Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Collega’s, minister, op 18 januari van vorig jaar keurde de plenaire vergadering van dit parlement unaniem het voorstel van resolutie goed over de uitklaring van het begrip vervangingsinkomen in het kader van de uitzonderlijke schooltoeslag in het groeipakket en de uitsluiting van rechthebbenden van die schooltoeslag. In de resolutie vroeg het Vlaams Parlement aan de Vlaamse Regering om te onderzoeken of er, naast de categorieën die opgesomd zijn in artikel 39, §4, van het Groeipakketdecreet van 2018, nog andere categorieën van gezinnen zijn die zich in een tijdelijke situatie bevinden analoog aan deze die beoogd wordt door het betrokken artikel voor de toekenning van de uitzonderlijke schooltoeslag.
Ik heb daar dan een schriftelijke vraag over gesteld. Ik heb daar op 10 oktober een antwoord op gekregen. In het antwoord staat ook een hele analyse, die overgemaakt zou zijn aan de secretaris. Ik heb dat rapport gisteren nog eens specifiek naar alle collega’s van deze commissie doorgezonden. In de analyse staat men stil bij de situaties die niet onder de huidige opzet zijn begrepen en staat men stil bij de vraag of de oorspronkelijke doelstelling nog wenselijk is. Een aantal scenario’s worden door Opgroeien opgelijst.
In scenario 1 wordt voorgesteld de huidige toepassing te behouden. De regeling zoals die bij Onderwijs was, dus de uitzonderlijke toeslag, wordt voorbehouden voor specifieke inkomenscategorieën om fiscale optimalisatie te vermijden. Daardoor zou vermeden worden dat een inkomen uit beroep of pensioen dat fictief laag ligt, toch in aanmerking komt voor een uitzonderlijke toeslag.
In scenario 2 wordt er enkel gekeken naar de voorwaarde dat de inkomens lager of gelijk moeten zijn aan 10 procent van de maximuminkomensgrens. In dit scenario wordt ingegaan op de ki-test (kadastraal inkomen) vervat in artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 betreffende de selectieve participatietoelagen, dat overgenomen werd van de schooltoelage. In dit scenario wordt gesteld dat de ki-test niet volledig uitsluit dat het gezinsinkomen uitzonderlijk laag komt te liggen ten gevolge van fiscale optimalisaties. Men denkt daarbij aan inkomens als zelfstandige of vennootschappen waarin de onroerende goederen zijn opgenomen. De budgettaire impact van dit scenario wordt geraamd op 532.000 euro. Dit zou fundamenteel ingrijpen op de huidige werking van de uitzonderlijke schooltoeslag.
In scenario 3 wordt een gezinscategorie toegevoegd: inkomsten die voor minimaal 70 procent uit pensioenen bestaan. Dit staat naast de voorwaarde dat de totale inkomsten lager of gelijk zijn aan 10 procent van de maximuminkomensgrens in overeenstemming met het aantal punten van de gezinslast. Ook in dit scenario wordt verwezen naar de ki–test, die niet volledig uitsluit dat het pensioen uitzonderlijk laag komt te liggen ten gevolge van fiscale optimalisatie.
Ik heb die analyse gelezen. Ik heb die diverse keren moeten lezen om goed te begrijpen waarover het gaat. Ik heb geprobeerd dat samen te vatten, maar ik ben me ervan bewust dat dit voor veel mensen nog Chinees is. Sorry. Maar voor u, minister, zal dat zeker geen Chinees zijn.
Budgettair heeft het laatste scenario voor het schooljaar 2023-2022 een impact op slechts 27 rechthebbende leerlingen waarvan het totale gezinsinkomen minder dan 10 procent van de maximuminkomensgrens bedraagt en het pensioen minstens 70 procent van het gezinsinkomen uitmaakt. De totale budgettaire impact is 35.000 euro.
Minister, hebt u die analyse bestudeerd? Is er daarover al overleg geweest met de administratie? Welk scenario geniet uw voorkeur? Welke stappen wilt u hierrond nog ondernemen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega De Martelaer. Ik ben blij, na de begrotingsartikelen die ik daarnet heb geciteerd, dat u ook eens een wat meer technische uitleg geeft. Het wordt een boeiend verslag van deze commissievergadering.
Zonder een voorafname te willen doen op de richting die het parlement zou willen uitgaan wat dit betreft, wil ik wel vanuit mijn eigen perspectief een aantal aanknopingspunten meegeven.
Het gaat hier over mensen met heel lage inkomens, inkomens die eigenlijk zo laag zijn dat het niet mogelijk is om er langere tijd van te kunnen leven. Dat gaat ook over kinderen. Die kunnen elk steuntje in de rug gebruiken.
Als ik dan naar het decreet kijk, dan lees ik daarin dat de uitzonderlijke schooltoeslag als finaliteit heeft te voorzien in een toeslag in geval van een uitzonderlijke, tijdelijke omstandigheid. De categorieën benoemd in artikel 39, §4, van het Groeipakketdecreet hebben betrekking op uitzonderlijke omstandigheden die effectief aanleiding kunnen geven tot lage bedragen die onder de gestelde grenzen gaan. Het gaat dan over tijdelijke loondervingen in geval van vervangingsinkomsten of een precaire situatie, zoals een leefloon en een inkomensvervangende tegemoetkoming.
Deze categorieën krijgen een uitzonderlijke toeslag. Die ligt iets hoger dan de maximale schooltoeslag. Het bedrag varieert van 61,3 euro extra voor het basisonderwijs tot 179,27 euro voor het gewoon secundair onderwijs en 215,15 euro voor de derde graad tso of bso.
Om die gezinnen te bereiken via het systeem van de uitzonderlijke schooltoeslag vragen de scenario’s 2 en 3, die u hebt geschetst in een samenvattende versie, ook een aanzienlijke technische implementatie.
Als u het mij vraagt, dan moeten we naar andere instrumenten kijken om alle gezinnen, en gezinnen die het financieel moeilijker hebben in het bijzonder, tegemoet te komen. Voor mij is de sociale toeslag hét instrument bij uitstek om de meest precaire gezinnen te ondersteunen. Als ik mijn eigen zin zou mogen doen, dan zou ik die sociale toeslag nog gerichter inzetten naar de meest precaire doelgroep. We hebben daar deze legislatuur al stappen in gezet, maar mijns inziens kunnen we daar nog verder in gaan.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
De budgettaire impact van het laatste scenario was 3500 euro en niet 35.000 euro. Ik heb indertijd het voorstel van resolutie gemaakt naar aanleiding van een concrete casus van een mevrouw die ambtenaar was, vanwege ziekte op medisch pensioen werd gesteld en daardoor tot de conclusie kwam dat ze geen gebruik kon maken van die maatregel.
Als ambtenaar op pensioen, is een tijdelijke situatie, want op het moment dat die personen pensioengerechtigd zijn, gaan die op hun volledig pensioen. In de algemene inleiding van deze nota wordt verwezen naar deze situaties, maar in de scenario’s gebeurt er niets meer mee, net omdat dat een heel tijdelijk pensioen is en verschilt met een gewoon pensioen.
De analyse gaat heel sterk in op fiscale optimalisaties die mensen mogelijk zouden doen als ze zelfstandige zijn, waarbij ze hun inkomsten in een vennootschap steken en een manier vinden om bepaalde subsidies en premies te krijgen. Dat begrijp ik wel.
Men verwijst naar de kadastraalinkomentest. Ik denk dat iemand zoals die ambtenaar geen vennootschap heeft en niet aan fiscale optimalisatie doet. Ergens vind ik wel, op basis van het antwoord en de analyse, dat de opgenomen situaties van die enkele mensen niet gevat worden.
Ik merk wel dat er in de analyse sterk wordt ingegaan op die ki-test en de mogelijke fiscale optimalisaties, wat nooit bij de sociale toeslag gebeurt. Eigenlijk zou men ook, maar dat staat niet in deze vraagstelling, bij alle gezinnen die een sociale toeslag krijgen, niet alleen de ki-test, maar ook de vennootschapstest moeten doen, want daarover spreekt men nooit.
Minister, zou het niet zinvol zijn om naast de ki-test binnen het Groeipakket en de bijkomende toeslagen, ook de vennootschapstest in te voeren?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw De Martelaer komt terug op een kader van een voorstel van een resolutie dat ze eerder had gedaan rond het thema en waarbij wij allen hadden gevraagd om een analyse te maken. Nu blijkt dat het gaat om een beperkt aantal gevallen, maar met een heel precaire financiële situatie. Als je de problematiek wilt aanpakken, is de techniciteit heel groot.
Minister, hebt u zicht op welke gezinstypes die uitzonderlijke schooltoeslag krijgen of zouden bijkrijgen?
Mevrouw De Martelaer, u hebt toen in het voorstel van resolutie de toevoeging van een aantal categorieën gevraagd. We zijn bij de invoering van het Groeipakket principieel afgestapt van statuten en overgestapt naar de situatie van het reële inkomen om na te gaan of iemand al dan niet recht heeft op een bepaalde toeslag. Dan is de versterking van de sociale toeslag mogelijk wel een manier om niet alleen aan deze gezinnen tegemoet te kunnen komen, maar ook aan anderen met een heel laag inkomen.
Minister, hoe zou een verfijning van de sociale toeslag, waar u daarnet zelf al naar verwees, eruit kunnen zien om dit probleem op te lossen?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de aanvullende vragen. Eerst en vooral, de discussie is sowieso, collega De Martelaer, of een dergelijk pensioen tijdelijk is of niet. Die discussie valt sowieso weg als we dat via de sociale toeslag zouden regelen. Vandaar dat mijn hoofdwens is dat we die sociale toeslag in de toekomst ook nog kunnen versterken.
We hebben vandaag geen informatie dat er geprofiteerd wordt via vennootschappen. Als er daartoe indicaties zijn, willen we dat zeker onderzoeken. Maar als ik het goed begrijp, was uw vraag eigenlijk omgekeerd. Het was afgewezen bij mevrouw?
Er zijn bij de sociale toeslag wel misbruiken van mensen die een vennootschap hebben omdat in deze analyse heel sterk wordt ingegaan op die fiscale optimalisatie voor deze situatie, maar ook bij die sociale toeslag zou men dat eigenlijk mogen onderzoeken.
Dat kan zeker worden onderzocht. We hebben sowieso geen zicht op de doelgroep en dat is ook een vraag van collega Schryvers. Als we dat nader bekijken, stellen we vast dat er in deze categorie heel wat kinderen zitten met nul punten in de leefeenheid en met een gezinsinkomen gelijk aan nul. We denken dus dat dat kinderen zijn die geplaatst zijn in de voorziening. Dat zou kunnen.
Daarenboven zien we ook dat er heel wat kinderen zijn die het jaar nadien uit de zeer lage inkomstencategorie weg zijn. En dat zou kunnen wijzen op een administratieve oorzaak, met name dat er in het betrokken schooljaar geen zicht was op het gezinsinkomen. Als we dus echt zeker willen zijn dat we op inkomen werken, is het – en ik kom weer bij hetzelfde – mechanisme van die sociale toeslag interessanter om verder te verfijnen. Dat blijft mijn persoonlijke mening, maar daar is nog geen beslissing over genomen. Ik geef alleen maar mee dat ik denk dat we het best zo oplossen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik herhaal nog even: ik heb dit voorstel van resolutie indertijd ingediend op basis van één casus. Vermoedelijk zijn er nog een beperkt aantal mensen. We hebben daar samen met de meerderheid een unanieme resolutie voor goedgekeurd. Ik vraag me nu eigenlijk af hoe dat verder zal gaan. Wij hebben niet veel tijd meer. Wij hebben aan de Vlaamse Regering gevraagd om een analyse te doen, om iets uit te voeren. In het antwoord staat ook dat optie 3, die hier voorgesteld wordt, geen impact heeft op de gegevensstroom. Eigenlijk kan men dat wel vandaag mits enige wijziging in de regelgeving uitvoeren. Dus mijn vraag zou toch zijn om dit op te lossen in afwachting dat u het oplost via de sociale toeslag, om het scenario 3 uit te voeren, zodat er op die manier gevolg kan worden gegeven aan de uitvoering van deze resolutie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.