Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, de vraag was al ingediend voordat gisteren of in het weekend – ik weet het niet meer exact – ook nog wat nieuws kwam over het enthousiasme over het aantal nieuwe inschrijvingen voor dit academiejaar. Maar wij hebben toch wat breder uitgezoomd en we hebben toch nog een aantal vragen.
Ik denk dat we er allemaal van overtuigd zijn dat het vinden, opleiden en houden van voldoende mensen in de zorg misschien wel de belangrijkste opdracht is in de nabije toekomst in onze sector. Enerzijds zullen in de nabije en verdere toekomst de zorgnoden toenemen, anderzijds stromen binnen afzienbare tijd veel medewerkers uit richting hun welverdiende pensioen. De Vlaamse zorgambassadeur coördineert deze uitdaging en we lezen op de website van Flanders’ Care dat de actieplannen vruchten lijken af te werpen.
Om daar concreet zicht op te krijgen, zijn onze medewerkers en ikzelf in de Dataloepdatabank van Onderwijs Vlaanderen gedoken, met de focus op de bacheloropleiding verpleegkunde. Daar stellen wij vast dat het totaal aantal studenten in de opleiding, op basis van de inschrijvingscijfers bij het begin van het academiejaar, op het laagste niveau staat sinds het aantreden van de Vlaamse Regering. Met 7712 studenten doen we het ruim vijfhonderd studenten minder goed dan bij het begin van het academiejaar 2021-2022. Uiteraard roept dat algemeen al wat vragen op naar aanleiding van de communicatie gisteren, waarbij misschien vooral gefocust werd op de eerstejaarsstudenten.
Ook heel opvallend bij die cijfers is de daling bij de leeftijdsgroep die we doorgaans associëren met studenten. Bij de min 25-jarigen zien we op twee jaar tijd een daling met ruim 9 procent. De groep 30-plussers in de opleiding stijgt dan weer met 12,5 procent. Ondertussen is zowat één op de vijf studenten in opleiding een 30-plusser. Het is uiteraard super positief dat het inzetten op die zijinstromers, een keuze van deze regering, ook lijkt te werken. Daar moeten we allemaal blij om zijn, maar wanneer we achttienjarigen niet kunnen verleiden naar een verpleegkunde-opleiding, blijft dat ook wel problematisch. We hebben en-en nodig als we willen anticiperen op de noden op de werkvloer, vandaag maar vooral ook in de toekomst. Belangrijk hierbij is ook om te monitoren waar die zijinstroom vandaan komt. Mocht bijvoorbeeld blijken dat velen onder hen aan de slag zijn of waren als kindbegeleider – dat is maar bij wijze van voorbeeld –, dan creëren we daar een groei van de tekorten, en uiteraard is het dus wel van belang om dat te monitoren, niet om het tegen te houden, maar wel om de effecten alvast voor te bereiden.
Een andere opvallende vaststelling is dat de regionale verschillen heel duidelijk zijn, met een forse daling van circa 9 procent in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen, maar in Oost- en West-Vlaanderen lijkt dan de schade beperkt te zijn, al is er ook nog steeds sprake van een daling.
Vandaar heb ik op basis van deze algemene cijfers – en ik kijk uit naar uw toelichting richting die cijfers, maar ook richting de communicatie gisteren rond de instroom in het eerste jaar – de volgende vragen.
Kunt u de genoemde cijfers en tendensen bevestigen? Zo niet, hebt u andere cijfers om dat eventueel te corrigeren?
Hebt u zicht op de uitstroom gedurende de opleiding, zowel naar aantal als naar redenen? Dat is voor ons toch een zeer belangrijke vraag. Het is niet omdat iemand start in het eerste jaar, dat ze de opleiding ook afmaken. Hoeveel uitstroom is er, en evolueert die doorheen de tijd?
Volstaat de huidige studentenpopulatie, gesteld dat zij slagen, om de personeelsnoden op korte termijn, in de komende tien jaar, in te vullen?
Hoe kijkt u naar de vaststelling dat de verpleegkunde-opleiding relatief veel oudere studenten telt? Wordt het gegeven dat zij de facto een minder lange beroepsloopbaan zullen hebben, ingecalculeerd bij het berekenen van toekomstige personeelsinvullingen?
Hebt u er zicht op waar die zijinstromers vandaan komen en anticipeert u in dat opzicht ook ten aanzien van andere zorgberoepen of andere functies in de samenleving die daardoor misschien onder druk komen te staan?
Hoe zult u specifiek meer richting 18-jarigen, die momenteel hun studiekeuze maken, extra initiatieven nemen om die te verleiden om te gaan voor de bacheloropleiding verpleegkunde? Hoe kunt u de vierjarige bacheloropleiding aantrekkelijker maken?
Hoe kijkt u naar de regionale verschillen en hoe verklaart u ze? Wilt u ook daar specifiek regionale campagnes uitrollen in overleg met de Zorgambassadeur of de onderwijsinstellingen richting bijvoorbeeld Antwerpen en Vlaams-Brabant?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor deze batterij aan vragen, collega Vaneeckhout. Eerst en vooral wil ik meegeven dat de inschrijvingscijfers in het hoger onderwijs uiteraard gemonitord worden, in eerste instantie door de minister van Onderwijs. De enige officiële cijfers over opleidingen komen vanuit het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Ik heb dus geen eigen cijfers maar gebruik de cijfers die aangeleverd worden door de minister van Onderwijs.
Je kunt het aantal studenten op twee niveaus analyseren. Enerzijds is er uw analyse, waarbij wordt uitgegaan van het totaal aantal studenten dat ingeschreven is in de bacheloropleiding verpleegkunde. Anderzijds kan ook uitgegaan worden van het aantal starters ingeschreven in het eerste jaar van de bachelor verpleegkunde. Hier kan een onderscheid gemaakt worden tussen de studiestarters en de generatiestudenten.
Om die analyse te maken hebben we twee bronnen te onzer beschikking: Dataloep en de jaarlijkse oktobertelling van de hogescholenraad. Alle cijfers uit Dataloep voor het academiejaar 2023-2024 zijn uiteraard voorlopig, maar we hebben ze wel.
Laten we starten met het totaal aantal studenten in de bacheloropleiding, dus uw uitgangspunt, collega Vaneeckhout. De zorgambassadeur is daarover bevraagd naar aanleiding van uw communicatie. Zij gaf daarop heel sec de cijfers mee. In totaal zijn er 7712 studenten ingeschreven in de bacheloropleiding verpleegkunde. Dat zijn dus niet enkel de studiestarters.
De oktobertelling geeft aan dat 70 procent van de studenten verpleegkunde jonger is dan 25 jaar. Er is een algemene trend dat een aanzienlijk deel van de studenten binnen de zorgopleidingen ouder zijn dan 25 jaar, bijvoorbeeld bij voedings- en dieetkunde, logopedie en audiologie en vroedkunde.
Het totaal aantal studenten in de volledige opleiding verpleegkunde daalt inderdaad licht. De verklaring is echter vrij eenvoudig: dat is het gevolg van de daling bij de studiestarters in 2022, die natuurlijk gedurende vier jaar doorweegt op het totaal aantal studenten in de opleiding. Als je een jaar hebt met een dip, wordt die dip gedurende vier jaar meegesleurd. Dat is dus de reden waarom er nu 7712 studenten zijn.
Het is ook nuttig om te kijken naar het aantal starters ingeschreven in het eerste jaar van de bachelor verpleegkunde. Er zijn 1658 generatiestudenten gestart. Dat zijn studenten die zich in een bepaald academiejaar voor de eerste keer inschrijven met een diplomacontract voor een professioneel of academisch gerichte bachelor in het Vlaams hoger onderwijs. Voor het academiejaar 2022-2023 stonden er 1583 generatiestudenten geregistreerd. Dit betekent dat er ten opzichte van vorig academiejaar een stijging is van 4,74 procent van het aantal generatiestudenten in de opleiding verpleegkunde.
De Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) geeft aan dat er een stijging is van 5,99 procent – bijna 6 procent dus – van het aantal studiestarters in het academiejaar 2023-2024. Studiestarters zijn alle studenten die een nieuwe studie aanvangen. Dit omvat dus generatiestudenten en alle andere studenten die een nieuwe studie aanvatten nadat ze al iets anders deden. Volgens deze cijfers telde het academiejaar 2023-2024 2511 studiestarters in de bacheloropleiding verpleegkunde. Een jaar eerder waren dat er 2369.
Op basis van die cijfers kun je dus concluderen dat de instroom dit academiejaar in de lift – de lift omhoog – zit ten opzichte van vorig academiejaar. Je merkt dus dat studenten de weg vinden naar de professionele bachelor verpleegkunde.
Uw cijfers en de cijfers die de zorgambassadeur gecommuniceerd heeft, zijn dus perfect compatibel met elkaar. Ik meen trouwens gezien te hebben dat u geciteerd werd in het krantenartikel. Beide cijfers werden dus gecommuniceerd. Persoonlijk was ik gelukkig dat de focus eens lag op het positieve nieuws. Dat kan mensen ook aantrekken om mee te gaan in de flow om voor een opleiding verpleegkunde of een opleiding in de zorg te kiezen.
Uw tweede vraag ging over de uitstroom. Cijfers daarover kunnen we niet terugvinden in Dataloep of in de oktobertelling. Ik moet me daar dus over bevragen. Ik weet wel dat, binnen mijn bevoegdheid, het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) een onderzoek uitvoert naar de uitstroom van personeel. Collega Vaneeckhout, dat gaat dus niet over studenten maar over de uitstroom van personeel in de zorg- en welzijnssectoren. Via dat onderzoek willen we inzicht krijgen in de uitstroom van personeel en de beweegredenen daarvoor. Die resultaten kunnen interessant zijn met het oog op de ontwikkeling van nieuwe beleidsinitiatieven.
Uw derde vraag vind ik zeer interessant. De bacheloropleiding verpleegkunde duurt vier jaar. We moeten meer doen dan enkel inzetten op de instroom in die bacheloropleiding. We hebben elk talent nodig in de zorg- en welzijnssectoren. Daarom hebben we het actieplan (zij-)instroom in de zorg- en welzijnssector opgesteld, dat voor mij als leidraad dient en een soort bijbel is. We werken ook aan het bevorderen van de instroom en zijinstroom in andere opleidingen binnen het gehele zorg- en welzijnslandschap. We bekijken ook hoe we via ingrepen in de organisatie van de zorgverlening, innovatie en de verdeling van taken efficiëntieverhogingen kunnen bereiken. Zoals u weet, had ik heel graag gezien dat de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG) nog gewijzigd werd om mensen die iets onder de knie hebben meer verantwoordelijkheid te kunnen geven.
Zoals u weet, valt het verpleegkundig beroep ook onder de federale regelgeving inzake de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Op federaal niveau lopen nog altijd discussies over de hervorming van het verpleegkundig beroep en de verpleegkundige handelingen. Dat kan natuurlijk een belangrijke impact hebben op het kwaliteitsvol kunnen invullen van zorgnoden.
Zoals ik zei, geeft de oktobertelling aan dat 70 procent van de studenten jonger is dan 25 jaar. We zien een algemene trend dat een aanzienlijk deel binnen de zorgopleiding ouder is dan 25 jaar. Ik heb al enkele voorbeelden gegeven. De voorlopige cijfers uit Dataloep voor het academiejaar 2023-2024 nuanceren evenwel die leeftijdsverdeling. Dataloep geeft aan dat 85 procent van de studenten hoogstens 30 jaar oud is. 15 procent is bijgevolg ouder dan 30 jaar. Dit percentage ligt hoger dan het aantal ingeschreven studenten binnen alle professionele bachelors, waar het gemiddelde 6,5 procent is. Je ziet dus inderdaad dat iets oudere mensen – ik vind het opvallend dat 30 jaar al als oud wordt beschouwd – zich relatief gezien meer voor zo’n opleiding inschrijven.
Voor mij wijst de relatief grotere groep van iets oudere studenten binnen de bacheloropleiding verpleegkunde op het succes van onze zijinstroominitiatieven. Deze groep is meer dan nodig en hierop blijven inzetten is essentieel.
We hebben elk talent nodig. Daarom zetten we in op een grote verscheidenheid aan initiatieven die de aantrekkelijkheid van alle zorg- en welzijnsopleidingen moet verhogen: Care-er, kwalificerende opleidingstrajecten, #kiesvoordezorg, het structureel instroomkanaal, Week van de Zorg enzovoort.
Er zijn ook samenwerkingen met VDAB om mensen te laten instromen richting, zorg en er is een akkoord met de sociale partners om te werken met socio-culturele verenigingen en lokale besturen in het kader van de toeleiding van personen die verder af staan van de arbeidsmarkt, richting tewerkstelling in de zorg- en welzijnssectoren te leiden. Dat zijn de zogenoemde outreachende activiteiten. Het gaat hier om verenigingen waar armen het woord nemen, die gericht zijn op anderstaligen enzovoort. Het zijn dus verenigingen die in eerste instantie hun activiteiten niet richten op toeleiding naar de arbeidsmarkt, maar die het potentieel van hun klanten zien en hen de weg naar de zorg en welzijnssectoren tonen. Deze verenigingen en lokale besturen kunnen een premie krijgen als deze persoon inderdaad aan de slag gaat bij een zorg- of welzijnsvoorziening, of een opleiding volgt naar een zorgopleiding. Dat is denk ik zeer positief.
Ik heb geen verder overzicht over van waar de mensen komen. Ik zou eens moeten kijken of daar algemene cijfers over bestaan. In ieder geval hebben we die op het eerste gezicht niet gevonden.
In het kader van Care-er zetten we volop in op de herkenbaarheid van de opleidingen richting zorg en welzijn. Daarnaast willen we Care-er uitbouwen tot één omvattend toeleidingsplatform. Dit platform moet alle informatie capteren over openstaande vacatures en de bestaande opleidingsmogelijkheden binnen de zorgsector. Aanvullend wordt er binnen Care-er volop een communicatiestrategie ontwikkeld, met acties gericht naar specifieke doelgroepen. Dan is er ook nog de Week van de Zorg.
U vroeg het zelf, maar tot slot onderzoeken we ook mogelijkheden om de vierjarige bacheloropleiding verpleegkunde aantrekkelijker te maken door te stage te valoriseren en zetten we in op een kwalitatieve stages, onder meer door een stagecharter dat wordt uitgewerkt door de zorg- en welzijnsambassadeur.
De regionale verschillen in aantal inschrijvingen in de bacheloropleiding verpleegkunde tussen de provincies zijn relatief constant doorheen de tijd.
Daarnaast merken we vele inspanningen door de provincies zelf, maar ook door vele organisaties en onderwijsinstellingen zelf.
Met Care-er zetten we in op de overkoepelende branding en imago-opbouw. Elke provincie, stad en organisatie krijgt ook de promomaterialen ter beschikking en kan deze personaliseren.
Jongeren hebben een vrije studiekeuze. Men zegt dat die verschillen niet nieuw zijn en dat die er al veel langer waren. Toen ik enkele jaren geleden minister van Onderwijs was, ik spreek nu uit de losse pols, was het zo dat jongeren in West-Vlaanderen ervoor kozen om eerst de bacheloropleiding aan de hogeschool af te ronden en niet onmiddellijk naar een universitaire opleiding te gaan. Het kan zijn dat dat in andere provincies toch iets anders was. Ik heb ook begrepen dat die tendens ondertussen al gedeeltelijk gekeerd is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het waren inderdaad veel vragen, en ook ruime antwoorden. Ik kan u geruststellen, want ik ben ook geen 30 jaar meer. In dat opzicht leef ik dus met u mee, en heb ik hetzelfde gevoel.
Maar ik hoop dat u richting een verdere uitsplitsing van bijvoorbeeld die zijinstroom, inderdaad nog kunt kijken wat er eventueel nodig is. Laat ons duidelijk zijn: dat die zijinstroom stijgt is een heel goede zaak. Natuurlijk hopen we dat dat gecombineerd wordt met een stijging van het aantal generatiestudenten, want dat zou betekenen dat we structureel naar een groter aantal studenten verpleegkunde, en hopelijk afgestudeerde verpleegkundigen, kunnen evolueren.
Want dat is een beetje de bezorgdheid die ook bij mij vandaag blijft. Ik omarm zeker, en ben ook blij dat we positief nieuws zien, en dat het eindresultaat van onze vraagstelling en het werk van de regering er hopelijk toe kan leiden dat de instroom vanuit onderwijs richting verpleegkunde, groter wordt. Natuurlijk, als het totaal aantal studenten daalt, dan kan dat zijn omdat die dip van 2022 nog niet uit de cijfers is. Dat zullen we inderdaad de komende jaren zien. Maar dat betekent minstens ook dat de instroom dit jaar niet voor de uitstroom van de jaren ervoor compenseert, en dat we structureel dus toch nog met een dalende tendens lijken te kampen op langere termijn.
Dat is een beetje mijn bezorgdheid. Het zou natuurlijk willen zeggen dat de structurele instroom nog niet hoog genoeg is, maar dat er in die periode toch ook wel wat uitstroom is. Vandaar leg ik de nadruk op het stagecharter. We hebben het er vorige jaren ook over gehad en u verwijst er zelf naar. Welke opvolging doet u nog wat betreft de stagemisbruiken die er de voorbije jaren naar boven zijn gekomen? Ik kijk ook naar het onderwijs en zal de vraagstelling misschien nog opnemen richting minister Weyts. Maar ziet u nog werkpunten specifiek wat betreft stagemisbruik? Wordt dat opgevolgd? Worden cijfers verzameld over klachten en meldingen die binnenkomen? Is de meldingsprocedure al laagdrempeliger geworden?
Daarnaast verwijst u zelf naar het statuut van verpleegkundigen in opleiding en de vergoeding voor een vierde jaar stage. U weet dat dat voor onze fractie een zeer belangrijk item is. U zegt dat u hoopt dat dat eindelijk eens landt. Hebt u nog de ambitie om daar voor het einde van deze legislatuur concreet tot een akkoord te laten komen? Dit volgen we al drie jaar.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk een goede zaak wanneer er meer instroom is. Ik had een vraag, ook met betrekking tot het feit dat we ondertussen met het onderscheid zitten tussen enerzijds de basisverpleegkundige en anderzijds de algemeen verpleegkundige. Ik denk dat het wel belangrijk is dat we daar ook eens een impactanalyse van doen. Uiteindelijk zal die tweedeling wel impact hebben op de nood aan algemeen verpleegkundigen, nu die basisverpleegkundige ook minder verpleegkundige handelingen mag stellen.
Ik maak nog één kanttekening. We moeten ook opletten voor de uitstroom van verpleegkundigen, want dat is juist ook het probleem, dat we mensen uit de sector zien verdwijnen. Ze komen binnen langs de voordeur en gaan meteen ook weer naar buiten langs de achterdeur. Ik denk dat dat ook zeker een aandachtspunt is.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het zijn interessante vragen, ook om de cijfers van zeer nabij op te volgen. Het feit dat de opleiding van drie naar vier jaar is gegaan, heeft ook op studenten enige impact. De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) heeft er in het verleden voor gewaarschuwd dat studieduurverlenging de attractiviteit niet altijd verhoogt. Collega's, ik denk dat we daar niet blind voor moeten zijn. Dat is een eerste punt.
Ten tweede haalt collega Saeys aan dat we – en dat hebben we vanuit de N-VA-fractie in het verleden al regelmatig gebracht, minister –, als we een soort van A- en B-verpleegkundigen krijgen, zeker A-verpleegkundigen zullen krijgen. Maar wie wil de B-ploeg nog zijn? Dat is echt geen goed idee. Uw partij maakt ook deel uit van de Vivaldiregering, net zoals de partij van collega Saeys en collega Vaneeckhout, de vraagsteller hier. Ik denk dan dat we een gezamenlijke opdracht hebben. Uit de glimlach die ik zie bij collega Vaneeckhout, leid ik non-verbaal af dat hij die vraag wel steunt. Hij maakt zelfs een handgebaar daarbij. Hij knikt. Dat kan dus alleen maar goedkomen. (Gelach)
Een vraag die ik wel nog heb, en daar heb ik ook al een paar keer aandacht voor gevraagd, gaat over ‘project 600’ van VDAB. Ik vind dat een zeer goede manier om mensen die vooral in woonzorgcentra binnenkomen als zorgkundige, verzorgende, maar via die opleidingsweg als verpleegkundige afstuderen, te laten zijinstromen of voldoende te laten doorstromen. We hebben het er daarnet bij de kinderopvang ook al over gehad. Op welke manier zou dat project nog versterkt kunnen worden, om ook nog een alternatieve bron te hebben en niet alleen de reguliere opleiding waar deze vraagstelling over ging?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mensen toeleiden naar die zorgopleidingen is vanzelfsprekend heel belangrijk en daar zijn ook al heel wat verschillende actieplannen voor genomen. Dat blijft een zorg. Ik denk dat we die allemaal delen. We weten dat er heel veel mensen nodig zijn in de toekomst. We weten ook dat de uitstroom vanwege pensioneringen heel groot is in een bepaalde leeftijdscategorie. We weten dat de zogenaamde dubbele vergrijzing zorgt voor veel noden, en dan moeten we inderdaad zien dat we iedereen die ook maar geïnteresseerd is om in een zorgopleiding in te stappen, proberen toe te leiden. Dat gaat natuurlijk zowel over de generatiestudenten als over zijinstromers, hoe jong of hoe oud ze misschien ook zijn, want ik hoor hier inderdaad ook over 30 jaar spreken alsof dat oud is. Goed, ik laat het aan jullie over om te denken wat jullie daarover willen denken, maar ik denk er ook het mijne van.
Belangrijk is natuurlijk ook altijd dat we werken aan de beeldvorming van heel de sector. Dat is iets dat hier ook vaak aan bod komt. Ik zou dat ook terug willen naar voren schuiven en onderstrepen dat dat toch iets blijft van elke dag.
En dan, collega Vaneeckhout, vind ik het belangrijk dat je de interpretatie en de nuance die er in cijfers zit, meegeeft, en dat je doorheen een aantal cijfers doorkijkt, wanneer je cijfers interpreteert. Het is zoals in schoolomgevingen, denk ik. Je ziet ook heel vaak dat als er een geboortejaar met weinig geboortes is, je dat een aantal jaren meedraagt. Dat is hier ook zo. Soms heb je een bepaald jaar weinig instroom.
Minister, mijn bijkomende vraag is of diezelfde evolutie, zowel die van die mindere instroom in het vorige jaar als die van de stijging dan terug dit jaar, ook te zien is in andere zorgopleidingen want dan is het natuurlijk een goede evolutie dat we dat niet alleen zien in de opleiding verpleegkunde, maar ook in de andere zorgopleidingen. Want we hebben ze natuurlijk allemaal nodig.
Dat van die 30 jaar, heb ik zelfs niet gehoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de interesse en de bijkomende vragen. De oorsprong, zoals ik al zei, collega Vaneeckhout, voor die zijinstroom moet ik echt bekijken met Onderwijs. Ik moet me echt op onderwijscijfers gaan baseren, en die had ik hier nu niet.
Wat de stages betreft, zijn we echt heel intens aan de slag op een aantal vlakken: het stagecharter, de website met de verduidelijking van de vermelding, het plusakkoord met de sociale partners over de ondersteuning van de mentoren op de stageplaatsen enzovoort. Als u me dus vraagt of ik nog ambitie heb: het is evident dat ik ambitie heb.
Ik zou dat graag afronden, maar de reden waarom die 1000 euro iedere keer weer opgeslokt is door de Vlaamse overheid heeft te maken met het feit dat de werkgevers ook niet bereid waren om daarin tussen te komen en dat we daar dus nog geen akkoord over gevonden hebben. Ik wilde absoluut niet dat de studenten hiervan het slachtoffer zouden worden. Ik ben zeker gemotiveerd om dat ook af te ronden.
Collega Saeys, die impactanalyse staat gepland maar ik wil eerst zicht hebben op de volledige hervorming, en dat is natuurlijk nog niet helemaal duidelijk op federaal vlak. U hebt ook de communicatie gezien vandaag dat er zelfs naar het Grondwettelijk Hof gestapt wordt tegen de laatste herziening. Het is moeilijk om dan al een impactanalyse te maken.
Wat die studieduurverlenging van de bachelor verpleegkunde betreft, die is – ik ga al een tijdje mee – al gecommuniceerd in het jaar 2016. Men wist dat dat eraan kwam. Dat was ook om te voldoen aan een aantal Europese regels. Het is waar dat een studieduurverlenging niet altijd een positieve impact heeft, maar het is wat het is. We moesten het doen om euroconform te blijven. Vandaar dat we dat op een wijze gedaan hebben die ook maximaal tegemoet komt aan de studenten zelf, omdat we weten dat een aantal studenten toch nog een extra specialisatie volgden. Op die manier hebben we dat wat opgelost.
De projecten 600, collega Daniëls, hebben nu een nieuwe naam. Dat heet nu ‘opleidingsproject tot verpleegkundige’ en ik kan u met heel veel vreugde meedelen dat we daar op het laatste regeringsoverleg van 2023 extra 9 miljoen euro aan budget voor hebben uitgetrokken, net omdat die projecten zo waardevol zijn. Dat waren eenmalige middelen die ik kon gebruiken en waarvan ik de toelating heb gekregen om die in die extra opleidingen, die trouwens heel populair zijn, te investeren.
Dan, collega Schryvers, heb ik nog goed nieuws. Het is mijn topdagje vandaag. Behalve dat ik hier in de zetel lig, maar ook dat kan top zijn. Het aantal generatiestudenten in de gezondheidszorg, collega Schryvers, stijgt algemeen dit jaar – dat is dus een goede zaak – ook in logopedie, ook in vroedkunde, ook in voedings- en dieetkunde. Dat is op zich een positieve tendens die we moeten proberen vast te houden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank voor het aanvullende antwoord. Ik ben ook blij met dat laatste goede nieuws. Ik denk dat de tekorten in heel de sector groot zijn en dat alle extra instroom en stijgende inschrijvingscijfers alleen maar goed zijn. We kunnen alleen maar hopen dat die mensen ook een omkadering vinden, maar ook bij zichzelf de goesting vinden om die studies af te maken en het daarna op de werkvloer in de praktijk om te zetten.
Afsluitend wil ik u aanmoedigen om met de werkgevers een versnelling hoger te schakelen en duidelijk te maken dat, als zij aan de ene kant aan de alarmbel trekken omdat ze enorme tekorten hebben, ze aan de andere kant ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen als het gaat over die vergoeding voor dat vierde jaar. Want inderdaad, onder druk van of op vraag van Europa is die bacheloropleiding hervormd en hebben we nu op federaal niveau de eerste stappen gezet tot de hervorming rond de basisverpleegkunde. Ik deel de bezorgdheid van collega Daniëls dat we daarmee aan de slag moeten gaan en dat het tot een erkenning van alle verpleegkundigen moet blijven leiden, en tot het aantrekkelijk maken van die job voor iedereen.
Ik zeg niet dat u het slecht bedoelt, maar ik doe een oproep om hier zelf nooit meer te spreken over A- en B-verpleegkundigen. Het is een aanvoelen dat in de sector zelf leeft. Daar moeten we het antwoord op formuleren. Maar dan moeten we het zelf minstens niet nog gaan versterken, want die basisverpleegkundigen zullen we allemaal heel erg nodig hebben, zoals u zegt. Zij moeten bevoegd zijn om alle geneeskundige en verpleegkundige taken te doen waarvoor zij bekwaam zijn.
Voorzitter, er is een persoonlijk feit. Ik heb het woord A- en B-verpleegkundige niet gebruikt.
Ik zei het tegen de heer Daniëls. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
De vraag om uitleg is afgehandeld.