Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De startprijs voor een luxestudentenkot is 990 euro. Voor de duidelijkheid: onder een luxestudentenkot verstaan we een kot met een badkamer inbegrepen voor één student. Nu, 990 euro, kosten niet inbegrepen, is bijzonder veel. Het is helaas geen uitzondering meer.
De aanleiding van mijn vraag is een onderzoek van de KU Leuven. Zij onderzoeken elk jaar een duizendtal huurcontracten. Vorig academiejaar was 43 procent van de koten een comfortkamer met badkamer. Dat is bijzonder veel. Dat wil zeggen dat er eigenlijk maar 57 procent standaardkamers zijn. Die cijfers tonen ook aan dat het aantal luxekoten jaar na jaar groeit. Om een ander cijfer te geven: in 2015 was het nog 19 procent. Vandaag is het 43 procent. Bijgevolg blijven de kotprijzen stijgen. Het wordt alsmaar moeilijker om een betaalbaar kot te vinden.
Minister, u bent op de hoogte van deze problematiek want in de Septemberverklaring maakte u duidelijk dat u hiervoor middelen vrijmaakt en u wilt de woonmaatschappijen inschakelen voor meer betaalbare studentenkoten. Op zich is het natuurlijk goed nieuws dat u zich wilt inzetten voor de realisatie van bijkomende betaalbare koten in de Vlaamse studentensteden, maar we hebben met Groen, net zoals de andere oppositiepartijen, bedenkingen bij de beslissing om een deel van de middelen die oorspronkelijk voor de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) bedoeld waren, nu voor studentenhuisvesting in te zetten. Daarom stel ik deze vraag want wij denken dat er ook nog andere pistes denkbaar zijn om meer betaalbare studentenkoten te realiseren, waarbij het budget voor sociale huur ook daar kan blijven.
Minister, hebt u andere oplossingen overwogen, behalve die die u in de Septemberverklaring voorgesteld hebt? Een piste waar wij bijvoorbeeld aan denken, is het systeem van sociale last, maar dan op dit specifieke segment. Hebt u bijvoorbeeld laten onderzoeken of wilt u laten onderzoeken of het mogelijk is om projectontwikkelaars te verplichten een bepaald percentage betaalbare koten en basiskamers te bouwen? Zo zouden voorwaarden opgelegd kunnen worden op het vlak van oppervlaktes, voorzieningen en prijzen, zodat het aanbod basis- en betaalbare kamers kan uitbreiden. Dat lijkt ons een haalbare, interessante piste.
Of als u dat niet of minder genegen bent, zijn er dan nog andere pistes die u overweegt of wilt overwegen in het laatste jaar van deze legislatuur?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, dank u wel voor uw vraag. Voor ik het voorbereide antwoord voorlees, geef ik twee voorafgaande opmerkingen. Ten eerste, wij staan open voor alles. We overwegen dus ook alles. Ook wat u zou denken dat niet direct tot mijn ideeën hoort of tot ideeën die in mijn groter plaatje passen, overwegen we zelfs.
Ten tweede, ik wil duidelijk maken dat er op zich geen probleem is met het bestaan van luxestudentenkoten. U probeert van daaruit in uw analyse een beetje te vertrekken, maar dat is het probleem niet. Ik heb er ook geen enkel probleem mee dat die er zijn. Het probleem is het tekort aan aanbod van betaalbare studentenhuisvesting. Dat is natuurlijk waar de knoop ligt. Ik vind niet dat u van het ene het andere mag afleiden want dat is niet het geval. Dat is ook waar wij op proberen in te zetten. Daarom volgt nu mijn antwoord dat ik u nu geef.
In de Septemberverklaring heb ik inderdaad aangekondigd dat ik middelen vrijmaak om in Vlaanderen meer betaalbare studentenkoten te realiseren. Ik wil voor de duidelijkheid meegeven dat het inschakelen van de woonmaatschappijen daar deel van uitmaakt, maar tegelijk slechts een van de drie initiatieven is die ik toen heb aangekondigd. Ik maak immers ook 26 miljoen euro vrij om een aankoopprogramma voor ontwikkelbare gronden op te starten en om 100 miljoen euro renteloze leningen aan de hogeronderwijsinstellingen te geven.
Met deze drie maatregelen wil ik een financiële impuls geven om meer betaalbare studentenhuisvesting te realiseren. Ons kabinet had hierover gisteren overigens nog een erg constructieve vergadering met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), de studenten en de hogeronderwijsinstellingen zelf.
De maatregelen komen er naar aanleiding van een onderzoek van het Steunpunt Wonen over het aanbodbeleid van studentenhuisvesting. Dat rapport is eerder dit jaar opgeleverd en maakt duidelijk dat het aanbodbeleid een aangelegenheid is van verschillende bevoegdheidsdomeinen en -niveaus. Het zijn vandaag namelijk de lokale overheden die instaan voor het aanbodbeleid. Het rapport bevat daarom aanbevelingen richting zowel de lokale besturen, als het Vlaamse beleidsniveau.
Voor het Vlaamse beleidsniveau stelt het rapport dat de hogeronderwijsinstellingen meer geresponsabiliseerd moeten worden om zelf een eigen aanbod aan studentenhuisvesting te voorzien, maar het plaatst daar ook voldoende financiering tegenover. Zonder subsidiëring is het voor hogeronderwijsinstellingen gewoonweg niet haalbaar om bijkomende gronden te verwerven om een betaalbaar aanbod te voorzien. Een renteloze lening wordt als voorbeeld aangehaald om de hogeronderwijsinstellingen financieel te ondersteunen. Het rapport haalt ook aan dat bij de financiering het best waarborgen worden ingebouwd om er zeker van te zijn dat de gerealiseerde studentenkoten betaalbaar blijven en worden aangeboden aan meer kwetsbare studenten. Het zijn precies die aanbevelingen die ik ter harte heb genomen.
In uw vraag verwijst u naar het idee om projectontwikkelaars te verplichten een bepaald percentage betaalbare koten en basiskamers te bouwen, met verschillende steunmaatregelen ter compensatie, analoog met het vroegere systeem van de sociale last. Dat principe om projectontwikkelaars te verplichten om een bepaalde typologie te bouwen is op zich niet nieuw en wordt eigenlijk al toegepast door een aantal studentensteden. Gent en Leuven hebben bijvoorbeeld hun gemeentelijke bouwverordeningen aangepast om te vermijden dat alleen nog nieuwbouwcomplexen met een overaanbod aan studio’s worden gebouwd.
In Leuven ligt de focus bijvoorbeeld op het creëren van echte kamerprojecten, met complexen die voor minimum 75 procent bestaan uit basiskamers, onderverdeeld binnen kleinere leefeenheden van maximum vijftien kamers. In Gent is er dan weer een focus op een algemene typologische menging en legt men voornamelijk minima op voor kamers zonder eigen faciliteiten.
Het rapport van het steunpunt bouwt daarop verder en formuleert dan ook de aanbeveling richting de studentensteden om hun stedenbouwkundige verordeningen te herbekijken en toe te zien op een typologische mix bij de vergunningsbeoordeling. De aanbeveling richt zich dus uitdrukkelijk op de studentensteden zelf en niet op het Vlaamse niveau. Ik laat het dan ook aan de gemeentelijke autonomie over om hier zelf mee aan de slag te gaan.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt, voorzitter, en bedankt, minister, voor uw antwoorden.
Als ik de indruk heb gewekt dat het een vraag antiluxekoten was, dan was dat absoluut niet mijn intentie. Er is inderdaad geen probleem met luxekoten, er is natuurlijk wel een probleem met een tekort aan betaalbare koten, aan standaardkoten. Ik dacht dat dit een springplank kon zijn. Het feit dat projectontwikkelaars steeds meer luxekoten bouwen, zou met een analoog systeem van sociale last, ook meer betaalbare koten kunnen opleveren.
U hebt een aantal pistes voorgesteld die u gaat bewandelen. Maar ik ben ervan overtuigd dat met het steeds groter wordende tekort, er verschillende pistes moeten worden onderzocht. Als we kijken naar de tekorten, dan gaat het vandaag over vierduizend in Leuven en tienduizend in Gent. Dat zijn immense aantallen.
U zegt dat studentensteden zelf het systeem van sociale last kunnen invoeren dat projectontwikkelaars aanmoedigt om ook een bepaald percentage standaardkamers te bouwen, wat dus voor een grotere diversiteit zorgt. In het debat daarnet over de Gentse eisen en de Gentse volksraadpleging hadden we het ook over de sociale lasten, over heel Vlaanderen. U zei dat u dat niet genegen bent, maar dat u in een specifieke context of vorm bij een bepaald segment wel voorstander kunt zijn van zo’n systeem van sociale last. Betaalbare studentenkoten is een segment dat toch zwaar onder druk staat. Ik ben nieuwsgierig naar een meer uitgebreid antwoord.
Waarom zegt u dat u doorverwijst naar de studentensteden, als u in een ander antwoord aangaf dat u het voor een bepaald segment wel genegen zou zijn?
Ik heb nog een tweede bijkomende vraag over een piste die ik van bepaalde studentensteden heb gehoord. Het betreft het tegengaan van stukverkoop van studentenkamers, zodat het beheer van grote studentencomplexen in handen van één beheerder blijft. Dat zou kunnen helpen om het tekort aan betaalbare koten weg te werken. Wat is uw mening daarover? Bent u bereid om die piste te overwegen of te bewandelen? Kwam dat gisteren in het overleg met de VLIR en de VLHORA naar boven?
Alvast bedankt voor uw antwoorden, waar ik benieuwd naar ben.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Vanuit onze fractie hebben wij altijd gepleit voor voldoende aandacht om een divers aanbod te hebben en te houden of te creëren binnen de studentenhuisvesting. We denken echt wel dat er met de aangekondigde maatregelen in de Septemberverklaring een heel belangrijke eerste stap is gezet. Het bouwen van sociale koten of basiskoten, en die dan ook echt gericht toewijzen aan beursstudenten of bijna-beursstudenten, is een heel gerichte maatregel die ervoor kan zorgen dat studeren geen luxeproduct wordt en dat we iedereen die daartoe gemotiveerd is, de kans geven om een studentenkamer te vinden.
Minister, bij het vorige debat hierover hebt u mij uitgelegd waarom u ervoor hebt geopteerd om de toewijzing voor de basisquota toe te wijzen aan de hogeronderwijsinstellingen. Ik ga ervan uit dat u daarmee de stuvo’s bedoelt, de diensten studentenvoorzieningen, die ook nu al hun eigen beheerde kamers toewijzen aan de studenten, en dat u van mening bent dat daar ook de expertise zit en dat, als er straks basiskoten zijn, de stuvo’s dan ook vanuit de hogeronderwijsinstellingen die toewijzing doen. Ik denk dat zij daar inderdaad de nodige expertise toe hebben.
De heer Veys heeft het woord.
Ik wou gewoon nog eens mijn verbazing meegeven over de standpunten van de cd&v-fractie in dezen. In januari 2022 kondigde u aan dat u een deel van het niet-benutte budget voor sociale woningbouw voor die geconventioneerde huurwoningen ging gebruiken. Toen was het kot te klein. Toen was de cd&v-fractie moord en brand aan het schreeuwen. Dat mocht absoluut niet voor andere doeleinden gebruikt worden. (Opmerkingen van Vera Jans)
U bent dan nog niet zeker dat dat zo is. U zei zelf “bijna-beursstudenten”, collega Jans. Maar nu is dat blijkbaar, als het een eigen idee is waar die middelen voor gebruikt worden, absoluut geen probleem. Dat vind ik, licht uitgedrukt, toch wel wat hypocriet van een zogezegd sociale beleidspartij.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen en opmerkingen.
Mevrouw Moerenhout, er is een heel verdedigbare logica voor het feit dat je lokale besturen de laatste bevoegdheid voor het woonbeleid in handen geeft. Zij kennen de situatie op het terrein het best. Ik geloof er ook heel hard in dat zij om kunnen met die autonomie. Zij moeten die afwegingen maken. Ik begrijp dat het een heel diffuus beeld geeft over heel Vlaanderen van waar men er op een bepaalde manier mee omgaat en waar men die bevoegdheid een beetje minder strak in handen neemt, maar ik vind dat wel perfect verdedigbaar.
Wat de stukverkoop betreft: ik heb dat daarnet ook al aangehaald, bij de vraag om uitleg van mevrouw De Vroe over het feit dat men de opdeling van kamers enkel bij melding zou moeten kunnen doen en niet bij vergunning. Ik vind dat de lokale besturen op basis van grondige afwegingen perfect de keuze kunnen maken om zich te verzetten tegen stukverkoop. Ik ben daar niet per definitie tegen. Ik zeg wel uitdrukkelijk dat dat zeker niet iets is dat over heel Vlaanderen nuttig zou zijn en een meerwaarde zou betekenen, net omdat de woonsituatie in de verschillende steden over heel Vlaanderen zo grondig verschilt. In die zin denk ik dat de vraag met betrekking tot stukverkoop heel duidelijk aangeeft wat mijn mening is over de bevoegdheid bij de lokale besturen.
Mevrouw Jans, er is een zeer grote variëteit in hoe de verschillende hogeronderwijsinstellingen of universiteiten daarmee omgaan, hoe ze dat regelen, welke praktische uitwerking zij daaraan geven. Dat is de reden waarom we het bij hen laten liggen hebben. In principe is het ook hun keuze om te kijken wie dat uiteindelijk gaat doen, maar in de praktijk gaat dat natuurlijk bij de stuvo’s terechtkomen. Ik ken ze nu niet allemaal, maar ik denk dat dat bij de grootsten zowat overal daar terecht zal komen. En dat lijkt mij maar de logica zelve te zijn.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden, minister. Als slotrepliek wil ik zeggen dat we over de problematiek van het tekort aan betaalbare studentenkoten al vaak gedebatteerd hebben in deze commissie en dat het vandaag ook niet de laatste keer zal zijn, want die problematiek gaat alleen maar toenemen.
Ik herhaal graag dat een systeem van sociale lasten volgens mij niet alleen toepasbaar zou kunnen zijn op het segment van studentenkoten, maar ook wenselijk zou zijn. Ik hoop dat de aangekondigde maatregelen in het kader van de Septemberverklaring soelaas brengen. Maar nog los van het feit dat de woonmaatschappijen nu al overbevraagd zijn en dat het helemaal niet hun taak is om betaalbare studentenkoten te realiseren, denk ik ook niet dat die maatregelen soelaas gaan brengen. Ik denk dus dat er meer maatregelen en meer pistes nodig gaan zijn. Vanuit Groen zullen we de problematiek alleszins blijven opvolgen in de komende maanden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.