Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden hadden we al een debat over de komende demografische zorgclash en het voorstel van Zorgnet-Icuro om zevenduizend extra bedden te voorzien richting 2030. Zoals u weet is de financiering van de infrastructuur in de ouderenzorg hervormd en loopt dit nu via een forfait. Wie vroeger infrastructuur wilde bouwen, kon dit via de klassieke en alternatieve financiering binnen het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). In een eenparig aangenomen resolutie werd dit vroeger al aangekaart.
Van de voorzieningen die toen via die weg het gebouw aan ongeveer 60 procent gesubsidieerd konden krijgen, zien sommigen nu dat dit stilaan zal aflopen. De nood om infrastructuur te vernieuwen, wordt steeds groter.
Sommige groepen uit de sector ouderenzorg vragen nu om die hogere bouwkost te compenseren met een hogere overheidssubsidie. Nochtans zijn er alternatieven via een publiek-private samenwerking of door met private vennootschappen samen te werken om het gebouw neer te zetten, terwijl de voorziening dit dan natuurlijk kan blijven uitbaten.
Enkele weken geleden gaf u terecht aan dat niet de baksteen centraal moet staan, maar wel de zorgvrager. Daarbij moet innovatie een grote impact kunnen krijgen om te komen tot een betere ouderenzorg.
Minister, ik heb daarom de volgende vragen.
Hoe staat u ten opzichte van de oproep om de infrastructuursubsidies te verhogen, wetende dat een deel van de sector even kwalitatief bouwt zonder subsidie?
Kan een inschatting gemaakt worden van welke infrastructuur intussen aan vervanging toe is? Bestaat hier een zorgstrategisch plan voor?
Het infrastructuurforfait zorgt er nog steeds voor dat kamers 1,88 procent duurder werden dan het gemiddelde, zij het tegenover splinternieuwe infrastructuur. Hoe evalueert u dit infrastructuurforfait? Is er reeds studiewerk waarbij duidelijk wordt hoe hoog dat forfait moet zijn om de stijgende bouwkost wel te kunnen dekken?
Het regeerakkoord zegt dat onderzocht zal worden hoe bestaande reserves beter geactiveerd kunnen worden voor infrastructuur. Waar staan we hier intussen in?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega.
Ik heb naar aanleiding van het debat over de komende demografische uitdagingen en het voorstel van Zorgnet-Icuro ook een oproep tot verhoging van de financiering van vernieuwbouw van woonzorgcentra en centra voor kortverblijf ontvangen. Ik heb akte genomen van de signalen en neem bijkomend akte van de alternatieven die u aangeeft om de hogere bouwkost te compenseren zoals via publiek-private samenwerking of door samenwerking met private vennootschappen.
Ik bekommer me absoluut over de impact van de hogere bouwkost op de betaalbaarheid van een verblijf in een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf.
Het infrastructuurforfait ouderenzorg is sinds 2018 opgezet als een financieringssysteem waarbij de overheid een tussenkomst betaalt aan de voorziening per effectief bewoonde woongelegenheid, waarbij het doel is om de dagprijsverhoging voor de bewoners te beperken. Deze financiering wordt geregistreerd op het moment dat de woondiensten worden verleend en dus op het moment dat de bewoner in de voorziening verblijft. Het gaat niet over een klassieke investeringssubsidie.
Het eerste basisprincipe is dat voor voorzieningen voor de woongelegenheden waarvoor het infrastructuurforfait toegekend wordt, men die als korting zichtbaar op de factuur in mindering moeten brengen ten voordele van de bewoner.
Een tweede uitgangspunt is dat de gebruiker zelf instaat voor de huisvestingskost en dat de overheid tussenkomt om de kosten te helpen dragen verbonden aan het zorggerelateerde en collectieve karakter van het gebouw.
Ik wil die vragen binnen dit kader bekijken en te evalueren. Samen met de sector zal ik ook op zoek gaan naar oplossingen.
Ik wil voor alle duidelijkheid wel meegeven dat dit infrastructuurforfait voor alle woonzorgcentra toegankelijk is die aan de voorwaarden voldoen. Het is dus niet zo dat publiek-private samenwerkingen of constructies met vastgoedvennootschappen uitgesloten worden. Een van de voorwaarden om het forfait te ontvangen is wel dat er geen vrije prijszetting mogelijk is, maar dat een prijzenformulier moet worden goedgekeurd door het Departement Zorg.
Ik antwoord op uw tweede vraag. Bij de omschakeling is van het zorgstrategisch plan afgestapt als voorwaarde voor financiering. In tegenstelling tot de VIPA-procedure is er geen functioneel, financieel of bouwtechnisch advies meer vereist. Ik heb vandaag dus geen zicht op welke infrastructuur intussen aan vervanging toe is. Het forfait kan jaarlijks aangevraagd worden.
Op basis van de meting dagprijzen 2023 stellen we vast dat woongelegenheden waarop het infrastructuurforfait niet van toepassing is een gewogen gemiddelde dagprijs van 69,91 euro kennen. De woongelegenheden met infrastructuurforfait, die zijn gerealiseerd in nieuwe infrastructuur met hedendaags comfort, kennen een bruto gewogen gemiddelde dagprijs van 77,47 euro.
De netto te betalen dagprijs in woongelegenheden met infrastructuurforfait van 71,47 euro ligt in Vlaanderen gemiddeld 1,88 procent hoger dan de totale gewogen gemiddelde nettodagprijs in Vlaanderen, die 70,15 euro bedraagt. Woongelegenheden met infrastructuurforfait realiseerden natuurlijk zeer grote investeringen, terwijl de infrastructuurstatus van de woongelegenheden zonder forfait, niet gekend is. Het is dus onjuist om deze gemiddelden te vergelijken, omdat de enen al fors geïnvesteerd hebben.
Op basis van die cijfers wordt het infrastructuurforfait als positieve maatregel gezien, die een grote dagprijsstijging bij infrastructuurinvesteringen beperkt en de betaalbaarheid voor de bewoners ten goede komt. Omdat voor elke gebruiker eenzelfde korting voorzien is, is het ook zeer transparant.
Verder is in de regelgeving opgenomen dat het forfait jaarlijks aangepast wordt aan de afgevlakte gezondheidsindex, naar analogie met andere zorgcomponenten van de werkingsbetoelaging. De vraag of dat infrastructuurforfait in lijn ligt met de gestegen bouwkost, kun je vanuit verschillende hoeken beantwoorden. Er is de evolutie van de bouwindex versus de afgevlakte gezondheidsindex. Er zijn de gestegen verwachtingen rond milieu en toegankelijkheid met effect op de technieken, en er is de gestegen intrestkost. Die hebben allemaal een impact op het totale plaatje.
Voor het verstrekken van het infrastructuurforfait wordt er geen koppeling meer gemaakt aan de financieringsmethodiek. Publiek-private samenwerkingen of constructies met vastgoedvennootschappen worden niet uitgesloten. Er is ook de mogelijkheid om coöperatieve vastgoedvennootschappen op te starten. De doelstelling moet zijn om de financieringskost van de infrastructuur niet te laten oplopen en daarvoor dus ook de bestaande reserves te kunnen activeren.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Uiteraard stel ik niet de vraag om zomaar één groep te gaan financieren. Ik ben blij dat u ook heel fel blijft inspelen op dat forfait, dat voor iedereen kan dienen. Het is inderdaad de bedoeling om een gelijk speelveld te blijven creëren voor alles en iedereen die er gebruik van wenst te maken.
Niettemin is het een uitdaging om de toekomst tegemoet te gaan. Er worden extra plaatsen gevraagd. Er zijn ook noden en er zijn manieren nodig om de omschakeling te maken, zodat het niet alleen over pure zorg en medisch denken zou moeten gaan, maar dat het echt zo wordt dat we ouder durven en kunnen wonen en leven. Die gedachte zal toch zichtbaarder moeten worden in de toekomstige manier van bouwen. Daar hebben we nog een lange weg te gaan. We moeten niet meer die lange gangen van vroeger aanmoedigen, maar moeten wel kleinschaliger wonen in al zijn vormen ambiëren richting de ouderensector en dat samen mogelijk maken.
Recent nog hebben we in de pers gemerkt dat er een oproep is om leegstaande assistentiewoningen om te vormen naar een nieuw model en dat men dat ook probeert op lokaal niveau. Ik denk dat we daar ook op moeten inzetten, minister.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik heb nog twee aanvullende vragen. Twee legislaturen geleden heeft mijn collega Vera Van der Borght een studie gevraagd naar de kosten van de bouw van ouderenvoorzieningen die bouwen met en zonder infrastructuursubsidie. Zou het niet nuttig zijn om die studie te herhalen?
Als er een sectorspecifieke boekhouding voor woonzorgcentra is, zullen we toch wel een duidelijker zicht krijgen op de impact van de subsidie op de infrastructuurkosten die aan ouderen worden aangerekend. Wanneer mogen we die sectorspecifieke boekhouding verwachten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Saeys heeft gelijk dat twee legislaturen geleden de toenmalige infrastructuursubsidie is afgeschaft en dat de huidige, met de korting op de dagprijs, in de plaats is gekomen. Minister, ik heb ook al vragen gesteld over het aantal woonzorgcentra dat daar een beroep op doet en wie er geen beroep op doet, en de opdeling volgens rechtsvorm. Dat is natuurlijk een heel moeilijk gegeven. Ik denk dat het zinvol zou zijn om zicht te hebben op de redenen waarom bepaalde woonzorgcentra de infrastructuursubsidie niet vragen en wat dan de gevolgen op de dagprijs zijn. Want het is natuurlijk die dagprijs die elke dag betaald moet worden door de bewoner. Vlaanderen heeft de middelen en doet op regelmatige basis een oproep. Eigenlijk zou je dan denken dat iedereen daarop inspeelt, zodat alle bewoners die korting kunnen krijgen, maar dat is niet zo. En dus is mijn vraag of er zicht is op de redenen daarvoor en wat de impact is op de dagprijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's.
Ik doe twee aanvullingen. De leegstaande assistentiewoningen moet ik bekijken met het kabinet van collega Matthias Diependaele. Ik wil dat zeker ook doen.
Dan antwoord ik op de vraag over de sectorspecifieke boekhouding. Het is de bedoeling om die gefaseerd uit te rollen, dat weet u, vanaf volgend jaar. Ik ga daar ook met een decreet en besluiten naar de Vlaamse Regering. We zijn daar volop gesprekken over aan het voeren.
Wat die studie betreft, moet ik me informeren, collega Saeys. Ik denk eigenlijk dat het vooral van belang is dat we de gestegen kostprijs voor alle toekomstige bouwwerken ook om andere redenen dan puur de index, in kaart zullen proberen brengen. Voilà.
En collega Schryvers, ik denk dat de reden waarom sommigen dat infrastructuurforfait niet aanvragen, alles te maken heeft met het feit dat men dan niet de prijs kan zetten. We kunnen dat dan wel meenemen in het bijsturen van het dagprijsbeleid. Daar zijn we dus ook mee bezig.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u wel, minister. Gelet op de demografie die op ons afkomt, denk ik dat we samen voor een grote uitdaging staan. We weten het allemaal. Nu en dan hebben we de noodkreten die daarbovenop komen. Het lijkt me belangrijk om alle middelen die we kunnen inzetten, zo goed en efficiënt mogelijk in te zetten in functie van de kwaliteit die we samen willen beogen. En natuurlijk moet het voor alle spelers een gelijk speelveld blijven op het terrein.
De vraag om uitleg is afgehandeld.