Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
In de vergadering van de commissie Wonen van 29 juni heb ik u bevraagd over het inzetten van de e-governmentportalen in de strijd tegen eigendomsfraude en vermogensfraude in de sociale huisvestingssector. Het gebruiken van deze methode zou inzage geven in eigendom, inkomens, uitkeringen en vermogens. Een groot deel van de voorwaarden waaraan een kandidaat-huurder en huurder moeten voldoen, zou op een efficiënte en vooral kosteloze manier kunnen worden nagegaan.
U stelde in dezelfde commissievergadering dat dit aanvullend gebruikt kan worden op de raamovereenkomst die momenteel loopt. Landen die over een dergelijk e-governmentportaal beschikken, zullen niet via de raamovereenkomst gecontroleerd moeten worden. De vier landen, bijvoorbeeld Marokko, Turkije, Spanje en Italië, waar de meeste controles plaatsvinden momenteel, hebben zo een portaal. Er zijn heel wat voordelen: Men zou een systematische controle kunnen uitvoeren, en niet langer enkel op basis van vermoedens. Er zouden ook meer sociale woningen vrijkomen voor mensen die er echt wel recht op hebben.
Tijdens de bewuste vergadering verduidelijkte u dat het agentschap Wonen in Vlaanderen (AWV) een juridische toets heeft gedaan met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel, en dat die niet eenduidig zou zijn. Dat er een ongelijke behandeling zou zijn omdat de landen zonder uitgewerkt e-governmentportaal niet gecontroleerd kunnen worden, klopt volgens mij niet. Men kan maar spreken van een ongelijke behandeling wanneer twee identiek gelijke situaties ongelijk behandeld worden. Er is in dezen geen sprake van twee identiek gelijke situaties, namelijk landen met of zonder een e-governmentportaal. Die identieke situatie is in dat geval dus afwezig. Juridisch gezien zou er dus geen enkel probleem mogen zijn betreffende het gelijkheidsbeginsel.
Er doet zich echter wel een groter juridisch probleem voor indien men voor de landen waar er een uitgebreid e-governmentportaal is, toch een beroep blijft doen op onderzoeksbureaus. De EU-verordening Gegevensbescherming huldigt namelijk het subsidiariteitsprincipe. Dat houdt in dat men bij de gegevensverwerking van persoonsgegevens de minst ingrijpende inbreuk op de privacy dient te gebruiken. Dat wordt eveneens telkens in de uitspraken van de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA), de vroegere Privacycommissie, bevestigd. Tot voor kort werden de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) telkens bij gerechtelijke procedures door de GBA in het gelijk gesteld, omdat die oordeelde dat er geen andere minder ingrijpende methode bestond dan het inzetten van onderzoeksbureaus. Dat is nu veranderd voor bepaalde landen. EgovScan heeft de GBA hiervan op de hoogte gebracht, en men heeft hiervan nota genomen. U gaf tijdens de commissie Wonen aan dat het voor u allemaal wat sneller mag gaan wat de timing betreft van het verder uitzoeken van de vraagstukken die zich stelden. Een exacte timing kon u toen nog niet geven.
Kunt u wat meer duiding geven over de stand van zaken van het gebruik van deze portalen?
Welke stappen werden er inmiddels ondernomen om de bruikbaarheid van dit systeem uit te klaren?
Heeft het AWV inmiddels bekeken welke mogelijkheden er zijn om de sector op te leiden in het gebruik ervan en het op dezelfde manier toe te passen? Welke stappen zijn hierbij genomen? Werden er bepaalde externe specialisten gecontacteerd?
Beschikt u inmiddels over een timing van wanneer die eventueel zou kunnen worden uitgerold? Zijn hierrond decretale initiatieven in voorbereiding?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer D’haeseleer. Ik heb een kort antwoord, en ik ga de vragen samen behandelen.
Zoals ik in mijn vorige tussenkomsten over dit thema al heb aangegeven, kan het gebruik van dergelijke portalen complementair zijn aan de raamovereenkomst die vanuit de Vlaamse overheid ter beschikking wordt gesteld om bezit in het buitenland op te sporen. Het gebruik van deze portalen kan nuttig zijn, maar heeft ook een aantal beperkingen. Zo zijn er, zoals u zelf ook aanhaalt, slechts een beperkt aantal landen met dergelijke portalen. Ook is de medewerking van de sociale huurder telkens verreist, dat is vooral een moeilijke. Als die evenwel weigert mee te werken, kan dat natuurlijk wijzen op een sterk vermoeden dat er effectief bezit in het buitenland aanwezig is. De raamovereenkomst kan dan complementair ingezet worden om te onderzoeken of er sprake is van bezit in het buitenland.
Het AWV staat in contact met EgovScan, en bekijkt momenteel op welke manier er het best een opleiding kan worden georganiseerd voor geĂ¯nteresseerde woonmaatschappijen. Zo zullen zij dit instrument, complementair aan de huidige werking, kunnen benutten.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Dank u wel, minister. U zegt dat er een beperkt aantal problemen zijn, omdat er een beperkt aantal andere landen dergelijke e-governmentportalen hebben. Natuurlijk is het wel zo dat de landen waar er momenteel juist heel veel controles worden gevoerd – namelijk Marokko, Turkije, Spanje en Italië – ook de landen zijn die dergelijke e-governmentportalen bezitten. In plaats van onderzoeksbureaus naar die landen te sturen, zou men inderdaad er veel beter voor opteren om die controle via het e-governmentsysteem dat EgovScan aanbiedt te laten uitvoeren.
Ik ben in ieder geval blij, als ik het goed begrepen heb, dat EgovScan opleidingen zal organiseren voor sociale woonmaatschappijen om het onderzoek via het systeem van die e-governmentportalen mogelijk te maken. Ik denk eerlijk gezegd wel dat het veel efficiënter zal kunnen gebeuren dan met die onderzoeksbureaus. Minister, iedereen weet dat, wat die onderzoeksbureaus betreft, men alleen maar reageert op basis van vermoedens, en dat men eigenlijk op die manier enkel maar het topje van de ijsberg treft. Er blijven heel wat fraudeurs onder de radar. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Of men het nu complementair inzet of in eerste instantie als eerste middel moet inzetten, daar kan men natuurlijk over discussiëren. Het is belangrijk dat we alle stappen zetten die mogelijk zijn om die sociale fraude in te dijken. De digitale middelen die voorhanden zijn, moeten maximaal gebruikt worden. Ik denk dat we dat verplicht zijn ten aanzien van de Vlamingen, en zeker ten aanzien van de meer dan 170.000 wachtenden op een sociale woning. Het zou niet alleen de controle efficiënter maken, maar het zou ook veel goedkoper zijn. Bovendien denk ik dat, als men het systematisch zal uitrollen voor elke buitenlandse sociale huurder, zal blijken dat de schaal van sociale fraude veel groter zal zijn dan men op dit moment vermoedt.
We zullen dit dossier blijven opvolgen, en wij kijken uit naar de uitrol van het systeem. Zeker de mate waarin sociale huisvestingsmaatschappijen in de toekomst gebruik zullen maken van deze nieuwe tool. Ik denk dat dit tot veel meer resultaten zal kunnen leiden dan het systeem van de uitvoering van de raamovereenkomst dat momenteel loopt. We zullen dat in de toekomst blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.