Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het aanbieden van een dagelijkse portie fruit in de woonzorgcentra
Vraag om uitleg over de resultaten van de recente preventiepeiling bij woonzorgcentra
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, om diverse redenen zijn deze enkele vragen al enkele keren uitgesteld. Ze zijn gesteld naar aanleiding van de preventiepeiling in de ouderenzorg die in december naar buiten is gekomen. Elke drie jaar gaat het Vlaams Instituut Gezond Leven immers na wat ouderenzorgvoorzieningen doen op het vlak van preventie met betrekking tot gezondheid. Een aantal thema’s komen steevast aan bod in die preventiepeiling, de vroegere indicatorenbevraging.
Op het vlak van bewegen, valpreventie, voeding en mentaal welbevinden lopen er heel veel acties en projecten. Op andere vlakken is er echter nog meer aandacht nodig. Zo biedt slechts 57 procent van de woonzorgcentra elke dag vers fruit aan. Plantaardige vleesvervangers – peulvruchten, tofu of quorn – staan in amper 13 procent van de woonzorgcentra wekelijks op het menu, zo leert de preventiepeiling. Negen op de tien woonzorgcentra nemen mondzorg expliciet mee in de planning van de basiszorg, maar toch komt er in slechts 32 procent van de woonzorgcentra elk jaar een tandarts langs, terwijl zeven op de tien ouderen tandbederf en/of plaque heeft. Slechts 44 procent van de woonzorgcentra heeft een structurele samenwerking met een mondhygiënist of tandarts.
In de vorige legislatuur, namelijk in 2016, keurden we hier in het parlement een voorstel van resolutie goed betreffende aandacht voor preventieve mondzorg in het Vlaamse gezondheidsbeleid en bij kwetsbare groepen in het bijzonder. Daarin werd onder meer gevraagd om meer en blijvend aandacht te vragen voor preventieve mondzorg in onder andere de woonzorgcentra.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag 417 van februari 2023 kreeg ik meer info over het project van de Mondzorglijn, waarin handvatten, materialen en concrete tips worden aangeboden aan woonzorgcentra om mondzorg blijvend te integreren in de dagelijkse zorg. Procesbegeleiders ondersteunen woonzorgcentra daarin, lazen we, en dat is natuurlijk ook al een stap vooruit.
Minister, ik heb naar aanleiding van de resultaten van de preventiepeiling de volgende vragen. Hoe reageert u op de resultaten van die driejaarlijkse preventiepeiling in de woonzorgcentra? Op welke manier zult u de woonzorgcentra aansporen om extra inspanningen te doen op het vlak van het aanbieden van fruit? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat bewoners van woonzorgcentra in dezelfde mate de nodige mondzorg aangeboden krijgen?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, ik stel mijn vragen op basis van dezelfde preventiepeiling, maar zal mij heel specifiek op de consumptie van vers fruit richten. Het is toch wel opvallend dat 42 procent van de bewoners in de Vlaamse woonzorgcentra niet elke dag een stuk vers fruit krijgt, en dat die cijfers ook achteruitgaan, met 2 procent ten opzichte van de vorige preventiepeiling. Het is zelfs zo dat er in een aantal woonzorgcentra nooit fruit ter beschikking is en dat er in 79 procent van de woonzorgcentra extra geld wordt gevraagd aan de bewoners voor het meermaals per week aanbieden van vers fruit. De ouderen geven zelf ook aan dat ze gemiddeld meer fruit zouden eten als ze zelf zouden kunnen kiezen.
Minister, welke conclusies trekt u uit die cijfers?
U geeft aan in te zetten op de ondersteuning en begeleiding van woonzorgcentra rond gezonde voeding en ondervoeding, maar de cijfers over de inname van vers fruit worden slechter. Bent u van plan om aanpassingen te doen in uw beleid om ervoor te zorgen dat elke bewoner in elk Vlaams woonzorgcentrum elke dag een stuk vers fruit, maar vooral evenwichtige voeding krijgt?
Vier op de vijf woonzorgcentra vragen extra geld voor een stuk fruit. Hoe komt het dat fruit niet in de gewone dagprijs van een woonzorgcentrum zit, zoals de maaltijden? Bent u van plan om de woonzorgcentra daaromtrent te responsabiliseren?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dit is een vraag die ook onze fractie bezighield. Het betreft de driejaarlijkse bevraging door het Vlaams Instituut Gezond Leven. Die ging over de thema’s voeding, beweging, lang stilzitten, roken, alcohol, mondgezondheid, valpreventie en mentaal welbevinden. De bevraging was dus ruimer dan de twee thema's die hier vandaag aan bod zijn gekomen. Het is natuurlijk goed dat er voldoende aandacht is voor beweging, valpreventie en mentaal welzijn, maar wat betreft de twee thema's die de collega's ook hebben aangehaald, namelijk gezonde voeding en mondzorg, blijkt er toch nog wel wat werk aan de winkel.
Vooreerst wil ik toch wel meegeven, collega's, dat die bevraging slechts door 199 van de 825 erkende woonzorgcentra werd ingevuld. We kunnen daarover spreken of dat al dan niet een statistisch relevante steekproef is. In elk geval vind ik dat voor dergelijke belangrijke thema’s inzake kwaliteit van zorg relatief weinig, tenzij de woonzorgcentra al genoeg bevraagd worden en dit de bevraging te veel was. Dat kan ook zijn. Maar ik wou dat toch met zoveel woorden meegeven.
Ik kort mijn vraag een beetje in. Ten eerste gaat het over voeding. Voor zaken die moeilijker lopen of extra zorgnood vragen, zoals diabetes en slikproblemen, is er blijkbaar wel voldoende aandacht. Er is ook voldoende communicatie. En dat is een goede zaak, collega's. Laat me daar duidelijk over zijn, ook ten aanzien van de woonzorgcentra. We moeten dat ook durven te zeggen. Het is goed dat daar aandacht voor is.
Maar, zoals de collega's al aanhaalden, is er slechts in 57 procent van de woonzorgcentra elke dag vers fruit of fruitsla als tussendoortje. Omgekeerd gerekend is dat dus bij 43 procent niet het geval. Het lijkt me nog altijd beter dat mensen de vitaminen uit fruit halen dan dat we ze allerlei vitaminesupplementen en -preparaten moeten geven, die meestal ook nog duurder zijn dan een gewoon stuk fruit.
Zeven op de tien ouderen hebben tandbederf. Bij ongeveer vijf op de tien ouderen zijn de tanden bedekt met plak. En het is geen geheim dat als je tandbederf hebt, eten dan potentieel ook minder gemakkelijk gaat en minder smakelijk is. We moeten er ook rekening mee houden dat het ene samenhangt met het andere. Als je soms ouderen ziet die ondervoed zijn, kom je soms ook tot de constatatie dat het gebit niet altijd aanleiding geeft tot goed eten.
Zo kom ik bij het punt dat onze N-VA-fractie toch niet onbelangrijk vindt, namelijk dat in slechts 32 procent van de woonzorgcentra elk jaar een tandarts langskomt voor mondonderzoek. Ik wil daarbij verwijzen, collega's, naar een resolutie uit 2016 in verband met preventieve acties bij doelgroepen. Het gaat dan over geïntegreerd preventiebeleid met betrekking tot mondzorg, onder andere in de woonzorgcentra.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister. Ik heb er al naar verwezen dat slechts 24,12 procent van de erkende woonzorgcentra de bevraging hebben ingevuld. Op welke manier kunnen we een beter beeld krijgen van dit toch wel belangrijke onderdeel in het kader van kwaliteit van zorg? Een vragenlijst, Zorginspectie, het agentschap: het maakt me eigenlijk niet uit wie het doet, als we het maar beter kunnen opvolgen.
Krijgen de woonzorgcentra die deel hebben genomen, ook inzicht in hun eigen scores ten opzichte van de scores van andere woonzorgcentra, met eventueel een plan van aanpak of goede voorbeelden, zodat het geen bevraging om niets is, want dan is het papierlast, maar dat men er ook iets mee is, met interessante praktijken uit andere woonzorgcentra?
Op welke manier kan er meer ingezet worden op de bewustwording rond het eten van fruit als gezond tussendoortje? Hoe kunnen we dat meer stimuleren?
Dan is er nog de problematiek van de mondzorg in de woonzorgcentra. Welke maatregelen zult u nemen om die mondzorg te verbeteren en er in elk geval voor te zorgen dat de ouderen hun gebit erop vooruit gaat en niet achteruit?
Als laatste punt verwijs ik naar de bijzondere patiëntengroep, zowel in de thuiszorg als in onze woonzorgcentra, wat betreft de resolutie van 2016. Welke stappen zijn er sindsdien gezet? En waar staan we om dat mogelijk te maken, weliswaar in de wetenschap dat het aantal tandartsen niet meteen zeer hoog ligt, maar dat de mondhygiënisten daar misschien ook wel soelaas kunnen brengen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de ingekorte vraag, mijnheer Daniëls. (Opmerkingen van Koen Daniëls)
Preventie is belangrijk, ook voor mensen die een dagje ouder worden. Er is een nieuwe preventiepeiling die, zoals jullie weten, om de drie jaar gehouden wordt. Zoals gezegd hebben 199 van de 825 erkende woonzorgcentra geantwoord. Het voordeel is dat de woonzorgcentra die hebben deelgenomen mooi over de provincies zijn verdeeld en dat zowel kleine als grote centra aan deze editie hebben deelgenomen. Ik wil ook meegeven dat we, door een responsgraad van 24 procent, de vorige editie, met een responsgraad van 13 procent, ruimschoots overtreffen. Ik hoop uiteraard dat er in de toekomst nog veel meer woonzorgcentra zullen deelnemen aan die preventiepeiling. Door de combinatie van het aantal deelnemers en de gelijke verdeling, denk ik dat je de resultaten kunt veralgemenen voor alle woonzorgcentra in Vlaanderen. In veel andere gevallen baseren wij ons op peilingen die veel kleinere steekproeven zijn dan een kwart van de aantallen.
Ik ben blij dat er veel aandacht gaat naar het in beweging zetten van mensen en valpreventie, waar wij heel hard rond hebben gewerkt. Ook het mentaal welbevinden krijgt veel aandacht, wat ik heel positief vind.
Er zijn ook veel werkpunten. Het doel van een preventiepeiling is om niet alleen naar de goede zaken te gaan kijken, maar ook naar de minder goede. Fruit en mondzorg zijn beide werkpunten.
De deelnemende woonzorgcentra halen ook voordeel uit hun medewerking, want na de deelname aan de preventiepeiling ontvangen zij een inspiratiegids met een aantal tips, informatie en ondersteuningsmaterialen. Daarnaast krijgen ze ook vormingen aangereikt en ondersteuning van onze loco-regionale gezondheidsoverleggen en -organisaties (Logo’s). Ten slotte kunnen ze ook hun eigen antwoorden vergelijken met de gemiddelde resultaten van andere deelnemers.
Ik geef een paar nuanceringen bij het thema ‘fruit’. Bij een verschil van 2 procent bij fruitinname ten opzichte van de vorige preventiepeiling, kun je niet echt spreken van een daling, maar eerder van een stabiel resultaat. De conclusie over hoe gezond de maaltijden zijn die de bewoners krijgen, is tweeërlei. Een grote meerderheid van de woonzorgcentra, 78 procent, serveert elke dag een volwaardige groenteportie, maar slechts 57 procent biedt elke dag vers fruit of fruitsla aan als tussendoortje. Hier is dus zeker ruimte voor verbetering.
Het extra betalen voor fruit kan vandaag enkel nog als de bewoner hier expliciet om vraagt. Het ministerieel besluit dat de dagprijs, de extra vergoedingen en de voorschotten ten gunste van derden in woonzorgcentra regelt is op 7 juni 2023 vernieuwd. Daarin wordt bepaald dat de bereiding en de verdeling van de maaltijden, met inbegrip van de dranken en de tussendoortjes, in de dagprijs moeten zitten. Het is dus niet meer toegestaan om extra’s te vragen voor tussendoortjes. Daarbovenop extra’s vragen is uiteraard mogelijk.
Bijna alle woonzorgcentra, 98 procent, voorzien in de ondersteuning voor bewoners met bijzondere noden op het vlak van voeding, zoals slikproblemen, diabetes en ondervoeding. Uit de preventiepeiling blijkt dat er een verbetering te zien is voor woonzorgcentra wat betreft het voedingsaanbod, maar er kan altijd nog vooruitgang geboekt worden, bijvoorbeeld door het aanbieden van fruit, het te verwerken in desserts of door het aanbieden van een fruitmand op de afdeling en duidelijkere afspraken rond voeding.
Globaal zien we dus een positievere trend in het voedingsbeleid. Ik vermoed dat dit de verdienste is van het project ‘procesbegeleiding Zorg en Welzijn’. Voor het thema ‘voorkom ondervoeding bij ouderen’ zorgen we ervoor dat de kwaliteit van de maaltijden in onze zorginstellingen voldoet aan de voedingsbehoeften op maat van de doelgroep. Vandaag hebben er 73 woonzorgcentra ingetekend voor het thema ‘ondervoeding’ en staan er zeventien actieve procesbegeleiders klaar om samen een beleid uit te stippelen. Ik doe nogmaals een oproep aan de woonzorgcentra om op dit aanbod in te gaan.
Dan is er nog de hele problematiek rond mondzorg. Terecht merken de collega’s op dat mondzorg bij ouderen vaak problematisch is. Ik zie wel dat de woonzorgcentra hun best doen om dat te verhelpen. Negen op de tien woonzorgcentra nemen mondzorg expliciet op in de planning van de dagelijkse basiszorg. 84 procent zorgt ervoor dat elke bewoner het juiste tandverzorgingsmateriaal heeft, en 62 procent stimuleert hen om elke dag hun gebit te verzorgen, of neemt de mondzorg over als de bewoner dat niet meer zelf kan. Toch, en dat is de andere kant van de medaille, komt in amper 32 procent van de woonzorgcentra elk jaar een tandarts langs voor een preventief mondonderzoek bij de bewoners. Slechts 44 procent heeft een structurele samenwerking met een mondhygiënist of tandarts om bewoners ondersteuning te bieden rond preventieve mondzorg.
Wat de samenwerking van woonzorgcentra met externe mondzorgprofessionals betreft, zijn er zowel bij de tandartsen als bij de woonzorgcentra drempels om de mondzorg bij deze kwetsbare ouderen op te nemen. De vraag is dus hoe we die drempels kunnen verminderen.
Ten eerste zouden we het voor tandartsen financieel interessanter kunnen maken om tot in de woonzorgcentra te komen. Dus in plaats van de mensen naar de tandarts te brengen, brengen we de tandarts naar de mensen. Ten tweede zouden we de inzetbaarheid van de mondhygiënist kunnen vergroten. Dat zijn twee elementen die evenwel een federale bevoegdheid zijn. Ten derde moeten we blijven benadrukken dat preventieve mondzorg een taak is voor veel actoren: zorgverleners, familieleden, en mantelzorgers. Het is dus niet alleen een taak voor de mondzorgprofessional. Samen met de betrokken beroepsverenigingen en de partnerorganisatie Gezonde Mond blijven we onze tandartsen en mondhygiënisten sensibiliseren om de zorg van de kwetsbare groepen, zoals ouderen in woonzorgcentra, op te nemen. De beroepsverenigingen zijn het Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT), de Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen (VBT) en de Belgische Beroepsvereniging voor Mondhygiënisten (BBM).
Er ligt een uitgelezen kans voor het verbeteren van de mondzorg in een woonzorgcentrum bij het in dienst nemen van een mondhygiënist in de zorginstelling. Dankzij het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA 6) is het voor een woonzorgcentrum mogelijk om een mondhygiënist in dienst te nemen voor professionele ondersteuning op het vlak van mondverzorging en doorverwijzing. Die mondhygiënist kan instaan voor educatie en vroegdetectie, kan ook een deel van de zorg opnemen en vormt eigenlijk de perfecte brugfiguur, in samenwerking met andere zorgactoren. We zien dat alsmaar meer woonzorgcentra een mondhygiënist in loondienst nemen, omdat het de weg opent naar versterking van het mondzorgbeleid. We zien dat via signalen van die procesbegeleiders van de procesbegeleiding Zorg en Welzijn in de voorzieningen.
De verzorgenden van de diensten voor gezinszorg nemen ook een belangrijke preventieve rol op bij de gebruikers thuis. Zij vangen vroegtijdig signalen op, en geven die ook door aan de relevante betrokkenen. Ze staan ook heel dicht bij de gebruiker, waardoor vaak een vertrouwensband ontstaat en ze laagdrempelig en gezondheidsbevorderend kunnen werken. Momenteel voeren wij gesprekken met het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ), waarbij besproken wordt welke nieuwe indicatoren ontwikkeld kunnen worden. Wij zullen zeker indicatoren rond preventieve mondzorg naar voren schuiven.
Ook nog vorig jaar is Gerodent PLUS gestart, een initiatief van onder andere de Universiteit Gent. Daarmee wordt ingezet op het promoten van een goede mondgezondheid en het creëren van de nu afwezige continuïteit in het verlenen van mondzorg, voor de snel groeiende groep kwetsbare thuiswonende ouderen op het niveau van de eerstelijnszones. Ik denk dat we daar dus ook nog heel wat verbetering kunnen halen. Dank u wel.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik denk dat die preventiepeiling altijd heel zinvol is en ons heel wat nuttige informatie geeft over verschillende deelaspecten die gevraagd worden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan gezonde voeding, mondzorg, en mentaal welzijn. Dat zijn allemaal elementen die toch echt van belang zijn wanneer we ervoor willen zorgen dat mensen in goede gezondheid en in goed welzijn kunnen wonen in een woonzorgcentrum.
Er komen dan ook een aantal zaken naar boven drijven waarvan het goed is dat we ze hier bespreken en u ze onder ogen ziet, omdat we natuurlijk daar kunnen zien waar we nog verder op moeten inzetten, zoals de concrete punten die u nu noemt in het kader van mondzorg.
Een ander element dat ook wel uitvoerig aan bod komt, is het luik ‘beweging’. Als ik die analyse zie, leer ik daaruit dat de meeste woonzorgcentra daar echt toch wel heel veel aandacht voor hebben. Het gaat dan over het werk van de kine bijvoorbeeld, maar het gaat ook over het inzetten van nieuwe technologieën met bewegingsspellen en dergelijke. Dat is natuurlijk ook uitermate belangrijk.
Waar wel nog een stuk een hiaat zit, dat is de link met de buitenwereld daar op dat vlak. Nu werken wij natuurlijk allemaal – en zetten wij in – in het kader van zorgzame buurten. Ik vind dat absoluut een punt dat we nog zouden kunnen maken, minister. Daar kunt u ook de lokale besturen of de andere spelers, de actoren in het kader van zorgzame buurten, mee sensibiliseren. Dan heb ik het bijvoorbeeld over de aanleg van voetgangerscirkels of het gebruik van duofietsen. Zo wonen bewoners van woonzorgcentra ook echt in een buurt en kunnen ze buitenkomen in die buurt, waar ze een vertrouwde omgeving kunnen zien, waar ze mensen kunnen ontmoeten die ze altijd hebben gekend. Ik weet dat dat ook echt kan bijdragen tot hun welzijn. Mijn bijkomende vraag is dus of we daar toch nog meer rond kunnen sensibiliseren bij alle actoren die daaromtrent kunnen meewerken.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Als het gaat over vers fruit, kun je die 2 procent inderdaad echt een daling noemen. Langs de andere kant kun je natuurlijk ook moeilijk zeggen dat het beleid om mensen of woonzorgcentra te stimuleren om meer te kiezen voor evenwichtige, gezonde voeding aan het werken is, want we gaan ook niet vooruit.
Op zich is het uiteraard een goede zaak dat die tussendoortjes voortaan ook echt in de dagprijs zullen komen. We gaan dat wel goed moeten opvolgen, denk ik, want vers fruit is natuurlijk niet goedkoop. Door het feit dat dat in de dagprijs zal moeten worden opgenomen, denk ik wel dat we er echt op moeten toezien dat dat er niet voor zal zorgen dat er nog meer woonzorgcentra geen fruit meer zullen aanbieden. Als je ziet dat er nu al in 80 procent van de woonzorgcentra extra werd gevraagd toen het nog kon, heb ik wel wat schrik dat het aandeel van vers fruit nog zal afnemen, nu het in de dagprijs zal moeten worden opgenomen.
Dus mijn bijkomende vraag: hoe gaat u daarop toezien? Welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Eigenlijk zou ik toch wel oproepen om daar kort op de bal te spelen, want ik denk dat het een gegronde vrees is dat men nog op minder plekken fruit gaat aanbieden op deze manier.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Zoals ik daarnet ook al zei: op een aantal vlakken zijn er stappen vooruit, dat is een goede zaak. Iets waar ik niet direct een antwoord op gekregen heb, is om iets van opvolging te steken op de woonzorgcentra die hebben deelgenomen en de resultaten hebben gekregen. Zo krijgen ze daar enige reflectie op, en waar ze kunnen aankloppen om daar ondersteuning rond te krijgen. Onder andere bijvoorbeeld die mondhygiëniste, of met tandartsen: het kan zijn dat ze het vergeten zijn, maar het kan ook zijn dat ze gewoon geen tandarts vinden die daarop wil intekenen. Hoe ga je daar dan mee om? Dat is één.
Twee, wat fruit betreft, hebben we langs de ene kant het fruit, maar langs de andere kant ook het feit dat fruit eten – en zeker hard fruit – in combinatie met de gebitten niet altijd even gemakkelijk is, stel ik vast in woonzorgcentra. Er moet met andere woorden ook iets met dat fruit gebeuren om mensen ertoe aan te zetten. Dan denk ik onder andere aan fruitsla en andere zaken. Mijn excuses dat ik nogal in detail ga, collega’s, maar ik denk dat het niet alleen gaat over de kost, maar ook over de manier waarop we het aanbieden. Hoe kunnen we dat nog versterken?
Een laatste punt – u verwees ernaar en ik kom er toch nog even op terug – is die mondhygiëniste. Dat heeft veel voeten in de aarde gehad. Een vroegere collega van onze N-VA-fractie, Caroline Croo, heeft daar ook heel wat stappen rond gezet, maar die uitrol zit inderdaad federaal. Mij lijkt het toch niet onbelangrijk, minister, om daar toch nog eens aan de deur te kloppen en om een ruimere en betere uitrol te laten gebeuren in onze woonzorgcentra. Zoals u aanhaalt, kan men dat niet alleen maar doen met preventie, ook op het vlak van curatie is er enig initiatief nodig.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf de vaststelling van collega Daniëls. Het is inderdaad opmerkelijk dat slechts 199 van de 825 erkende woonzorgcentra hebben deelgenomen. Nochtans zijn de data die we hier genereren natuurlijk ook voor hen belangrijk. Het is misschien wel eens nuttig om te kijken waarom er zo’n lage responsgraad is.
Over het preventierapport zelf hebben de collega’s al een aantal knelpunten en verbeterpunten aangehaald rond het fruit en de mondzorg. Waar ik even op wil ingaan, is de verbetering die er nog zou kunnen zijn rond het mentale welzijn. Zo zou 39 procent geen plekken voorzien waar bewoners terechtkunnen als ze willen praten over moeilijke momenten, stress en tegenslag. Op welke manier zult u daar extra op inzetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor alle aanvullende vragen. Eerst en vooral is die preventiepeiling voor mij wel een belangrijke peiling. Zoals ik reeds heb gezegd, is het aantal respondenten gestegen in vergelijking met drie jaar geleden. Ik zou natuurlijk liever zien dat iedereen zeer enthousiast is om die preventiepeiling in te vullen, dan zouden we pas zicht hebben op elke voorziening.
Collega Daniëls, ik dacht dat ik had gezegd wat er gebeurt met zij die hebben deelgenomen. Onder andere de inspiratiegids, de Logo’s die kunnen komen … Enfin, u moet het antwoord maar nalezen, maar er zijn een hele rits voordelen die je hebt als je eraan hebt deelgenomen. Zij die eraan deelnemen kunnen natuurlijk de beste of de slechtste zijn, dat weet ik niet, maar men zegt mij dat het een vrij representatief staal is als je de doorsnede bekijkt.
De link van collega Schryvers met de gezonde buurt is zeer terecht. Woonzorgcentra zouden overal open huizen moeten zijn. Het zou heel fijn zijn als men overal dementievriendelijke wandelpaden voorziet. Ik weet dat er een aantal lokale besturen zijn die daarop springen, alhoewel springen in deze context misschien niet het best gekozen woord is. Dat is dus super. Ik weet dat er in Zoersel een beweegbank is. Dat is dus inderdaad zeer interessant om zo’n bruggen te zien.
Collega Anaf, u zegt zeer terecht dat we dat ook moeten controleren. Voor mij is het een persoonlijke strijd om die transparantie in de boekhouding en in de dagprijs te krijgen. Het zal ook een opdracht zijn van onze inspecteurs om dat mee te bekijken wanneer ze dat gaan inspecteren. Als ik een ministerieel besluit uitvaardig en zeg dat alles erin moet zitten, maar ze controleren dat niet mee als ze een woonzorgcentrum bezoeken, dan heeft dat natuurlijk weinig zin. Maar ik ga er ook van uit dat de woonzorgcentra zelf wel beseffen hoe belangrijk het is om daar transparantie in te geven.
Collega Daniëls, de bachelor in de Mondzorg wordt door de Vlaamse overheid gefinancierd in de personeelsnorm voor reactivering. Dat is dus perfect mogelijk, en het biedt ook perspectief voor een woonzorgcentrum.
Collega De Reuse, mentaal welzijn is inderdaad een belangrijk issue. Wij stimuleren onze woonzorgcentra om psychologen aan te werven. Ook zij worden gefinancierd in de personeelsnorm. Dat is belangrijk om te weten. Maar op dit ogenblik wordt op veel plaatsen naar psychologen gevraagd. Je ziet dat er op mentaal welzijn wordt ingezet in de woonzorgcentra, maar ook in de thuiszorg. Ook voor de diensten voor gezinszorg heb ik dit jaar de middelen voorzien om extra in te zetten op dat mentale welzijn. Dat is buiten de groeinorm. Dat zijn extra miljoenen euro’s die daar klaarstaan. Dat is minder voor mensen in een woonzorgcentrum, maar vooral om de eenzaamheid bij mensen die thuis wonen voor een stukje aan te pakken. Wie alleen thuis woont en bijna niemand ziet, is mogelijk een nog groter probleem dan iemand die in een woonzorgcentrum zit en daar toch nog sociale contacten heeft. We moeten dat echt wel goed aanpakken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben tevreden dat we dat hier kunnen bespreken. Het lijkt mij heel duidelijk dat die preventiepeiling over een heel aantal aspecten bijkomende informatie geeft over waar de woonzorgcentra op inzetten, en waar er ook nog leemtes en knelpunten zijn. Ik kan dus alleen maar vragen dat u verder werk maakt van de punten die uit die analyse naar boven zijn gekomen. Ik hoop dat er de volgende keer nog meer woonzorgcentra meedoen, en dat die zich allemaal bewust worden van het feit dat dit inderdaad belangrijke informatie is en dat het dus echt nodig is om daaraan deel te nemen.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid gaat het mij niet per se over het controleren of ze transparant zijn over hun dagprijs. Het gaat vooral over of men effectief nog fruit aanbiedt als men dat in de dagprijs moet steken, en daar dus niks extra meer voor kan vragen. Daar heb ik wel wat schrik voor, zeker als je ziet dat 80 procent nu al extra vraagt als ze dat niet meer mogen. Als we daar niet op gaan toekijken, vrees ik dat de resultaten rond vers fruit binnen drie jaar dramatisch zouden kunnen zijn. Speel daar kort op de bal, en controleer of men effectief dat vers fruit nog blijft aanbieden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik denk dat we in het verleden vanuit Vlaanderen voldoende aandacht hebben gegeven aan valpreventie, mentaal welzijn, en het gebruik van medicatie bij diabetes. Deze bevraging lijkt mij een goede basis om enerzijds nu versterkt in te zetten op de inname van gezond en vers fruit en groenten. Anderzijds moeten we nu die preventieve en curatieve mondzorg, en dus die mondhygiënisten, onder de aandacht brengen van onze woonzorgcentra. Misschien is dat ook een aanleiding, waardoor bij de volgende bevraging die we doen, die cijfers in dezelfde richting evolueren als valpreventie en we toch weer die kaap hebben bereikt. Ik wil u die suggestie alvast meegeven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.