Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over een kader voor vrijheidsbeperkende maatregelen in het onderwijs
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, deze vraag kwam al verschillende keren aan bod. Recent vernamen we dat er nu een afsprakenkader is vastgelegd rond afzondering en fixatie in scholen. Tot nu toe was hierover nog niets geregeld, terwijl de vraag vanuit het werkveld er zeker was. Onze fractie is alvast tevreden dat gevolg wordt gegeven aan deze vraag. Helemaal aan het begin van deze legislatuur, in oktober 2019, toen helemaal nog geen sprake was van corona, kaartte ik deze thematiek al een eerste keer aan.
Ook vanuit het werkveld is men tevreden met deze nieuwe regelgeving. Kristof Das, docent buitengewoon onderwijs aan de University Colleges Leuven-Limburg (UCLL) die onderzoek verricht naar vrijheidsberoving in scholen, wijst er verder op dat het heel belangrijk is om niet alleen op de aanpak voor die kwetsbare leerling te focussen maar ook te investeren in het versterken en veerkrachtiger maken van leerkrachten die te maken krijgen met zeer moeilijke situaties.
Dit laatste is nu net waar ik het in een andere vraag om uitleg over ditzelfde thema in oktober 2022 over had, minister. Een regelgevend kader voor deze hoogst uitzonderlijke situaties is goed, maar er is overduidelijk ook heel veel nood aan preventie en aan extra opleiding voor leerkrachten die te maken krijgen met jongeren die moeilijk gedrag stellen.
Hoe zult u inzetten op het versterken van leerkrachten en scholen zodat zij nog beter opgeleid zijn in het omgaan met het moeilijke gedrag dat bepaalde jongeren stellen?
Ziet u mogelijkheden binnen het nieuwe Leersteundecreet om tegemoet te komen aan de vraag naar meer preventie? Zo ja, hoe zult u dit concreet maken voor deze groep?
Ging u al op zoek naar expertise inzake vrijheidsberoving maar ook inzake het versterken van de omringende teams uit andere beleidsdomeinen? Hoe kunnen die eventueel nuttig zijn binnen Onderwijs?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik werd in de vorige legislatuur al geconfronteerd met een concrete casus rond vrijheidsbeperking of -beroving. Ik heb de toenmalige minister daar toen al over ondervraagd. Er is toen niet zo heel veel gebeurd. Er werd verwezen naar maatregelen binnen Welzijn, maar die waren niet een-op-een toepasbaar in Onderwijs, er was geen uitwerkingskracht of verplichting. Daarnaast waren er in sommige scholen of koepels weliswaar een soort richtlijnen, maar die waren eerder vrijblijvend, eerder een kader en overal wat verschillend.
Dat leidde ertoe dat er in die casus wat zaken misliepen. Meer bepaald kwam de jongere ’s morgens toe en ging meteen in ‘tijdelijke afwezigheid van aandacht’ (TAVA) en ’s avonds weer de bus op. De ouders hebben dat pas nadien ontdekt naar aanleiding van een overleg met leerkrachten waarin die zegden dat ze de jongere nooit zagen, dat hij hele dagen in TAVA zat.
Er zijn hier natuurlijk meerdere problematische zaken. Eén, een TAVA dient niet om een jongere permanent onder te brengen. Twee, de ouders wisten van niets. Drie, het viel moeilijk te reconstrueren hoe en waarom die jongere daar terechtkwam.
Toen ben ik beginnen te pleiten voor een kader binnen Onderwijs dat houvast biedt. Laat ons wel wezen: soms is het nodig dat een leerling zijn vrijheid wordt beperkt, niet alleen voor zijn veiligheid maar ook voor die van medeleerlingen en soms die van leerkrachten en ander personeel. Laat me duidelijk zijn vanuit de N-VA: als het nodig is, moet het kunnen. Daar moet uiteraard restrictief mee worden omgegaan. Leerkrachten en scholen doen er in een aantal gevallen alles aan om die ingrijpende maatregel te vermijden en geven de voorkeur aan een andere aanpak, maar soms kun je niet anders. En dan is het goed dat er regelgeving is en duidelijkheid voor ouders, leerkrachten en leerlingen zonder een gigantische overlast aan plannen en regulitis.
Minister, u hebt een kader aangekondigd daaromtrent. U zou daarbij rekening houden met de schoolse realiteit. U zou een verbod invoeren op fixaties en afzonderingen, waarvan scholen enkel in uitzonderlijke omstandigheden kunnen afwijken. Het blijft mogelijk, maar er moeten regels zijn. De casus die ik in de vorige legislatuur aanhaalde – toekomen op school, TAVA in en aan het einde van de dag TAVA uit –: dat kan niet de bedoeling zijn. Enkele voorwaarden daarbij zijn: het inlichten van de ouders, een nabespreking met de leerling en het correct registreren van elke afzondering of fixatie.
Geachte minister, welke argumenten hebben u overtuigd om wel een kader voor vrijheidsbeperkende maatregelen te ontwikkelen voor het Vlaamse onderwijs?
Welke elementen vanuit het kader dat gebruikt wordt binnen Welzijn waren opportuun om over te nemen? Ik weet immers dat veel welzijnsinstellingen vragen hebben bij de uitgebreidheid van de procedure binnen Welzijn.
Op welke manier zal de uitvoering van het kader opgevolgd en geëvalueerd worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Vlak voor de zomer heeft de Vlaamse Regering inderdaad haar eerste principiële goedkeuring gegeven aan het ontwerp van decreet over het onderwijs XXXIV. Daarin zit ook een ontwerp voor een regelgevend kader met betrekking tot fixatie en afzondering vervat.
Waarom hebben we dat uitgetekend? Wel, net op vraag van verschillende scholen en onderwijsverstrekkers, maar evengoed van bijvoorbeeld de kinderrechtencommissaris. Er is gewoon nood aan duidelijkheid en houvast, zonder al te veel in detail te gaan en alles dicht te schrijven.
Ik heb de onderwijsinspectie de opdracht gegeven om te verkennen of er echt nood was aan een regelgevend kader en zo ja, wat er dan nodig is om enig houvast te geven, zonder daarin te ver te gaan. De onderwijsinspectie heeft daarrond een werkgroep opgericht, opnieuw met betrokkenheid van het kinderrechtencommissariaat en de onderwijsverstrekkers. De conclusie luidt dat een wetgevend kader redelijk en wenselijk is.
Ik merk op dat er momenteel ook in Welzijn een kader wordt ontwikkeld, maar in de werkgroep was er eigenlijk overeenstemming dat we daar niet op zouden moeten wachten en dat dat niet een-op-een van toepassing zou kunnen zijn op een onderwijscontext. Zo zullen ook veel scholen nooit een maatregel inzake afzondering of fixatie moeten toepassen en is de finaliteit van de begeleiding van kinderen toch vaak anders.
Ik ga niet volledig in op de inhoud van het kader, want dat komt er trouwens aan: het Onderwijsdecreet komt uw richting uit. Ik ontving nog maar vorige week het Vlor-advies (Vlaamse Onderwijsraad) en er wordt momenteel ook nog onderhandeld met de sociale partners. Mogelijk zit daar wel wat aanpassing in. Ik ga natuurlijk het verdere gesprek voeren aan de onderhandelingstafel. Er is zeker nog marge. Het is een eerste goedkeuring, en dat is een belangrijke overweging.
Ik heb wel alvast enkele principes of uitgangspunten. Het is duidelijk dat het principieel verboden is om leerlingen af te zonderen of vast te zetten. Dat is de regel. We formuleren heel duidelijk de uitzondering beperkend, bijvoorbeeld: enkel in acute situaties waarin de veiligheid, de fysieke integriteit van leerlingen of leerkrachten bedreigd is. En als er dan toch afzondering of fixatie moet worden toegepast, volgt er altijd een nabespreking met de ouders en de leerlingen. Wanneer er wordt gebruikgemaakt van een afzonderingskamer moet die beantwoorden aan enkele voorwaarden, bijvoorbeeld dat er enkel inkijk mogelijk is door personeelsleden, niet door andere leerlingen of onbevoegden en dat er ook altijd communicatie kan worden gemaakt door de betrokken leerling naar buiten toe.
Ik bekijk zeker de piste om schoolteams te ondersteunen. Ik durf zelfs te zeggen dat dat ook de insteek was om dat kader te ontwikkelen: scholen een leidraad geven en ondersteuning bieden. Of en hoe verdere ondersteuning mogelijk is, moeten we bekijken in functie van het definitieve kader. Voor de uitrol en de evaluatie van het decreet houd ik nog even een slag om de arm. Ik wil eerst een kwalitatief kader dat voor de scholen duidelijk werkbaar en toepasbaar is. Maar ik wil mij natuurlijk ook wel engageren om de scholen voldoende tijd te geven om dat te implementeren. Daarom is er die eerste communicatie, nog niet over de modaliteiten en de heel grote details, maar wel over het feit dat zo’n kader in opmaak is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik volg u dat er inderdaad nood is aan duidelijkheid en houvast, en dat u vertrekt vanuit de rechten van de leerling, maar ook vanuit de rechtszekerheid van het personeel. Op die manier is het ook duidelijk wat kan en wat niet kan. Het is goed dat er heel duidelijk gesteld wordt dat het eigenlijk verboden is, maar dat men een kader probeert te scheppen om aan te duiden hoe we de veiligheid van iedereen kunnen garanderen.
Ik had de vraag gesteld of er een link kon worden gemaakt met het Leersteundecreet. U bent daar niet echt op ingegaan. Ziet u daar mogelijkheden?
Ik denk dat we echt moeten inzetten op het preventieve, op het voorkomen van de vrijheidsbeperking op school. In het Vlor-advies wordt er ook verwezen naar de zorgen die er zouden zijn dat er misschien zelfs meer gebruik van wordt gemaakt, nu het wat benoemd wordt. Ik vraag mij af of dat wat wordt gemonitord. Kunnen we dat weten mocht daar een stijging zijn? Zo nee, dan denk ik dat het misschien goed is dat we daar de vinger aan de pols houden. Bent u bereid om dat ook te doen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, in de eerste plaats wil ik u bedanken dat u initiatief hebt genomen om dit kader op te stellen. Wat mij betreft had het al wat vroeger mogen gebeuren, gewoon om iedereen wat meer houvast te geven. Want daar gaat het over: houvast, voor de leerling, de leerkrachten, de ouders, en alle mensen die daarrond zitten. Dit is dus een stap in de goede richting.
Ik begrijp dat u hierover nog met verschillende partners aan de onderhandelingstafel wilt spreken. Zij zullen daar ook hun visie op geven. We moeten dus opletten dat we nog niet te hard vooruitlopen. Maar ik noteer wel dat u de vaste wil hebt om met een kader te komen dat duidelijk is, een kader dat vooropstelt dat kinderen in de eerste plaats niet moeten worden opgesloten, maar dat het wel kan gebeuren als dat nodig is. Dat moet gebeuren in het belang van de leerling zelf, de medeleerlingen en de leerkrachten.
We moeten daar geen zware, planlastige procedures opzetten, maar dat wat nodig is. Als u die zaken mee in het achterhoofd neemt, en tot een dergelijk kader komt, dan denk ik dat dat voor iedereen een goed houvast is dat op een breed draagvlak kan rekenen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de registratie betreft, is het wel zo dat we nu in het kader hebben vastgelegd dat elk incident moet worden geregistreerd. Elke uitzondering die van de regel afwijkt, moet dus geregistreerd worden. In eerste instantie moet dat op grond van de communicatie naar ouders en leerlingen toe. Maar dat is weer eens een administratieve last als we vragen om daarover te rapporteren. We moeten nog eens bekijken hoe we dat kunnen doen zonder een administratieve last te veroorzaken. Dat zou wel ertoe bijdragen om te benadrukken dat het een uitzonderlijke situatie moet zijn, en dus geregistreerd moet worden.
Er is geen onmiddellijke link met het Leersteundecreet nu, maar eigenlijk is dat er inhoudelijk de facto wel. Dat Leersteundecreet kun je ook begrijpen als het preventieve aspect, namelijk door ook in te zetten op de basiszorg en de verhoogde zorg.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.