Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg dateert van voor 21 september. Intussen zijn de feiten bekend: we hebben de erkenning gekregen voor de WO I-sites. De meeste van mijn vragen zijn dus zonder voorwerp. Het lijkt me dus nuttiger om te vragen naar het relaas van de feiten. Hoe is het uiteindelijk gelopen? Hoe hebben we die laatste horde kunnen nemen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik zal dit met plezier uit de doeken doen, maar laat me eerst beginnen met iedereen te bedanken die er zijn schouders heeft ondergezet. Het dossier heeft in totaal dertien tot vijftien jaar in beslag genomen. Ere wie ere toekomt: het is Geert Bourgeois die er als eerste het startschot voor heeft gegeven en de intentie om die sites te laten erkennen, wereldkundig heeft gemaakt. Hij is er zeker de aanstoker van, op een positieve manier. Er is dan door zeer veel mensen samengewerkt. Het zijn niet altijd even gemakkelijke overleggen geweest, met Frankrijk, met Wallonië, met de verschillende diensten die de begraafplaatsen of andere monumenten onderhouden of in eigendom hebben. Ook met buurtbewoners wordt over elke site afzonderlijk, zeker de Vlaamse, overlegd. Er is enorm veel werk ingestoken. Sta me toe om die mensen als eersten te bedanken.
Ik doe nu graag het hele relaas. Op 20 september besliste het Werelderfgoedcomité tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst om een serie van 139 monumenten en begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen, Wallonië en Noord-Frankrijk toe te voegen aan de werelderfgoedlijst. De langverwachte werelderfgoederkenning was daarmee een feit.
Want – en mevrouw Van Werde suggereerde het al – dit was niet de eerste keer dat het Werelderfgoedcomité zich over de nominatie boog. We hadden eigenlijk gehoopt om die plek op de Werelderfgoedlijst binnen te halen tijdens de honderdjarige herdenking, maar het Werelderfgoedcomité koos er toen voor om de behandeling voor onbepaalde tijd uit te stellen. Aanleiding voor die beslissing was de vraag of het comité wel over de juiste tools beschikte om dit soort dossiers te beoordelen. En met ‘dit soort’ bedoelde het comité nominaties die ook opgehangen zijn aan de herdenking van recente conflicten.
De afgelopen vier jaar werd er dus een reflectietraject doorlopen, eerst op het niveau van experten, daarna onder de lidstaten. Begin dit jaar werd dat afgerond. Het Werelderfgoedcomité besliste toen tijdens een buitengewone bijeenkomst dat deze nominaties wel degelijk een plaats konden krijgen op de Werelderfgoedlijst. Maar toekomstige nominaties van zogenaamde ‘sites of memory’ moeten in het nominatiedossier aandacht hebben voor ontsluiting, educatie en verzoening.
Dit zijn dus de regels waaraan toekomstige nominaties van ‘sites of memory’ moeten voldoen. Maar omdat het WO I-dossier al in procedure was, werd het formeel gezien vrijgesteld. Alleen, het voorstel dat we in 2017 hadden ingediend, voldeed eigenlijk aan alle voorwaarden die begin dit jaar werden ingevoerd. We hebben dus de afgelopen maanden hard ons best gedaan om dat duidelijk te maken.
Voor alle duidelijkheid, als ik ‘we’ zeg, dan verwijs ik naar de drie oorspronkelijke partners in het dossier. Dus Vlaanderen en Wallonië, met nauwe samenwerking tussen de onroerenderfgoed- en diplomatieke diensten, en langs Franse zijde de Association Paysages et Sites de Mémoire de la Grande Guerre.
Samen hebben we op twee sporen ingezet: enerzijds een intensief traject met de International Council on Monuments and Sites (ICOMOS), de instantie die het Werelderfgoedcomité adviseert. En anderzijds hebben we ook werk gemaakt van specifieke outreach naar landen die deel uitmaken van het Werelderfgoedcomité. Ik licht beide sporen graag kort toe.
Eerst en vooral hebben we gedaan wat we konden om ICOMOS te overtuigen van het ‘werelderfgoedwaardig’ zijn van ons voorstel. Daar was de organisatie in 2018 nog niet van overtuigd. We hebben daarom tijdens de eerste helft van het jaar onze argumenten verder ontwikkeld en onderbouwd, en deze aan ICOMOS voorgelegd. Dat waren stukken die we naast het nominatiedossier maakten. Want het dossier dat het Werelderfgoedcomité heeft ingeschreven, is identiek hetzelfde dossier als in 2018. De verklaring daarvoor is simpel: formeel gezien was ons dossier nog gewoon in procedure. Het Werelderfgoedcomité had het in 2018 gewoon aan de kant gelegd.
We hebben dus geprobeerd ICOMOS te informeren en te overtuigen door hen drie uitgebreide bundels met aanvullende informatie te bezorgen. En je kunt niet ontkennen dat die inspanning effect heeft gehad: in haar laatste advies erkende ICOMOS immers nu wel het uitzonderlijke universele karakter van de WO I-sites die we voordroegen. Er was dus geen twijfel meer over de plaats op de Werelderfgoedlijst op zich.
Alleen, ICOMOS was van mening dat we met een alternatief voorstel moesten terugkomen. Een veel kleinere serie, louter opgehangen aan de militaire begraafplaatsen als getuigen van de Eerste Wereldoorlog. Want voor ICOMOS was die oorlog het fenomeen van uitzonderlijk universeel karakter. Die wereldwijde impact van de Eerste Wereldoorlog kun je inderdaad niet ontkennen. Maar dat is niet het verhaal dat wij wilden laten inschrijven op de Werelderfgoedlijst. Wij vinden de verzoenende boodschap die uitgaat van al die individuele graven, en van de herdenking die al honderd jaar voortduurt, een veel gepastere boodschap voor de Werelderfgoedlijst. Trouwens het originele initiatief om naar UNESCO te gaan, was eigenlijk de IJzertoren begin jaren 2000. Vandaar de uitdrukkelijke bedoeling dat het om verzoening gaat: ‘Nooit meer oorlog’. Als grootste vredesmonument, ook Europees erkend, was het de allereerste. Het heeft lang stilgelegen tot het opnieuw door Geert Bourgeois is opgepikt.
Met die mening zijn we gaan praten met comitéleden en andere lidstaten. We hebben die diplomatieke campagne gestart, onmiddellijk nadat duidelijk was dat we in september aan bod zouden komen. En we hebben die outreach voortgezet tot zelfs tijdens de bijeenkomst van het Werelderfgoedcomité.
U weet trouwens ook dat daar ook wat geopolitieke strubbelingen zijn tussengekomen. Het was aanvankelijk de bedoeling om die vergadering te laten plaatsvinden ergens in Rusland, ik denk in Vladivostok. Maar goed, het was iets minder gemakkelijk om daar te geraken. Rusland was voorzitter van het Werelderfgoedcomité. Sinds de oorlog heeft het stilgelegen tot die voorzitter ontslag heeft genomen. Pas dan is het overgenomen door Saoedi-Arabië, waardoor het in september in Saoedi-Arabië is doorgegaan.
Parallel zijn we ook opnieuw gaan praten met de grote beheerders van de herdenkingsmonumenten en begraafplaatsen. Ik was eind vorig jaar in Londen bij de Commonwealth War Graves Commission (CWGC), en had toen de draad al opnieuw opgepikt. Zij hebben binnen hun netwerk ook grote inspanningen gedaan om steun te verwerven.
Met al die gezamenlijke inspanningen zijn we er dus in geslaagd om het Werelderfgoedcomité ervan te overtuigen om zich achter ons verhaal te scharen. Als u naar de livestream gekeken hebt, moest u eerst en vooral zeer veel geduld hebben, maar u zult ook gezien hebben dat ongeveer alle comitéleden uitdrukkelijk hun steun uitspraken voor deze nominatie, waarbij verschillende leden aangaven dat dit niet enkel Belgisch of Frans erfgoed was, maar ook hun erfgoed. Op de verschillende begraafplaatsen liggen er meer dan 130 nationaliteiten. Dan moet u weten dat dat nationaliteiten van toen waren. Dat is nog iets anders dan de 198 landen die er vandaag zijn. Dat werd dus in die zin uitdrukkelijk erkend.
En zo zijn we sinds 20 september één stukje werelderfgoed rijker, met langs Vlaamse zijde 27 sites in de Westhoek.
Hoe moet het nu verder, vraagt u zich misschien nog af. Wel, voor de herdenkingsmonumenten en begraafplaatsen verandert er allicht niet zo veel. Die zijn al jaren beschermd. Dat beheer zit eigenlijk al goed. Waar de werelderfgoederkenning op korte termijn misschien het meest impact op zal hebben, is in wat er in de omgeving van die 27 herdenkingsmonumenten en begraafplaatsen kan gebeuren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een actueel voorbeeld zoals windturbines. Daar gaan we bij de afweging van een vergunning ook de impact op de werelderfgoederkenning moeten bekijken. Dat wordt allicht een leertraject, stap voor stap. Het agentschap Onroerend Erfgoed is alleszins van plan op korte termijn contact op te nemen met de betrokken partners om hen te informeren en om afspraken te maken rond dat traject.
Een ander groot voordeel dat aan deze sites vasthangt, is natuurlijk het toeristische potentieel. Na de Brexit heeft dat een dipje gehad. Het herstelt zich nu al, maar we zijn ervan overtuigd dat we dankzij UNESCO … Het is logisch dat het wat is gezakt na de honderdjaarherdenking in 2014-2018. Maar hiermee kunnen we dat wat aantrekken, om dat ook in de toekomst als belangrijke trekpleister in Vlaanderen naar voren te schuiven.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, uiteraard wil ik mijn waardering uitdrukken voor diegenen die aan het dossier hebben gewerkt en ook voor wie de allereerste aanzet heeft gegeven: Paul Van Grembergen, in 2000 aan de IJzertoren. We zijn nu 23 jaar verder. Dat is dus een heel lang traject geweest. Maar ja, ‘no pain no gain’, zeggen ze wel eens. Het resultaat is prachtig.
UNESCO is een waardelabel. Dat zegt iets over hoe wij met onze geschiedenis omgaan, hoe wij uiteraard ook met ons erfgoed omgaan. Ik heb het op de trein nog eens nagekeken: we hebben ondertussen nogal wat sites. Het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, de begijnhoven, het centrum van Brugge, belforten, het huis Guiette in Antwerpen, de Wortelkolonie, Victor Horta … Het is een heel mooi pakket geworden. Ik zag onlangs op BBC een programma waarin presentator George Clarke tijdens de pandemie is gaan filmen op een aantal ‘heritage sites’. Er was toen geen volk, het was dus heel makkelijk om de camera van links naar rechts te zwaaien. Toen dacht ik dat er inderdaad een heel groot toeristisch potentieel in zit, zoals u zegt. Maar dan denk ik ook meteen aan een ander soort toerisme, ‘slow tourism’, zoals ze dat dan zeggen, een waardevol toerisme. Ik weet niet of mijnheer De Wilde momenteel naar de uitzending kijkt, maar ik hoop dat hij daar ook wat potentieel in ziet.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik bevestig natuurlijk helemaal wat u zegt.
Eerst en vooral: hoe omgaan met ons verleden? Dat is het belangrijkste punt geweest waarmee wij de leden van het Werelderfgoedcomité hebben kunnen overtuigen en waarmee wij de laatste jaren impact hebben gehad op de discussie. Volgens mij was het van in het begin niet puur theoretisch. Puur een conflict herdenken, omwille van zijn gruwelijkheid of wat dan ook, heeft weinig meerwaarde. Hoewel dat ook te nuanceren valt, begrijp ik daar nog wel iets van. Maar bij alle sites die wij naar voren schuiven, gaat het veel meer om vredeseducatie en het belang van vrede en het feit dat vrede een altijd durende strijd moet zijn en niet zomaar iets is wat ten eeuwigen dage verworven is. Ik ben zeer blij dat we daarop hebben kunnen wegen. Dat heeft bij UNESCO een omslag teweeggebracht. We zullen zien hoe die discussie in de toekomst zal evolueren. Er ontstaan dan ook wel andere discussies, bijvoorbeeld over Vietnam. Daar wordt aan de andere kant van de wereld met een frons naar gekeken. Wat gaan we daarmee doen? We zullen zien hoe dat evolueert. Maar wij hebben toch wel een voortrekkersrol gespeeld – ik bedoel dan Wallonië, Frankrijk en Vlaanderen samen – om een basis te leggen voor het belang van de vredesherdenking, om dus op die manier met ons verleden om te gaan en niet zomaar met een herdenking van een gruwelijk conflict in Hollywoodstijl. U weet wat ik bedoel.
Toerisme Vlaanderen zet daar nu al op in op een manier waarbij – zoals u zegt – de meerwaardezoeker wat meer wordt bediend met de dieperliggende verhalen en boodschappen. Dat gebeurt met ‘Reizen naar Morgen’ en dergelijke meer. U moet dat maar eens bekijken. Toerisme Vlaanderen zet daar al heel actief op in.
Op lange termijn zullen we terugkijken naar die 20 of 21 september 2023 als de start van een heel mooi iets in de Westhoek. Ik ben ervan overtuigd dat dat nog lang zal meegaan.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik denk dat alles gezegd is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.