Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
De zesde staatshervorming heeft het institutionele landschap grondig hertekend en ook een aantal welzijnsbevoegdheden overgedragen naar de gemeenschappen of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) in Brussel. Zeker in Brussel dreigt dat een institutioneel kluwen te worden, omdat vandaag zowel de GGC, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschap zorgvoorzieningen erkennen op het Brussels grondgebied. De uitdaging is om ervoor te zorgen dat iedereen in de toekomst nog toegang zou hebben tot al die verschillende zorgvoorzieningen. Bovendien heb je de realiteit dat zowel Brusselaars als Vlamingen soms zorg zoeken over de grens van het gewest. Ook daar was de uitdaging om ervoor te zorgen dat dat institutioneel kluwen de toegankelijkheid van de zorg niet in de weg zou staan.
Om de toegankelijkheid van alle zorgvoorzieningen in Vlaanderen en Brussel ongeacht iemands woonplaats te garanderen, werd er in 2018 een samenwerkingsakkoord opgesteld tussen de federale overheid en de deelentiteiten. Dit samenwerkingsakkoord stelde een overgangsregeling in dat de deelstaat die de zorgvoorziening erkent de financiering van de zorg van de burger betaalt, in plaats van de deelstaat waar de burger woont. Dat betekent concreet dat als een Vlaming in een GGC-voorziening in Brussel zorg zoekt, de GGC de zorg betaalt. Als een Brusselaar in Vlaanderen zorg zoekt, wordt de zorg door Vlaanderen betaald, en als een Brusselaar naar een Vlaams erkende zorgvoorziening in Brussel gaat, betaalt Vlaanderen de zorg.
De bedoeling was dan dat in backoffice de financiering wordt geregeld tussen de deelstaten, zonder dat de burger daar iets van zou merken. Dat lijkt me allemaal niet meer dan logisch. De verdere modaliteiten van dit samenwerkingsakkoord moesten vastgelegd worden in een uitvoeringsakkoord, maar dat is er naar mijn weten nooit gekomen. Dit samenwerkingsakkoord heeft een maximale looptijd van zes jaar, waardoor het na 2024 vervalt.
Die toegankelijkheid van zorginstellingen voor Brusselaars en Vlamingen die ook zorg zoeken, is voor ons heel belangrijk. Met het oog op het aflopen van dat samenwerkingsakkoord heb ik enkele vragen.
Is er ooit een uitvoeringsakkoord gesloten, zoals in het samenwerkingsakkoord staat? Zo ja, wat staat er in en wat zijn de modaliteiten? Zo nee, waarom niet? Wat is de impact op de manier waarop de financiering wordt geregeld tussen de deelentiteiten?
Wat is de stand van zaken van een nieuw samenwerkingsakkoord? Wat is de timing van een nieuw samenwerkingsakkoord?
Wat is uw visie omtrent een nieuw samenwerkingsakkoord? Is het de bedoeling dat dezelfde regeling wordt verdergezet, waarbij de erkende overheid betaalt, of wordt er een definitieve regeling voor de toekomst vastgelegd in plaats van een overgangsregeling?
Is hierover reeds overleg geweest of gepland met de GGC? Ik neem aan of hoop in ieder geval van wel. Is er een definitieve regeling voor Brussel vastgelegd? Zo ja, wat is die? Zo nee, waarom niet en wat is de reden daarvan?
Zal het principe van de regeling in back office in de toekomst behouden worden? Dit is belangrijk om ervoor te zorgen dat de burger niet met dat institutioneel kluwen geconfronteerd hoeft te worden.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag.
Het huidige samenwerkingsakkoord werd afgesloten tussen de bevoegde deelentiteiten en niet met de federale overheid, aangezien zij geen betrokken partij is. Het uitgangspunt is de woonplaats. De overgangsregeling die de afgelopen vijf jaar gold, en dus nog tot eind dit jaar geldt, voorziet inderdaad, in afwijking van dit basisprincipe, dat elke deelentiteit de zorg in de eigen voorzieningen verder financiert, los van de woonplaats van de zorgvrager. Tijdens deze overgangsperiode is er dus nog geen financiële afrekening tussen de deelentiteiten voorzien.
Dit als nuancering bij uw vraag. Het is belangrijk dat u dat als uitgangspunt weet.
Dan de vragen.
Er is nooit een uitvoeringsakkoord afgesloten. De bedoeling van dit uitvoeringsakkoord, zoals voorzien in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord, is om hierin de concrete regeling en praktische afspraken op te nemen met betrekking tot de financiële afrekening tussen de deelentiteiten. Aangezien er tijdens de overgangsperiode nog geen afrekening gebeurde, is dit dus niet nodig.
Er is op het niveau van de interkabinettenwerkgroep (IKW) een akkoord tussen alle betrokken deelentiteiten over de tekst van een nieuw samenwerkingsakkoord. Dit zal eerstdaags door de verschillende deelentiteiten worden voorgelegd aan hun respectieve regeringen voor principiële goedkeuring. Ik hoop begin april 2024 een gezamenlijke adviesaanvraag bij de Raad van State te kunnen indienen. Maar dat is een beetje onzeker, want we moeten het allemaal nog goedkeuren.
Het nieuwe samenwerkingsakkoord voorziet een voortzetting van de huidige regeling gedurende drie jaar. Daarnaast wordt de mogelijkheid voorzien om deze periode maximaal nog één keer te verlengen voor een termijn van maximaal drie jaar mits uitdrukkelijke instemming van alle partijen, indien er tegen dan geen nieuw akkoord zou zijn. Op termijn wensen wij een definitieve regeling waarbij het oorspronkelijke uitgangspunt van het samenwerkingsakkoord wordt geconsolideerd, namelijk een financiële regeling waarbij iedere deelentiteit instaat voor de financiering van de zorg voor zijn inwoners. Dit is immers ook het uitgangspunt van de Bijzondere Financieringswet, waarmee elke deelentiteit via de dotatie de middelen krijgt voor ouderenzorg en gezondheidszorg op basis van de populatie.
Het afgelopen anderhalf jaar is er hierover intensief overleg geweest met de GGC en de andere deelentiteiten, zowel op administratief als op politiek niveau. Er kon echter geen akkoord worden gevonden omtrent een definitieve regeling voor Brussel. Vandaar dat we de tijdelijke regeling gewoon eventjes voortzetten.
Het principe van een regeling in de backoffice, met een afrekening tussen de deelentiteiten, is voor ons een uitgangspunt voor een nieuw akkoord omdat de mensen natuurlijk geen nadeel mogen ondervinden van de staatshervorming als het gaat om de toegang tot zorg.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, het is complexe materie. Minister, dank voor uw verhelderende antwoord. Ik heb goed begrepen dat jullie in de laatste rechte lijn zitten om het huidige samenwerkingsakkoord voor drie jaar te verlengen volgens de principes die nu zijn vastgelegd. Op dit moment betaalt de erkennende overheid. Er wordt in principe een afrekening gemaakt tussen de deelentiteiten. Wij kunnen ons vinden in dat principe omdat, zoals ik zei, de toegankelijkheid voor iedereen vooropstaat.
Ik heb u ook horen zeggen dat u voor een definitieve oplossing veel meer wil naar domicilie als uitgangspunt. Dat zou betekenen dat Vlaanderen betaalt voor Vlamingen die in Brussel zorg vragen in bijvoorbeeld een door de GGC erkende instelling, en dat Brussel zou betalen voor Brusselaars die in Vlaanderen naar een door Vlaanderen erkend woonzorgcentrum (wzc) of revalidatiecentrum gaan, maar ook dat Brussel betaalt voor Brusselaars die in een Vlaams erkende zorginstelling in Brussel gaan. Dat lijkt me wat vreemd, want dat betekent dat de GGC gaat betalen voor Brusselaars in Nederlandstalige wzc's in Brussel. Maar bon, dat is een discussie die moet worden uitgeklaard.
Ik wil vooral nog even stilstaan bij het principe van de toegankelijkheid van zorg. Dat is een gegeven waar ik mij al vaker zorgen over heb gemaakt. We zitten in Brussel namelijk ook met de uitrol van de Vlaamse sociale bescherming (VSB), die met het principe van het zorgticket werkt. We weten dat de VSB vandaag in Brussel niet echt een wervend succes te noemen is. Mensen die in Brussel niet zijn aangesloten bij de VSB maar bijvoorbeeld wel naar een Vlaams erkend wzc willen, worden bij hun inschrijving in de instelling, om zo’n zorgticket te krijgen, administratief aangesloten bij de VSB. Zij betalen dus de VSB-premie niet en ze hebben geen recht op een zorgbudget, maar ze kunnen wel binnen in een Vlaamse zorginstelling door een administratieve aansluiting. De financiering daarvan wordt geregeld door het samenwerkingsakkoord in backoffice. Maar omdat dat samenwerkingsakkoord eindigt in 2024 is er nu onduidelijkheid over de uitzondering voor Brusselaars in het kader van het zorgticket. Zeker ook omdat revalidatiecentra, beschut wonen en gezinszorg binnen de VSB zullen worden ingeschaald, is het onduidelijk hoe die administratieve aansluiting daar zal gebeuren. Minister, wordt binnen dat samenwerkingsakkoord het idee voorzien om dat systeem van administratieve aansluiting voor toegang van Brusselaars tot de Vlaamse zorg voort te zetten, of wordt er nagedacht over de afschaffing van dat ticketsysteem in Brussel en over het uitkijken naar een permanente oplossing?
Laat het heel duidelijk zijn: ik vind het een meerwaarde dat Vlaanderen ook Nederlandstalige zorg organiseert in Brussel, maar dat moet volgens mij wel altijd toegankelijk zijn voor alle Brusselaars. Dat mag absoluut niet afhankelijk zijn van het feit of je bent aangesloten bij de VSB of niet.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Bedankt, mevrouw Goeman, voor de vraag. Voldoende toegankelijke en kwalitatieve zorg voor de Nederlandstalige Brusselaars is een belangrijk thema. Ik heb daar in deze commissie al heel wat vragen over gesteld. Ik ben blij dat u erkent dat de zesde staatshervorming het zorglandschap in Brussel nog veel complexer heeft gemaakt dan het al was.
U haalt ook terecht aan dat de VSB een belangrijk puzzelstukje is in functie van de toegankelijke en kwalitatieve zorg voor Nederlandstalige Brusselaars. Wanneer we het hebben over de volwaardige uitrol van de VSB, van de VSB in Brussel, is dat een heel belangrijk element in het verhaal. De knelpunten kennen we allemaal. Ik heb ze al meermaals zelf onder de aandacht gebracht. Ik heb het dan concreet over het vrijwillige karakter van de VSB in Brussel, de lage bekendheid die ermee gepaard gaat en, uiteraard, het lage aantal aangeslotenen bij de VSB in Brussel.
Daarom, minister, heb ik er al meermaals bij u op aangedrongen om de bekendheid van de VSB aan de hand van communicatiecampagnes te verhogen. Ik had daar een aantal schriftelijke vragen over gesteld. U vertelde ons dat er in 2023 een informatiecampagne zou worden uitgerold, maar uit een antwoord op een schriftelijke vraag heb ik begrepen dat eigenlijk enkel en alleen de Federatie van de Brusselse Huisartsen Verenigingen (FBHAV) daarop heeft ingetekend. Daarom, denk ik, minister, dat het belangrijk is dat u blijft inzetten op die bekendmaking van de VSB in Brussel, zodat het eindelijk beter wordt.
Dan met betrekking tot het nieuwe samenwerkingsakkoord: ik denk dat dat het nieuwe samenwerkingsakkoord een opportuniteit biedt om over te gaan tot die volwaardige uitrol van de VSB en om dat mogelijk te maken in Brussel. Aansluitend moet de GGC natuurlijk de nodige wetgevende stappen zetten. En bovendien, niet onbelangrijk, stelt zich dan ook de vraag wat de GGC eigenlijk zelf wil met de sociale bescherming. Willen ze al dan niet zelf met een eigen bescherming op de proppen komen? Wij zijn daar alleszins geen vragende partij voor. Ik hoef u niet uit te leggen dat dat nefast zou zijn voor de Nederlandstalige dienstverlening in onze hoofdstad.
Minister, hebt u toevallig zicht op de stand van zaken bij de GGC? Wat zijn hun plannen?
Alvast dank voor uw antwoorden.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, het is inderdaad complexer in Brussel. Ook op het vlak van het zorgbudget zijn er in Brussel problemen. De Vlaamse Regering nam de beslissing om het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood in de wzc's te verhogen, maar in Brussel doet zich daar een probleem rond voor. Het probleem is dat de Brusselaars die aangesloten zijn bij de VSB, die extra verhoging van het zorgbudget niet krijgen.
U gaf in een antwoord op een schriftelijke vraag van mij, die ook al een opvolging was van een vraag om uitleg in deze commissie, aan dat hierover een overleg heeft plaatsgevonden maar dat het, gezien het einde van de legislatuur nadert, niet meer als realistisch wordt beschouwd om nog een samenwerkingsakkoord over dit zorgbudget voor ouderen met een zorgnood in Brussel, af te sluiten.
Mijn vraag is of u andere mogelijkheden ziet, op korte termijn, om de Vlamingen die in Brussel wonen in dit dossier niet in de steek te laten. Dank u.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het is inderdaad belangrijk dat hier navolging aan wordt gegeven. Er was in een aantal wandelgangen al wel te horen dat er een verlenging zou zijn, maar de structurele vraag vanuit het middenveld wordt daarbij wel erg benadrukt. Die structurele vraag, ook al is het goed dat dit wordt bestendigd, blijft natuurlijk wel wat uit.
Ik vond het ook bijzonder dat u zei dat het op basis van domicilie moet gebeuren, want zorg kent natuurlijk niet zoveel grenzen. Voor een aantal soorten zorg gaan mensen het zelfs opzettelijk verder van huis zoeken. Verslavingszorg bijvoorbeeld wordt bewust wat verder van huis gezocht, om zeer begrijpelijke redenen. Maar bijvoorbeeld in het Universitair Ziekenhuis Brussel (UZ Brussel) zijn voor een groot deel mensen uit Vlaanderen klant, zorgvrager, patiënt. Vlaanderen en Nederlandstalig Brussel zijn, wat dat betreft, heel erg verweven.
En inderdaad, ik begrijp dat de collega’s daarop terugkomen. De VSB blijft, dat hebben we ook al een aantal keer in vragen om uitleg aangehaald, een groot probleem. Ik ga focussen op de kwetsbare Brusselaars.
Die mensen veranderen vaak noodgedwongen van domicilie. Voor hen is die kost groot. Het blijft een vrijwillige kost. Op lange termijn kunnen die mensen gewoon niet inplannen wat er allemaal nodig is. Dat is niet omdat ze daar de capaciteit niet voor hebben, maar omdat ze de financiële draagkracht niet hebben. Dat zorgt voor een sneeuwbaleffect.
Nederlandstalige instellingen in Brussel, die vaak een zeer oude verankering hebben en van oudsher tot een zuil behoren, hebben het steeds moeilijker en het noodzakelijke draagvlak begint te ontbreken. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de VSB op termijn door dat nefaste sneeuwbaleffect de Nederlandstalige zorginstellingen stilaan in de steek laat?
Ik apprecieer zeer een communicatiecampagne, maar ik kan me ook voorstellen dat gewoon een communicatiecampagne voor zoiets essentieels weinig zoden aan de dijk brengt.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Collega Goeman, die administratieve aansluiting blijft gelden omdat het gaat over de verlenging van de huidige manier van werken. Dat is helder en gemakkelijk voor de mensen om uitleg te krijgen.
Collega Tavernier, we proberen de bekendheid van de VSB in Brussel inderdaad via toegankelijke websites en folders te stimuleren. We hebben ook aan een aantal belangrijke fora in Brussel het aanbod gedaan om meer uitleg over de VSB te geven. Er is maar heel beperkt op ingegaan. Ik vind dat spijtig, we hebben die fora, dat middenveld, zoals collega Groothedde zegt, ook wel nodig.
U had ook een vraag voor de GGC. Die zult u daar moeten stellen. Het is voor mij moeilijk om daar op te antwoorden.
Collega De Reuse, de focus ligt nu op de verlenging van de huidige manier van werken. We gaan geen enkele aanpassing doen aan het samenwerkingsakkoord. Anders gaan we geen akkoord hebben. Het ligt zo gevoelig dat we nu op die manier moeten doorgaan. Het samenwerkingsakkoord vergt het akkoord van iedereen. We zitten daar wat vast.
Collega Groothedde, de zorg blijft uiteraard toegankelijk over de domiciliegrenzen heen. Het gaat er vooral over welke deelentiteit de zorg achter de schermen financiert. De zorg wordt gegeven, dat is geen probleem, het gaat erom wie betaalt. We kijken daar naar het principe van de Bijzondere Financieringswet, namelijk het domicilie. Nederlandstalige zorg in Brussel moet uiteraard gegarandeerd blijven. Vandaar: zolang we geen akkoord hebben over iets anders, blijven we bij het huidige om die zorg te kunnen garanderen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dat is een discussie die ongetwijfeld nog zal worden verdergezet. Wat ons betreft, zal de VSB in Brussel altijd een aanvullende zorgverzekering zijn voor Brusselaars die ervoor kiezen om zich daarbij aan te sluiten. Ze moeten dan uiteraard toegang hebben tot de zorgbudgetten waarover is afgesproken dat Brusselaars die kunnen krijgen. We maken ons natuurlijk wel zorgen over de toegankelijkheid van Vlaamse erkende zorginstellingen, als we zien dat er in Vlaanderen steeds meer wordt overgestapt naar het principe van persoonsvolgende financiering. Aansluiting bij de VSB mag voor ons nooit een voorwaarde zijn voor de toegankelijkheid van Vlaamse erkende zorginstellingen voor Brusselaars die in Brussel of in de Rand op zoek gaan naar zorg in die instellingen.
Ik doe daarom een oproep. De uitrol van de persoonsvolgende financiering staat natuurlijk volledig haaks op de financiering van zorginstellingen door de GGC of de Franse Gemeenschap die wel nog altijd kiezen voor de oude vorm van financiering. U zei het zelf, goed dat het principe van administratieve aansluiting blijft bestaan, maar er is een reden waarom mensen in Brussel zich niet aansluiten bij de VSB. U vindt dat spijtig maar dat is omdat niemand er nog iets van begrijpt. (Lacht)
Er moet in Brussel op maat van Brussel kunnen worden gewerkt, ook vanuit Vlaanderen. Ik zie vandaag vooral overheden die naast elkaar werken in plaats van samen. Ik vraag Vlaanderen om een welzijnsbeleid te blijven ontwikkelen in Brussel, maar dan wel eentje dat past bij de noden van Brusselaars en de institutionele realiteit van Brussel. Dat betekent voor ons ook dat de manier van financieren, de erkenning en programmatie niet noodzakelijk op maat moet kunnen zijn van Brussel. Daar moet de nodige flexibiliteit worden voorzien in de regelgeving. Dat is alvast iets wat wij op de tafel leggen, maar dat zal voor een volgende legislatuur zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.