Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, de groei van kinderen wordt in Vlaanderen van jongs af aan opgevolgd door Kind en Gezin. Iedereen kent het wel, hier en daar wordt het woord ‘Kinderheil’ zelfs nog gebruikt. Ouders gaan op vaste momenten langs om het kind op te volgen. Die afspraken zijn er om de groei van kinderen goed op te volgen en snel te kunnen opmerken wanneer er bijgestuurd moet worden. Dat gaat dan bijvoorbeeld over voeding, slaappatroon, of omgevingsfactoren. Ook bepaalde kinderziekten kunnen op deze manier vroeg vastgesteld en behandeld worden. Tijdens het bezoek aan Kind en Gezin wordt er gekeken naar het gewicht, de lengte en de hoofdomtrek van het kind. Al die gegevens worden opgenomen in het medisch dossier. Men gebruikt een curve, en kijkt dan waar je kind zich bevindt ten opzichte van de curve. Ouders kijken daarnaar en stellen zich de vraag of hun kind normaal is, of dat er iets aan de hand is.
Die testen leiden tot verschillende groeicurves die zijn opgebouwd als SDS-curven (standaarddeviatiescore). Die geven een zicht op de groei van het kind en hoe ver het afwijkt van de curve, naar boven of naar beneden. Als er plotse knikken of afbuigingen voorkomen in de curve dan is dat op medisch vlak interessant. De groeicurve die vandaag wordt gebruikt is ongeacht het type voeding, de etnische achtergrond of sociaal-economische status. Er is één groeicurve voor alle kinderen.
We stellen vast dat deze groeicurves nu, na lange tijd, worden aangepast. De initiële curves waren opgesteld via data van 3500 kinderen tussen 2002 en 2004. Dat is ondertussen dus meer dan twintig jaar geleden, en was uit een beperkte steekproef. Daarbij ging het dan nog vooral over kinderen die voornamelijk flesvoeding kregen en een mama van Belgische origine hadden. Het gevolg was dat kinderen die borstvoeding kregen, vaak boven of onder de curve zaten omdat ze anders ontwikkelden dan kinderen die flesvoeding kregen.
Nu worden de curves aangepast met borstvoeding als norm. De nieuwe curves zijn bedoeld voor kinderen van nul tot 24 maanden en zijn gebaseerd op data van 50.000 kinderen, geboren tussen 1 januari 2006 en 31 december 2019. De steekproef is dus groter en ook de periode is ruimer. Het gaat om gegevens van eenlingen, die niet te vroeg geboren werden en die zes maanden uitsluitend borstvoeding kregen. Er is geen onderscheid in afkomst.
Hoewel borstvoeding een absolute meerwaarde heeft – dat wil ik benadrukken – moeten we toch ook opletten dat de teneur ten aanzien van flesvoeding niet te ver in de negatieve richting omslaat. Er zijn al heel veel debatten geweest over moeders, vaders, gezinnen die zich zorgen maken omdat borstvoeding om de een of andere reden niet lukt, of omdat ze het maar voor een beperkte periode kunnen of willen geven, of omdat er andere redenen zijn om het niet te doen. We moeten dus opletten dat we hun niet een soort schuldgevoel geven omdat hun kind onder of boven de curve zit omdat ze niet genoeg borstvoeding geven.
Onze fractie heeft daarover een aantal vragen, minister.
Waarom is er niet voor geopteerd om twee curves te maken, één curve voor kinderen die borstvoeding krijgen en een andere voor kinderen die flesvoeding krijgen? De steekproef en de periode zijn groot genoeg. Waarom heeft men dan toch een eengemaakte curve genomen?
Wanneer zal men van start gaan met het gebruik van de nieuwe curves?
Hoe worden baby’s op de nieuwe curve gescoord wanneer de moeder minder dan zes maanden borstvoeding geeft? Wordt dat dan meegenomen als element? Hoe wordt dat dan gecommuniceerd?
Hoe zullen moeders die geen borstvoeding kunnen of willen geven, ondersteund worden om de voeding zoveel mogelijk af te stemmen op de noden van de baby?
Mijn laatste vraag: hoe zal erop toegekeken worden dat moeders die geen borstvoeding geven, geen schuldgevoel krijgen, of een gevoel van falen, omdat ze afwijken van de curve, ten gevolge van een ander voedingspatroon?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega. Ik krijg net een sms’je van iemand die meeluistert, dat de baby van die persoon vanmorgen qua gewicht en lengte mooi op de curve zat, behalve het hoofdje dat groter is dan gemiddeld. Er zijn dus mensen die deze commissie volgen. Voilà, het is nuttig om dat te weten.
De nieuwe curves zijn geschikt voor het opvolgen van de groei van alle kinderen, ongeacht of een kindje borstvoeding of flesvoeding krijgt. Dat is in overeenstemming met het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie. Daar wordt er gewerkt met groeicurven die de groei weergeven onder optimale omstandigheden. In die context wordt het krijgen van borstvoeding als een van de factoren voor een optimale groei beschouwd.
De nieuwe groeicurves worden sinds 8 januari door Kind en Gezin gebruikt en worden sinds 22 januari ruimer verspreid naar alle zorgverleners, zoals huis-en kinderartsen, vroedvrouwen enzovoort. Alle zorgverleners krijgen de mogelijkheid om met de nieuwe curves te werken, indien ze dit wensen.
Op 15 februari is er een webinar, georganiseerd door het agentschap Opgroeien in samenwerking met de onderzoekers van de nieuwe groeicurven. Aan alle zorgverleners zullen de nieuwe curves en waar ze terug te vinden zijn, worden toegelicht. Vanaf dan zal ook het softwarepakket beschikbaar zijn om de nieuwe curves in te bouwen in het elektronisch dossier van de zorgverlener, indien gewenst.
Het is dus niet de bedoeling dat er met twee curves wordt gewerkt. Ik denk dat dat ook belangrijk is. Mensen moeten niet meteen in paniek slaan. U zei het zelf: het ene kindje ontwikkelt anders dan het andere. Er is een heel grote variatie. Ik vind de lijn vrij helder. Ik begrijp de reden waarom men borstvoeding als een van de factoren voor optimale groei beschouwt.
Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u hebt vooral op mijn eerste en tweede vraag geantwoord. Maar op mijn volgende vragen hebt u niet geantwoord, daarom zal ik ze dadelijk nog eens herhalen.
Nu, dat men zich baseert op de World Health Organization (WHO) voor de optimale omstandigheden, dat kan ik mij inbeelden. Ik denk dat het goed is dat we niet alleen een Vlaamse database hebben, maar dat we ze ook internationaal kunnen aftoetsen.
Nu, dat ze al van 8 januari in gebruik zijn, verbaast me een beetje. Ik stel vast dat men dat eigenlijk nog niet weet. Ook de communicatie naar ouders hierover is nog niet gebeurd, denk ik. Waarom haal ik dat aan? Gezinnen die al eerder kindjes hadden, stellen nu plots vast dat die curven er anders uitzien. Mensen zijn daar blijkbaar niet van op de hoogte. Het is niet onbelangrijk om dat mee te geven.
Mijn laatste vraag is hoogst relevant. Als een kindje gezond is en in optimale omstandigheden opgroeit, wil dat zeggen dat de ouders zich niet onnodig ongerust of gestigmatiseerd moeten voelen. Ik denk, en dat is de vraag die naar voor komt, dat de aandacht voor borstvoeding absoluut belangrijk is. Maar als het niet lukt, om eender welke reden, moeten mensen zich niet ongerust maken. Mensen denken dat hun kindje onder de curve zit omdat ze geen borstvoeding geven. Dan krijg je niet alleen een ongeruste mama en papa – die stress is zeker niet goed, zeker als die borstvoeding even niet lukt – en komt die stress er nog eens bij.
Mijn vraag blijft: hoe kunnen we die ongerustheid bij ouders – omdat de curve op borstvoeding, en dus op de optimale lijn is gebaseerd – wegnemen en ervoor zorgen dat het geen element wordt dat ouders verontrust, als een kindje deels al dan niet onder de curve zit, en de vraag dan is of dat misschien te wijten is aan flesvoeding. Dank u wel.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik vind het eigenlijk wel een heel goede zaak, minister, dat die curves naar borstvoedingscurves zijn gebracht. Vroeger was het vaak zo dat als ouders fulltime borstvoeding gaven, en daar treed ik collega Daniëls in bij, er veel ongerustheid was door het andere groeipatroon dat een kind op borstvoeding heeft. Het veroorzaakte ook indirect schuldgevoel. Er werd gezegd dat een kind niet genoeg bij kwam op borstvoeding. U doet teken van het omgekeerde, minister.
Maar vaak werd er gezegd aan de ene kant dat een kind niet genoeg bij kwam, en dan werd er gesupplementeerd. Ofwel werd er gezegd dat een kind te snel groeide op borstvoeding en dat het te vaak werd gevoed, wat dan weer de borstvoeding ondermijnde. Er was dus een gebrek aan kennis. Dat mis ik in uw vraagstelling.
U zegt: “Als het niet lukt … ” ‘Het lukt niet’ verbergt heel vaak een gebrek aan steun. Wij krijgen borstvoeding niet zomaar overal mee. Het is wel zo makkelijk als wandelen of fietsen, maar als je nog nooit iemand hebt zien fietsen moet je maar eens proberen om op de fiets te kruipen.
Waar ik u wel in bijtreed, is dat het goed zou zijn om aan ouders die flesvoeding, poedervoeding, geven, mee te geven wat daarvan de standaard groeicurves zijn, zodat zij zich inderdaad niet onnodig ongerust maken. Ik vind het goed dat borstvoeding, wat uiteindelijk toch de norm is voor mensen, ook als norm wordt gegeven. En dat daarbij niet wordt gezegd: “het is geen goed ouderschap als je het niet zo doet.”
Sterker, ik denk dat we algemeen – ook in de politiek – af moeten van het idee dat ouders perfect moeten zijn. De parentale burn-out is een idee dat de jongste jaren is opgekomen en waar ik heel graag van af zou geraken. Ouders hebben al genoeg op hun plank. Er zijn vandaag enorme eisen die aan onze ouders en onze grootouders niet werden gesteld. In het algemeen zou ik iedereen in de commissie willen oproepen om mee te werken aan het wat minder eisen stellen aan ouders, en ook om redelijke eisen te stellen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, wat ik niet wens, is dat er met twee curves gewerkt wordt. No way! Dat zou nog meer miserie geven, want dan komt de vraag waarom er twee curves zijn en of de ene minder goed is dan de andere. Ik kan me toch niet van de indruk ontdoen dat de samenstelling van de huidige kunstvoedingen dermate gemoduleerd is dat ze borstvoeding zoveel mogelijk benaderen. Ook het principe van voeden op vraag is belangrijk: er moet gevoed worden op het moment dat het kindje honger heeft. Dat wordt heel sterk geadviseerd door de diensten van Kind en Gezin.
Iedereen heeft zijn persoonlijk verhaal. Indertijd was ik ook van plan om borstvoeding te geven, maar na het twee uur geprobeerd te hebben, kreeg ik de raad om het niet te doen omdat het te veel werk was en ik daar te ongeduldig voor was. Ik kan me dus wel herkennen in de evolutie van het denken hierover. Nu wordt men daar op een heel andere manier over geïnformeerd.
Ik maakte daarnet een teken omdat jullie beiden een ander deel van het spectrum benadrukten. Collega Daniëls vroeg: “Wat als het kindje minder bijkomt bij kunstvoeding?” Collega Groothedde vroeg: “Wat als het niet goed gaat met borstvoeding doordat er bijvoorbeeld niet genoeg melk is?” Dat is allemaal mogelijk. Ik vind het echter goed dat er één regel is, een aangepaste regel waarbij borstvoeding mede de norm wordt.
Kind en Gezin informeert de mensen op basis van wetenschappelijke evidentie over het belang. Het is ook belangrijk dat mensen een goed geïnformeerde keuze kunnen maken. Kind en Gezin respecteert ook de keuze van de ouders – ik maak het nu weer van dichtbij mee als oma – en gaat er ook heel goed mee om als bepaalde zaken een beetje boven of een beetje onder de curve zitten. Laten we dat alsjeblieft zo houden!
Het is natuurlijk van belang dat de mensen goed geïnformeerd worden. Er komt ook een webinar. Ik denk eigenlijk dat dat wel goede zaken zijn. Ik wil zelf niet dat er gestigmatiseerd wordt in de ene of de andere richting en zou het liefst zien dat er gewerkt wordt met één curve.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat het laatste wat u gezegd hebt, eigenlijk het belangrijkste is: dat er geen stigmatisering is. Dat is de oproep die we wilden doen vanuit onze fractie. In de curve wordt – op basis van onderzoek, onder andere door de WHO – borstvoeding beschouwd als het optimale. Als mensen om eender welke reden toch kiezen voor of gedwongen worden tot flesvoeding of een combinatie van borstvoeding en flesvoeding, mag – en ik druk me nu wat kort door de bocht uit – niet gezegd worden “dat komt doordat u flesvoeding geeft”. Dat is waartoe ik wil oproepen.
Ten tweede zal er nu met die nieuwe curve opnieuw wat geëxperimenteerd moeten worden met de afwijkingen en de standaarddeviaties. Daarom mogen we ouders niet te snel ongerust maken, maar moeten we duiding geven. Vroeger had men dat goed in de vingers. Ik denk dat de communicatie over die nieuwe curve nog wel wat beter kan, ook naar ouders die nu een tweede of derde kindje hebben en die vroeger nog met andere curves hebben gewerkt. Zoals u zelf net hebt aangehaald, moet hetzelfde verhaal ook uitgerold worden naar huisartsen toe.
De vraag om uitleg is afgehandeld.