Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is algemeen geweten dat het voor ouders een uitdaging is om een opvangplaats te vinden. Ze doen graag een beroep op een opvang in de buurt, maar moeten vandaag vaak al nog voor de zwangerschap op zoek naar een dergelijke locatie. Daarbij komt nog dat opvang voor werkende ouders en actief werkzoekende ouders van belang is om die taken überhaupt te kunnen blijven uitvoeren, om te kunnen werken of werk te zoeken. Dan gaat het nog over reguliere arbeidstijden. Voor mensen die in het weekend of in shiften werken, wordt de opgave om opvang voor de kinderen te vinden nog vele malen moeilijker.
Om daaraan tegemoet te komen, hebben werkgeversorganisatie Voka en Helan Kinderopvang het voorstel gedaan dat bedrijven opvangplaatsen voor kinderen van hun werknemers rechtstreeks zouden financieren. Op die manier zou er extra capaciteit worden gecreëerd, althans volgens hun voorstel. Op dit moment bestaat reeds de optie voor bedrijven om tot 9000 euro per opvangplaats fiscale aftrek te krijgen voor de creatie van kinderopvangplaatsen. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat er bij deze maatregel wordt gekeken naar kinderopvang op de werkplek zelf. De organisatie van kinderopvang is voor bedrijven echter niet zo eenvoudig, en ouders geven ook niet per definitie de voorkeur aan kinderopvang op hun werkplek. Meestal kiezen ze voor iets in de buurt van hun woonplaats, maar dat is zeker geen regel. Soms zoeken ze ook naar opvang bij het treinstation of op weg naar het werk.
Om voornoemde redenen stellen Voka en Helan voor om het bestaande systeem uit te breiden en te kijken naar investeringen in opvangplaatsen die door anderen worden uitgebaat, dus niet door de werkplek zelf. Werkgevers zouden dan een beroep kunnen doen op die plaatsen als een extralegaal voordeel. Men gaf aan dat dit is om extra plaatsen te creëren, maar zoals ik het begrijp, reserveert men eigenlijk plaatsen in bestaande opvang. Dat zijn natuurlijk verschillende zaken. De vraag is of je dan plaatsen erbij creëert. Ik denk het niet. Beide partijen beseffen wel dat er momenteel een personeelstekort is in de zorgsector en dat ze op deze manier eigenlijk toch niet direct die extra plaatsen kunnen genereren, maar willen wel investeren in opvangplaatsen om die in elk geval te kunnen behouden.
Minister, hierbij heb ik toch een aantal vragen. In welke mate is het voorstel van Voka om bedrijven te laten investeren in opvangplaatsen voor kinderen van hun personeel haalbaar met de huidige tekorten in het achterhoofd? Overlegde u op voorhand met Voka of bent u met Voka aan het overleggen om te bekijken op welke manier werkgevers hierin kunnen worden betrokken? Kan het dat er plaatsen worden voorbehouden in een kinderopvang voor een bedrijf dat die plaatsen financiert? Die zouden dus worden opengehouden. Moet een kind dat op die plaats zit, daar dan verdwijnen als dat een zogenaamd door het bedrijf gefinancierde plaats is? We zitten immers natuurlijk met een maximumaantal. Welke inspanningen worden momenteel geleverd om opvangplaatsen te garanderen voor werkende mensen? Dat is immers cruciaal voor onze fractie, want we krijgen vandaag het signaal dat mensen stoppen met werken of minder gaan werken omdat ze geen opvangplaats hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Het voorstel van Voka komt zeker tegemoet aan de nood aan extra kinderopvangplaatsen. Het is zeker de moeite waard om dat verder te bekijken. Ik stel vast dat de huidige wetgeving al toelaat dat bedrijven inzetten op kinderopvang, maar dat daarvan heel weinig wordt gebruikgemaakt. Het gaat voornamelijk over samenwerkingen tussen bedrijven en organisatoren van kinderopvang waarbij bedrijven plaatsen kopen of huren. Collega Daniëls, opvang die niet gebeurt op de werkplek zelf, maar bij opvangvoorzieningen, dat kan dus perfect. Ik ben trouwens al in een paar kinderopvanginitiatieven geweest waar men nog wat plaatsen had en die heel graag zouden hebben dat bedrijven bij hen investeren. Dat gebeurt echter niet.
Er is in april al een eerste initiërend overleg geweest met Voka, Opgroeien en mijn kabinet over het idee om meer bedrijven te laten investeren, en over hoe je dat kunt doen. Vandaag was er een tweede overleg, in aanwezigheid van zowel mijn kabinet als het kabinet van collega Jo Brouns, om het voorstel en de mogelijkheden verder te bespreken. Ook het Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden (VKW) Limburg gaf ondertussen al aan dat Limburgse bedrijven wel mee willen investeren in kinderopvang. Ook dit signaal nemen we mee.
We zijn er samen met Voka van overtuigd dat dit plan ook moet passen in het algemene toekomstbeleid dat we voor de Vlaamse kinderopvang willen schrijven. Kwaliteit, duurzaamheid, toegankelijkheid van kinderopvang als basisvoorziening staan daarbij voorop. Om die toegankelijkheid te garanderen, is het natuurlijk van belang dat we ook zelf investeren in nieuwe kinderopvangplaatsen volgens een programmatie waarbij gemeenten met de grootste noden ook eerst aan bod komen. Ik vind het ook belangrijk, zeker als u het hebt over voldoende mensen, collega Daniëls, dat we in de statuten van de mensen investeren. U kunt wel zeggen dat we extra plaatsen gaan hebben, maar als je geen mensen vindt die het willen doen, dan heb je daar niet veel aan.
In elk geval zoeken we samen met Voka naar goede oplossingen voor bedrijven die willen investeren in kinderopvang. De informatieverspreiding is hier van belang. Ik heb vastgesteld dat bedrijven niet altijd op de hoogte zijn van datgene wat vandaag al kan. Het vinden van voldoende geschikte medewerkers wordt ook een grote uitdaging.
Wat bestaat er al vandaag? Sinds 2003 kan een werkgever al plaatsen in bestaande kinderopvanglocaties kopen of huren. Die kan dat ook inbrengen als beroepskost. Het is dus belangrijk dat men dat weet. Werkgevers kunnen alle info daarover terugvinden op de website van Kind en Gezin. De regeling is gebaseerd op de regeling voor fiscale aftrek van kinderopvang door bedrijven uit de programmawet van 8 april 2003. Het maximaal aftrekbaar bedrag vandaag is 8760 euro per plaats per jaar.
Er zijn een aantal voorwaarden. Het bedrag moet overgeschreven worden aan een groepsopvang van baby’s en peuters met een vergunning van Opgroeien. Ten tweede, de opvang gebruikt het geld om werkingskosten en uitgaven voor infrastructuur, of om uitrusting te financieren die nodig zijn voor het creëren van nieuwe plaatsen. De uitgaven voor het behoud van de plaatsen zijn eveneens aftrekbaar. Dat betekent dat de aftrek ook geldt voor de jaren die erop volgen.
De sommen mogen niet gebruikt worden voor de betaling van de prijs die de ouders aan de opvang betalen. De aftrek voor het bedrijf geldt enkel voor wat het bedrijf aan de opvang geeft boven op het bedrag dat ouders betalen. Dan wordt er een fiscaal attest voor de bedrijven uitgereikt door Opgroeien. Concreet sluit een werkgever een overeenkomst af met een organisator van kinderopvang voor een aantal plaatsen. De afspraken tussen bedrijf en opvang zijn onderling vrij te bepalen. Een bedrijf kan, zoals ik zei, plaatsen kopen of plaatsen huren.
Gekochte plaatsen zijn exclusief beschikbaar voor werknemers van het bedrijf, dus die worden altijd vrijgehouden. Gehuurde plaatsen zijn enkel beschikbaar voor werknemers van het bedrijf op bepaalde, overeengekomen momenten. Er wordt dan een overeenkomst gemaakt afhankelijk van de behoefte van het bedrijf. Buiten die momenten is die plaats beschikbaar voor andere ouders. Het is eigenlijk een heel soepel systeem.
Als een werkgever plaatsen koopt of huurt in een opvanglocatie, moet de organisator aan de vergunnings- of subsidievoorwaarden voldoen. Organisatoren die met een inkomensgerelateerde subsidie werken, moeten uiteraard ook de regels respecteren. Er is voorrang voor werkenden of ouders die werkzoekend zijn of in een traject naar werk zitten.
In het najaar voorzien we ook nog een uitbreiding van dringende opvangplaatsen, die specifiek voorzien worden voor gezinnen die plots opvang zoeken omdat ze bijvoorbeeld plots werken vinden en van urenpakketten voor het realiseren van ruimere openingsuren van bestaande kinderopvangplaatsen, omdat we het belangrijk vinden dat we ook investeren in kinderopvang voor ouders met zeer atypische werkuren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is toch duidelijk. U zegt dat er een systeem is en dat ze er gebruik van kunnen maken. Ik stel eigenlijk vast, zowel wanneer ik met ouders spreek als wanneer ik met bedrijven spreek, dat dit absoluut niet bekend is. Het is absoluut niet bekend, en bedrijven die eraan beginnen zeggen dat het onduidelijk is, dat het toch een hele poespas is aan paperassen en dat opvanginitiatieven er ook niet altijd voor openstaan. Want als dat dan inderdaad een plaats is, dan is die plaats voorbehouden voor een werknemer van dat bedrijf.
Ik stel ook vast dat bij werknemers in de private sector in de onderhandelingen voor het extralegale pakket – want dat is ook veelal een deel ervan – het niet naar boven komt dat dit misschien ook wel iets is waar men extralegaal op kan inzetten. Dus vanuit onze N-VA-fractie willen we u oproepen om dit veel meer bekend te maken bij alle bedrijven, maar ook bij ouders.
We willen u ook oproepen om werkgevers aan te moedigen. Er zijn er een aantal die momenteel zelf kinderopvang organiseren op hun terreinen. Diegenen waar we contact mee hebben, hebben dat eigenlijk volledig uitbesteed, want het is ook dermate moeilijk. Ik denk dat we daar nieuw potentieel kunnen aanboren van bedrijven die dat zelf willen organiseren, zeker als het gaat over flexibele inzet van personeel in shiften, nachten. Ik denk dat we daar wel degelijk nog stappen kunnen zetten in de omgeving van bedrijventerreinen.
Ten derde – en dit is, denk ik, geen onbelangrijk punt in dit verhaal –: als ik zie dat dat een fiscale aftrek is voor het bedrijf dat dit organiseert, voor een bedrag van 8760 euro, dan moeten we bij de kosten-batenanalyse toch eens kijken of we die aftrek niet kunnen verhogen. Wat betreft die ‘we’ zou het heel fijn zijn mochten we fiscale autonomie hebben, maar die ‘we’ hebben we nog niet. Maar minister, als er nog eens iemand bewijs zoekt om zaken in één hand te steken, dan denk ik dat u er hier nog eentje hebt om in uw boeken te schrijven.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Vorige week heb ik hier de conceptnota van onze fractie voorgesteld, net om te proberen om meer handen in die kinderopvang te krijgen. Een van die voorstellen was inderdaad om het oprichten van bedrijfscrèches te faciliteren. We zien dat heel wat bedrijven niet op de hoogte zijn van die mogelijkheden. We zien dat het aantal bedrijfscrèches zeer beperkt is, en dat vooral ziekenhuizen en universiteiten er gebruik van maken, bedrijven waar er heel wat flexibele arbeidsuren zijn. We merken vooral dat men ook afgeschrikt wordt door kosten, strenge vereisten en eigenlijk ook het onbekende. We stelden toen ook voor om eens te kijken naar wat die belemmerende factoren precies zijn, om die op te lijsten en te kijken hoe we kunnen remediëren.
Ik denk dat wanneer een bedrijf zelf een bedrijfscrèche opricht, of plaatsen opkoopt, dat echt wel een win-win kan zijn voor zowel de overheid, door extra plaatsen, als voor ouders. Als ze het enerzijds op de plaats van het bedrijf zelf doen, is dat natuurlijk goed. Maar we weten allemaal dat na de coronacrisis veel meer mensen thuiswerken, en het dan gemakkelijker is wanneer men een crèche in de buurt zou hebben. Anderzijds is het natuurlijk ook voor de ouders zelf, en dus het bedrijf, belangrijk om het eventueel als extralegaal voordeel aan te bieden en zo meer werknemers aan te trekken. Ik denk dat heel wat mensen ervoor staan te springen om dat te hebben.
Minister Crevits heeft het woord.
Zoals bij veel zaken zijn de dingen ook hier soms niet evident. Ik heb naar aanleiding van een werkbezoek dat ik deed in Roeselare bij een grote kinderopvang die naast het ziekenhuis gelegen is, en eigenlijk in een bedrijfssite, vastgesteld dat ook de mensen daar zeiden dat ze heel graag zouden hebben dat de bedrijven daarin investeren, maar ze het niet doen, omdat ze soms ook van locatie veranderen. Er zijn redenen waarom bedrijven zeggen dat ze er zelf niet in gaan investeren. Maar dat was een kinderopvang die ruimte had en eigenlijk ook schitterend gelegen was, omdat hij zo dicht bij een ziekenhuis of andere grote bedrijven die meerdere werknemers tewerkstellen gelegen was. Dat is dus wel interessant.
Ik heb begrepen dat Voka en Helan een haalbaar financieel plan voorgelegd hebben. Ik ben het er absoluut mee eens dat dat meer bekendheid moet krijgen dan vandaag al kan, maar denk ook dat we eens moeten kijken naar waarom het toch niet gebeurt. Want het is niet alleen omdat het teveel paperasserij is, er zijn ook andere redenen. Ik wil daar zeker soelaas bieden. Ik wil zeker niet inboeten, zeker als het gaat over kinderopvang op bedrijfssites, op het feit dat ze aan dezelfde normen moeten voldoen als de andere plaatsen. We zijn nu een oefening in kwaliteit aan het maken, en dat is ook voor mij het meest elementaire.
Maar het wordt dus zeker vervolgd. Het is goed dat de bedrijfswereld geïnteresseerd is, en als het mogelijk is wil ik daarvoor zeker meer mogelijkheden creëren, zelfs binnen de bevoegdheden die momenteel aan mij, of ons in Vlaanderen, toegewezen zijn, collega Daniëls.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, voor ons, van de N-VA-fractie is het cruciaal dat we kinderopvang voorzien waarmee we er op alle mogelijke manieren voor zorgen dat ouders die willen werken ook kunnen werken. Werkende ouders moeten dus voorrang krijgen, en we willen dat bedrijven die willen investeren in kinderopvang, dat voor alle soorten opvang kunnen doen, niet alleen voor groepsopvang. Nu krijgen ze alleen een tussenkomst voor groepsopvang en niet voor gezinsopvang. Wij willen een gelijk speelveld voor iedereen. Als bedrijven zelf een opvang willen organiseren op hun terreinen, moet het mogelijk zijn dat de kindbegeleiders personeel zijn van het bedrijf en dat dit dus als bedrijfskost kan ingebracht worden.
Een laatste punt, minister, is dat we alle drempels moeten wegwerken. Als het er staat en het wordt niet gebruikt, dan wil dat zeggen dat er drempels zijn. Die moeten we wegwerken, en we moeten dat faciliteren in het belang van de kinderopvang en ook in het belang van de werkende ouders.
De vraag om uitleg is afgehandeld.