om uitleg die ik in mei 2023 al gesteld heb, en de initiatieven die de Vlaamse Regering heeft genomen om bijkomende plaatsen te creëren. Ik denk dat het goed is dat we bedrijven, samen met partners, aanmoedigen om hier mee in te stappen. Collega, ik begrijp uw vraag volledig, uw bezorgdheid dat er plaatsen verloren zouden gaan. Maar dat is net het project, en dat vind ik het interessante eraan, dat de plaatsen die het bedrijf financiert, opnieuw worden ingezet, en er netto dus wel degelijk plaatsen bij komen.
Minister, ik denk dat die evaluatie om twee redenen belangrijk is.
Ten eerste kon het vandaag al, maar er werd eigenlijk weinig op ingestapt. Ik neem aan dat die evaluatie eigenlijk heel goed de knelpunten, de reden waarom bedrijven er niet instappen, zuiver krijgt. Het loopt tot juli 2025. Mij lijkt het goed – de opstart is nu bezig – dat we tussentijds al zouden weten waar de knelpunten zitten. Hoe meer bedrijven instappen – want daar hebben we die proefprojecten niet voor nodig –, hoe beter het zou zijn.
Ten tweede moet er ook flexibele kinderopvang zijn. Want dat zie ik echt als een probleem vandaag: mensen die in shiften of in het weekend werken, hebben het heel moeilijk om passende kinderopvang te vinden. Mijn vraag is of er in die proefprojecten ook flexibele opvangplaatsen zitten.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Saeys, u vraagt naar de combinatie Voka-Helan. Die projecten zijn geselecteerd door de diensten van Werk en Sociale Economie, dus niet door Welzijn. Er is een scoring gebeurd. We wilden er in elke provincie één. Wellicht heeft dat project lager gescoord. Ik stel voor dat u daarover een vraag stelt aan de bevoegde minister.
Mevrouw Groothedde, het zijn sowieso plaatsen bovenop de bestaande, maar ik begrijp uw zorg. In theorie kan wat u zegt niet. U zegt dat ze er dan voor kiezen. Het is uiteindelijk een tijdelijk project, de andere gesubsidieerde plaatsen zijn stabiele financiering, ook in de hoogste subsidietrap. De voorwaarden zijn gelijk. Het zou mij verbazen dat men daaraan de voorkeur zou geven. Mijn mensen luisteren mee. Ik ben zeker bereid om die component mee te nemen in de evaluatie, dat heb ik u gezegd. Het kost geen geld om dat mee te nemen en te bekijken wat daarvan het effect is.
Mijnheer Daniëls, u had ook nog een vraag over de flexibele opvang.
Ja, we hebben veel opvangplaatsen nodig door vroege shiften en weekendshiften. Worden die ook opgenomen in deze proefprojecten? Bedrijven stappen daar mee in.
Dat hangt af van de aanvragen. De oproep die we hebben gedaan voor flexibele uren is al weg en heeft ook budgettair niets te maken met deze oproep nu. Ik sluit echter niet uit dat bepaalde stabiele plaatsen worden gegeneerd met andere openingsuren. We moeten kijken naar het resultaat. U sprak over een tussentijdse evaluatie. Eigenlijk gaan we de eerste evaluatie zien op het moment dat de eerste ronde is afgelopen.
Er zijn drie fases. De eerste ronde is informeren en kijken of er interesse is. Als daar veel interesse uit komt, dan zijn we goed gestart. Als blijkt dat er nauwelijks interesse is, dan zal dat een veeg teken zijn. We moeten bekijken hoe dat evolueert. Het is evident dat, als mensen in ploegensystemen werken, het heel belangrijk is dat die flexibele opvang kan worden meegenomen. Daarnaast is er ook een oproep voor flexibiliteit.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik apprecieer dat u de bezorgdheid inziet. Als ik het had over kinderopvang en het verlagen van het aantal kinderen per begeleider bijvoorbeeld, is er in dit parlement heel vaak de echo geweest dat de mensen er niet zijn.
Ik ga zelf regelmatig meewerken in de kinderopvang. Ik vind dat een heerlijke job, zolang je niet aan het verzuipen bent in de kindjes. Excuseer dat ik het zo plat zeg. Ik geloof dus wel dat de mensen er zijn en dat ze ook zullen komen zodra de werkomstandigheden beter zijn. Maar op dit moment denk ik dat, als er plekken worden uitbesteed aan mensen die specifiek van bedrijven komen, dat niet magisch meer mensen zal creëren die onder deze omstandigheden willen werken. Dat is een eerste punt. Dank u wel voor het inzien van die bezorgdheid.
Ten tweede wil ik u iets voorstellen. Er wordt aan monitoring gedaan, maar kan er bij deze projecten ook externe monitoring worden gedaan van de mensen in de omgeving? Want u zegt dat het over lokale kinderopvang gaat, waar mensen wonen. Kan er monitoring worden gedaan van of er mensen in kansengroepen in die omgeving al dan niet uit de boot vallen? We zien immers dat, als we lokaal gaan kijken, er over heel Vlaanderen en Brussel zeer veel mensen in kansengroepen gebruikmaken van kinderopvang. Dat kan dus ook worden gemeten door Kind en Gezin. Het zou goed zijn indien er lokaal zou worden gemonitord wat de participatiegraad is in de kinderopvang bij eenoudergezinnen, mensen die zeer kort geschoold zijn, die in een financieel precaire situatie zitten. Zien we bij hen een achteruitgang of niet?
Het derde punt is de flexibele kinderopvang. Collega Daniëls, voorzitter, ik begrijp uw bezorgdheid daarin. Ik vind dat een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant zijn er beroepen waar we niet zonder kunnen en die niet tijdens de normale kantooruren worden uitgeoefend. Die mensen hebben flexibele kinderopvang nodig. Aan de andere kant zouden mensen als bijvoorbeeld huishoudhulpen ook probleemloos overdag kunnen werken, maar men ziet hen niet graag rondlopen in een bedrijf. Daarom moeten zij al om 5 uur ’s morgens kinderopvang hebben. Soms vraag ik mij af of we kindbegeleiders niet zelf ook tot het uiterste aan het duwen zijn door hen dermate flexibel te willen laten werken. Wil een mens op den duur, op het moment dat die zelf kinderen krijgt en de zorgnood almaar opschuift, nog in het beroep stappen als je aan zulke moeilijke voorwaarden moet werken? Ik zou dus toch ook kijken naar hoe ervoor kan worden gezorgd dat mensen op minder ontiegelijke uren naar hun werk moeten gaan, want dan kunnen ze gebruikmaken van de reguliere opvang.
De vraag om uitleg is afgehandeld.