Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik koos ervoor om eens een thema te kiezen dat volledig een Vlaamse bevoegdheid is, dan hoeven we daar alvast geen discussie over te hebben. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Terwijl ik het zeg, besef ik inderdaad dat er een aantal zijaspecten zijn, maar ik ga ervan uit dat dat niet de essentie van uw antwoord op mijn vragen zal zijn.
U denkt waarschijnlijk “daar is hij weer met zijn jeugdhulp”, maar u weet dat we daar met verschillende collega’s regelmatig op terugkomen. Andermaal weerklinken er alarmsignalen uit de jeugdhulp. Uit cijfers die De Tijd publiceerde, blijkt het aantal hulpvragen op 3 jaar tijd met bijna 40 procent gestegen te zijn tot 16.500. De helft van deze vragen viel op te lossen met een snelle, korte interventie, maar de andere helft vergde crisisbegeleiding of noodopvang. En die is nauwelijks nog te vinden. Meer dan een derde van deze jongeren kon dan ook niet geholpen worden. Dat is zowat een verdrievoudiging in vergelijking met drie jaar geleden, toen we ook al met verschillende collega’s vragen over hetzelfde thema stelden aan uw voorganger.
De problematiek is helaas niet nieuw, maar blijft, ondanks het crisisplan met extra investeringen vorig jaar, aangroeien. We zijn ondertussen immers te ver meegedraaid in een neerwaartse spiraal. Zonder eerst de historische achterstand weg te werken, kunnen we niet beginnen bouwen aan een gezonde basis van preventie en snel ingrijpen. Die preventie en snel ingrijpen zijn de belangrijke woorden die we hier de voorbije jaren heel vaak hebben gehoord. Ook als we spreken met de sector, op uiteenlopende momenten, komt de verwijzing naar ‘Vroeg en nabij’, een belangrijk element in de aanpak.
Minister, we moeten durven zeggen dat die woorden en die aanpak ondertussen bijna mythisch zijn. Niet alleen omdat er heel veel van verwacht wordt, maar ook omdat het vaag blijft wanneer die uitrol ervan kan plaatsvinden. Iedereen beseft dat dit, naast de aanpak van de acute crisis, de weg is waar we naartoe moeten om op langere termijn de druk te verlichten en vooral veel meer jongeren te helpen, maar tegelijk beseft iedereen ook dat dit een pak geld zal kosten. Geld waarvan we tot op de dag van vandaag niet weten waar de Vlaamse Regering dat vandaan zal halen.
Het is ondertussen duidelijk dat een snelle, globale aanpak niet voor morgen is. Vorige maand hebt u opnieuw een aantal pilootprojecten aangekondigd, hoewel we al een tijdje vragen om het niet alleen bij pilootprojecten en allerlei waardevolle, maar losse initatieven te houden. Vanaf september, dus al in de volgende legislatuur, zal op zes plaatsen twee jaar lang gewerkt kunnen worden rond enerzijds ‘zorg en ondersteuning op lokaal niveau’ en anderzijds ‘vroegdiagnostiek’. Eigenlijk ‘Vroeg en nabij’, maar dan als een projectformule.
We blijven dus op onze honger zitten wat betreft de structurele aanpak van de crisis, het meerjarenplan en een duidelijk decretaal kader waarbinnen we gaan werken.
Hoe kijkt u nu naar de cijfers van het agentschap? Die zullen waarschijnlijk niet verrassend zijn geweest. Erkent u dat, wanneer duizenden kinderen en jongeren niet de hulp krijgen die ze nodig hebben, hun toekomst danig wordt gehypothekeerd? Sta me toe daarbij ook te zeggen dat de maatschappelijke kost van het niet tijdig helpen van jongeren, op lange termijn altijd hoger is dan het snel helpen van die jongeren.
Erkent u dat de crisis gedurende de ganse legislatuur enkel is toegenomen en dat er geen fundamenteel antwoord op kwam? Hoe komt het dat uw Vlaamse Regering er niet in slaagde het tij te keren of de situatie zelfs maar te stabiliseren?
Welke nieuwe inzichten en concrete resultaten verwacht u van de proefprojecten die in het najaar opgestart worden?
Waarop wacht u om het concept van ‘Vroeg en nabij’ over gans Vlaanderen uit te rollen? Welke budgetten zou hieraan moeten worden gekoppeld?
Erkent u dat, naast de veralgemeende opstart van de nieuwe aanpak, ook de historische achterstand moet weggewerkt worden? Plant u nog initiatieven en extra investeringen om dat te realiseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Het zal u niet verbazen dat de situatie in de jeugdhulp ook voor mij een heel belangrijk thema is. Ik heb het hier al een aantal keren gezegd. In de kinderopvang zijn er zorgen, in de jeugdhulp is dat evenzeer zo. En de zorgen zijn na corona groter geworden. Men had ons ervoor gewaarschuwd dat dat vermoedelijk zou gebeuren. De jongeren voelen zich slechter in hun vel, maar er zijn ook heel ernstige acute crisissituaties, die zijn ontstaan doordat mensen gedurende een bepaalde periode verplicht werden om heel kort op elkaar te leven.
Collega Vaneeckhout, ik geef u al mee dat ik bijzonder gelukkig ben om niet langer dan drie dagen geleden het groen licht te hebben kunnen geven voor 23 extra OverKop-huizen in Vlaanderen. U kunt nu vragen wat een OverKop-huis is in de ketting. In de ketting vind ik dat extreem belangrijk omdat dat de plaats is waar jongeren op een heel laagdrempelige wijze en dichtbij hulp kunnen krijgen. Ik was in Aalst bij de lancering, uiteraard in een bestaand OverKop-huis. Ik heb daar gesproken met een aantal jongeren. Onderschat de zorgen en problemen niet waarmee die jongeren worden geconfronteerd. Opnieuw, dat zijn geen zorgen en problemen die Vlaanderen heeft veroorzaakt. Dat heeft vaak te maken met escalerende moeilijke situaties thuis. Het aantal jongeren dat in zulke situaties leeft is niet gedaald, integendeel.
Collega’s, je kunt meer jongeren helpen als je extra investeert, zie onze investering van 100 miljoen euro, maar dat loopt gelijk met een stijgend aantal jongeren dat hulp nodig heeft. Dan heb je wel resultaten, maar de kloof blijft bestaan. Die is er ook vandaag.
Het is net omdat die tendens zich eind 2022 al duidelijk aftekende, dat we toen zijn gekomen met onze crisistaskforce Jeugdhulp en dat we een plan hebben opgemaakt, waarvan we nu de bouwstenen, onder meer de OverKop-huizen, aan het uitrollen zijn.
Ik heb op 12 december 2023 ook gezegd dat de trend in de cijfers zich zou doorzetten in 2024. We doen enorm veel investeringen. We werken hier ook Vlaams-federaal samen, want er zit, ook hier, een belangrijk deel op het federale niveau. Als het bijvoorbeeld gaat over de OverKop-huizen, is het voor mij van belang dat de bevoegde federale minister zegt dat hij de eerstelijnspsychologen (ELP's) laat aanlanden in de OverKop-huizen. Hij wil geen nieuw schema. We hebben daarrond samengewerkt. Dat is geregeld. Dat is mogelijk. Ik vind dat een heel goede zaak.
Kinderen en jongeren hebben uiteraard recht op hulp. Maar we zien een heel sterke toename van de hulpvragen. Dat is ook zo in de ons omringende landen. Vanuit Welzijn formuleren we duidelijke antwoorden. Ik ben er ook van overtuigd dat wat we nu doen, de geïntegreerde aanpak samen met het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en dus niet alleen de cocon van Opgroeien, de goede manier is om te zoeken hoe we de beste oplossingen kunnen aanbieden.
Sommigen vragen nu waar we staan. Ik zou u willen aanraden om ook eens de website www.zorgenvoormorgen.be te bezoeken. Dan zult u zien dat wij van bij de start van de coronaperiode hebben geanticipeerd op de gevolgen voor het mentaal welzijn. Maar er is ook een krapte op de arbeidsmarkt. Dat maakt de intensiteit van de crisis in de jeugdhulp nog scherper dan vroeger.
Het crisis- en investeringsplan wordt uitgevoerd. Je moet die effecten zien. Maar als ik bijvoorbeeld in een hulplijn investeer, moeten die mensen iemand extra aanwerven. Dan ben je gauw een paar maanden verder. U stelt de vraag over Brussel. U zegt dat ik dat een keer heb aangekondigd, en dan is er een paar maanden later een persbericht met de bevoegde collega uit Brussel … Je moet de juiste mensen vinden die de juiste skills hebben om problemen aan te pakken.
We hebben gezocht naar maatregelen die complementair zijn en niet alleen focussen op crisiscapaciteit. We zien een stijging in het aantal crisisvragen. Collega’s, ik ga daar niet flauw over doen: dat is ook een symptoom van tekorten in voor- en natrajecten. Als je meer acute vragen hebt, dan weet je dat je het misschien vroeger had moeten kunnen oplossen. Vandaar de nood aan, zoals u zelf zegt, de uitrol van ‘Vroeg en nabij’.
Ik geef u graag een stand van zaken mee. Op dit ogenblik ligt het ontwerp van decreet bij de Raad van State. Ik wil het absoluut nog naar het parlement brengen. Ik ga niet zeggen dat ik het door het parlement zal ‘jagen’, want ik veronderstel dat daar een grondige bespreking mee gepaard zal gaan. Het is de bedoeling dat die teksten zeker nog op tijd naar het parlement kunnen komen.
Maar dat legistiek traject is niet het enige wat beweegt. Dat wil ik toch ook meegeven. Er zijn al een aantal zaken waardoor we die systeemverandering effectief aan het implementeren zijn. Eigen aan de filosofie van ‘Vroeg en nabij’ is dat we extra moeten investeren in het laagdrempelige ondersteuningsaanbod voor kinderen en jongeren. Dat was een enorm tekort in het begin van deze legislatuur. We hebben daar belangrijke stappen voorwaarts kunnen zetten. OverKop is daar een voorbeeld van. In 2020 waren er vijf OverKop-huizen, we hebben er straks zestig. De versterking van de Huizen van het Kind met de recente oproep is ook zo’n voorbeeld.
De eerstelijns psychologische zorg is ook een voorbeeld van iets waar we kort op de bal willen spelen. De perinatale mentale gezondheidszorg is ook zo’n voorbeeld, ik maak er 2 miljoen euro extra voor vrij.
Een ander voorbeeld, nog in de lijn van ‘Vroeg en nabij’, is de opstart van hulpprogramma’s rond geblokkeerde ontwikkelingstrajecten voor zeer complexe zorgvragen. We willen immers geïntegreerd werken, dus niet meer elk in zijn cocon, maar samen naar die zorgen kijken. Het is niet omdat het decreet nog niet is goedgekeurd dat we nog geen stappen aan het zetten zijn op een aantal fronten. Maar er zal meer nodig zijn, daar ben ik mij ook van bewust. Dan gaat het om bijkomende gerichte investeringen, en ook verschuivingen in het aanbod. Ook moet er, opnieuw, tijd zijn om in dialoog met kinderen te gaan. Ook voldoende menskracht is erg belangrijk.
Qua historische achterstand wegwerken wil ik tot slot ook nog graag meegeven dat er in het kader van ons crisisplan voor het eerst in jaren opnieuw geïnvesteerd wordt in bijkomende capaciteit in multifunctionele centra voor kinderen en jongeren met een handicap. Daar was er ook geen groei. Maar als ik kijk naar de wachtlijsten, dan zullen er daar ook na 2024 behoorlijke investeringen nodig zijn. Mijn bedoeling is om de sporen te trekken en het decreet nog te laten goedkeuren, om zo de paradigmashift eigenlijk volledig te hebben ingezet.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het opnieuw uitvoerige antwoord. Laat mij beginnen met te zeggen dat heel veel mensen in de jeugdhulp inderdaad fantastisch werk doen in zeer uitdagende omstandigheden. Het aantal noodkreten die wij horen, is intussen immens geworden. Dat zal bij u niet anders zijn, en misschien zijn het er bij u zelfs nog meer. Die sector kraakt in zijn voegen.
Het moreel is heel laag omdat die mensen iedere dag geconfronteerd worden met het bijna moeten loslaten van jongeren op momenten dat die net het meest hulp nodig hebben, terwijl ze weten dat ze net die jongeren nog zouden kunnen helpen omdat ze nog in een fase zitten waarin men met hen aan de slag kan. Alle hulde voor de verdere uitbreiding nu van de OverKop-huizen, bijvoorbeeld. Voor mij is dat een zeer belangrijk puzzelstuk daarin. Ik zal daar zeker niet denigrerend of minimaliserend over doen.
Wel merk ik dat het in de praktijk een uitdaging blijft om die OverKop-huizen voldoende ‘outreachend’ te laten werken, dus dat ze niet enkel een instaphuis zijn, maar ook een huis dat zelf naar buiten stapt en op andere vindplekken kan zijn. Het is een beetje een zijweg, maar bijvoorbeeld openbaar vervoer is voor sommige jongeren in specifieke contexten helemaal geen evidentie. Als je geen ouder hebt die je naar een OverKop-huis kan vervoeren, probeer daar dan maar te geraken op het moment dat het nodig is.
Maar de grootste opdracht blijft natuurlijk alle zaken die na het OverKop-huis moeten komen in bepaalde situaties. Dat gaat van crisishulp tot verslavingszorg, dat gaat over de werking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s), over de vertrouwenscentra kindermishandeling. Heel wat actoren zijn in specifieke contexten nodig, en in al die contexten krijgen we signalen dat men er eigenlijk middelen te kort heeft, dat men er geen mensen vindt.
Er is niet één toverformule, maar dat zal wel een structureel pad vragen. Het is om die reden dat wij dat decreet hier willen zien en ook die structurele investeringen willen zien, dus niet alleen een terechte aankondiging van een crisisplan, maar een structureel groeipad voor de komende decennia. U kunt immers terecht zeggen dat u een aantal investeringen hebt gedaan, dat u twee jaar geleden in iets hebt geïnvesteerd en dat er nu opnieuw in multidisciplinaire centra wordt geïnvesteerd, maar het is niet zo dat er voor Hilde Crevits geen andere mensen bevoegd waren, en die hebben toen de keuze gemaakt om daar niet in te investeren. Ik wil daar geen politiek spel van maken, want dat zullen we de komende maanden voldoende doen, maar het is wel de realiteit dat we uit een context komen van keuzes die toen zijn gemaakt en dat de sector er vet mee is dat er nu in de jongste twee jaren wel wordt geïnvesteerd terwijl men er al jaren zegt dat de werkingsmiddelen moeten worden geïndexeerd en dat het structureel groeipad dat nodig is er niet komt.
Ik zal geen aanvullende vraag meer stellen. Ik hoop dat de Raad van State heel snel het ontwerp van decreet naar u stuurt en dat u dat dan indient in het parlement. Ik kijk daarnaar uit, want dan kan de meer fundamentele discussie worden gevoerd.
Voorzitter, voor mij was dat een slotrepliek, maar misschien hoort daar nog iets bij voor de collega’s of de minister.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, die nieuwe crisiscijfers bewijzen dat er nog veel werk aan de winkel is, want de stijging van bijna 40 procent is enorm veel. Maar u hebt ook al heel wat gedaan. Als het goed is, zeggen we dat ook. De OverKop-huizen zijn inderdaad een heel goed initiatief, en die bieden hulp op een laagdrempelige manier, wat voor de jongeren toch wel heel belangrijk is. En er is extra budget toegekend om deze problematiek aan te pakken, maar dat is nog niet voldoende.
Dat extra budget is goed, maar het is een en-enverhaal. Er moet ook voldoende personeel in deze sector zijn om hulp te kunnen bieden. Maar onze fractie blijft erbij dat we ook moeten kijken naar de oorzaken van die stijging, en ons afvragen waar deze toename vandaan komt. Een preventieve aanpak is volgens ons ook focussen op het weerbaar maken van onze jeugd, en hen tools aanreiken om de draagkracht te versterken.
Mijn vraag is dus hoe hier volgens u nog verder op ingezet kan worden, en welke initiatieven u hieromtrent neemt.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Jongeren en crisisjeugdhulp, het blijft een zeer moeilijk iets. Ik denk dat niemand hier het gezegd of bedoeld heeft, maar we weten dat er al heel veel gebeurd is de afgelopen jaren. Er zijn heel wat investeringen en initiatieven genomen inzake Jeugdhulp en Welzijn, door de minister en de regering. Dat is dus zeker goed. Ik hoor hulpverleners ook zeggen dat er heel veel geld tegenaan gegooid kan worden, maar dat we wel met een maatschappelijk probleem zitten, een maatschappelijke tendens die niet zomaar opgelost geraakt. Het maakt niet uit hoeveel geld we daar tegenaan gooien, binnen de jeugdhulp geraakt het ook niet zomaar opgelost, door die maatschappelijke tendens die we zien. Het is dus zeker een moeilijk iets.
Wat ‘Vroeg en nabij’ betreft: we hebben er als fractie altijd kritisch naar gekeken, en dat doen we nog steeds. Er wordt gesproken over mooie principes, over operationele en strategische doelstellingen. Maar ik mis nog steeds iets, omdat er niet echt sprake is van een omslag in de sector, en ik denk dat het ook noodzakelijk is: een volledige omslag in de sector van de jeugdhulp, volgens mij in een echt andere organisatie, een meer doorgrondbare organisatie. En dat geldt trouwens niet alleen voor de jeugdhulp, maar ook voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Ik weet dat het allemaal makkelijk spreken is. Het is geen makkelijke situatie, dat weet ik ook wel allemaal. Maar ik denk dat er veel meer nodig is dan er alleen maar geld tegenaan gooien.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Zoals de collega’s hebben gezegd is crisishulp natuurlijk geen evidentie. We zien het aantal gevallen ook steeds toenemen. De minister heeft ook gezegd dat dat vaak ook voortkomt uit zeer moeilijke thuissituaties. Vandaar wil ik het vooral ook eens hebben over preventie, want we hebben het hier steeds over escalatie. Maar daar ligt een grond aan, en ik denk dat we ons vooral daarop moeten richten. En u spreekt over ‘Vroeg en nabij’. Dat zijn zeer mooie principes. Ik ben meer iemand van het pragmatische. Wat verandert er effectief op het terrein?
U hebt zelf aangehaald dat u 2 miljoen euro hebt vrijgemaakt voor perinatale gezondheidszorg. Ik vind dat een heel goede zaak, omdat het al tijdens de zwangerschap, bij een geboorte, begint. En ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk dat is.
Ik weet niet of u mij het nu kunt zeggen, of het eventueel schriftelijk kunt laten weten, maar mijn vraag is waar dat budget exact naartoe gaat.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de aanvullende opmerkingen. Ik wil nog iets meegeven over de geblokkeerde ontwikkelingstrajecten. Enkele weken geleden had ik daarover een klein gesprek met mensen die in de sector actief zijn. Het was bedoeld als een gesprek van tien minuutjes, maar we hebben heel lang gebabbeld. De omstandigheden van werken en de complexiteit van de zorgvragen zijn ontzettend veranderd in de voorbije tien jaar. We mogen dat niet negeren. De samenleving staat niet stil. Dat maakt het moeilijker om alles te beheersen.
Collega Wouters, u vroeg naar de preventie. We hebben heel wat initiatieven lopen, ook in relatie met Onderwijs en Jeugdwerk, er zijn veel online tools. Ik denk dat we daar toch wel wat inspanningen leveren. Er zijn nog veel zorgen, dat weet ik, maar er is veel aandacht om de situatie beter te maken.
Collega Verheyen, u hield een pleidooi voor die omslag. Ik kan dat alleen maar beamen. Preventie is natuurlijk ook een zaak van dichtbij de leefwereld van jongeren aanwezig te zijn. We doen dat met hulplijnen en onlinehulp waar ik aanvankelijk niet in geloofde. Ik heb dat al een paar keer gezegd. Ik zou vanuit mezelf nooit online hulp gaan zoeken, maar voor jongeren is dat geen enkel probleem. Dus ja, dan moet je dat uitbreiden en zorgen voor een grotere capaciteit. OverKop-huizen idem dito.
Omtrent perinatale gezondheidszorg, collega Saeys, ligt – net omdat het zo belangrijk is om snel mentale problemen te detecteren in een gezin – onze prioriteit ook bij jonge en aanstaande ouders. Dat is natuurlijk eigen aan perinataal. 1,1 miljoen euro gaat naar de versterking van onze cgg's en een goede 800.000 euro naar de versterking van de moeder-babyeenheden met intensieve thuisbehandeling. Er is ook een nieuw aanbod daghospitalisatie in Leuven. Dat zijn de drie onderdelen van de extra 2 miljoen euro perinatale zorg.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik kijk dus uit naar het ontwerp van decreet en zeker naar de constructieve tussenkomst van collega Verheyen. Dat wordt een boeiend debat met heel veel kennis van zaken rond het ontwerp van decreet over ‘Vroeg en nabij’ dat zal voorliggen. Ik begrijp dat er nog kleine fysische verschillen zijn binnen de regering. Dat is goed, dat maakt een gezond debat in deze commissie mogelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.