Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de planlast in het onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, op 7 december 2022 vroeg u de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) om advies over het voorontwerp van decreet tot opheffing van meerdere onderwijsbepalingen, het zogenaamde schrappingsdecreet, dit met het oog op vereenvoudiging van de onderwijsregelgeving. De Vlor heeft dit advies nu klaar en geeft, naast een aantal punctuele bepalingen die geschrapt kunnen worden, een aantal kernboodschappen mee.
Regelgeving schrappen is niet vanzelfsprekend en moet grondig en zorgvuldig gebeuren. Dat roept de vraag op welke regelgeving onderwijs nodig heeft om autonomie en verantwoording in evenwicht te houden.
Regelgeving is niet de enige oorzaak van planlast. Planlast is een complex gegeven, en er worden heel wat inspanningen gedaan om eraan tegemoet te komen. De Vlor kijkt uit naar de instrumenten van de onderwijsinspectie om planlast op school in beeld te brengen en bespreekbaar te maken.
Regelgeving veroorzaakt wel extra druk door de timing, de complexiteit, het gebrek aan afstemming enzovoort. De Vlaamse Regering moet dat aanpakken.
De concrete voorstellen om regelgeving te schrappen of te vereenvoudigen, zullen niet volstaan om het probleem van planlast op te lossen.
Schooldoorlichtingen worden steevast benoemd als oorzaak van planlast. De onderwijsinspectie heeft de planlast, gekoppeld aan doorlichtingen, daarom stelselmatig proberen te verminderen. Tijdens deze legislatuur werden en worden verschillende instrumenten ontwikkeld om planlast op de radar te brengen en aan te pakken: het Referentiekader Alert voor Planlast (RAP), de planlastradar en de planlastcalculator.
Ik heb daarbij enkele vragen, minister.
Wat is uw reactie op het advies van de Vlor en welke bepalingen zullen worden geschrapt?
Wat is de stand van zaken betreffende de uitrol van de planlastcalculator?
Het planlastrapport is voorzien voor deze maand. Wanneer mogen we dit verwachten?
Welke beleidsacties zult u nog nemen om de planlast in het onderwijs aan te pakken?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, over het zogenaamde schrappingsdecreet dat in wording is, zegt de Vlor in een recent advies dat het schrappen van regels in de onderwijsregelgeving onvoldoende is om de planlast in het onderwijs terug te dringen. De Vlor wijst op de zware administratieve last voor scholen maar ook op de krappe timing en de complexiteit van regels en de afstemming met Belgische en Europese wetgeving.
In de vergadering van de commissie Onderwijs van 21 april 2022 stelde ik al een vraag om uitleg over de timing van verschillende maatregelen voor de scholen die vaak heel laat bekend worden gemaakt.
Ik verwijs ook graag naar de resolutie uit 2003 betreffende tijdige indiening van ontwerpen van decreet inzake het onderwijs met het oog op een rechtszekere en ordentelijke start van het schooljaar. Daarin wordt onder andere gevraagd om ontwerpen van decreet inzake onderwijs in te dienen voor 1 mei als de inwerkingtreding gepland is op 1 september van datzelfde jaar, en alle besluiten en omzendbrieven aan de scholen mee te delen ten laatste op 25 juni voor bepalingen die in werking treden op 1 september.
Het lijkt onze fractie alvast opportuun om de discussie ten gronde te voeren bij de bespreking van het ontwerp van decreet, maar met het oog op de start van het schooljaar 2023-2024 heb ik alvast enkel vragen voor u, minister.
Tegen wanneer zullen de scholen beschikken over alle belangrijke elementen om het nieuwe schooljaar goed te kunnen voorbereiden?
Engageert u zich om tegemoet te komen aan de vraag van de Vlor en de resolutie-De Meyer om tegen het begin van de paasvakantie, dan wel tegen 1 mei voortaan alle mogelijke ontwerpdecreten en omzendbrieven die in werking treden op 1 september van dezelfde jaar bekend te maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Mijn adviesaanvraag voor het schrappingsdecreet aan de Vlor kadert natuurlijk in de ambitie die we met z’n allen delen, namelijk de planlast voor de scholen verminderen.
Die planlast ontstaat op verschillende niveaus: op het niveau van de Vlaamse overheid, misschien ook de federale overheid, de onderwijskoepel, de school, en ga zo maar door. En ja, ‘practice what you preach’: veeg voor eigen deur. Vandaar dat we ook begonnen zijn bij onze eigen onderwijsadministratie. We hebben die oefening trouwens ook al gedaan voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), waarbij we voor de CLB’s enkele formaliteiten hebben afgeschaft. Herinner u bijvoorbeeld het verplicht advies van de CLB’s in verband met zittenblijven. Dat hebben we afgeschaft omdat het was verworden tot een formalisme.
Ik heb aan de administratie gevraagd om ‘door te pakken’, en om elk artikel ondersteboven te keren en te wegen op grond van de noodzaak, de duidelijkheid en uiteindelijk ook het nut ervan.
Dat heeft geleid tot een eerste principiële goedkeuring van een schrappingsdecreet waarin we onze onderwijsregelgeving opkuisen en overbodige regels trachten te schrappen.
Daarom ben ik bij deze adviesvraag dan ook verdergegaan dan gewoonlijk bij adviesvragen. Ik heb ook aan de Vlor gevraagd om met voorstellen te komen – want de Vlor is uiteindelijk toch ruim samengesteld en representatief – en te laten weten over welke bepalingen er een consensus is dat die uit de onderwijsregelgeving geschrapt kunnen worden. Ik heb daar het engagement aan verbonden om die voorstellen ook echt op te nemen. Ik heb bij die adviesaanvraag ook benadrukt dat er wat mij betreft ter zake geen taboes waren. Qua timing hadden we afgesproken dat bijkomende voorstellen na de paasvakantie bezorgd zouden worden.
Ik ben blij dat de Vlor met die vraag aan de slag gegaan is. Ik denk dat ze dat grondig gedaan hebben. Mevrouw Grosemans, als u vraagt welke bepalingen er geschrapt zullen worden, denk ik dat u bedoelt welke extra schrappingen er zullen gebeuren ten gevolge van het Vlor-advies. Ik moet erkennen dat dat niet leidt tot bijkomende schrappingen.
De Vlor doet in zijn advies uitspraken over vijf decretaal geregelde zaken: drie uitspraken gaan over zaken waarvoor we zelf schrappingen in het schrappingsdecreet voorstellen en waarmee de Vlor het niet eens is en dus vraagt om de schrapping ongedaan te maken.
Er is ook de vraag om de bepaling in de Codex Hoger Onderwijs dat ‘hogeschool’ in het Engels vertaald wordt als ‘University College’ te schrappen, maar dat is eigenlijk een inhoudelijke discussie die ik ondertussen met de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) aan het voeren ben, want de VLHORA stelt de vraag om deze term niet te schrappen, maar te vervangen door ‘University of Applied Science’. Dit heeft, voor alle duidelijkheid, niets te maken met planlast.
Een laatste opmerking is om de bepalingen in de Codex Secundair Onderwijs rond toegangsrecht tot persoonsgegevens van de leerling beter af te stemmen op de Europese GDPR-regeling (General Data Protection Regulation) en het Vlaams Bestuursdecreet. Ook hier gaat het niet om een schrapping, maar om een vraag voor een betere afstemming van bestaande regelgeving.
Het is wel zo dat de Vlor ook nog een aantal suggesties doet voor schrappingen in uitvoeringsbesluiten en omzendbrieven, dus niets in een decreet. Die bekijk ik zeker verder.
Het is niet het advies dat ik onmiddellijk verwacht had, waarbij ik kan aannemen dat men er in de schoot van de onderwijspartners niet uitkomt welke decretale bepalingen dan toch mogen verdwijnen.
Mevrouw Vandromme, u vraagt terecht naar de resolutie van de heer De Meyer die stelt dat decreten uiterlijk 1 mei in het Vlaams Parlement ingediend moeten worden, maar ik moet zeggen dat de voorzitter van dit Vlaams Parlement geradicaliseerd is op dat vlak. Zij liet in januari weten dat alle ontwerpen van decreet dit jaar moeten worden ingediend voor 24 april. Ze gaat dus verder dan de heer De Meyer.
Ik ben blij dat we die timing voor nagenoeg alle decreten hebben gehaald. Er zijn dit jaar heel wat decreten in het Vlaams Parlement ingediend, zoals het decreet Transitie Internaten, het decreet Vlaamse Toetsen, het decreet Afstandsonderwijs in secundair onderwijs en het decreet Leersteun. Die zijn hier allemaal voor 1 mei afgerond.
Maar als bepaalde decreten nog niet zijn ingediend, dan is daar een duidelijke reden voor, want we zitten momenteel zeker bij de Raad van State met een bottleneck. Dat speelt ons parten. Dat speelt eigenlijk de hele Vlaamse Regering parten, en ik veronderstel ook de federale collega’s. Ik weet dat minister Verlinden of minister Van Quickenborne ter zake wel inspanningen doet om de getalsterkte, de personeelssterkte daar naar boven te tillen. Maar dat maakt wel dat daar nog heel veel van onze decreten liggen, zelfs wanneer de termijn verstreken is. Er is een adviestermijn, wij zouden dus voor verschillende decreten ook kunnen zeggen: ‘passons’, we gaan naar een finale goedkeuring in de schoot van de Vlaamse Regering, maar dan zal er wel enige discussie zijn in dit parlement en dan voelt men zich van hieruit geroepen om een advies van de Raad van State in te winnen, en dan wordt de stok nog verder weggegooid. Het advies van de Raad van State is trouwens bijna altijd in meerdere opzichten relevant, dienbaar en nuttig in functie van een betere regelgeving.
Over het schrappingsdecreet heb ik het daarnet al gehad. Ik heb de termijn voor het advies van de Vlor verlengd tot vier maanden in plaats van de normale dertig kalenderdagen. Onderwijsdecreet XXXIII wacht op een advies van de Raad van State, maar de adviestermijn is al verlopen. Daar zitten nochtans verschillende aspecten waar het zinvol zou zijn dat de Raad van State zich zou uitspreken.
We wachten ook niet altijd op een definitieve goedkeuring van de regelgeving om scholen al te informeren over aankomende nieuwigheden voor volgend schooljaar. Daarvoor dienen ook die Rondes van Vlaanderen, die deze week gestart zijn, om enige indicatie te geven van wat er gaat komen. Terugblikken is eigen stoef, zegt men, dat wil men niet. Men wil weten wat er nog zit aan te komen, een soort sneakpreview, een vooruitblik dus – laat het ons in het Nederlands houden.
De planlastcalculator van de onderwijsinspectie is ontwikkeld en klaar voor gebruik. De planlastradar wordt al gebruikt door de inspecteurs bij elke doorlichting, maar om tot een betrouwbaar beeld te komen is aanvulling met data uit de planlastcalculator noodzakelijk. Het rapport zal, denk ik, eind dit jaar klaar zijn.
Scholen beschouwen doorlichtingen soms als een oorzaak van planlast. Daarover bestaan veel misverstanden. Daarom lijkt het mij zinvol om ze in een ministeriële omzendbrief te vatten, waarin een lijst wordt gegeven van limitatieve, administratieve formaliteiten waaraan je moet voldoen wanneer er een doorlichting is van de onderwijsinspectie. Er zijn immers een aantal urban legends, bijvoorbeeld dat men heel veel moet uitprinten.
Naast de initiatieven van de onderwijsinspectie zal binnenkort ook een campagne rond planlast gelanceerd worden, net om die planlastmythes wat tegen te gaan. Er komt zo meer duidelijkheid over wat Brussel vraagt en wat Brussel niet vraagt.
Ik wil tot slot ook nog wijzen op de decreetswijziging om de juridisering in ons onderwijs tegen te gaan. Dat is deze week aan bod gekomen, ik hoop dat dit een positief effect gaat hebben, in die zin dat we opnieuw werken op de perceptie dat men zich niet al te zeer moet indekken, of het nu is tegen juridische procedures of de onderwijsinspectie. We willen rekening houden met de perceptie dat men altijd bevroedt dat anderen dit of dat vragen, en we gaan proberen zaken te beantwoorden.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik weet dat heel veel scholen zich onterecht druk maken over een doorlichting en denken dat ze enorm veel paperassen moeten klaarleggen. Jullie weten dat ik eens een doorlichting heb kunnen volgen. Ik heb daar ongelooflijk veel mappen zien liggen met visies en doelstellingen. De mensen waren doodop, nog voor de doorlichting moest starten. Ik denk dat een ministeriële omzendbrief waarin duidelijk wordt opgesomd wat men wel en niet verwacht, door het onderwijsveld heel positief onthaald zou worden, net zoals het initiatief rond juridisering positief is onthaald. Die oplijsting is dus een zeer, zeer goede zaak. Ik denk dat het ook belangrijk is daar een goede campagne rond te voeren. Die posters moeten in de leraarskamer hangen, waardoor de leraars ook duidelijk zien wat moet en niet moet van Brussel.
Ik deel uw teleurstelling dat de Vlor uiteindelijk niet is gekomen tot een voorstel tot verdere schrappingen van bepaalde regels. Ik begrijp niet goed waarom. Dat is een gemiste kans, zeker omdat planlasten een belangrijk thema is. Het is vreemd en jammer dat ze daar geen extra voorstellen hebben gedaan. Ik kan het ook alleen maar samen met u vaststellen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat het u niet zal verbazen dat ook wij het advies van de Raad van State altijd relevant vinden. Ik verwijs graag naar het initiatief waar u een persbericht over opmaakte. U zegt dat u wilt werken op de perceptie. Dat hebt u natuurlijk gedaan, want er was toch wel wat onrust. Mensen vroegen zich af wat er nu weer zou gaan veranderen. Maar eigenlijk is het enkel een decretale verankering geweest van wat de Raad van State al toepaste. Het was al geregeld. Ik zou dus willen oproepen om toch sober te zijn met communicatie en duidelijk te zijn dat het niet kan dat scholen in rep en roer staan voor iets wat al beslist was.
Ik wil u ook om respijt vragen, want ik merk dat scholen echt wel heel veel zorgen hebben, met het lerarentekort, met de vele uitdagingen die ze tegemoet gaan. Ik maak mij ook zorgen, want ik hoor heel veel directeurs bij wie het water aan de lippen staat, directeurs die aangeven dat het hen eigenlijk niet meer lukt. En een school zonder directeur, dat is echt wel hopeloos. We hebben nood aan sterke mensen, aan sterke leiders. We hadden het daarnet, bij een eerdere vraag, al over het feit dat er heel veel vrijheid is in scholen en dat die ook benut kan worden, maar enkel als er ook sterke mensen aan het roer staan. Ik geef u die bezorgdheid nog graag mee.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vandromme, het is niet omdat de Raad van State in rechtspraak iets toepast, dat de Raad van State daarvan niet zou kunnen afwijken in de toekomst. Als we zekerheid willen kunnen creëren voor scholen over het vermoeden van deskundigheid, dan kunnen we dat beter in een decreet zetten, want het legaliteitsbeginsel speelt natuurlijk in onderwijs.
Als ik de reacties zie, stel ik toch vast dat veel scholen blijkbaar niet op de hoogte waren van een vermoeden van deskundigheid. Puur juridisch gaat wat in een decreet staat, nog altijd boven rechtspraak. Het is bij dezen duidelijk dat we het zo kunnen regelen. Want een juridisch college kan altijd van mening veranderen. Als het in een decreet staat, is dat niet zo. Dat wou ik gewoon puur legistiek inbrengen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de recente communicatie betreft, had ik niet de indruk dat scholen in rep en roer stonden. Ik denk dat vooral de blijken van waardering en respect voor het oordeel van leerkrachten wel geapprecieerd werd. U wilt dat dan een beetje naar beneden praten. Ik denk dat het goede maatregelen zijn, de beide, gekoppeld aan een juridisch fonds. En als er dan nog juridische procedures worden gevoerd, is de boodschap: ‘We’ve got your back’, wij staan achter u, wij gaan u verdedigen. Ook als het gaat over aanvallen of geweld tegen leerkrachten, staan wij klaar om hen juridisch te ondersteunen. Ik denk dat dat belangrijk is, om in woord en daad de boodschap te geven dat wij aan hun kant staan.
Het klopt ook niet dat het geen verschil maakt ten opzichte van de situatie van vandaag. Dat is wel degelijk zo. Er is vandaag een gerechtelijk vermoeden van deskundigheid dat de Raad van State veelal toepast. Nu gaan we naar een wettelijk vermoeden van deskundigheid. Dat zorgt ervoor dat dit decretaal verankerd is en dat men daar dus niet meer van kan afwijken, wat nu perfect kan. Dat kan van dag op dag veranderen. Nu kan dat niet meer. We geven meer zekerheid voor de toekomst.
Het is ook een sterk signaal als decreetgever, als parlement, als overheid, met betrekking tot respect en waardering. Het is ook een uitbreiding van het principe, in die zin dat waar het gerechtelijke vermoeden geldt voor bewijslast in een procedure voor de Raad van State, het nu belangrijk is om ook te wegen op de weg naar die beslissing zelf, dus voordat het tot een procedure komt. Dat betekent dus minder papieren tijgers en meer vertrouwen. Terwijl het vroeger enkel van toepassing was bij de Raad van State, laten we dat principe nu gelden voor de volledige beslissing. Dat is onmiskenbaar een stap vooruit. Maar mogelijk gaan we daar nog over debatteren, want het zit natuurlijk ook vervat in een decreet dat hier ook nog zal moeten worden besproken.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, planlast zit op heel wat niveaus, ook heel veel op het niveau van de scholen. Zij moeten natuurlijk ook hun verantwoordelijkheid nemen. U doet dat ook, u neemt uw verantwoordelijkheid. Dat is echt een verdienste in deze legislatuur.
We zijn er ook heel vaak op teruggekomen. We hebben alle mogelijkheden aangegrepen om het hier op de agenda te zetten, omdat we voelen dat het heel belangrijk is. Er is deze legislatuur echt concreet mee aan de slag gegaan, en daar ben ik enorm blij mee.
Er zit nog heel wat in de pijplijn, en daar kijk ik zeker naar uit: het tegengaan van de juridisering, van de verantwoordingsdrang die heel veel planlast veroorzaakt, het schrappingsdecreet, de ministeriële omzendbrief die duidelijkheid moet geven over wat wel en wat niet moet bij een inspectie, en uiteraard ook de uitrol van die planlastcalculator en het planlastrapport. Dat zijn heel concrete maatregelen tegen planlast tijdens deze legislatuur, en daar ben ik bijzonder tevreden over.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik wilde enkel aangeven wat ik op het terrein hoor en ik kan alleen de getuigenissen weergeven. Blijkbaar horen wij dan andere mensen.
Ik heb de memorie van toelichting er nog eens bij genomen en daar staat toch ook letterlijk in beschreven dat het doel is het vermoeden van deskundigheid dat door rechtspraak van de Raad van State is beschreven expliciet te bevestigen. Dat vond ik het belangrijkste. Daarop hebben de meeste leerkrachten en directies wellicht gereageerd.
Deze maatregel doet geen afbreuk aan de motiveringsplicht van de klassenraad bij evaluatiebeslissing. Het evalueren, remediëren en geven van feedback is misschien nog wel het belangrijkste in het onderwijs en daar wordt niet aan voorbijgegaan. Dat is de belangrijkste boodschap. Het werd op een hoopje gegooid.
Ik denk dat mijn vraag voor volgende week hiermee ook al is behandeld.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.