Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik heb enkele vragen over de bouw van 3300 betaalbare studentenkoten, de nieuwe maatregel die u vorige week hebt aangekondigd. Daarvoor wordt een budget aangewend van 226,5 miljoen euro. We zagen in het centenboekje reeds 6,5 miljoen euro genoteerd staan. Daarnaast komt er nog tweemaal 100 miljoen euro, enerzijds vanuit de FS3-middelen (financieringssysteem 3), als ik me niet vergis, dus een deel dat afgesplitst wordt van het budget dat niet besteed wordt aan de bouw van sociale woningen, en anderzijds een eenmalig budget van 100 miljoen euro aan renteloze leningen voor de hogeronderwijsinstellingen om zelf basiskoten te bouwen.
Het dient een samenwerking te zijn – of zo werd het toch aangekondigd – tussen woonmaatschappijen, hogeronderwijsinstellingen en lokale besturen, als die informatie klopt. Nog voor de start van het project tekende u zelf al enig voorbehoud aan in uw perscommunicatie, waarin u zei: “Het vinden van geschikte gronden is een van de moeilijkste taken.”
Ik heb daarbij de volgende vragen. Het gaat om tweemaal 100 miljoen euro en dan die 6,5 miljoen euro uit het centenboekje. Ik zag in uw communicatie dat u over 226,5 miljoen euro sprak. Dat laat nog 20 miljoen euro open. Waar komt die vandaan?
U gaat structureel 100 miljoen euro van het FS3-budget richten op het bouwen van basiskoten. Waar komt die 100 miljoen euro voor de onderwijsinstellingen vandaan? Komt dat vanuit onderbestedingen elders? Of komt dat ook uit FS3-middelen?
Op welke termijn zou u die koten graag realiseren? En wat na die 3300 basiskoten? Is het dan afgerond? Wilt u daar een follow-up van zien, indien dat succesvol is? Of laat u die optie vandaag nog open?
Op welke gronden wilt u die studentenkoten realiseren? Hoe wilt u die vinden in de reeds druk bebouwde stedelijke centra? Gaat het in concreto over Gent en Leuven? Of gaat het ook over andere studentensteden?
Waarom kiest u ervoor om de focus van de woonmaatschappijen te verleggen naar studentenhuisvesting, terwijl het vinden van gronden een veel groter probleem is, een probleem dat u hiermee volgens mij niet meteen oplost? Kunt u garanderen dat u dit keer uw budget wel in stenen zult kunnen omzetten?
De woonmaatschappijen hebben vandaag al te weinig capaciteit om de nodige sociale woningen te bouwen. Hiermee komt er een extra taak bij. Welke maatregelen neemt u om de bouw van sociale woningen te versnellen? U geeft altijd aan dat u lichtpunten ziet en dat het bijtrekt, maar zodra het wat bijtrekt – als dat klopt natuurlijk, we zullen dat moeten opvolgen in toekomstige cijfers – waarom geeft u er dan meteen nog een nieuwe taak bij? Dat lijkt mij toch niet echt logisch. Kunt u die beslissing nog wat duiden?
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Veys, voor uw vraag. Ik voorzie 26,2 miljoen euro voor de aankoop van gronden, die als volgt is samengesteld: 6,5 miljoen euro die extra wordt voorzien in het kader van de begrotingsopmaak 2024, 4,2 miljoen die al recurrent was ingeschreven in de VMSW-begroting (Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen) voor grondaankopen, en 15,5 miljoen euro uit het Rollend Grondfonds. Het saldo voor grondaankopen binnen het Rollend Grondfonds wordt bij de begrotingsopmaak 2024 geheroriënteerd richting grondaankopen, specifiek voor betaalbare studentenhuisvesting.
De 100 miljoen euro voor de onderwijsinstellingen is een nieuwe machtiging die zal worden ingeschreven in de begrotingsopmaak 2024 en die de VMSW toelaat om gesubsidieerde leningen te verstrekken aan hogeronderwijsinstellingen. De kostprijs van die machtiging wordt gecompenseerd door het afschaffen van de subsidieregeling voor de verwerving, inrichting, renovatie en uitbreiding van woonwagenterreinen. Daarvoor was tot nu toe in een jaarlijks budget van 2,2 miljoen euro voorzien, waar in 2022 en 2023 nog geen gebruik van werd gemaakt door initiatiefnemers. Daarom gaan we die heroriënteren.
De Vlaamse Regering neemt haar verantwoordelijkheid door een financiële impuls te geven aan de bouw van betaalbare studentenhuisvesting. Het nieuwe financieringskader wordt op korte termijn uitgewerkt. Het initiatief en de regie over de eigenlijke bouw liggen dan weer veeleer op het lokale niveau, bij de hogeronderwijsinstellingen en de woonmaatschappijen. Ook lokale besturen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid bij het afleveren van vergunningen en eventueel het mee prospecteren naar geschikte gronden. Ik meen dat alle betrokkenen zich vandaag bewust zijn van de dringende nood die zich stelt.
De discussie met betrekking tot de FS3-middelen is voor mij gekoppeld aan de benutting van de kredieten van de sociale woningbouw. Die sociale woningbouw heeft wat FS3 betreft altijd prioriteit. In alle eerlijkheid begrijp ik de opmerking soms niet die u daarbij maakt, dat het geheroriënteerd wordt van sociale woningen naar daar. Neen, het zijn de niet-gebruikte middelen die geheroriënteerd worden. Als morgen blijkt dat we de sector succesvol hervormd hebben, wat nu al zo is, maar dat ook de bouwcapaciteit echt gaat stijgen en die middelen wel worden gebruikt, dan gaan er andere bronnen moeten worden gezocht voor die andere initiatieven. Dus die middelen gaan altijd prioritair naar sociale woningbouw.
Dat is wat er staat. Als blijkt dat de sector al haar middelen omgezet krijgt in sociale woningen, en er dus geen onderbenutting is, dan moet er – wat mij betreft – een heroverweging gebeuren, en moeten de middelen desgevallend elders gezocht worden. De opportuniteiten voor deze grondaankopen worden gesignaleerd door de hogeronderwijsinstellingen. Zij zijn het best geplaatst om aan te geven welke locaties geschikt zijn voor bijkomende betaalbare studentenhuisvesting.
Het staat buiten kijf dat er een aanzienlijk tekort is aan zogenaamde basiskoten. Bij nieuwe projecten is er vaak te weinig diversiteit in het aanbod en focust men eerder op de zogenaamde luxekoten, die bijgevolg duur zijn. In Leuven wordt het tekort op korte termijn geraamd op vierduizend koten, en in Gent op tienduizend koten. Als we het hebben over korte termijn, dan spreken we tot 2030, wat een bijzonder korte termijn is. Voor heel België gaat het volgens mij om negentigduizend koten. Negentigduizend.
Het inschakelen van de woonmaatschappijen is daarbij een van de initiatieven om meer aanbod in het betaalbare segment te creëren. Het is daarbij niet de bedoeling om de focus van de woonmaatschappijen te verschuiven. Die blijft liggen op sociale huisvesting. Om dat te garanderen, wordt bepaald dat woonmaatschappijen hoogstens 5 procent van het jaarlijks investeringsvolume kunnen besteden aan betaalbare studentenhuisvesting. Daarbij komt dat de behoefte aan studentenkamers eerder geconcentreerd is in een aantal steden die er zelf belang bij hebben om in bijkomende betaalbare studentenhuisvesting te voorzien. Ook de toewijzing, het verhuur en de uitbating – dat is heel belangrijk – komt bij een hogeronderwijsinstelling of een lokaal bestuur te liggen. Daarvoor zal de woonmaatschappij dus niet hoeven in te staan. Tot slot werden al verschillende maatregelen genomen om de bouw van sociale huurwoningen te versnellen. Daar kom ik later op terug.
Er is ook een reactie geweest over een interview met iemand die zegt dat ze het niet zien zitten, omdat ze er geen tijd voor hebben. Dat is oké, dat is geen probleem. Het hoeft ook niet. Wij geven een instrument, we bieden het aan. Ik hoop dat degenen die inderdaad met de uitdaging van een tekort aan koten geconfronteerd worden, het systeem eens van dichterbij bekijken. Maken ze daar geen gebruik van, dan blijven wij even goede vrienden. Ik heb daar geen probleem mee als ze dat niet doen. Maar je kunt het ons toch niet kwalijk nemen dat wij hun een instrument aanbieden om hen te helpen een probleem op te lossen. Ik snap niet goed waarom daar dan over moet worden gezegd dat zij er geen gebruik van willen maken, en het daarom een slecht instrument is. Nee, wij hebben al signalen dat anderen er wel gebruik van zouden maken. Iedereen heeft zijn verantwoordelijkheid, en als zij dat wel of niet willen, dan is dat hun keuze. Wij bieden het maar aan.
Op de laatste vraag heb ik een lang antwoord. Ik nam al verschillende maatregelen om de bouw van sociale woningen te versnellen. Die werden ook al door mij toegelicht in antwoorden op eerder behandelde parlementaire vragen, maar blijkbaar gaan we dat toch nog eens opnieuw doen. Concreet gaat het dan bijvoorbeeld over het voorzien van mobiele woonunits om verhuisbewegingen op te vangen bij renovatieprojecten, of de wekelijkse opname op de kortetermijnplanning en meerjarenplanning door het agentschap Wonen in Vlaanderen, in plaats van door de beoordelingscommissie. Dat zorgt voor een snellere programmatiecyclus.
Daarnaast worden de woonmaatschappijen ook ondersteund met de opmaak van raamcontracten voor ‘Design and Build’ en ‘Design and Insulate’. Er wordt verder ingezet op CBO-oproepen (constructieve benadering overheidsopdrachten). Er werd door mij in een enveloppe van duizend woningen voorzien, zodat gemeenten steeds een woonbeleidsconvenant kunnen afsluiten om meer sociale woningen te realiseren boven op het bindend sociaal objectief (BSO). Op die manier kan men ook gemakkelijk anticiperen op opportuniteiten. Op 12 september 2023 bedraagt het resterend saldo van de enveloppe 479 woningen. Er zitten verschillende projecten in de pijplijn om dat saldo nog dit jaar volledig te benutten. Daarom heb ik mijn administratie al de opdracht gegeven om te bekijken of de enveloppe kan worden uitgebreid.
Op het vlak van financiële ondersteuning voor de woonmaatschappijen bij de realisatie van sociale woonprojecten, heb ik ook al de nodige maatregelen genomen. Zo werd er in 2022 een oproep innovatieve projecten gelanceerd, waarbij een subsidie werd toegekend van 10 miljoen euro. Deze oproep wordt in 2023 herhaald. Verder werd er gesleuteld aan de simulatietabel voor de berekening van het FS3-prijsplafond (financieringssysteem 3) bij de bouw en renovatie van sociale huurwoningen. Die maatregelen maken het mogelijk dat meer projecten binnen het financieel kader gerealiseerd kunnen worden. Aanvullend werd er door mij tijdens deze legislatuur ook al een subsidie toegekend aan woonmaatschappijen die actief bezig zijn met de bouw en renovatie van sociale huurwoningen. Dat subsidiemechanisme zal een vervolg kennen in de vorm van een ristorno, dat naar de sector zal terugvloeien in de komende jaren op basis van de investeringen in de bouw en renovatie van sociale huurwoningen. Ten slotte heb ik recent nog enkele wijzigingen aan de regelgeving doorgevoerd die in werking zullen treden op 1 november 2023. Zo werd het forfait voor de berekening van het subsidiabel prijsplafond van een FS3-lening bij de verwerving van gronden aanzienlijk verhoogd.
U stelt daarnaast dat woonmaatschappijen nu al te weinig capaciteit hebben om voldoende bijkomende sociale woningen te bouwen. Dat is een heel terechte opmerking, maar ze verdient tegelijk nuance. Uit een recente studie van het Steunpunt Wonen blijkt inderdaad dat een gebrek aan capaciteit bij de woonmaatschappij in sommige gevallen een voldoende aangroei van sociale woningen bemoeilijkt. Dat mag niet veralgemeend worden voor de hele sector. Bovendien was die conclusie gebaseerd op een onderzoek bij de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zoals u weet, was het ook een van de hoofdbedoelingen van de vorming van de woonmaatschappijen om het sociaal woonaanbod sneller te laten groeien. Ik heb al eerder aangehaald dat de eerste tekenen van de toename van investeringen al zichtbaar worden. Sta mij dus toe om uw uitspraak in die zin te lezen als een ondersteuning van de hervorming die wij hebben doorgevoerd.
We zijn dus op een zeer korte periode van meer dan honderdveertig actoren naar eenenveertig woonmaatschappijen gegaan wat uiteraard schaalvoordelen en verdere professionalisering met zich zal meebrengen. Naast alle maatregelen die ik u kom te vertellen, zal dus ook de vorming van woonmaatschappijen bijdragen aan de capaciteitsverhoging van de sector.
Daarnaast maakt ook het systeem van de geconventioneerde huur meer samenwerking met de private sector mogelijk, waaruit niet alleen bijkomende sociale huurwoningen zullen voortvloeien, maar wat ook een groter aanbod aan betaalbare huurwoningen mogelijk zal maken.
Ook biedt de bijkomende opdracht voor woonmaatschappijen kansen om efficiënter om te gaan met de beschikbare ruimte. Bij projectontwikkelingen is het vaak puzzelen om zoveel mogelijk sociale huurwoningen te realiseren op de beschikbare oppervlakte. Het integreren van betaalbare studentenkamers in renovatie- of nieuwbouwprojecten kan ook tot een betere benutting leiden van de beschikbare ruimte.
Ten slotte wil ik nogmaals benadrukken dat woonmaatschappijen maximum 5 procent van hun jaarlijks investeringsvolume mogen investeren in betaalbare studentenhuisvesting, wat verhindert dat woonmaatschappijen hun primaire opdracht zouden verwaarlozen. Bovendien speelt de nood aan betaalbare studentenhuisvesting niet in alle gemeenten in Vlaanderen, maar is die problematiek beperkt tot een aanzienlijke minderheid daarvan en dus zullen ook niet alle woonmaatschappijen worden geconfronteerd met die uitdaging.
Laat me nog één element toevoegen. Wat men altijd in zijn achterhoofd moet houden als men het heeft over welk onderdeel van de huurmarkt en woningmarkt ook, is dat ze op elkaar inspelen. We zien vandaag ook vaak het fenomeen waarbij eengezinswoningen worden gebruikt voor studentenkamers, wat dan weer de druk verhoogt, zeker op de prijzen van de eengezinswoningen of gezinswoningen. In die zin werkt het allemaal op elkaar in en is deze ondersteuning eigenlijk ook mee zo bedoeld, of moet ze het bijeffect hebben, dat voor een deel de druk op de reguliere woningmarkt, hetzij private huurmarkt, hetzij koopmarkt, wat verlicht.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat toch al wat verhelderend was. Het leidt bij mij meteen wel tot nog wat bijkomende vragen.
U vermeldde de afschaffing van de subsidieregeling voor woonwagenterreinen en doortrekkersterreinen. Verdwijnt die post en die ondersteuning dan volledig? Interpreteer ik dat juist?
U zegt dat de sociale woningbouw altijd prioriteit heeft. Dat is absoluut wat ik u vandaag wou horen zeggen. Ik denk dat het te weinig onderstreept wordt dat dit de prioriteit moet zijn en zal zijn. Ik wil er u ook op wijzen dat wij heel vaak hebben voorgesteld om ervoor te zorgen dat niet-besteed budget – u kunt dat met een pennetrek doen – het jaar nadien ook behouden blijft en dat het binnen de sociale woningbouw voorhanden blijft. Onze bezorgdheid is dat budgetten op termijn zouden verdwijnen ten gevolge van onderbestedingen. Uw coalitiepartner cd&v heeft er een aantal jaren geleden ook al haar bezorgdheid over geuit toen u de geconventioneerde huurwoningen aankondigde.
Ik heb ook nog gelezen dat u een bijkomende oproep doet voor gronden. Het wrong een beetje bij mij omdat ik u nog nooit ostentatief heb zien oproepen om gronden te zoeken voor sociale woningen. Voor geconventioneerde woningen hebt u dat gedaan en gemeenten en woonmaatschappijen aangeschreven. Nu kondigt u aan dat ook te doen voor studentenkoten. Ik hoop dat er ook een blijvende inspanning voor sociale woningen wordt gedaan.
Voor het budget zou 15,5 miljoen euro van het Rollend Grondfonds en 4,2 miljoen euro van de VMSW komen. Wat was de oorspronkelijke intentie van het Rollend Grondfonds? Het was voor grondverwerving, maar wat was de finaliteit van de grondverwerving? De reden waarom ik het vraag is dat ik bezorgd ben dat een deel van het Rollend Grondfonds dat eventueel zou dienen voor sociale woningbouw, nu wordt afgesplitst voor die basiskoten.
U interpreteert mijn woorden als een steun van mij en van de Vooruitfractie voor de hervorming. Dat is goed geprobeerd van u, moet ik zeggen, maar wij kunnen natuurlijk deze hervorming niet steunen als we niet zien dat het tempo tijdig wordt bijgesteld. U hebt het tempo doen stilvallen door de keuze voor de hervorming. Dat is uw beleidskeuze, maar het is mijn recht en mijn plicht als oppositielid om uw verantwoordelijkheid daarin te benadrukken.
Vorige week las u ook een brief voor over de optie basiskoten. Ik haalde al aan dat wij het wat vreemd vonden dat woonmaatschappijen daarvoor worden aangezocht. U las een brief voor van de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH), maar ik heb die brief niet teruggevonden in een officieel stuk van VVH. Ik heb die brief wel teruggevonden in een uitgave van het ACW. Welke brief hebt u voorgelezen? Op welke manier is de vraag gesteld om woonmaatschappijen daarbij te betrekken? Gewoon ter verduidelijking hoe het beleid zich op Vlaams niveau ontwikkelt.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dit onderwerp hebben we al heel veel besproken in de commissie. Ik denk dat het essentieel is te benadrukken dat we momenteel op de woningmarkt geconfronteerd worden met een intense concurrentie tussen de studenten en de gezinnen. De investering in studentenkoten die vandaag op tafel ligt, biedt een uitweg voor deze situatie. Het is waar dat het geen verplichting is voor de woonmaatschappij, maar wel een kans, een mogelijkheid, om hier ook verandering in te brengen.
Wat we hier bespreken, zijn inderdaad die basiskoten. We hebben maandenlang geluisterd naar iedereen die het belang van voldoende betaalbare studentenkoten benadrukte. Vandaag, minister, presenteert u niet alleen een oplossing, maar ook financiële steun. Laten we ook niet vergeten dat dit initiatief er ook kwam op vraag van de universiteiten en de lokale besturen.
Het vinden van geschikte gronden is inderdaad een uitdaging, maar is dat dan een reden om het dan niet te proberen? Dat is de vraag die ik mij stel. Die investering van 226,5 miljoen euro zal leiden tot die 3300 extra betaalbare studentenkoten. Die sociale woonmaatschappijen zullen die basiskoten bouwen. De instellingen voor hoger onderwijs nemen de toewijzing en de uitbating op zich. Zelfs de lokale besturen kunnen ingeschakeld worden voor verhuur. Er is bovendien ook een samenwerking mogelijk tussen de universiteit, lokale besturen en de woonmaatschappijen, met een financiële steun tot maximum 100 miljoen euro per jaar, aan een negatieve rentevoet. Zij kennen de lokale situatie en de noden het best.
Een belangrijk onderdeel in het debat is de focus op betaalbaarheid. Wat betekent betaalbaarheid in deze context? Het betekent voorrang geven aan studenten uit gezinnen met een bescheiden inkomen en huren aan tarieven die door de hogeronderwijsinstellingen worden vastgelegd, tarieven die lager zijn dan de reguliere huurprijzen. Dat is een noodzaak, dat is geen luxe. Verschillende studies tonen aan dat er tegen 2030 95.000 extra koten nodig zijn in Vlaanderen. Net door die markt van studentenkoten te verruimen, kunnen we studenten weghalen uit de markt voor gezinnen. Ik denk dat dit een belangrijke stap voorwaarts is, want momenteel concurreren die twee groepen met elkaar.
De vraag komt dan waarom we investeren in studentenhuisvesting en niet in sociale woningen. Ik ben blij, minister, dat u dat ook nog eens heeft verduidelijkt. Een deel van het budget voor sociale woningen blijft onbenut. Als dat geld onbenut wordt, moeten we andere oplossingen vinden. U komt dan met dit voorstel.
We hebben herhaaldelijk van elke fractie in deze commissie, ook van uw fractie collega Veys, gehoord dat er meer aandacht en inspanningen nodig zijn voor die studentenhuisvesting. Dat zijn zorgen die niet nieuw zijn. We hebben daar steeds naar geluisterd in de commissie, tijdens debatten, in de plenaire vergadering enzovoort. Verschillende partijen hebben ook herhaaldelijk gewezen op die dringende behoefte aan betaalbare studentenkoten. Ik denk dat als we vandaag niet handelen, als we deze kans ook niet grijpen, dan zouden we ongeloofwaardig zijn in het licht van deze eerdere uitspraken.
Collega's, mijn oproep is vooral om deze kans te grijpen en om de situatie te verbeteren. Laten we investeren in de toekomst voor onze studenten en gezinnen. Laten we zorgen voor een betaalbare en toegankelijke huizenmarkt voor iedereen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel aan collega Veys om de vraag te stellen en zo de gelegenheid te creëren om hier wat meer informatie daarover uit te wisselen.
Ook vanuit onze fractie, minister, omarmen wij dit stuk beleid heel erg. Ik vond het een van de betere stukjes in de Septemberverklaring. Er zaten veel goeie stukken in, maar deze aankondiging klonk als muziek in de oren, net omdat we het belangrijk vinden dat in het aanbod van de studentenhuisvesting veel diversiteit zit.
Er wordt veel bijgebouwd, wat op zich goed is, maar vaak in het duurdere segment. U hebt ook opnieuw aandacht voor die hospita en die kotmadamkamers, en daarnaast voorziet u de mogelijkheid voor basiskoten of sociale basiskoten. Ik vind het positief dat die mogelijkheid er is. Mensen die het willen, mensen of organisaties die het willen, kunnen er gebruik van maken. Niemand wordt verplicht, dus ik denk dat dat een sterk beleid is.
Het kadert vooral in het geven van studiekansen aan jongeren met beperkte financiële middelen. Als we weten dat er negenduizend studenten zijn met een leefloon, dan denk ik dat we voor die mensen echt wel een verschil kunnen maken. Ik ga er ook van uit dat elke student die op deze manier wel kan verder studeren, later niet op de wachtlijst voor een sociale woning zal staan. We vinden het uitermate positief dat we die mensen nu kansen geven.
Tot slot vertelt u dat de toewijzing wordt toevertrouwd aan de onderwijsinstelling of het lokaal bestuur. Vanwaar de keuze om die toewijzing daar te plaatsen? Mij lijkt dat overigens ook prima te zijn, maar een andere mogelijkheid was om die bij de sociale huisvestingsmaatschappij te plaatsen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de tussenkomsten en dank u wel voor de steun vanuit de cd&v- en de N-VA-fractie.
Ik begin met de laatste vraag. Dat is natuurlijk enerzijds om de capaciteit bij de woonmaatschappijen te behouden, maar ten tweede ook omdat heel wat onderwijsinstellingen, zowel hogescholen als universiteiten, daar vandaag al systemen voor hebben. We hebben ervoor gezorgd dat ons systeem daar perfect inpasbaar in is. Want je kunt het administratief zo moeilijk gaan maken. We geven dus ook aan hen de keuze – uiteraard binnen ons kader, want dat moet natuurlijk wel – en zij kunnen daar zelf hun eigen systeem voor gebruiken. Hoor daar gerust eens voor rond, maar zowel universiteiten als hogescholen hebben daar degelijke systemen voor. Het is niet zomaar met de natte vinger dat die toewijzingen gebeuren of wat dan ook. Dat werkt wel. Wij geven dus de mogelijkheid om dat te gebruiken.
We hebben vanuit die onderwijsinstellingen trouwens wel degelijk heel positieve feedback gekregen. Zeker de universiteiten van Leuven en Gent, maar ook de hogescholen, zijn zich zeer goed bewust van de uitdaging die op hen afkomt, welke moeilijkheid dat voor hen betekent als universiteit of hogeschool om verder te ontwikkelen, en dat daar een oplossing voor moet komen. De eerste reacties die we daarover kregen, waren toch uitermate positief.
Mijnheer Veys, uw eerste vraag ging over de subsidie van die woonwagenterreinen die geschrapt wordt. Daar is al twee jaar geen gebruik van gemaakt. Dat is 2,6 miljoen euro die we daar gaan schrappen.
Ten tweede is er het FS3-budget. Dat is inderdaad het akkoord dat we bereikt hebben en ik verdedig dat akkoord volmondig. Ik heb er ook geen enkel probleem mee. Ik denk dat dat een goede zaak was. Maar we hebben daar zeer duidelijk in afgesproken dat dat budget huren en geconventioneerd verhuren altijd gaat om gemengde projecten, tenzij het een huisvestingsmaatschappij zelf is. Maar als een projectontwikkelaar dat doet, zijn dat gemengde projecten met een derde en een derde. U weet dat wel. Dat laatste derde kan ingevuld worden. Maar het is alleen voor dat deel sociale huisvesting dat die FS3-middelen kunnen worden aangesproken. Voor dat andere hebben we andere middelen voorzien waar men een beroep op kan doen.
Het is niet waar dat wij alleen voor geconventioneerd verhuren een oproep gedaan hebben voor die gronden. Dat was in het kader van die gemengde projecten, dus dat zat daar ook bij. Ook voor sociale woningen hebben we die oproep gedaan. Dat is dus niet alleen voor geconventioneerd verhuren gegaan. We hebben ook de forfaits voor de grondaankopen gevoelig verhoogd, wat zeker ook voor de huisvestingsmaatschappijen een stevige ondersteuning geweest is.
Dan is er nog het artikel van mevrouw Neven. U kunt natuurlijk vermoeden dat ik een trouwe lezer ben van alles wat vanuit de vakbond of wat dan ook komt. Neen, ik weet het niet juist. We zullen het u doorsturen, dat is geen enkel probleem. Ik heb geciteerd uit een nieuwsbrief of wat dan ook. Ik weet het niet juist, maar we zullen u dat bezorgen.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor de bijkomende antwoorden, minister. Ik had wel nog een vraag gesteld over het Rollend Grondfonds, wat de finaliteit van de aankopen daarin was en het budget dat u hier nu naar overhevelt, die 15,5 miljoen euro.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik ben dat inderdaad vergeten. Ik heb daar wat meer informatie over. In 2011 is er beslist om via een decretale uitbreiding van het takenpakket van de VMSW een Rollend Grondfonds op te richten, met als doel om in gemeenten en regio's met hoge grondprijzen gronden aan te kopen in functie van de bouw van sociale woningen – studentenkamers zaten er toen ook al in –, zorgvoorzieningen en betaalbare privéwoningen. Dat zat er dus ook allemaal al in, ook betaalbare privéwoningen en zo. Na aankoop zouden die strategische gronden ontwikkeld en doorverkocht worden aan de sociale huisvestingsmaatschappijen en andere ontwikkelaars.
Het fonds beschikte over 50 miljoen euro. Het wordt door de doorverkoop van de gronden continu hersamengesteld en kan zo verder investeren in de verwerving van gronden. Het fonds zou een rollend karakter moeten hebben en door de doorverkoop van de gronden door de VMSW moest het fonds op termijn zelfbedruipend functioneren, maar het fonds heeft jammer genoeg nooit gerold. En dat is dan met mijn petje als begrotingsminister, maar je ziet dat heel dikwijls: als ze bij mij iets komen voorstellen dat een rollend fonds of wat dan ook wordt, begin ik al serieuze vragen te hebben, want het is maar zelden dat zoiets echt werkt. Het is niet onmogelijk, maar zelden.
De VMSW kocht op vraag van de sociale woonactor onroerende goederen met middelen uit het fonds. Momenteel zit in het fonds een grondvoorraad ten belope van 14,5 miljoen euro. Er werden negen gronden aangekocht waarvan er intussen een is verkocht.
Om de gemeenten en SHM’s toe te laten zelf rechtstreeks gronden via het Rollend Grondfonds aan te kopen, werd een aandeel van 20 miljoen euro van de bestaande machtiging voor het Rollend Grondfonds omgezet in een FS3-machtiging. Omdat het Rollend Grondfonds niet deed wat het moest doen, werd dit omgezet in een FS3-machtiging. Het resterend saldo op de machtiging bedraagt bijgevolg 50,5 miljoen euro. Dat is het bedrag dat wij nu heroriënteren. Het was eigenlijk al voor een deel daarvoor bedoeld.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomend antwoord.
Ik wil even reageren op wat mevrouw Claes zei. U verdedigt het beleid van de minister, en dat is natuurlijk ook uw taak als meerderheidsfractie. Het klopt dat er hier heel veel vragen zijn geweest om in te zetten op studentenhuisvesting, zowel in de plenaire vergadering als hier in de commissie. Ik heb nergens gezegd dat dit een slechte maatregel is. Wij steunen in se de doelstelling. We vinden het een goede zaak dat een overheid tussenkomt op een markt waar het niet goed loopt en dat ze daar als actor een impact op heeft. We hebben wel onze serieuze twijfels als we kijken naar het palmares van de minister van Wonen en van deze Vlaamse Regering om effectief tot realisaties te komen. In die zin vind ik het vreemd dat u vooruitloopt – waarschijnlijk bedoelde u het niet zo – maar volgend jaar is er maximum 100 miljoen euro en wat er de jaren nadien gebeurt, is nog onbeslist. Ik heb uit het antwoord van de minister begrepen dat het nu voor een jaar is.
Ik heb nog heel wat bijkomende vragen. Het zal wel blijken uit de discussies rond de beleids- en begrotingstoelichting (BBT). Ik wil vooral weten welk criterium wordt gebruikt en voor wie die woningen zijn. Ik wil dit nog eens bekijken met de Vooruitfractie. Het gaat over de investering van schaarse middelen en ze moeten zo goed mogelijk terechtkomen bij de mensen die er het meest nood aan hebben.
Ik hoop dat dit tot realisaties leidt, maar ik heb toch sterk mijn twijfels als ik kijk naar de realisaties van deze regering tot nu toe. Alvast bedankt voor de bijkomende antwoorden.
Tot slot, ik heb dat artikel intussen al zelf gevonden. U moet het dus zeker niet bezorgen. Ik had de indruk dat u het voorstelde als het standpunt van de sector. Ik heb deze week heel wat vragen gekregen van heel wat mensen die actief zijn in de sector en die dat een vreemd verloop vonden. (Opmerkingen van minister Mathias Diependaele)
Er is geen schrijven geweest van VVH dat het een officieel standpunt was. In die zin vind ik het wat vreemd. Goed, ik heb verduidelijking gevraagd, maar we zullen het elders moeten uitzoeken. Alvast bedankt en het wordt zeker verder opgevolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.