Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Iemand die een psychose doormaakt, komt vaak in de psychiatrie terecht. Veelal is dit een noodzaak. Er zijn ook voorbeelden uit het buitenland waarbij minder ingrijpende vormen van zorg voor mensen heel helend werken. Het gaat om kleinschalige plekken waar mensen met psychotische kwetsbaarheid in kleine groep tijdelijk samenleven en zorg en hulp krijgen in een huiselijkere sfeer dan in het ziekenhuis. Een Soteriahuis is hier een goed voorbeeld van. Wetenschappelijk onderzoek uit het buitenland toonde voor een dergelijke aanpak ook maatschappelijke voordelen aan, zoals een korter verblijf, minder grote afhankelijkheid van medicatie en een kleinere kans op herval.
U hoort mij zeker geen pleidooi houden om mensen in een acute psychose niet in ziekenhuizen te verzorgen, maar een alternatief waar mensen op een laagdrempelige en huiselijke manier terechtkunnen, zou ik graag toejuichen.
Hoe staat u tegenover het initiatief van de oprichting van zo’n Soteriahuis in Vlaanderen? Denkt u ook dat alternatieve hulpverlening voor mensen die zo’n psychotische kwetsbaarheid hebben zinvol is en een aanvulling kan zijn op wat er vandaag bestaat? Wilt u een rol spelen in de oprichting van een dergelijk initiatief voor alternatieve hulpverlening bij mensen?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vind het alvast positief dat er vanuit de ggz-sector (geestelijke gezondheidszorg) nieuwe initiatieven ontstaan om personen met een psychotische kwetsbaarheid die zich in een crisis bevinden, te ondersteunen. Ook de link die hierbij is gelegd naar een wetenschappelijke en praktijkgerichte onderbouwde basis is sterk toe te juichen.
Een Soteriahuis vertrekt vanuit een aantal principes die ik, in functie van het realiseren van ons beleid rond geestelijke gezondheid, absoluut onderschrijf. Wij wensen ook de herstelgerichte benadering binnen onze sectoren te promoten. Het betrekken van ervaringsdeskundigen en implementeren van familieparticipatie zijn hieraan onlosmakelijk verbonden aandachtspunten. Het zo veel als mogelijk vermijden van vrijheidsbeperkende maatregelen bij onze zorggebruikers staat ook hoog op onze agenda. Ik zie dus zeker een aantal duidelijke overeenkomsten tussen het huidige ggz-beleid en de principes die centraal gesteld worden in een Soteriahuis.
Ik beaam dat alternatieve hulpverlening voor mensen die een psychotische crisis doormaken zinvol kan zijn, maar het is ook van belang dat deze hulpverlening is afgestemd op de reeds bestaande crisiszorg in het huidige zorglandschap. Ik ga ervan uit dat de reguliere ggz eveneens gediversifieerde, humane en herstelgerichte zorg aanbiedt. Het Soteriahuis wordt hier vooral gepresenteerd als een alternatief, parallel circuit naast het bestaande reguliere ggz-aanbod. Ik zou het liefst hebben dat de werking van de Soteriahuizen breed omarmd wordt vanuit de reguliere ggz, zodat het een aanvullend aanbod vormt van de herstelgerichte benadering van personen met een psychotische problematiek, en dus ook voor een deel geïntegreerd wordt in de klassiekere aanpak.
Ik heb zelf nog een heel aantal vragen aangaande de Soteriahuizen die verder bekeken dienen te worden. Het gaat dan over: het personeelsbestand, nodige expertises, afstemming en positie ten aanzien van het reguliere zorgaanbod, overeenkomsten of verschillen met therapeutische gemeenschappen, samenwerking met allerhande partners, kwaliteits- en veiligheidsvoorwaarden enzovoort.
Ook is het belangrijk om af te stemmen met mijn federale collega Frank Vandenbroucke gezien zijn bevoegdheden aangaande de ggz.
Op zich kijk ik er positief naar, omdat de werking heel nauw aansluit bij wat we willen bereiken met onze ggz.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat we het inhoudelijk eens zijn dat het een zinvol initiatief is en het regulier zorgaanbod kan aanvullen. We hopen dan ook dat dat reguliere aanbod steeds herstelgerichter zou kunnen werken. De vragen die u opwerpt, zijn ook deels de mijne.
Stel dat we dit willen realiseren, dan is de vraag of we dit moeten beschouwen als een initiatief beschut wonen, een deel van een psychiatrisch verzorgingstehuis of een therapeutische gemeenschap. U en of uw federale collega kunnen bekijken, als er stappen worden ondernomen, wie wat voor zijn of haar rekening zou kunnen nemen. Het zou jammer zijn dat het initiatief er door de ingewikkelde bevoegdheidsverdeling en onduidelijkheid niet zou kunnen komen. Hopelijk kunt u daar met uw collega over spreken. Ik ben alvast blij met uw positieve benadering van de Soteriahuizen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, in deze eerste commissievergadering na nieuwjaar, wens ik ook van mijn kant iedereen de beste wensen en een goede gezondheid toe, zowel fysiek als mentaal. Want al de tijd waarbij je niet bij dokters moet zijn, is eigenlijk vrije tijd die je kunt besteden aan al wat je zelf wilt. Ik denk dat dat toch altijd fijner is.
Terug naar de vraag van de collega. Het is een interessante vraag over Soteriahuizen. Ik heb daarbij de volgende concrete vragen. Het is inderdaad een nieuw initiatief. Het is laagdrempelig. Het heeft wel een andere invulling. Maar, minister, de vraag is welke plaats het inneemt in ons zorglandschap, en hoe.
Want in het kader van mensen die nood hebben aan hulp, stel ik vast dat ons zorglandschap toch niet zo makkelijk leesbaar is. Er zijn allerlei initiatieven, allerlei afkortingen in het land. Er zijn zaken die gereguleerd zijn. Er zijn zaken die niet gereguleerd zijn. We hebben ook allerlei therapeuten, die allerlei borden aan hun huis kunnen hangen, coachen allerhande.
Op welke manier kunnen we onderscheid maken tussen zaken die effectief werken, alternatieven die werken, en zaken die helaas minder goed werken. Want het is natuurlijk in het belang van Soteriahuizen die daarin een rol willen opnemen, dat we een soort van kwaliteitslabel kunnen voorzien, of een onderscheid kunnen maken. Ik vind dat toch iets belangrijks.
Mijn tweede punt daarbij betreft de manier waarop er samenwerking is, want op de website van Te Gek!? worden Soteriahuizen ook meegenomen. Op welke manier is er doorverwijzing? Want het is inderdaad laagdrempelig, het kan de druk op de centra voor geestelijke gezondheidszorg verlichten, maar op welke manier is dat dan in het landschap georganiseerd?
Ten derde, en dat heb ik ook wel gehoord in uw antwoord, maar misschien moeten we in het kader van alternatieve hulpverlening ook naar het buitenland kijken. Alternatief staat in dezen niet voor ‘doe maar wat’, maar wel voor een andere aanpak dan de aanpak die we vandaag al kennen binnen onze geestelijke gezondheidszorg, zoals die van Soteriahuizen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik vind de manier van aanpak van die Soteriahuizen toch wel belangrijk, en ik zie daar toch een grote meerwaarde in. Jullie weten dat ik in een gemeente woon met een heel groot psychiatrisch ziekenhuis, waar men eigenlijk alle vormen van behandeling doet: opvang en zorg voor mensen met een psychische kwetsbaarheid, gaande van residentiële voorzieningen tot beschut wonen, tot ambulante behandeling, et cetera.
Dan zie ik toch ook wel welke noden er zijn bij een aantal mensen en die door bepaalde episodes in hun leven gaan, die dan ook wel elke keer terugkomen. Als je dan ook telkens door een hele opnameprocedure moet die langdurig is, die moet voldoen aan een aantal voorwaarden, enzovoort, dan weegt dat zwaar. Als ze daarentegen laagdrempelig, kleinschalig, veilig en met een bepaalde zekerheid terug met de nodige zorg omringd kunnen worden, kan dat eigenlijk heel veel soelaas bieden. Dus ik hoop inderdaad dat er daarin stappen kunnen worden gezet.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik kan eigenlijk kort zijn. De opmerkingen van collega Daniëls sluiten eigenlijk aan op de vragen die er nog zijn voor ons, en ze sluiten ook aan op wat collega Schryvers zegt.
Voor mij is dit interessant genoeg om de handschoen op te nemen, om te kijken of we kunnen coördineren, maar het is voor mij vooral van belang dat het geen apart circuit is, maar dat het geïntegreerd wordt, dat het een aanvulling is op het bestaande hulpaanbod. Op die manier kunnen we goed vooruitgaan, denk ik.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben vooral blij dat de minister het initiatief verwelkomt en het als aanvullend ziet op wat er al bestaat. Ik denk dat we kunnen nadenken – zeker ook aandachtig voor de opmerkingen van de collega’s – over hoe we dit in Vlaanderen een plek kunnen geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.