Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het stijgende aantal gedwongen opnames in de psychiatrie
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, collega’s, tijdens het pinksterweekend kwam Zorgnet-Icuro met nieuwe cijfers rond het aantal al dan niet gedwongen opnames in hun psychiatrische ziekenhuizen. In 2022 zagen we een stagnatie van de gedwongen opnames ten opzichte van 2021 – en dat was het eerste jaar half na covid –, maar dat betekent wel dat we nog steeds met een stijging zitten van zowat twee derde ten opzichte van 2010. Dat is dus iets meer dan een decennium. Bij de kinderen en jongeren zagen we in 2021 een enorme opstoot, een stijging met zowat 40 procent ten opzichte van de voorgaande jaren, zowel wat gedwongen als klinische opnames betreft. Ook hier stagneren de cijfers in 2022: een lichte afname van de klinische opnames, maar een historisch hoog aantal gedwongen opnames.
Zorgnet-Icuro probeert te beantwoorden aan een vraag van de overheid, ook om een stukje meer inzicht te krijgen in de cijfers. Ze geven bij dezen de naakte cijfers, maar ze zeggen er meteen bij dat de mogelijke verklaringen voor die stijgende tendensen eerder giswerk zijn. Er is diepgravender onderzoek nodig om deze cijfers met zekerheid te kunnen duiden en dus ook om de sterk stijgende grafieken te kunnen ombuigen. We moeten eerst meer weten voor we weten wat we moeten doen om dat dan ook daadwerkelijk uit te voeren. Net als u kunnen wij dus enkel maar gokken naar mogelijke redenen, maar toch een aantal zaken naar voren schuiven die een potentieel deel van de verklaring zouden kunnen zijn.
Een opname in een psychiatrisch ziekenhuis komt er zelden van de ene dag op de andere. Zeker wanneer het over mentale problemen gaat, zijn en blijven vroegdetectie en vroeginterventie cruciaal om een escalatie van problematieken of uitdagingen te vermijden. Een deel van de opnames zal dus ongetwijfeld kunnen aanzien worden als een falen op die eerste fase, namelijk de fase van vroegdetectie en vroeginterventie, wachtlijsten, het niet vragen van hulp, het niet zoeken van hulp, het te lang onderschatten van problematieken, allerlei zaken kunnen daarbij meespelen. Het kan te wijten zijn aan te lang talmen om hulp in te roepen, maar ook aan het feit dat de sector overbevraagd is, met lange wachttijden of wachtlijsten tot gevolg.
Een andere mogelijke verklaring die wij zien, is dat een gedwongen opname gebruikt wordt als een shortcut om snel een therapie te kunnen opstarten, om de bestaande wachtlijsten voor ‘vrijwillige hulp’ te omzeilen. Dat valt dan te vergelijken met een fenomeen dat we ook in de jeugdhulp zien. Dat is niet nieuw. Jeugdrechters gaan bepaalde jongeren sneller criminaliseren, net om aan hen veiligheid en opvolging te kunnen verzekeren. Dat is een zeer tragisch gevolg van het falen van een aantal cruciale hulpverleningssystemen in ons geliefde Vlaanderen.
Verder zien we in de cijfers van Zorgnet-Icuro nog opvallende provinciale verschillen. Vlaams-Brabant volgt de stijgende trend van het voorbije decennium in de andere provincies niet. Twaalf jaar geleden waren er in Vlaams-Brabant nagenoeg evenveel gedwongen opnames als in het qua bevolkingsaantal vergelijkbare en ons ook geliefde West-Vlaanderen. Maar, minister, intussen zien we dat er in West-Vlaanderen toch 80 procent meer gedwongen opnames zijn, terwijl in Vlaams-Brabant de dynamiek nagenoeg stabiel blijft. Wellicht valt er iets te leren van Vlaams-Brabant en van de Vlaams-Brabantse aanpak, maar ook daar is er weer nood aan extra onderzoek en monitoring. Sta me toe te zeggen dat dat een terugkerend euvel is binnen alles van Welzijn en Gezondheid: data, onderzoek naar die data, de onderliggende factoren proberen helder te krijgen om dan daar het beleid op te kunnen afstemmen.
Daarom hebben we toch een aantal fundamentele vragen. We zijn ook heel bezorgd over die tendens, zeker omdat daar blijkbaar niet alleen een covideffect speelt.
Minister, hoe kijkt u naar de cijfers van al dan niet gedwongen opnames?
Welke oorzaken ziet u voor de sterke stijging doorheen de voorbije twaalf jaar? Erkent u dat er een link kan zijn met onvoldoende snel detecteren en interveniëren?
Hoe kijkt u naar de enorme toename van het aantal klinische opnames en gedwongen opnames in 2021 en 2022, specifiek bij kinderen en jongeren ten opzichte van de jaren voordien? Is het voor u een aannemelijke piste dat opnames soms ook gebruikt worden als shortcut naar een behandeling?
Welke lessen vallen er te leren in de provincie Vlaams-Brabant die we eventueel kunnen doortrekken richting de andere provincies? Wat werkt daar anders en beter?
Hoe wilt u aan de slag gaan met de verzuchting dat er nood is aan meer diepgaand onderzoek en monitoring om dergelijke naakte cijfers, die aangeleverd worden door Zorgnet-Icuro, beter te kunnen interpreteren en er beleidsmatig de cruciale lessen uit te trekken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag om uitleg sluit aan bij die van collega Vaneeckhout en gaat over de gedwongen opnames. Vooral de stijging van het aantal gedwongen opnames in 2022 met bijna 60 procent ten opzichte van 2012, zoals blijkt uit de cijfers van Zorgnet-Icuro, baart onze fractie zorgen. Zo zouden in Vlaanderen vijfduizend personen in 2022 gedwongen opgenomen zijn in een ziekenhuis.
Collega’s, die tendens van gedwongen opnames is niet nieuw, maar blijft wel verontrustend. Collega’s, we bespraken dat hier ook al tijdens de commissie van 8 november 2022, bijna een half jaar geleden.
Wat wel opvallend is en waarbij ik even wil stilstaan, is dat het aandeel gedwongen opnames ten opzichte van het aantal normale opnames is gestegen. In 2022 bedroeg dit bijna 14 procent, terwijl dit in 2012 nog ‘maar’ 11 procent was. U zou kunnen zeggen dat een stijging van 3 procent niet zo veel is, maar de impact van gedwongen opnames is natuurlijk wel veel groter. Ook het aantal minderjarigen dat gedwongen wordt opgenomen, is vorig jaar gestegen.
De Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie ziet verschillende oorzaken voor de stijgende cijfers. Zo is er meer aandacht voor psychische problemen in de maatschappij, maar er wordt ook sneller naar gedwongen opnames gegrepen als een oplossing voor personen die gedrag stellen dat overlast veroorzaakt of als middel om zeker een plaats vast te krijgen in een voorziening omdat de reguliere hulpverlening dichtslibt.
Minister, krijgt u ook die signalen van het werkveld dat het systeem van gedwongen opnames gebruikt wordt om de wachtlijsten te omzeilen? Welke acties zult u hiertegen ondernemen?
Zorgnet-Icuro stelde voor om een observatieperiode van 48 uur te voorzien bij een gedwongen opname om te verzekeren dat de persoon in kwestie terecht gedwongen wordt opgenomen. Ik vind dit een zeer zinvolle piste, zodat we zeker zijn dat dit het juiste middel is voor de juiste persoon in de juiste situatie. Minister, hoe staat u tegenover die observatieperiode van 48 uur?
Tot 2017 publiceerde Zorginspectie elk jaar een jaarverslag over de gedwongen opnames in Vlaanderen. Sindsdien moet het agentschap Zorg en Gezondheid deze data puren uit de federale gegevens. Minister Dalle, die u verving in november 2022, liet toen weten dat er begin 2023 nagegaan zou worden of er nog extra registraties nodig zijn. Wat is hier de stand van zaken? Zal er opnieuw een Vlaams jaarverslag komen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, uiteraard ben ik me bewust van de stijging van het aantal gedwongen opnames en het feit dat er zich hierbij zeer grote provinciale verschillen voordoen. De stijgende trend wordt trouwens bevestigd in de statistieken van de FOD Volksgezondheid, waarbij we een duidelijke piek vaststellen in 2021. Die piek kan deels worden verklaard door de impact van corona en de toen opgelegde maatregelen, maar de cijfers van Zorgnet-Icuro tonen ook een stagnatie van het aantal gedwongen opnames in 2022. Je zou kunnen zeggen dat een stagnatie goed is, maar de cijfers blijven zeer hoog, omdat er in 2021 een grote piek was.
Er kunnen hiervoor verschillende verklaringen worden gegeven. Ten eerste constateren we een toename in het aantal externaliserende stoornissen en een afname van de verdraagzaamheid. Zoals een collega reeds zei, zien we dat er sneller wordt gegrepen naar gedwongen opnames als oplossing voor personen die gedrag stellen dat overlast veroorzaakt. Ook is mij ter ore gekomen dat een gedwongen opname effectief soms wordt gezien als een middel om zeker een plaats te krijgen in een psychiatrisch ziekenhuis en zo de wachtlijsten te kunnen omzeilen. Andere factoren die bijdragen tot de stijging zijn mogelijk de kortere residentiële behandelduren, de betere detectie van ernstige psychiatrische problemen in de maatschappij, maar ook de groeiende vereenzaming. Er zijn een aantal mogelijke factoren die aan de basis liggen. Bij de analyse van de cijfers is het bovendien van belang om te kijken wat het aandeel is van de patiënten die worden heropgenomen.
Ik wil zeker escalatie vermijden. Collega’s, het is van het grootste belang dat we in meerdere domeinen, maar ook over bevoegdheidsniveaus heen goede afspraken maken om ervoor te zorgen dat het welzijns- en zorgbeleid zeer goed op elkaar is afgestemd. De complexiteit van de problematieken die zich aandienen, kunnen we enkel in ketens, in netwerken en in goede samenwerking oplossen.
Als we naar de cijfers kijken, zien we inderdaad grote provinciale verschillen. Uit die verschillen blijkt dat er, afhankelijk van de provincie waar je bent, anders wordt omgegaan met de maatschappelijke noden. Het complexe verhaal is zeker niet alleen een vraag van aanbod en capaciteit, want we moeten absoluut blijven investeren, maar het is een puzzelstuk in het grotere verhaal. Wij hebben als Vlaamse overheid de voorbije jaren extra geïnvesteerd in ambulante geestelijke gezondheidszorg. Denk maar aan de investeringen in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) en de ambulante verslavingszorg. Maar we willen ook gericht inzetten op geformuleerde tekorten met betrekking tot de doelgroepen en de samenwerking tussen de actoren op die verschillende lijnen.
Het is ook van belang om echt intens te blijven investeren in preventie en zeer laagdrempelige vormen van hulp. Ook de federale investeringen in de terugbetaling van psychologische hulp zijn van belang, en natuurlijk ook de federale investeringen in een betere omkadering van crisisdiensten en intensieve behandeldiensten binnen de psychiatrische ziekenhuizen, want dat zijn uiteindelijk de diensten die de verantwoordelijkheid nemen voor die gedwongen opnames. Ik kan er niet de vinger op leggen en zeggen wiens schuld het is of wat de oorzaak is, er zijn een aantal factoren die leiden tot die stijging.
Hoe kijk ik nu naar die toenames, ook ten opzichte van jongeren? Alsmaar meer kinderen en jongeren vragen hulp in de geestelijke gezondheidzorg. We hebben het hier al vaker over gehad. De meeste opnames blijven gewone klinische opnames, maar ook hier worden we geconfronteerd met een stijging van het aantal gedwongen opnames doorheen de jaren. Ook hier kijk ik naar de impact van corona en de opgelegde maatregelen. Die hadden – dat zien we – in 2021 een bijzonder grote impact op het mentaal welzijn van kinderen en jongeren. Dat heeft geresulteerd in een stijging van het aantal gedwongen opnames in 2021. Maar ook vorig jaar bleef dat aantal gedwongen opnames hoog. Voor die leeftijdscategorie wordt opnieuw gewezen op het gebruik van gedwongen opnames om wachtlijsten voor opname in de psychiatrie een stukje te omzeilen. Wij hebben eigenlijk geen zicht op de wachtlijsten in de kinder- en jeugdpsychiatrische diensten van algemene en psychiatrische ziekenhuizen. Dat is van belang. Uiteraard wordt daarover overleg gepleegd met collega Frank Vandenbroucke.
Maar zeker voor die leeftijdscategorie – jullie hebben het gezegd – moet er ingezet worden op vroegdetectie en -interventie. Weet dat we daar ook een programma lopen hebben. De netwerken geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren en het programma Connect spelen hier een zeer relevante rol. Connect wil snel en tijdig bepaalde risico’s detecteren. Binnen dat programma werken we vanuit de visie dat er binnen elk netwerk een zorgcontinuüm zou moeten kunnen worden aangereikt, dat reikt van preventie, over ondersteuning, tot behandeling. Die netwerken zorgen er ook voor dat vraag en aanbod binnen de regio op elkaar worden afgestemd, zo goed als mogelijk. Daarnaast heeft de bevoegde federale minister de voorbije jaren bijkomend geïnvesteerd in de omkadering van de kinderpsychiatrie en speelt ook voor die doelgroep de terugbetaling van psychologische zorg een belangrijke rol in het laagdrempeliger maken van psychologische zorg.
Dan kom ik bij de vraag over de verschillen tussen de provincies, met name de lessen te leren uit Vlaams-Brabant. De manier van werken verschilt bij de verschillende parketten en tussen de provincies. Het hoge aantal getraumatiseerde vluchtelingen zou in bepaalde provincies bijvoorbeeld leiden tot meer doorverwijzingen vanuit het parket. Dat is een van de invalshoeken. In Vlaams-Brabant gebeurt de inschatting voor gedwongen opnames meestal op een spoedgevallendienst. Daar werken de spoedartsen, de psychiaters en de andere partijen zeer goed samen. Dat zou die lagere cijfers ook effectief kunnen verklaren.
Maar niet enkel in Vlaams-Brabant is er sprake van goede praktijken. Ook in Limburg zijn er al grote stappen gezet om de procedures te verbeteren. Ze hebben een draaiboek voor gedwongen opnames samengesteld met alle betrokken partners. Dat draaiboek wordt elk jaar geëvalueerd en bijgespijkerd, waardoor er een betere samenwerking ontstaat tussen zorgverleners, politie en parket. Die goede uitwisseling van ervaringen kan zeker leiden tot good practices die in de verschillende regio’s ingezet kunnen worden, om zo te komen tot efficiëntere procedures en een betere samenwerking tussen de actoren. Als je keten goed werkt, kun je vermijden dat er meer gedwongen opnames zijn.
Vervolgens werd er ook gevraagd naar het onderzoek en de monitoring. Zorgnet-Icuro geeft zelf aan dat de verklaringen van de beschikbare cijfers giswerk zijn. Diepgaand onderzoek zou kunnen bijdragen tot het correcter duiden van de data en het ombuigen van de sterk stijgende grafieken. Maar we gaan dat niet oplossen door enkel te zoeken naar data en onderzoek, alhoewel het goed verzamelen van data voor mij elementair is, en inderdaad een pijnpunt is, niet alleen in mijn bevoegdheidsdomeinen. De reden waarom we op dit ogenblik zo fors inzetten op digitalisering en er ook hele grote budgetten voor uittrekken, is net omdat we veel meer data zouden kunnen bijhouden. Maar we moeten ook inzetten op betere samenwerking in de netwerken, op het bekijken welke zorg noodzakelijk is, op welke lijn de zorg zich situeert en hoe de zorggebruikers correct en snel kunnen worden doorverwezen. Die manieren om tot een betere samenwerking te komen, zoals in Vlaams-Brabant en Limburg, zijn dus zeer interessant en ook goede voorbeelden voor de andere provincies. We zijn wat dat betreft ook wat zoekende, maar we moeten sowieso vermijden dat die cijfers nog toenemen.
Door een evaluatieperiode in te stellen van maximaal 48 uur kun je een accuratere diagnose stellen – dat hoeft weinig betoog, denk ik – en ook beter evalueren of er echt sprake is van gevaar. Het is ook van belang om de naasten en de familie beter te betrekken bij de evaluatie. Er ligt op dit ogenblik een wetsvoorstel voor tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke. Daarin is in zo’n evaluatieperiode voorzien in spoedeisende gevallen. Ik vind dat een heel goede zaak. Dat lijkt me dus zeker een spoor om op door te gaan.
Het voorstel tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke is afgelopen vrijdag een eerste keer besproken binnen de federale ministerraad en wordt nu voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Op basis van het voorstel zal worden bekeken welke voorzieningen in de toekomst een opdracht hebben in het kader van de gedwongen opnames. Wij moeten goed afstemmen met de federale overheid. Na de goedkeuring van het voorstel kunnen we dan ook afspreken welke gegevens we moeten verzamelen en hoe de registratie kan worden opgezet. Ik denk dat het ook heel belangrijk zal zijn om in het kader van de wetswijziging die op stapel staat, een nieuw rapportagesysteem op te starten en er goede en heldere afspraken over te maken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik wil starten met het echt hoopvolle gedeelte: dit is geen onontkoombaar lot. Vlaams-Brabant, en luidens uw toelichting ook Limburg, bewijst eigenlijk dat een andere aanpak, een betere samenwerking, een ketenbenadering een impact kunnen hebben. Het is niet omdat de samenleving complexer wordt en er meer uitdagingen zijn, of dat alleszins zo wordt ervaren, dat het eindresultaat moet zijn dat het aantal gedwongen opnames in die mate stijgt. Vlaams-Brabant bewijst dat er factoren kunnen zijn waarop het beleid een impact heeft en die het verschil kunnen maken. Tegelijk heb ik enkele grote bezorgdheden. Wat data, wat onderzoek betreft, uiteindelijk blijft dit giswerk. Wij blijven hier nadenken over wat de factoren zouden kunnen zijn, en afhankelijk van onze appreciatie van factoren zullen we waarschijnlijk zeggen dat iets meer of minder speelt, maar we komen daar niet uit omdat er geen fundamenteel onderzoek naar gebeurt. Hetzelfde geldt als er iets werkt, zoals in Vlaams-Brabant. Dan denken wij dat dat te maken heeft met de ketenaanpak en de goede samenwerking binnen de spoeddiensten in een ziekenhuis met de psychiatrische diensten en zo verder, maar is dat zo? Wij kunnen dat vermoeden, we kunnen proberen dat in beeld te krijgen op basis van concrete casussen, maar er gebeurt geen fundamenteel onderzoek naar. Minister, u zegt daar heel veel belang aan te hechten, maar ik zie het resultaat vandaag nog veel te weinig in het beleid. Uiteraard gaat dat over een samenwerking tussen de federale overheid en Vlaanderen. Iedereen heeft een bezorgdheid ter zake, maar ik denk dat we wel de vinger op de wonde moeten durven te leggen wat de opvolging met betrekking tot beleid, het verzamelen van data, de impact van bepaalde hulpverleningstrajecten betreft. Dat weten wij vandaag niet. Wij hebben geen enkel gestandaardiseerd systeem van medische dossiers op dit terrein waardoor we kunnen weten hoeveel procent van de mensen die in een bepaald hulpverleningstraject starten, een half jaar later in een betere situatie zitten, en hoeveel procent van hen twee jaar later hervalt. Dat bestaat vandaag gewoon niet, zodat wij als overheid allerlei types van hulpverlening, allerlei types van netwerken en zo verder ondersteunen, maar eigenlijk niet weten wat effectief en wat niet effectief is, wat resultaat oplevert en wat niet. We varen dus blind.
Er is nog een ander element van uw antwoord waarover ik op mijn honger blijf zitten. Dat weet u ook. U zegt dat u de ambulante verslavingszorg versterkt, dat u de CGG’s hebt versterkt, dat u inzet op preventie. Dat is allemaal superbelangrijk, ik denk dat we het daar eigenlijk over eens zijn in deze commissie, maar het resultaat op het terrein is wel dat de wachtlijsten inzake verslavingszorg de afgelopen jaren alleen maar langer zijn geworden en dat mensen die nu vrijwillig de stap naar hulpverlening zetten, het signaal krijgen dat ze een halfjaar op een intakegesprek moeten wachten. Hoe kan het dan dat we verwonderd blijven op het einde van de rit? Er is geen zicht op wat de wachtlijsten zijn. U zei het daarnet zelf helder: er zijn geen data. Er zijn nog altijd te weinig investeringen en te weinig antwoorden voor uitgestelde zorg en de nood aan preventie en vroegdetectie. Die vragen over het bredere beleid van deze Vlaamse Regering blijven vandaag.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, laat mij starten met een vraag over het gebrek aan exacte data. Dat is echt cruciaal. U hebt zelf al gezegd dat men moet nagaan in welke mate het een heropname is. Ja, maar veel meer dan dat het een heropname is van iemand die al in een traject zit. Ofwel is het iemand die letterlijk ‘out of the blue’, nog geen enkel contact heeft gehad en op geen enkele wachtlijst staat en dan gedwongen wordt opgenomen. Dat is iets anders dan iemand die al een traject bij een CGG-psycholoog heeft maar blijkbaar toch gedwongen wordt opgenomen en van wie er al een patiëntendossier bestaat. Dat zijn zaken die we echt moeten weten. Ik wil namens mijn fractie echt een oproep doen naar de data en de registratie. Tot spijt van wie het benijdt, er wordt dan mooi gezegd dat elkeen zijn steentje moet bijdragen. Dat is dus het probleem als men op een domein met elkeen zit, dat men die data niet zuiver krijgt. Ik kan dat alleen maar vaststellen. Zoals de minister aangeeft, investeert Vlaanderen stevig en extra in digitalisering.
Dan wat betreft de analyses en de gegevensstromen waar de inspectie mee gestopt is en waar het agentschap Zorg en Gezondheid mee zou komen. Minister Dalle, uw tijdelijke vervanger, heeft daarop geantwoord. Hoe ver staat het daarmee?
Wat betreft de 48-uursobservatie hebt u verwezen naar de bijstelling van die wet voor wat betreft de evaluatie van de spoedeisende gevallen. Hoe staat u zelf tegenover die 48 uur? Daar heb ik u niet onmiddellijk op horen antwoorden. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Dan heb ik het hier anders genoteerd. Mijn excuses.
In 2019, op het einde van vorige legislatuur, hebben we het nieuwe decreet Geestelijke Gezondheidszorg goedgekeurd. Als ik me niet vergis moeten er nog een aantal uitvoeringsbesluiten worden genomen. Die zijn er vandaag in juni 2023 nog niet. Hoe ver staat u daarmee? Welke stappen moeten daar nog in gezet worden?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij deze vragen die over een vrij pertinent probleem gaan en waar we al een hele tijd mee worstelen, namelijk de toename van het aantal gedwongen opnames en ik denk ook het vaak oneigenlijk gebruik van gedwongen opnames. Het verschil tussen de verschillende parketten en regio's maakt dat wat duidelijk. Eerder dit jaar zijn hierover verschillende publicaties verschenen. Minister, u hebt er zelf ook al naar verwezen. Ik denk dat het goed is dat u de ervaringen die u binnen Vlaanderen opdoet, de sector kennende, zeker deelt, als het al niet het geval is, met de mensen aan de overkant van de straat waar de herziening van die wet voorligt. De observatieperiode van 48 uur lijkt me zeer cruciaal om dat oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Wanneer het gaat over grote intoxicatie, drugs en alcohol, denk ik dat er binnen algemene ziekenhuizen ook een periode kan zijn van eerste stappen, tot rust komen. Als we het echt menen met de ambulante hulp, dan moeten we ook mobiele teams die kans geven.
Ten slotte vind ik het heel belangrijk dat u oog hebt voor de praktijk van de gedwongen opnames. Dat is heel vaak 's avonds en 's nachts. Dat is op een heel beperkt aantal plaatsen waar er in een psychiatrisch ziekenhuis honderden gedwongen opnames per jaar plaatsvinden. Dat is absoluut niet evident voor de medewerkers. Dat is niet evident voor de mensen die de planning moeten maken en voor de infrastructuur die men daarvoor nodig heeft. Ik denk dat iedereen er echt wel baat bij heeft als we die wet herzien en ervoor zorgen dat er minder oneigenlijk gebruik zal zijn en dat er meer samenwerking komt met oog voor de patiënt want dat is uiteindelijk degene voor wie we beleid moeten maken.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, ik sluit mij volledig aan bij de collega's Vaneeckhout en Daniëls. Er is geen zicht op de wachttijden. Er zijn ook geen data. Dat is toch wel cruciaal. We moeten ook zeggen dat we dat heel vaak missen in alle domeinen binnen Welzijn. De stijging van de cijfers van de gedwongen opnames is verontrustend. Maar nog zorgwekkender is dat er een mogelijkheid is dat men de gedwongen opname gebruikt omdat het gewone systeem dichtslibt.
Minister, u kaartte daarnet al aan dat men bovendien steeds meer wil inzetten op de context en de omgeving van de patiënten. Dat is niet altijd evident in de praktijk. Geregeld zijn de mensen uit de omgeving deels mee de oorzaak van de problematiek. Hoe staat u hiertegenover?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ja, ook ik geloof in de op til zijnde wijzigingen, de observatieperiode van 48 uur, niet enkel om correcter te kunnen inschatten, maar ook om naast de observatie informatie te kunnen inwinnen over de context bij de andere hulpverleners die aan zet zijn. Daar is even tijd voor nodig.
Ik ben het er zeker mee eens dat er onderzoek nodig is naar de verschillende factoren die hierin een rol spelen. Iets wat volgens mij een rol speelt en mogelijk onvermijdelijk is in de huidige evolutie van het zorglandschap is de vermaatschappelijking van de zorg. Als we mensen met een precair profiel, ook psychiatrisch, meer, langer en vaker in een thuiscontext laten verblijven, is het risico ook daar dat die problematiek zich bij momenten zodanig uit dat zij een zeer snelle interventie nodig hebben en via een spoeddienst in een psychiatrische afdeling, een crisisafdeling belanden. Daarvan moeten wij ons allemaal bewust zijn. Dat neemt niet weg dat we daaruit kunnen leren.
Minister, wat zou u op Vlaams niveau kunnen doen aan de hoge cijfers bij kinderen en jongeren? Er is daar een specifieke stijging die ik zelf ook een tijdlang heb meegemaakt. Volgens professor Danckaerts is er een link met een gebrek aan aanbod of een gebrek aan draagkracht van een residentiële voorziening in de jeugdhulp om om te gaan met jongeren die externaliserend moeilijk gedrag stellen. Ook jeugdrechters weten niet altijd goed waarheen met die jongeren. Thuis is vaak geen oplossing, of soms kunnen ze even niet meer terecht in de voorziening, omdat ze het daar wel heel bont hebben gemaakt. Voor vele jeugdrechters is de oplossing nu recht naar de psychiatrie via een collocatie, in een afdeling waar volwassen mensen zitten met zware psychoses, waar niet zelden mensen tijdelijk worden opgenomen die geïnterneerd zijn en een en ander op hun kerfstok hebben. Dat is geen plek voor die jongeren. Nochtans exploderen de cijfers.
Ik hoop heel hard dat u mee kunt werken aan een antwoord om ervoor te zorgen dat die jongeren op een andere plek kunnen worden opgevangen dan in de psychiatrie. Het gaat niet altijd om psychiatrische problematieken.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de aanvullende opmerkingen. Toevallig had ik vorige week overleg met collega Vandenbroucke over onder andere de situatie in de geestelijke gezondheidszorg, de nood aan fundamenteel onderzoek en de zoektocht naar therapieën die zeker werken. Een knieoperatie is iets anders dan wat er zich in je hoofd afspeelt en we weten daar nog niet zoveel over. Het is een heel boeiend domein, maar het leidt tot de cijfers die we nu zien.
Collega Vaneeckhout, vanuit ervaringen in de praktijk denken we te weten wat werkt in de provincie Vlaams-Brabant. Dat is niet door fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar dit is het gevolg van goede afspraken en een goede samenwerking. En dat is voor mij cruciaal. U hebt het over de wachtlijsten, maar ik heb in de cijfers gezien dat jongeren elf keer van Pontius naar Pilatus worden gestuurd. En wanneer je dan vindt waar jongeren echt goed zitten, is er al heel veel tijd verloren gegaan, of is er een regeltje dat in de weg zit, collega Van den Bossche, dat ervoor zorgt dat het toch niet lukt. Dat is geen fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar wel praktijkervaring, het uitwisselen van ervaringen en ervoor zorgen dat de mensen op de juiste plek terechtkomen. We zien dat het werkt in Vlaams-Brabant en ook in Limburg. Het zou zeer goed zijn om te proberen die overslageffecten te bereiken zodat het overal kan worden bereikt.
Collega Daniëls, ik meen mij te herinneren dat ik had gezegd dat ik de gewijzigde wet, over de 48 uur, een heel goede zaak vind. Maar dat brengt natuurlijk wel een en ander teweeg op het werkveld. U mag niet onderschatten welke implicaties dat zal hebben, overal, in alle provincies. We moeten dat dus zeker goed monitoren. Het is nu al een eerste keer besproken en het komt er wellicht aan. Ik vind het dan ook logisch om meteen het monitoringssysteem daarop af te stemmen en niet nu snel snel te monitoren en nadien het nieuwe systeem te monitoren. Als we het dan toch moeten opzetten, gebeurt dat volgens mij beter na die wet en ook interfederaal. Sorry dat ik het zo moet zeggen, maar het heeft geen zin om hier iets alleen op Vlaams niveau op te zetten, want het gaat ook over de ziekenhuizen, de ziekenhuisgegevens. Collega Daniëls verwees al naar de medische dossiers. We hebben de federale collega’s nodig om goed datamateriaal te verzamelen. Het heeft geen zin om twee systemen op poten te zetten, gezien de budgetten die we nu al nodig hebben om onze investeringen te doen.
Ook bijvoorbeeld de ambulante zorg zal dan mogelijk zijn, niet alleen een opname in een ziekenhuis. We moeten die implicaties goed voor ogen houden. Als je zegt dat je 48 uur moet wachten, dan zul je ook budgetten moeten uittrekken om dat gerealiseerd te krijgen en ook om de monitoring goed te kunnen doen.
Wat de uitvoeringsbesluiten betreft, moet ik eens kijken wat we nog niet gedaan zouden hebben. Als de federale wet goedgekeurd wordt, zullen we ook onze eigen regels mogelijk decretaal moeten aanpassen en nog een aantal uitvoeringsbesluiten moeten nemen. Zoals ik al zei zal er wellicht een interfederaal akkoord nodig zijn.
Collega Wouters, ik sta er volledig achter dat de context van de patiënt beter betrokken wordt. We krijgen ook vaak schrijnende verhalen te horen, net van de familieleden van de patiënt die zeggen dat ze niet betrokken zijn. Je kunt een oorzaak zijn, maar je kunt ook niet betrokken zijn en door die niet-betrokkenheid de kans niet krijgen om misschien het netwerk waar collega Van den Bossche naar verwijst mee te helpen vormen. Wij kunnen het Familieplatform Geestelijke Gezondheid inschakelen om methodieken aan te leveren om de familiebetrokkenheid op een goede manier vorm te geven. Denk maar aan de Familiereflex die al bestaat. Dat is een basis voor vorming en beleid in de voorzieningen van de geestelijke gezondheidszorg. Stel dat er mensen zijn die veroorzakers zijn, dan is het evident dat dat een totaal andere situatie is dan als het iemand is die door zijn of haar problemen totaal gedeconnecteerd is van de familie.
Het welzijn van onze kinderen en jongeren is altijd een ruimer verhaal. Ik verwijs hier ook naar het crisisplan jeugdhulp dat we goedgekeurd hebben, waarin ook extra middelen voorzien zijn om de jongeren vanuit hun noden te helpen en om extra residentiële capaciteit te voorzien als dat nodig is. Het is een heel indirect verhaal om te vermijden dat er gedwongen opnames zijn, zeker naar minderjarigen toe. Dat begint zelfs bij meer preventie, als er verontrustende signalen zijn, de basis ligt absoluut daar.
Collega’s, er is dus veel werk aan de winkel. Collega Jans, u verwees terecht naar het onderzoek dat er geweest is, ook de cijfers. Uw provincie is trouwens een goede leerling in de klas. Ik overweeg om toch een initiatief te nemen zoals we voor de jeugdhulp gedaan hebben. Zo kunnen we op basis van de cijfers over de bevoegdheden heen met alle actoren samenzitten om te bekijken hoe het beter kan en hoe je met de budgetten die er zijn maximaal kunt renderen, of als je extra budgetten inzet, op welke plaats die dan het beste ingezet worden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, het is belangrijk om bij dit debat ook aan te geven dat gedwongen opnames soms een noodzakelijke, maar ook wel de uiterste beslissing zijn. Als we die zien stijgen, is dat echt een fundamenteel symptoom van iets onderliggend, namelijk van maatschappelijke uitdagingen die toenemen, maar ook van een hulpverleningssysteem van preventie tot vroegdetectie dat daar niet voldoende aan beantwoordt. U verwijst naar de situaties in de jeugdhulp die we allemaal kennen, waar je inderdaad van Pontius naar Pilatus wordt gestuurd, tien, elf plekken voor je ergens terechtkomt. Intussen is het dan veel te laat. Het is onze verantwoordelijkheid als beleidsmakers op dit niveau om daar een antwoord op te formuleren. Er is nu het crisisplan. We zullen nauw opvolgen wat daar gebeurt.
Ik kijk uit naar de bijeenkomst die er komt rond dit specifieke thema, hoe daarmee aan de slag gegaan wordt, maar ik sluit af met de vaststelling – ik ben blij dat u dat vorige week al interfederaal opgenomen hebt, ik hoop dat daar ook resultaten uitrollen – dat we op dit moment echt blind varen. We varen nog te veel blind en we weten eigenlijk niet wat we aan het doen zijn. We baseren ons op de noodkreten uit de sector of van Zorgnet-Icuro, waarna we dan opnieuw naar deze commissie komen en vragen hoe we nu verdergaan. We zijn vijf jaar verder. Vijf jaar geleden heb ik aan toenmalig minister Beke de vraag gesteld rond die data. We zijn vijf jaar verder en het is niet dat we op het gebied van cijfers een stap verder staan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het is inderdaad goed dat er zowel hier, maar ook aan de overkant van de straat de vaststelling is dat meten weten is en dat gedetailleerde cijfers nodig zijn. Als ik daarnet naar medische dossiers verwees, bedoelde ik, minister, ook de dossiers die bekend zijn in de CGG’s. Dat zijn natuurlijk nog andere dossiers over mensen die vrijwillig hulp zoeken en daarin gekend kunnen zijn. Er kunnen mensen binnenkomen in een ziekenhuis die daar niet noodzakelijk gekend zijn, van wie het lijkt dat het nieuwe patiënten zijn en voor wie men tot een gedwongen opname overgaat, maar die in de vrijwillige hulpverlening al een onwaarschijnlijk trackrecord hebben waarmee men aan de slag zou kunnen gaan. Ook daar verwijs ik naar wanneer ik zeg dat dat beter in één hand zit, want dan moet je weer GDPR-gewijs (General Data Protection Regulation) samenwerkingsovereenkomsten en alles wat daarbij hoort beginnen af te sluiten.
Een derde punt is inderdaad – daar geldt de wet en ik hoop dat we dat ook goed kunnen bewaken – een ongeoorloofde – wat dat woord ook zou mogen betekenen – gedwongen opname. Er is wel een opname en dat gebeurt wegens een reden, maar als op basis van die wet na 48 uur blijkt dat dat niet het juiste kanaal is, moet er wel een goede overdracht van die persoon zijn. Men kan dan niet gewoon zeggen dat de persoon maar naar huis moet gaan en zich moet aanmelden om ergens binnen te kunnen geraken. Dat kan niet de bedoeling zijn. We moeten die persoon en zijn familie van zeer nabij volgen, want soms zijn gedwongen opnames langs de kant van de politie of langs de kant van de familie echt het enige wat men nog heeft, al dan niet in samenwerking met een huisarts, om erger te voorkomen. Dat gaat dan soms uit van de persoon in kwestie, maar soms ook van de mensen in de omgeving die zeggen dat als men nu niets doet, er iets ergs zal gebeuren. Collega’s, het is in die twee fases dat we daar echt werk van moeten maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.