Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, alvast veel beterschap. Fijn dat u de inspanning doet om op deze manier de vragen te behandelen.
Ik heb een vraag in verband met de mentoren om personen toe te leiden naar een job in de kinderopvang. Al geruime tijd is duidelijk dat we binnen verschillende en diverse sectoren in Vlaanderen nood hebben aan extra personeel, en dat we moeite moeten doen om het personeel dat er is, te houden. Dat is ook het geval in de kinderopvang. Daarom ligt de focus op het behouden van het bestaand personeel, het vinden van extra personeel, en het laten instromen van bijvoorbeeld logistieke medewerkers om ondersteuning te bieden, die dan eventueel kunnen doorgroeien. De logistiek medewerkers zijn er niet alleen om de logistieke taken uit te voeren en om op die manier de kinderbegeleiders te ontlasten. Ze moeten ervoor zorgen dat die meer tijd hebben om met de kinderen te werken, en hun tijd te kunnen besteden aan de zorg, maar ze zijn er ook om als het mogelijk is op termijn door te stromen.
De zoektocht naar nieuw, bijkomend personeel is nog uitdagender. Daarom hebt u, minister, ingezet op mentoren die werkgevers in Brussel en Vlaanderen zullen ondersteunen. Ze organiseren stages en trajecten om mensen met interesse in een job als kinderbegeleider te stimuleren en te overtuigen om toch de stap te zetten. Bijkomend kunnen de logistieke medewerkers zich omscholen. Er worden dus vijftig mentoren ingezet om dat de realiseren.
Niet iedereen is even tevreden met de beslissing over de vijftig mentoren. Professor Vandenbroeck stelt dat het personeelstekort grotendeels komt door een te laag aanzien van de job. We moeten dus ook inzetten op het opkrikken van de opleidingsvereisten. Met de huidige keuze zouden die opleidingsvereisten volgens hem zakken. Bovendien stelt hij dat we moeten evolueren naar teams waarbij de kinderbegeleiders kunnen doorgroeien tot graduaten. Ik stel wel vragen bij deze uitlatingen, want op die manier doet hij zelf wel wat mee aan het naar beneden praten van deze opleiding en de jobs die de mensen vandaag doen. Doch dit terzijde. Ook een directrice secundair onderwijs was kritisch en stelt dat leerlingen van het deeltijds beroepsonderwijs pas na het behalen van hun diploma secundair onderwijs kunnen kiezen voor ‘kinderzorg’ als specialisatiejaar.
Minister, op welke manier zult u garanderen dat de inzet en toewijzing van deze vijftig mentoren evenredig zal gebeuren voor zowel groeps- als gezinsopvang, en dit in alle mogelijke vormen van organisatie, dus voor vzw’s, zelfstandigen enzovoort? We hebben immers overal mensen nodig. Vanuit de N-VA-fractie pleiten we er heel duidelijk voor dat we alle vormen van kinderopvang nodig hebben. Hebt u effectief te bereiken doelstellingen bepaald die deze groep mentoren moet realiseren, een soort van kritieke prestatie-indicatoren (KPI's)? Op welke manier kan een kinderopvanginitiatief een beroep doen op deze mentoren en worden de gevonden nieuwe personeelsleden toegewezen aan een bepaalde kinderopvang? Op welke termijn zullen deze mentoren aangenomen en ingezet worden? Zullen zij eerst nog een opleiding moeten volgen om de taken die zij krijgen toebedeeld, effectief te realiseren? Hoe staat u tegenover de opmerkingen inzake het opleidingsniveau, waarbij langs de ene kant een hoger niveau in de Vlaamse kwalificatiestructuur wordt gevraagd en anderzijds de vraag vanuit het onderwijs komt om het basisniveau te houden en de studieduur niet te verlengen?
Minister Crevits heeft het woord.
Eerst en vooral dank aan de voorzitter voor het begrip, en dat ik vanop afstand de commissie mag bijwonen. Mijn tong is niet kapot maar mijn rug heeft het zeer moeilijk op dit ogenblik. Ik zal mijn uiterste best doen om zo goed mogelijk te antwoorden, liggend met mijn benen in 90 gradenhouding. Uw fantasie kan dus ruim aan de slag gaan.
Collega Daniëls, om het aantal plaatsen in de kinderopvang te verhogen en de kindratio tegelijkertijd te verlagen, hebben we sowieso gekwalificeerde kinderbegeleiders nodig. U weet dat er een krapte op de arbeidsmarkt is. We moeten dus sowieso mensen aantrekken naar de sector. We weten dat we moeten inzetten op klassieke instroom maar ook op zijinstroom. Dat is de context waarbinnen we de projectsubsidie geven voor vijftig mentoren om kwalificerende trajecten in de groepsopvang te ondersteunen. Een mentor zal gemiddeld vijftien kwalificerende trajecten begeleiden. De subsidie bedraagt iets meer dan 4,7 miljoen euro op jaarbasis, en is voorzien voor een periode van twee jaar, met de mogelijkheid tot een verlenging van een jaar.
We baseren ons voor dit project op de ervaringen in de gezinsopvang waar we al langere tijd mentoren inzetten in het kader van kwalificerende trajecten. Daar zien we dat onthaalouders erin slagen om hun kwalificerend traject succesvol af te ronden dankzij de ondersteuning op maat die ze krijgen van een mentor. Deze subsidie loopt al sinds 2019 en blijft nog lopen.
Ook de inzichten van de ESF-projecten (Europees Sociaal Fonds) ‘Nieuwe krachten voor de kinderopvang’ nemen we mee.
De subsidie voor de nieuwe mentoren in de groepsopvang wordt toegekend aan de netwerkorganisatie Mentes. Uiterlijk op 15 februari van dit jaar moet het bestedingsplan ter goedkeuring worden voorgelegd aan onze administratie. Daar moeten een aantal zaken instaan. Ten eerste, de wijze waarop alle organisatoren met een vergunning voor groepsopvang van baby’s en peuters worden bereikt. U hoort het goed, allemaal. Twee: de wijze waarop mentoren ingezet worden. We houden er rekening mee dat elke voltijds equivalente mentor gemiddeld vijftien kwalificerende trajecten moet begeleiden. De resultaten van het project zullen dan worden beoordeeld aan de hand van een aantal indicatoren. Een: het aantal kinderbegeleiders dat ondersteund wordt door de mentoren; twee: het aantal kinderbegeleiders ingeschreven in een opleiding; drie: het aantal kinderbegeleiders dat gekwalificeerd is na de ondersteuning; vier: het aantal ingezette mentoren en hun kwalificatie; en vijf: het aantal ondersteuningsovereenkomsten met organisatoren.
Tussen een organisator groepsopvang die een ondersteuning wil door een mentor en Mentes, wordt ook zo’n ondersteuningsovereenkomst afgesloten. Daarin zitten dan ook een aantal elementen, onder andere de locatie waar de ondersteuning aangeboden wordt; ten tweede: het aantal kwalificerend trajecten dat wordt ondersteund; en ten derde: de contactgegevens van de aangestelde mentor. De termijn is asap, zo snel mogelijk.
Er is al heel wat expertise en materiaal ter beschikking voor mentoren, onder andere van de mentoren in de gezinsopvang die al expertise hebben opgebouwd sinds 2019, zoals ik al zei, en van die ESF-projecten. We hopen dat het daar om die reden heel snel kan gaan.
Wat uw vijfde vraag betreft, wijzigt het project de bestaande kwalificatievoorwaarden in de sector niet. In de groepsopvang kan er, per drie voltijds equivalente kinderbegeleiders met een kwalificatiebewijs, één kinderbegeleider niet gekwalificeerd instromen, telkens op niveau van de organisator. De voorwaarde is dat de niet-gekwalificeerde kinderbegeleider een bewijs heeft van actieve deelname aan een kwalificerend traject én dat deze kinderbegeleider specifiek ondersteund wordt op de werkplek.
Onze Toekomstwerf kinderopvang denkt na over meer differentiatie van de functies in de kinderopvang om zo langs de ene kant de pedagogische kwaliteit te versterken, maar anderzijds ook meer loopbaanperspectief in de kinderopvang te voorzien. Het is dus geen kwestie van of-of maar wel van en-en.
Naast de functie van kinderbegeleider, is er ook een sterke vraag om een profiel en een opleiding op niveau van graduaat uit te werken. U weet dat ik daar hevige fan van ben. Sterke kinderbegeleiders kunnen zo makkelijker op de werkplek op een haalbare manier doorgroeien. We denken dat ze ook minder snel gaan uitstromen. Ik kan u bij wijze van primeur en tot mijn grote vreugde meedelen dat het dossier tot opmaak van een beroepskwalificatie met als titel ‘educatief medewerker voor jonge kinderen’ op 11 januari, dus heel recent, ingediend werd bij het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS).
Dat gaat dus over die graduaatsopleiding. Het doet mij veel plezier dat we ook daarin vooruitgang boeken. Dan is er uiteraard ook de vraag vanuit de scholen om een basisniveau te behouden en ik begrijp dat eigenlijk heel goed, zeker vanuit de bekommernis om jongeren van bij de start voldoende te kunnen motiveren voor opleidingen in de zorg. Als we willen dat jongeren effectief in een zevende jaar kiezen voor kinderbegeleider, is het natuurlijk elementair dat ze voldoende ‘goesting’ hebben om ervoor te gaan. Dat kan maar als je in de onderliggende jaren genoeg aandacht kunt laten gaan naar zorg, zodat leerlingen daar ook al kennis kunnen mee maken. In het bijzonder voor het duaal onderwijs is dat een heel zwaar aandachtspunt. Als je het mij vraagt, zijn het aantal onderliggende studierichtingen vandaag wat beperkt. Er zijn daar weinig mogelijkheden. Wij zullen deze maand nog met de sector en de onderwijsverstrekkers samenzitten om dat probleem goed in perspectief te brengen en ook te kijken wat de mogelijkheden zijn.
Tot slot heb ik nog een persoonlijke bedenking. Ik was eigenlijk een beetje ongelukkig met de communicatie – dus u zult het mij hopelijk niet kwalijk nemen – van een paar experten die onmiddellijk iets wat we al doen in de gezinsopvang helemaal gaan neersabelen, daar grote conclusies uittrekken, alsof we daardoor de leegloop in de kinderopvang zullen organiseren, terwijl we net uit ervaring weten dat het zo goed is om op creatieve pistes in te zetten om extra profielen in de kinderopvang te kunnen aantrekken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw omvattende antwoord. Zelfs met uw benen in een hoek van 90 graden denk ik dat u een antwoord van 360 graden hebt gegeven. Ik wil nog een paar zaken toevoegen. Een: ik begin met uw afsluitende antwoord over die experten. Ik betreur dat ook. Ik betreur dat ook dat men dat neersabelt. Waarom? Omdat ik absoluut geloof in het idee dat mensen binnenkomen in de kinderopvang, misschien als logistiek medewerker of op een andere manier, niet-gekwalificeerd, de smaak te pakken krijgen en zo gekwalificeerd worden in de kinderopvang. Ik denk dat we dat moeten aanmoedigen.
Dat is een en twee: we moeten opletten met wat ik de kwaliteitsdrift noem. En begrijp me niet verkeerd, kwaliteit is absoluut cruciaal, maar we mogen niet doen alsof diegene die vandaag in onze kinderopvang werken en die uit de vroegere richtingen verzorging komen, het allemaal niet goed zouden doen, en dat je een graduaat of een bachelor of nog beter een master zou moeten hebben om goed met kinderen in een kinderopvang om te gaan. Ik wil dat echt heel expliciet tegenspreken omdat ik vandaag op de vloer, in de gezinsopvang, in de groepsopvang, heel mooie projecten zie die het fantastisch goed doen. En die mensen hebben niet noodzakelijk een graduaat of een bachelor. Ik wil er toch voor waarschuwen, minister. Als u met de sector gaat samenzitten – want dat graduaatsprofiel is opgesteld –, moet u uitkijken dat er geen drift ontstaat waarbij gezegd wordt dat alles wat beroeps- of technisch onderwijs is, allemaal niet goed is. Dat zou ons wel eens kunnen brengen tot meer tekorten.
Ik heb een aantal punctuele vragen bij uw antwoord. 4,7 miljoen, als ik het uitreken, vijftig mentoren, en elk 15 gekwalificeerde trajecten. Dat zijn 750 personen die dat per jaar krijgen, als ik het goed begrepen heb, en die 4,7 miljoen is ook per jaar. Als je dat dan deelt, is dat toch niet zo heel goedkoop, of ben ik daar mis? Is dat budget over meerdere jaren, en mogen die 750 personen dan ook maar het aantal jaren doen dat het project loopt? Dat is een eerste concrete vraag.
Een tweede concrete vraag gaat over uw uitspraak dat de kwalificerende trajecten met mentoren blijven lopen in de gezinsopvang. Ik denk dat dat fijn is, maar welk bedrag staat daar tegenover? Wat is de verhouding daar? Want het voorstel dat u doet van vijftig mentoren is enkel voor de groepsopvang.
Een derde concrete vraag gaat erover dat Mentes de ondersteuning ondertussen al doet. Zijn dat vijftig extra mensen die erbij komen? Of zijn dat bestaande mensen die dan extra worden gefinancierd of gesubsidieerd? U zei dat de eerste taak ondersteuning is. Mentes moet vandaag natuurlijk al ondersteunen. Is het dan een aparte ploeg die die ondersteuning apart zal doen? Hoe moet ik die ondersteuning juist begrijpen? Is dat dan gewoon in de kinderopvang? Of is het enkel en alleen de vijftig voor ondersteuning in het kader van een kwalificerend traject?
Dan heb ik nog een laatste vraag. In de doelstellingen die gehaald worden, of gehaald moeten worden, is wat mij betreft het voornaamste het aantal mensen dat afstudeert van een kwalificerend traject, want dat wil zeggen dat we er extra mensen bij krijgen die ervoor nog niet gekwalificeerd waren. Zit er een verhouding tussen de vijf criteria die u gegeven hebt, of zijn die allemaal even sterk?
Sorry, ik gooi er nog een laatste vraag tussen want ik had ze hier opgeschreven. Het gaat over die ondersteuningsovereenkomst. U weet dat ik heel kritisch ben over extra papier in de kinderopvang. Hoe moeten we ons die ondersteuningsovereenkomst inbeelden? Is dat één A4 waar een aantal afspraken op staan, of is dat opnieuw met dossiers die ingediend en nagekeken moeten worden, overeenkomst, opvolging, actieplannen, evaluatie? Want dan is dat natuurlijk een extra opgave voor de opvang. Dank u wel voor uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Daniëls. Wat betreft de precieze cijfers en de verhouding met de gezinsopvang, stel ik voor dat je daar eens een schriftelijke vraag over stelt, dan kunnen we dat ook netjes naast elkaar zetten. Want ik heb die verhouding met hoeveel één overeenkomst kost en wat erachter zit, hier nu niet bij me.
De reden dat we samenzitten met de sector, is net om de studie in het secundair onderwijs aantrekkelijk genoeg te houden. Dus het is eigenlijk het omgekeerde van wat uw vrees is. Het gaat er niet over dat we willen dat het bachelors zijn. Neen, ik deel eigenlijk de zorg van het technisch- en beroepsonderwijs dat de onderliggende studierichtingen, om nadien te kiezen voor een opleiding in de kinderopvang, vandaag weinig perspectief bieden. Dat hoor ik uit diverse kanalen. We moeten daar toch oppassen dat mensen er niet meer voor kiezen, omdat ze net richting eindejaar, in het secundair onderwijs, te weinig de kans krijgen om effectief te proeven van wat het inhoudt om bijvoorbeeld in de kinderopvang te werken.
Wat betreft uw vraag rond de mentoren: de mentoren zijn extra en worden door Mentes toegeleid naar organisatoren, en die willen we dan inzetten op gekwalificeerde trajecten. Mentes is dus eigenlijk de tussenschakel. Het goede is dat de taak afgebakend is, en dat die mensen rechtstreeks toegeleid worden naar de organisatoren.
En dan is er die ondersteuningsovereenkomst. Die is heel eenvoudig, maar het is van belang dat die er is om de taakafscheiding toch ook heel helder te zetten. Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Oké, die schriftelijke vraag zal ik dan ook indienen, minister. Ik denk dat we dezelfde bekommernis hebben wat betreft de opleiding vandaag in het tso en het bso. In uw vroegere hoedanigheid als minister van Onderwijs, zijn er in de matrix een aantal studierichtingen, voornamelijk in de verzorging, samengebracht. Die zijn generalistischer gemaakt. Ik hoor u graag zeggen dat we toch eens moeten kijken of ze niet te generalistisch gemaakt zijn. Ik denk dat dat het onderzoek zeker waard is, en dat het misschien ook voor de onderwijsverstrekkers die de leerplannen maken, een goede zaak is om te kijken om de verschillende sectoren in de zorg voldoende aan bod te laten komen.
Maar dan kom ik wel bij iets belangrijks, en dat zijn die beroepskwalificaties. Ik stel in de zorg vast dat de sectoren die beroepskwalificaties zelf hebben opgesteld. Maar als ik dan zie hoe simpelweg iemand eten geven, opgesplitst is tussen wie dat wel en niet mag, dan strekt dat er niet toe dat mensen initiatieven kunnen nemen, en dat het gevoel er is dat iemand bekwaam is om dingen te doen. Daar moeten we dus denk ik absoluut over waken.
Een laatste punt: Mentes komt nu inderdaad op dat kruispunt. Ik geef nog mee dat we in de onderzoekscommissie vaststellen dat men niet altijd de nodige ondersteuning ondervond op de vloer, ook al kan het goedbedoeld zijn, vanuit Mentes. Ik wil daar toch oproepen, omdat die mentoren effectief aan de slag gaan, om die kwalificerende trajecten echt te realiseren. Dat is denk ik de manier waarop we mensen kunnen aantrekken die nog geen kwalificatie hebben, en op die manier kan de logistieke medewerker die is ingeschreven de smaak te pakken krijgen. Ik denk dat dat de ideale manier is om personeel aan te trekken en te laten doorgroeien. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.