Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
De voorbije weken was er opnieuw sprake van verschillende verhalen over verwaarlozing van ouderen in woonzorgcentra. Net voor Nieuwjaar kwam een woonzorgcentrum in Bierbeek in opspraak nadat verschillende ex-werknemers over wantoestanden getuigden. Ze gaven aan dat bewoners geregeld van ’s ochtends tot in de namiddag met een natte pamper in de zetel zitten, of urenlang in hun eigen stoelgang in bed liggen. Daarnaast zou bij een bewoonster ook twee dagen op rij verkeerd insuline zijn ingespoten, waarna ze bijna in een coma belandde. Na Nieuwjaar kwamen dan weer beelden naar boven van wantoestanden in woonzorgcentra in Rotselaar en Glabbeek. Het gaat opnieuw om bewoners die urenlang in hun eigen stoelgang of in volle pampers zitten. In één geval was er een getuigenis van een bewoner met een doorligwonde ter grootte van een tennisbal die door verschillende personeelsleden bevestigd werd.
Het jaar is dus opnieuw ingezet met mensen die alle zorg zouden moeten krijgen, maar ondertussen aan hun lot worden overgelaten door te weinig personeel, te weinig ondersteuning en door winstbejag in de sector. Het gaat gelukkig om een minderheid en uitzonderingen, maar elk geval is er absoluut een te veel. 27 woonzorgcentra staan op dit moment onder verhoogd toezicht of kregen strengere maatregelen opgelegd. Slechts een van de drie woonzorgcentra waar deze wantoestanden plaatsvonden, stond al onder verhoogd toezicht. Een ander heeft in het verleden onder verhoogd toezicht gestaan, maar zou zich in regel hebben gesteld en is dan van de zogenaamde zwarte lijst verdwenen.
Welke snelle en doeltreffende maatregelen werden er genomen in de drie woonzorgcentra naar aanleiding van deze nieuwe verhalen? Is de opvolging voor voorzieningen onder verhoogd toezicht voldoende scherp en worden voorzieningen soms niet te snel van deze ‘zwarte lijst’ gehaald, gezien we nu getuigenissen hebben van klokkenluiders waaruit blijkt dat er echt hardleerse directies zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, bedankt voor de vraag. In woonzorgcentrum De Lelie loopt er een procedure tot schorsing van de erkenning. Dat was al lopende, en het gaat dus om een vrij drastische maatregel.
In d’Eycken Brug in Bierbeek werden er beschermende maatregelen opgelegd door een inspecteur van Zorginspectie tijdens het inspectiebezoek van 9 januari 2024 omdat er vastgesteld werd dat verschillende processen onvoldoende kwalitatief waren. Ten eerste moet de voorziening kunnen aantonen dat er toezicht is voor alle bewoners, maar zeker voor de bewoners voor wie een vrijheidsbeperkende maatregel van toepassing is. Ten tweede moet de voorziening kunnen aantonen dat niet-zelfredzame personen hun medicatie onder toezicht innemen.
De secretaris-generaal van het Departement Zorg heeft deze maatregelen verlengd en uitgebreid. Zo dient de voorziening een interne crisismanager aan te stellen en binnen twee weken alle vrijheidsbeperkende maatregelen opnieuw te evalueren samen met de huisarts, bewoner en diens naasten. De voorziening moet ook steeds kunnen aantonen dat alle bewoners het nodige toezicht ontvangen.
In Den Boomgaard in Glabbeek is er een onderzoek bezig van de klachten.
Zodra de Woonzorglijn kennis kreeg van de klachten van het (ex-)personeel, is die ermee aan de slag gegaan. Er zijn in de zomer klachten toegekomen, maar die konden niet allemaal bevestigd worden tijdens een inspectiebezoek. De klachten die nu recent geuit werden, bevatten nieuwe elementen, en door de snelle reactie kon ook een groot deel bevestigd worden.
Er is een strikte opvolging van de voorzieningen onder verhoogd toezicht. De voorziening in kwestie, Den Boomgaard in Glabbeek, heeft tijdens het verhoogd toezicht aangetoond dat er een duidelijke verbetering was. Een jaar na het aflopen van het verhoogd toezicht werd er nog een onderzoek ingesteld door Zorginspectie. Tijdens deze inspectie bleken er nog twee beperkte tekorten te zijn, waaronder een tekort op de beschikbaarheid van handalcoholgel. Het is de verantwoordelijkheid van de beheersinstantie om de kwaliteit op een voldoende niveau te behouden. Indien er indicaties zijn dat de kwaliteit opnieuw onvoldoende gewaarborgd is, voorzien we de nodige opvolging.
In elk van de dossiers werd assertief opgetreden. Ik wil toch nog eens zeggen dat ik het verschrikkelijk vind dat zulke zaken gebeuren. Het heeft impact op mij. Kwetsbare ouderen kunnen zichzelf niet behelpen en het is mensonterend om die beelden te zien. Onze Zorginspectie is daar zeer alert mee omgesprongen en neemt ook drastische maatregelen, wat uiteraard ook niet anders kan. Ik wil ook wel, net zoals u, benadrukken dat er heel veel voorzieningen zijn waar dit niet gebeurt, maar één incident is voldoende om heel de sector een stap achteruit te doen zetten.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik vind het belangrijk om daar vragen over te blijven stellen, inderdaad bij elke wantoestand die er gebeurt. Ik ben het er absoluut mee eens – en ik heb het inderdaad daarstraks ook zelf gezegd – dat het gelukkig uitzonderingen zijn, maar de uitzonderingen komen wel vaak voor. Wat het probleem is, is dat het toch vaak recidive is. Ik ben dus blij met uw antwoord en met het feit dat er – zeker voor die eerste – voor de drastische maatregel wordt gekozen om een schorsing van de erkenning te voorzien, of in elk geval die procedure op te starten.
Maar ik blijf toch wel vragen hebben. Het is niet de eerste keer dat we zien dat een woonzorgcentrum eigenlijk hervalt in de oude kwalen, nadat het eerder ook al onder verscherpt toezicht heeft gestaan. Dus de vraag is hoe we toch nog beter kunnen garanderen dat we een woonzorgcentrum – waar wellicht een aantal zaken worden verbeterd, waardoor het niet meer onder verscherpt toezicht komt – toch nog kunnen blijven opvolgen in de jaren die daarop volgen, om na te gaan dat men niet voor een bepaalde inspectie alles in orde heeft gebracht, en daarna weer hervalt in het oude patroon, want dat is iets wat te vaak voorkomt, vind ik.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Het beroert ons inderdaad allemaal. Het is bijna een constante dat één voorbeeld en één negatief verhaal natuurlijk iedereen beroert en ook altijd de media haalt, maar dat dan de meerderheid van de woonzorgcentra – die toch nog altijd kwalitatief werk leveren – daar ook mee in gevat worden. Hun positief werk verdwijnt er dan ook elke keer bij. Ik blijf het herhalen, want het blijft belangrijk om ook die dingen op te merken.
Maar om misschien verder op de inhoud in te gaan: er wordt toch wel vastgesteld dat personeel een van die cruciale problemen is. U weet dat collega Daniëls en ikzelf al geruime tijd vragende partij zijn om met de federale overheid een asymmetrisch akkoord te sluiten over de WUG-wet (wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen). U zegt, of u hebt al gezegd, dat minister Vandenbroucke dat ook wel zou willen, maar dat er nog een gemeenschap is die daarvoor niet zou openstaan.
Daarom, minister, mijn vragen ook: welke stappen kunt u en wilt u zetten om de flexibilisering die nodig is in de taken, verder door te drukken? U hebt het immers ook gemerkt dat experten Dominique Verté en Anja Declercq er ook op hameren om soepelere taakverdelingen te kunnen verwerven. Welke redenen heeft men nu nog steeds in de bestaande overlegorganen om toch niet naar die flexibilisering te gaan?
Ten slotte wil ik ook inpikken op iets wat in reactie op die media is gekomen, namelijk dat men toch ook opmerkingen heeft over de directie. Op dit moment is er in de regelgeving enkel opgenomen dat directies een bachelordiploma moeten kunnen voorleggen dat vereist is voor de functie. We merken steeds meer dat de oplossing in het crisismanagement zit en dat er snel en alert moet worden opgetreden vanuit het management. Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat toekomstige directies toch dichter naar die functie evolueren, om management en zorg op te nemen?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, na de berichtgeving in de media vond ik toch ook dat er op 7 januari een heel interessant artikel stond in Het Laatste Nieuws, waarbij men drie experten had gevraagd welke voorstellen zij voor de toekomst hadden tegen die wantoestanden. Ze zijn toen ook bij mevrouw Anja Declercq, die wij hier ook allemaal kennen, te rade gegaan. Zij zei dat er op dit moment eigenlijk nog veel te lang verbetertrajecten aangeboden worden aan de woonzorgcentra en dat er veel vlugger een interim-directie zou moeten worden aangeworven – en dat dat ook beter geregeld zou moeten worden. Daarnaast stelt zij ook dat de subsidiëring van het personeel in de ouderenzorg nog veel te laag ligt en te weinig rekening houdt met de begeleiding die bepaalde demente ouderen vragen.
Men is ook te rade gegaan bij Dominique Verté, ook ons allemaal bekend, en die man zegt dat we de cowboys uit de zorg moeten weghalen – en dan bedoelt hij vooral de cowboys die de winst op zorg vooral promoten. U hebt de laatste dagen daaromtrent initiatieven genomen, vooral rond indexering, heb ik gehoord. Rond de transparantie in de boekhouding heb ik het gevoel dat dat nog een beetje op de langere baan zit. Als dat niet zo is, minister, dan had ik graag in uw antwoord gehoord welke de volgende stappen op dat vlak zijn.
Als laatste is men te rade gegaan bij professor Jeroen Trybou. Dat is een gezondheidseconoom. Die stelt dat we de verplichte strakke taakopdeling in de zorg moeten loslaten en dat we eigenlijk naar een systeem van meer flexibiliteit en creatieve oplossingen moeten overschakelen.
Minister, ik had graag van u gehoord hoe u tegenover deze drie voorstellen staat.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de interesse en ook voor de nuance in het debat.
Eerst en vooral, als overheid gaan we het beheer van de woonzorgcentra niet overnemen. Dat blijft een grote verantwoordelijkheid van de lokale directie. Ik mis dat eigenlijk altijd in dit debat. In die zin vond ik het artikel in Het Laatste Nieuws wel interessant, maar de overheid maakt een kader waarbinnen je goed moet besturen. Je mag van een voorziening verwachten dat er niet elke dag een politieagent over de heg moet zitten meekijken. Er moet voldoende beleidsvoerend vermogen zijn om aan de slag te kunnen gaan. Ik wil dat dus niet overnemen, maar ik ben niet ongevoelig voor de argumenten. Ik heb daarnet ook gezegd dat er een crisismanager moet worden aangesteld door de voorziening in een van die situaties. Dat is niet een Vlaamse crisismanager, maar iemand die zij moeten aanstellen. Zij moeten aan de slag gaan, als ze andere maatregelen willen vermijden. Ik wil zeker bekijken of dat nog sneller kan. Ik vind het niet slecht om te bekijken of we nog assertiever kunnen optreden in bepaalde situaties, maar je moet wel het recht op verdediging respecteren.
Collega Geerinckx, het is zeer interessant. U weet dat ik binnen onze eigen bevoegdheden de financiering van de personeelsnormen al enorm geflexibiliseerd heb. Ik pak alle marge die ik kan pakken. Maar wat u bedoelt gaat natuurlijk verder. Dat gaat over de WUG-wet. We proberen echt te wegen op federaal bevoegd minister Vandenbroucke. Het is zijn bevoegdheid om daarin souplesse te voorzien, maar ik heb niet de indruk dat dit hem nog zal lukken. En dat is zeer smartelijk, want dat zou natuurlijk ook een stukje het management in een voorziening beter kunnen maken.
Dan, collega De Martelaer, als er een hulpprobleem is voor de veiligheid van de bewoners, kan onze Zorginspectie onmiddellijk beschermende maatregelen opleggen. Ze doen dat ook. Ik vind ook dat ze daar vrij assertief in zijn geworden. Dat is een heel grote stap voorwaarts. En ik sta zeker open voor alle voorstellen van de experten op het terrein. Het valt niet allemaal binnen mijn bevoegdheid, maar we kunnen er wel mee aan de slag.
Dan, tot slot, wat transparantie in de boekhouding betreft, collega De Martelaer. Wel, ik werk op twee sporen. We hebben een akkoord gevonden binnen de sector. Ik vind het heel belangrijk om dat te melden. Het is een akkoord binnen de Vlaamse Ouderenraad en de koepels. Het is de eerste keer dat de Vlaamse Ouderenraad actief betrokken werd bij de manier waarop prijzen mogen wijzigen, de broodnodige transparantie die er moet zijn in de boekhouding en de extra maatregelen die we kunnen opleggen. Dat is nu een akkoord; het moet vertaald worden in regelgeving. Maar het was een huzarenstuk om tot dat akkoord te komen omdat natuurlijk iedereen de dingen bekijkt vanuit zijn perspectief.
Ik heb middelen vrijgemaakt om de woonzorgcentra te begeleiden rond de implementatie van dat transparant boekhoudsysteem. Zij zeggen natuurlijk dat het iets helemaal anders is en dat ze hun gewoontes moeten veranderen. Daarom is er een eenmalige tussenkomst voorzien. Dat is allemaal met de bedoeling om beter controle te kunnen uitoefenen, meer transparantie te hebben en dus ook mogelijke wantoestanden in de toekomst, ook op financieel vlak, tot het verleden te laten behoren.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb nog een slotbemerking. Uiteraard blijven we dit verder opvolgen, maar er is misschien nog één ding. Men mag inderdaad van voorzieningen verwachten dat ze de kwaliteit garanderen en dat ze zich minstens aan de regels houden. U kijkt, terecht, naar hen om hun verantwoordelijkheid te nemen. Het is wel de kerntaak van een overheid om zorg te dragen voor de meest kwetsbaren. Het kan een keuze zijn om een deel van die zorg uit te besteden aan anderen, maar het is wel nog altijd die overheid die te allen tijde moet toezien of die kwaliteit gegarandeerd blijft. Dat mogen we zeker niet vergeten.
Dus, u mag een deel van de verantwoordelijkheid leggen bij diegenen die het moeten uitvoeren, maar de overheid blijft wel eindverantwoordelijk om ervoor te zorgen dat iedereen goede zorg kan krijgen in ons land.
De vraag om uitleg is afgehandeld.