Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het eerste advies van het Vlaams Mensenrechteninstituut over de persoonsvolgende financiering
Verslag
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega’s, op 15 maart 2023 ging het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) van start. Wij zijn hier ook allemaal erg betrokken geweest bij de voorbereiding en de opbouw van dat Vlaams Mensenrechteninstituut. Dat is niet altijd evident verlopen, maar het is er. Het VMRI beschermt en bevordert als onafhankelijk instituut de mensenrechten in Vlaanderen. De instelling ijvert voor gelijke kansen voor alle burgers en maakt beleidsmakers en bevolking meer vertrouwd met de mensenrechten.
Op 22 december vorig jaar bracht het Vlaams Mensenrechteninstituut een eerste advies uit. Dat ging over het persoonsvolgend budget voor personen met een handicap. Het VMRI is in zijn advies erg scherp voor de manier waarop het persoonsvolgend budget voor mensen met een handicap toegepast wordt.
In 2009 ratificeerde Vlaanderen het verdrag van 13 december 2006 van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Om dat te verwezenlijken, werd in Vlaanderen het persoonsvolgend budget ingevoerd voor meerderjarige personen die door hun handicap nood hebben aan intensieve of frequente ondersteuning.
In het kader van zijn opdracht tot bevordering, bescherming en opvolging van het VN-verdrag, benadrukt het Vlaams Mensenrechteninstituut dat de huidige wachtlijsten ontoelaatbaar zijn en dat het wegwerken van de wachtlijsten via het effectief en snel ter beschikking stellen van het persoonsvolgend budget binnen het huidige kader noodzakelijk is om het recht op zelfstandig wonen en het recht om deel uit te maken van de maatschappij, te verwezenlijken, zoals gewaarborgd wordt in artikel 19 van het VN-verdrag.
Het Vlaams Mensenrechteninstituut dringt er in zijn advies ten eerste op aan dat de Vlaamse Regering de nodige budgetten ter beschikking stelt om de wachtlijsten weg te werken via het financieringsmechanisme dat de meeste rechtszekerheid biedt. Ten tweede vraagt het Vlaams Mensenrechteninstituut de Vlaamse overheid om de aanvragers meer rechtszekerheid te bieden door hen bij de toewijzing van het persoonsvolgend budget het tijdstip mee te delen waarop het budget ter beschikking zal worden gesteld.
En ten derde stelt het VMRI dat bij aanpassingen aan de regelgeving die een invloed hebben op de hoogte van het persoonsvolgend budget dat ter beschikking wordt gesteld, een grondige vergelijking noodzakelijk is tussen het beschermingsniveau van de oude en de nieuwe norm. Die vergelijking dient rekening te houden met de gehele groep van personen die geraakt worden door de regelgeving en met alle relevante bepalingen van de regelgeving. Zij dient vooraf te gaan aan het aannemen van nieuw beleid en transparant ter beschikking te worden gesteld aan relevante stakeholders en het ruime publiek. Het verzamelen van consistente kwantitatieve en kwalitatieve gegevens is daarbij essentieel. Zodoende kan de precieze impact van het voorgestelde beleid vooraf duidelijk worden bepaald en kan ook toezicht op de naleving van de ter zake geldende internationale verplichtingen beter worden uitgeoefend. Wat de reeds uitgevoerde aanpassingen betreft, beveelt het Vlaams Mensenrechteninstituut aan om die vergelijking alsnog uit te voeren en daarover transparant te communiceren.
Dat waren dus drie subadviezen in het grote advies dat het Vlaams Mensenrechteninstituut heeft gegeven. Het VMRI stelt dat het beschermingsniveau dat aan personen met een handicap moet worden gegarandeerd, sterk achteruit gaat met het huidige gevoerde beleid. Op welke manier zult u in functie van de geleverde adviezen uw beleid deze legislatuur bijsturen?
De heer Anaf heeft het woord.
Zoals collega De Martelaer al ingeleid heeft, is het eerste advies van het VMRI meteen een straf advies over de persoonsvolgende financiering en de wachtlijsten. Het VMRI toont zich teleurgesteld in de stilstand die er sinds de invoering van de persoonsvolgende financiering is, met de gekende wachtlijsten die amper bewegen en rechten die door besparingen en experimenten zoals deelbudgetten geleidelijk uitgehold worden. Daardoor riskeert de Vlaamse overheid volgens het VMRI in gebreke te blijven inzake het realiseren van de rechten van personen met een handicap die België en al zijn deelstaten hebben geratificeerd via de VN-conventie inzake de rechten van personen met een handicap. Daarnaast waarschuwt het VMRI voor een schending van artikel 23 van de Grondwet, ofwel het standstillprincipe. Dat was zowaar visionair van het VMRI, want het advies dateert van eind december en vorige week was het al van dat: de Raad van State heeft, op basis van datzelfde artikel 23 van de Grondwet, Mozaïek 5 geschorst.
Het VMRI geeft in zijn eerste advies dan ook drie stevige aanbevelingen. Ten eerste moeten de nodige budgetten ter beschikking worden gesteld om de wachtlijsten weg te werken en het principe van de wachtlijst zelf in vraag te stellen. Het VMRI suggereert een open-endregeling met mechanismen om budgetontsporingen tegen te gaan. Daarnaast vraagt het VMRI om aanvragers bij het moment van de aanvraag een tijdstip te geven waarop bij een gunstige beslissing het budget ter beschikking zal worden gesteld. Nu krijgen mensen een brief waarin aangegeven wordt op welk budget ze recht hebben, maar hebben ze geen idee wanneer het effectief zover zal zijn. En tot slot vraagt het VMRI dat aanpassingen van het beschermingsniveau van het persoonsvolgend budget niet langer lukraak of bij wijze van experiment ingevoerd worden, maar dat er een grondige vergelijking gebeurt en dat daar ook transparant over gecommuniceerd wordt, want volgens het VMRI is dat vandaag niet het geval.
Gaat u akkoord met de eerste aanbeveling dat er eerst naar een soort open-endregeling of meerjareninvesteringsplan moet worden toegewerkt? Dat kan bijvoorbeeld door een groeinorm zoals die federaal bestaat, zodat personen met een handicap op een zo snel mogelijke termijn het zorgbudget krijgen waar ze volgens de procedure recht op hebben.
Hoe staat u tegenover het idee om een timing van toekenning van een budget te geven bij het indienen of succesvol doorlopen van een aanvraag voor een persoonsvolgend budget, zodat mensen meteen weten hoelang ze zullen moeten wachten?
Zult u gevolg geven aan de vraag van het VMRI omtrent het beschermingsniveau? Zult u dan ook het experiment met de deelbudgetten stopzetten, en de betrokkenen een volledig persoonsvolgend budget toekennen?
Zult u op transparante wijze bekendmaken hoe de hoogte van de persoonsvolgende budgetten is geëvolueerd door de verschillende hervormingen die er de laatste jaren zijn geweest, zodat het voor mensen op de wachtlijsten ook duidelijk is wat het verschil is tussen wat er hun volgens de procedure is beloofd en wat ze uiteindelijk ooit zullen ontvangen?
Ik heb het al vaker gezegd: momenteel is er in de Vlaamse meerjarenbegroting bij ongewijzigd beleid 0 euro voorzien in de komende jaren voor het wegwerken van de wachtlijsten. Zonder extra investeringen is er vanaf volgend jaar zelfs geen extra geld meer om de automatische toekenningen te financieren, laat staan om prioriteitengroep 1 budgetten toe te kennen. Zult u in deze legislatuur daar nog een oplossing voor uitwerken, of wordt dat naar de volgende legislatuur doorgestuurd?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Het advies van het VMRI is inderdaad een bijzonder advies. Het moet mij toch van het hart dat ik het een beetje vreemd vind dat men alleen naar het persoonsvolgend budget verwijst als het instrument om participatie van personen met een handicap te realiseren. Dat is het eerste wat mij een beetje verrast aan dit advies, omdat artikel 4 van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in punt c stelt dat staten verplicht zijn om bij al hun beleid en programma’s rekenschap te geven van de bescherming en bevordering van de mensenrechten van personen met een handicap. De doelstelling van dat verdrag hangt dus onlosmakelijk samen met het beschikbaar en toegankelijk zijn van alle reguliere systemen voor personen met een handicap. Denk dan bijvoorbeeld aan het openbaar vervoer, de openbare ruimte, onderwijs, tewerkstelling, huisvesting en het voorzien van vervangingsinkomens. Dat betekent eigenlijk dat dat tentakels heeft naar alle beleidsdomeinen.
In het advies krijg ik de indruk dat enkel het wegwerken van de wachtlijsten, en dus het toekennen van extra persoonsvolgende budgetten voor handicapspecifieke zorg, alles zal oplossen. Collega De Martelaer, ik verwijs daarbij naar onze gedachtewisseling van vorige week, waarbij mensen zich afvroegen wat je met een zorgbudget bent als je geen assistenten hebt. Centen alleen lossen de zaken dus niet op. Dat het over veel meer gaat dan geld alleen, is een algemene appreciatie die ik toch even wil meegeven.
Collega De Martelaer, ik lees nergens in het advies dat er een sterke achteruitgang is van het beschermingsniveau. Het VMRI benadrukt vooral de noodzaak om ook aan de mensen die nog op het budget wachten, een perspectief te bieden. Ik kan dat absoluut begrijpen. Mijn administratie en het raadgevend comité van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) werken volop aan de opmaak van die meerjarenanalyse, met inbegrip van die financiële scenario’s. Ze werken ook aan het inhoudelijke reflectiedocument voor de komende beleidsperiode. Dat gebeurde tijdens de vorige legislatuur, en dat zal tijdens deze legislatuur opnieuw gebeuren. Ik wil samen met het VAPH en de stakeholders bekijken hoeveel budget er nodig is om de huidige wachtlijst weg te werken, en hoe we ervoor kunnen zorgen dat die niet opnieuw aangroeit. Sowieso zal daar een aanzienlijk budget voor nodig zijn. Dat weten we.
Au fond ben ik zeker voor prioriteitengroep 1 wel fan van een open-endregeling of een soort meerjareninvesteringsplan, of hoe je dat ook kunt noemen, omdat we echt wel naar dat eerlijk en concreet perspectief moeten evolueren. Ik wil wel meegeven dat ik heb gezegd dat er een perspectiefplan komt. Dat is een ambitieus en realistisch plan om te bekijken wat er nog nodig is. Als ik kijk naar de middelen die deze regering bij de start van de beleidsperiode recurrent heeft vrijgemaakt, en ik zie wat het effectief is geworden, dan kan ik alleen maar zeggen dat we honderden miljoenen euro’s meer hebben vrijgemaakt dan datgene dat aanvankelijk was beloofd bij het begin van de beleidsperiode.
Op basis van de oefening die nog zal worden gemaakt, kunnen we daar ook een discussie over voeren. We moeten bekijken of het beleid op een of andere wijze moet worden bijgestuurd. Ik heb jullie beloofd – en ik houd mij daaraan – dat we die analyse hier eens grondig kunnen bespreken eens die er is. Maar het zal de volgende regering zijn die daarover zal moeten beslissen, hoeveel extra recurrente budgetten er bijkomen in de volgende periode.
Tot slot wil ik nog meegeven dat de invoering van de persoonsvolgende financiering, en de correcties die zijn doorgevoerd die ik ook in mijn antwoorden meegaf, recent door de medewerker naast mij en de beleidsmedewerkers van het VAPH uitgebreid zijn toegelicht en besproken met de medewerkers van het VMRI. Naar aanleiding van het publiceren van het advies heb ik de leidend ambtenaar van het VAPH gevraagd om het VMRI opnieuw uit te nodigen, en het advies in detail te bespreken. Voor mij is het van belang dat we elkaar goed begrijpen, en dat we de wederzijdse inzichten mee kunnen nemen, ook hun inzichten, in de opmaak van onze meerjarenanalyse en het reflectiedocument. We moeten blijven praten met elkaar. Ik vind het elementair dat we ook met het VMRI verder in dialoog gaan over dat punt.
Ik heb gevraagd dat men probeert zo snel mogelijk tot dat globale perspectiefplan te komen, maar ik wil wel meegeven dat wij vandaag ook al maximale transparantie geven op basis van een aantal investeringsvolumes. Op de website van het VAPH wordt ook voor elke van de prioriteringsgroepen heel duidelijk vermeld welke datum van aanvraag bovenaan staat om als eerste een persoonsvolgend budget ter beschikking te krijgen. Op basis van die informatie kun je in principe ook afleiden hoe lang de wachttijd is. Voor prioriteitengroep 1 is dat maximaal achttien maanden. Voor prioriteitengroep 2 is dat uiteraard een heel stuk langer. Sowieso is het van belang dat we de discussie daarover nog kunnen voeren.
Het ter beschikking stellen van deelbudgetten aan de wachtenden in prioriteitengroep 2 is een project waaraan ook een begeleidend onderzoek is gekoppeld. Ik heb dat vorige week ook gezegd, denk ik. We hebben daar toen uitgebreid over gesproken in de plenaire vergadering. Voor mij is dat wetenschappelijk onderzoek van belang. Ik verwacht de resultaten daarvan eind deze maand. We kunnen daar dan ook nog over spreken.
Wat de juridische procedures over de inzet van deelbudgetten betreft, kan ik u wel meedelen dat de arbeidsrechtbanken op dit ogenblik elke casus individueel bekijken. Dat betekent dat er vonnissen in de twee richtingen zijn. Recent heeft de arbeidsrechtbank van Gent, afdeling Brugge bij vonnis van 27 december 2023 het VAPH in het gelijk gesteld wat de toekenning van een deelbudget betreft. Ik heb daar niets over gelezen in de kranten. De arbeidsrechter heeft de redenering van de arbeidsrechter in Antwerpen niet toegepast en komt tot een andere conclusie. De rechter verwijst ook naar de recente cassatierechtspraak rond correctiefase 2 wat de toepassing van het standstillbeginsel betreft. Men zegt dat de standstill moet worden beoordeeld op basis van een vergelijking van de relevante regelgevende bepalingen van de nieuwe en de voorgaande wetgeving en niet op basis van individuele beslissingen genomen ten aanzien van de persoon. Door de vernietiging van het deelbudget wordt de betrokkene opnieuw in een minder gunstige situatie geplaatst. Een volledige terbeschikkingstelling is geen evidentie, want die doorbreekt de volgorde in de wachtlijst en heeft gevolgen voor andere wachtenden. De rechter gaat dus zelfs de gevolgen voor de overige wachtenden mee in rekening brengen. Ik ben hier gewoon de redenering van de rechter aan het geven.
Op basis van die vaststelling wijst de rechtbank in Brugge de vordering van de eiser af als ongegrond. Volgens de rechter komt de Vlaamse overheid ook tegemoet aan haar verplichting om een groeipad uit te werken. Er wordt gewerkt aan het wegwerken van de wachtlijsten in prioriteitengroep 1. Bijkomend zijn er extra middelen toegekend voor prioriteitengroep 2. Daaruit kan worden afgeleid dat het budget voor de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg globaal stijgt. Dus, zegt men, de Vlaamse overheid werkt niet onwettig als ze via deelbudgetten middelen ter beschikking stelt. Die terbeschikkingstelling van deelbudgetten heeft niet tot gevolg dat het andere deel van het budget niet meer als toegewezen geldt. De rechter oordeelt bovendien dat de terbeschikkingstelling van een deelbudget een aanzienlijke vooruitgang betekent voor de eiser.
Ik weet dat slecht nieuws altijd sneller de voorpagina haalt dan goed nieuws, maar ik vind het van belang om hier ook een positieve beslissing mee te geven.
Nog volgens de rechter is het zeer duidelijk dat het proefproject gepaard is gegaan met de toekenning van een extra budget van 20 miljoen euro, wat significant meer is dan wat in de voorgaande jaren was geïnvesteerd. Het budget is bovendien verspreid over meer mensen, waardoor er meer mensen baat hadden bij de beleidskeuze. Laat nu dat natuurlijk een van de redenen zijn waarom we die keuze hebben gemaakt.
Dan zijn er de vragen over de correctiefase. De aanpassingen aan de regelgeving waarop wordt gedoeld, met name correctiefase 2 en de aanpassingen aan de budgetcategorieën voor de wachtenden bij de terbeschikkingstelling van hun budget, zijn aanpassingen – ik zeg het uitentreuren – die het rechttrekken van historische ongelijkheden tot doel hadden. We hebben daar vorige week een hele gedachtewisseling over gehad. Ik ga dat dus niet allemaal opnieuw herhalen. Ik denk dat er toen vijf of zes parlementsleden vooraan stonden. We hebben dat vorige vrijdag binnen de regering ook opgelost, zowel voor het verleden als voor de toekomst. Dat moet nu natuurlijk nog praktisch worden geïmplementeerd. Voor de toekomst is dat gemakkelijk. Dat is gewoon budget bijgeven. Wat het verleden betreft, moeten we eens bekijken hoe we maximaal mensen hun rechten kunnen respecteren. Maar in de budgetten is wel volledig voorzien, dus om alles te kunnen uitkeren aan de mensen.
Als er aanpassingen aan de budgetcategorieën van de wachtenden zijn doorgevoerd, zijn dat altijd budgetcategorieën die bij de omschakeling van de oude wachtlijst naar de prioriteitengroepen voor wachtenden louter theoretisch gebaseerd waren op de kostprijs van de zorgvorm waarvoor de oorspronkelijke vraag was gesteld, dit dan gecorrigeerd volgens de frequentie waarmee de ondersteuning nodig was. Maar goed, ik heb dat eigenlijk allemaal al uitgelegd. Dat is dus eigenlijk het antwoord dat ook vorige week is gegeven.
Ook over die stappen is er steeds transparant gecommuniceerd met alle stakeholders. Kurt was mijn getuige, net zoals hij getuige was van mijn voorganger, want dit is nog niet zo heel lang mijn bevoegdheidsdomein. Alle operaties zijn ook hier in het Vlaams Parlement herhaaldelijk toegelicht.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreid antwoord, minister. Het advies van het VMRI was drieledig. Het eerste advies was om een oplossing te vinden voor de wachtlijsten en daar meer geld voor te voorzien. U zegt dat er in deze legislatuur heel erg geïnvesteerd is in de zorg voor mensen met een handicap, wat ook het geval is. Ondanks de investeringen blijft de wachtlijst groeien. Aan het begin van deze legislatuur stonden er namelijk 16.000 mensen op de wachtlijsten, vandaag reeds 17.200. Het tweede advies was dat de Vlaamse Regering moet laten weten vanaf wanneer het budget gebruikt kan worden. Het derde advies was om bij het veranderen van de regels, na te gaan of die even goed beschermen.
Minister, ik wil toch even verwijzen naar de mail die wij allemaal vorige week hebben gekregen van Shanna. Ik doe dat omdat die mail echt binnenkwam. Je kunt hier in het parlement heel mooi praten over doelstellingen, beleidsnota’s, papieren en zeggen waar men naartoe gaat, maar achter die mail zit een vrouw die haar ongenoegen voor een stuk ventileert. Als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat de drie aanbevelingen van het VMRI op haar van toepassing zijn. Zo is er de wachtlijst en de vraag wanneer zij een volledig budget zal krijgen in plaats van een deelbudget. De regels zijn op een of andere manier gewijzigd, want we doen een soort project of experiment.
Als ik haar mail mag samenvatten in één woord, dan zou het hopeloosheid zijn. Leven met een handicap, en zeker een waar iemand zoals Shanna niet om heeft gevraagd … We zijn toch als politici van mening dat we die mensen enigszins perspectief moeten kunnen bieden. Dat is ook het advies van het VMRI.
Minister, eind deze maand brengt u het verslag van het wetenschappelijk onderzoek naar voren. U hebt duidelijk de aanbevelingen van het VMRI gehoord. Mijn vraag is of u ons tegelijkertijd ook inzage zult geven in het financiële plan dat u gaat vooropstellen, weliswaar voor de volgende legislatuur. Gaat u Shanna op een of andere manier perspectief geven, zodat zij weet wat zij van ons, politici, mag verwachten?
De heer Anaf heeft het woord.
Het woord perspectief is hier inderdaad het belangrijkste. We hebben al vaak gezegd dat het een heel goede zaak is dat mensen in prioriteitengroep 1 sneller hun budget gekregen hebben en dat zij voortaan het perspectief hebben om binnen de achttien maanden hun budget te krijgen. Dat was het toch tot nu. Nogmaals, voorlopig is daar de volgende jaren niets voor voorzien. Mensen in prioriteitengroep 1 gaan geen budget kunnen krijgen omdat er daarvoor in het meerjarenplan geen budget is voorzien.
Voor prioriteitengroep 2 duurt het veel langer dan die achttien maanden. Voor mensen die behoren tot prioriteitengroep 1 en prioriteitengroep 2 is er gewoon geen perspectief. Dat is al het geval sinds vorig jaar en dat zal ook de komende jaren zo zijn, want er is zelfs geen budget voorzien voor de automatische toekenning, waarvan u weet dat u ze zult moeten geven. Welk perspectief is er volgens u voor prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3, want ikzelf zie het niet?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Het was een heel lang antwoord. Ik denk dat ik het nog eens rustig zal nalezen, want er is veel gezegd. Nu, om te zeggen dat de wachtlijsten maar amper bewegen, wat hier wordt gezegd, dat is toch wel kort door de bocht, lijkt mij. Als we kijken naar die prioriteitengroep 1, de meest zorgbehoevenden, dan zien we daar toch enorm grote verschillen.
Minister, wij kijken ook uit naar de meerjarenanalyse van het VAPH, en ook naar het perspectiefplan waar u nog mee zult komen. Ik denk dat het belangrijk is om dat hier nog eens op de tafel te leggen. Ik zal het nog een keer herhalen, en u zult misschien nogmaals zeggen dat ik weer daar ben. U zegt zelf dat als de datum erop staat van tot waar men gekomen is, dat men dan ongeveer kan weten hoe lang men nog moet wachten. Dat vind ik altijd heel dubbel. Dan zeggen ze dat ze nog zes jaar moeten wachten, maar dan zeg ik dat ze dat niet kunnen weten, want ze weten niet welke stappen nog worden gezet en welke middelen worden ingezet.
Al van 2017 doe ik hier een pleidooi om mogelijk met een volgnummer te werken. Dat is altijd al afgeschoten. Maar hier zien we dat mensen daar toch wat rust of perspectief door zouden krijgen. Normaal gezien is dat mogelijk. Misschien is het toch iets om te overwegen, om eens te bekijken. Is het toch niet mogelijk om een volgnummer te geven, zodat ze toch ongeveer weten hoelang ze daar nog staan te wachten?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat de wachtlijsten voor mensen met een beperking stap voor stap afgebouwd moeten worden. Ik denk dat niemand hier in de zaal daarvan overtuigd moet worden. Wat in dat advies van het Mensenrechteninstituut staat, wisten we in die zin dus al.
Mijn collega Maurits Vande Reyde, die dat natuurlijk ook opvolgt, merkte verleden week nog op in het Vlaams Parlement dat er eigenlijk vooral twee dingen nodig zijn. Dat is ten eerste bijkomend budget. De schatting – op basis van parlementaire vragen, van zowel hem als van mevrouw De Martelaer – schommelt ongeveer rond een half miljard euro, recurrent. Ten tweede zijn er hervormingen nodig, scheeftrekkingen in het systeem die weggewerkt moeten worden. Ik denk dat het belangrijk is dat we zo snel mogelijk dat meerjarenperspectiefplan hebben van het VAPH, want dat is natuurlijk cruciaal voor de verdere afbouw van de wachtlijsten.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb uiteraard ook de mail van Shanna gekregen. Ik kan wel meedelen dat het VAPH contact heeft gehad met haar om te kijken welke stappen ze nog zou kunnen zetten om zo goed als mogelijk haar rechten te laten uitoefenen. Het gaat niet alleen om Shanna, maar zij heeft me een kerstkaartje gestuurd, een heel mooi kaartje trouwens. Ik vind het wel belangrijk dat er goed met haar bekeken wordt wat de mogelijkheden zijn, wat er kan, of ze naar prioriteitengroep 1 kan overstappen, ja of neen. Daar is wel wat overleg rond.
Je kunt rekenen op basis van het aantal mensen die wachten op hun budget, maar ik wil toch meegeven, collega’s, dat als je naar het nodige budgetvolume kijkt, als je kijkt naar wat er vijf jaar geleden nodig was, en wat er nu nodig is … De oefening die we daar gedaan hebben, is enorm, omdat die mensen in prioriteitengroep 1 allemaal perspectief hebben. Een aantal mensen in prioriteitengroep 2 hebben ook al een stuk budget gekregen. Het heet niet voor niets ‘prior’. De grootste budgetten zitten sowieso bij groep 1. In budgetvolume wordt dat dus minder. Er worden hier cijfers genoemd. Ik laat het aan het VAPH over om precies te berekenen wat dat is en hoe dat moet. Er zijn al correctiefases geweest op de budgetten. Ik heb verleden woensdag gezegd dat als er oneerlijkheden in het systeem zitten, we dan moeten proberen om dat eerlijk te maken.
Sowieso – en dat heb ik al een paar keer gezegd, collega Anaf – zal de volgende regering opnieuw recurrent middelen vrij moeten maken, zoals dat ook vijf jaar geleden gebeurd is. Wij hebben trouwens en cours de route – ik herhaal dat nog eens – honderden miljoenen extra recurrent voorzien, boven op hetgeen we al gemaakt hadden.
Voor prioriteitengroep 1, en ook voor prioriteitengroep 2 en prioriteitengroep 3, zien we dat als de dringendheid van de vraag wijzigt, de vraag ook in prioriteitengroep 1 terecht kan komen. Ik heb daar ook een aantal stappen in gezet. Er kan ook een automatische toekenning komen. In totaal, collega’s, zijn 27 procent van de toekenningen bij noodsituaties mensen die eerder in prioriteitengroep 2 of prioriteitengroep 3 stonden. In prioriteitengroep 1 gaat dat over 20 procent. Het is wel belangrijk om mee te geven dat je zo ook die sprong kunt maken.
Collega van der Vloet, we zijn een nieuwe toeleidingsprocedure aan het uitbouwen, omdat ik eigenlijk ook vind dat je mensen een zicht moet geven op een budget, en ook op de timing van het persoonsvolgend budget. We zijn de huidige systematiek aan het wijzigen. Ik denk dat het ook van belang is dat die wijzigt. Ik weet dat u al heel lang de vraag stelt naar het volgnummer. Ik zou daar heel graag ‘ja’ op zeggen, maar ik vrees heel sterk voor de gevolgen, omdat de prioriteringen wijzigen. Stel je nu voor dat er mensen hoger komen in de prioritering, en dat je dus eerst nummer 100 bent, en dan een bericht krijgt dat je ineens nummer 160 bent geworden. Ik zit daar met iets dat ik in mijn hoofd niet opgelost krijg. (Opmerkingen)
Het hangt ervan af, natuurlijk. Het zit niet zuiver bij mij. Ik heb er ook al heel vaak met mijn mensen over gesproken, want als een parlementariër dat voorstelt, is dat voor mij geen probleem. Dan doen we dat gewoon, als het kan. Maar ik ben nog niet overtuigd dat dat door iedereen omarmd zou worden, omdat ik moeilijkheden vrees bij de toekenning van de volgorde. Maar ik apprecieer uw voorstel. Ik apprecieer dat u helpt zoeken naar manieren om wat meer rust te krijgen. Maar ik kan ook niet anders dan zeggen dat er extra budgetten nodig zullen zijn.
Er was nog iemand die vroeg of ik eind januari al met dat perspectiefplan zou komen. Het antwoord daarop is neen. Eind januari verwacht ik de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Die worden meegenomen om in het perspectiefplan te stoppen, maar we gaan de resultaten hier ook bespreken met jullie. Ik ben ook benieuwd naar wat de resultaten daarvan zullen zijn, en ook naar de tevredenheid van mensen.
Het is de tweede keer dat ik de maand februari noem, dat wordt dus een boeiende maand. Ik wil vooral zo lang mogelijk blijven doorwerken, tot juni als het kan.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben ook heel erg nieuwsgierig naar het wetenschappelijk onderzoek. Ik vraag me ook af of de resultaten gaan overeenstemmen met de prognoses die ik heb gedaan tijdens de begrotingsbesprekingen.
Shanna gebruik ik omdat zij ook publiekelijk naar buiten treedt. Ik vind het goed dat er met haar perspectief geboden wordt. Ze staat symbool voor nog veel anderen in haar situatie, en er zijn nog andere mensen die mij mailen maar niet in de openbaarheid willen komen, niet naar de media stappen, die ik ook niet kan gebruiken, maar die wel in dezelfde situatie zitten als Shanna. Ik wil er dus toch op hameren om alle mensen perspectief te geven.
Ik krijg ook regelmatig mails van jonge mensen die in prioriteitengroep 2 zitten en die het gevoel hebben dat hun leven stilstaat zolang zij geen budget hebben. Ik heb het gevoel dat mensen soms voor een stukje in de steek gelaten worden in de begeleiding en ondersteuning die zij nodig hebben.
Minister, wat ik vandaag voor de eerste keer gehoord heb en wat ik heel belangrijk vind, is dat u er voorstander van bent om te kijken of met openenveloppefinanciering gewerkt kan worden. Dat is iets wat onze fractie al lang vraagt. Ik ben echt wel blij dat u dat woord in de mond genomen hebt en hoop dat dat ook uitgevoerd kan worden.
De heer Anaf heeft het woord.
Het zijn mensen met een handicap in prioriteitengroep 2 en 3 die zich in de steek gelaten voelen, maar zeker ook hun netwerken. Er zijn vaak getuigenissen van mensen die zeggen dat hun kind pas echte zorg zal krijgen als ze wegvallen. Dat is redelijk dramatisch.
Wat die open-endfinanciering betreft, had de minister het, als ik het goed begrepen had, enkel over prioriteitengroep 1. Ik blijf toch echt wel aanhalen dat er vooral voor de mensen in prioriteitengroep 2 en 3 momenteel echt geen perspectief is. U zegt dat de volgende regering middelen zal moeten vrijmaken. Dat zullen ze sowieso moeten doen, want zelfs voor de automatische toekenningen zullen extra middelen vrijgemaakt moeten worden en ook voor de prioriteitengroep 1 zullen extra middelen vrijgemaakt worden.
U kunt zeggen dat het vijf jaar geleden ook zo was, maar de realiteit is wel dat u en de regering in het algemeen jullie zelf iets aan het wijsmaken zijn als men mensen probeert te verkopen dat er tegen 2027 een begroting in evenwicht zal zijn. Als er essentiële uitgaven waarvan je weet dat je ze zult moeten doen, niet opgenomen zijn in de meerjarenraming, dan heeft dat bijzonder weinig inhoud, en ben je jezelf, maar vooral de Vlamingen, iets aan het wijsmaken. Ik vind dat vooral al die mensen met een handicap meer recht hebben op perspectief op hulp dan ze nu krijgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.