Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de gunstige fiscale regeling voor gepensioneerde leerkrachten die weer voor de klas gaan staan
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Vorige week konden we in de pers lezen dat de Federale Regering besliste om de regeling op te heffen die tijdens de coronacrisis van kracht was tot eind maart, namelijk dat jonggepensioneerde leerkrachten onbeperkt mochten bijverdienen zoals de 65-plussers. Het gaat dus om die groep van 60- tot 65-plussers die onder die voorwaarde vielen.
Daar werd ook gretig gebruik van gemaakt in onze scholen: “Vorig schooljaar namen 1867 gepensioneerde leerkrachten opnieuw krijt en bordenwisser in de hand, een stijging van 65 procent in vergelijking met het schooljaar voordien. Ongeveer de helft van hen – 928 leraren – waren jonger dan 65.” Dat is toch geen klein aantal.
Maar uiteraard haken die laatsten meteen af wanneer zij weten dat die extra inkomsten wegbelast zullen worden, wat dan weer een streep door de rekening zou zijn van heel wat scholen die dan geen leerkracht of reserveleerkracht meer vinden.
Minister, hoe evalueert u de beslissing van de Federale Regering?
Welke argumentatie werd er aangehaald om die beslissing te nemen, midden in een schooljaar?
Welke extra stappen zijn er recent nog gezet, of zitten er in de pijplijn, om de uitstroom van startende leerkrachten te voorkomen? Want dat is het grootste probleem in ons onderwijs: dat er zoveel mensen binnen de vijf jaar afhaken. Die gepensioneerde leerkrachten, dat is toch nog wel een kleinere groep. Bedankt voor uw antwoord.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Eind maart eindigde de tijdelijke regeling waarbij gepensioneerde leerkrachten hun pensioen konden cumuleren met een lesopdracht. Tijdens de coronacrisis kon deze cumul tijdelijk wel, zodat scholen zo enigszins het hoofd zouden kunnen bieden aan de vele afwezigheden en het lerarentekort. De maatregel werd ook een aantal keren verlengd, maar eind maart liep deze regeling definitief af.
Onze fractie vindt het vooral jammer dat er midden in het schooljaar beslist wordt om deze maatregel stop te zetten. Voor scholen wordt dit alweer een extra opdracht om de personeelspuzzel gelegd te krijgen voor de laatste maanden van het schooljaar.
Daarnaast is deze maatregel uiteraard niet dé oplossing voor het lerarentekort. Onze fractie is van mening dat er dringend nood is aan een eindeloopbaandebat. Ik gaf dit ook mee tijdens de commissiebespreking van 2 maart, waar dit thema ook al aan bod kwam.
Minister, welke acties voorziet u om mensen met veel ervaring tot aan hun pensioen in het onderwijs houden?
Op welke manier kunnen we deze expertise borgen en doorgeven aan de volgende generatie leerkrachten?
Minister Weyts heeft het woord.
De opschorting van de cumulbeperking bij pensioenen was inderdaad een maatregel die het onderwijs absoluut ten goede kwam, omdat het de gepensioneerden die nog geen 65 jaar oud zijn of nog geen volledige loopbaan gepresteerd hadden, toeliet om onbeperkt bij te verdienen wanneer ze als leerkracht in het onderwijs een opdracht opnamen. In dat kader heb ik ook echt een appel gedaan, en daar werd ook massaal op gereageerd, waarvoor onze heel oprechte dank.
Maar die maatregel werd niet verlengd, ondanks mijn herhaalde vraag aan de federale minister van Pensioenen. En dat betekent dat een aantal gepensioneerden mogelijk een deel van hun pensioen moeten terugstorten, als ze aanblijven. Het is dus meer dan begrijpelijk dat personen die zich in die situatie bevinden, nog voor het einde van het schooljaar hun opdracht stopzetten.
Ik heb vervolgens ook gedacht dat er misschien nog wel andere mogelijkheden zijn, zoals namelijk de figuur van flexi-job, waardoor je eigenlijk dezelfde doelstellingen realiseert, en ruimer nog. Want eigenlijk is die maatregel nog voordeliger, in die zin dat die niet alleen voorziet in een fiscale vrijstelling voor gepensioneerden, maar ook voor diegenen die via de zijinstroom binnenkort gebruik zouden kunnen maken van de notie van gastleraar. Via die manier, als men vier vijfde werkt – dat is de enige voorwaarde – en als men de toelating krijgt van de Federale Regering, of de betrokken sector krijgt de toelating, mag je eigenlijk quasi onbeperkt bijverdienen, wat de fiscaliteit betreft. Dat zou misschien een nog veel betere regeling zijn, omdat die dus, zoals gezegd, ook zou kunnen dienen voor gastleraren.
Ik heb die vraag bij herhaling gesteld aan de minister van Financiën, de heer Van Peteghem. Ik heb het antwoord gekregen dat hij namens de Federale Regering niet tegemoet wil komen aan onze vragen. Niettegenstaande hebben we later vernomen dat die optie wel mogelijk werd gemaakt voor het personeel in de zorg, waar ook een tekort is, dat begrijp ik volkomen. Vervolgens heb ik dan nog schriftelijke initiatieven ter zake genomen, en ik heb daar ook geen, ofwel geen gunstig, antwoord op gekregen.
Men heeft dus heel bewust geoordeeld dat de zorgsector wel gebruik mag maken van flexi-jobs, maar onderwijs niet. Nog krasser is de vaststelling dat wat zorg betreft, men dit niet als een uitgave in de begroting heeft opgenomen, maar als een inkomst, in de veronderstelling dat dan meer mensen aan de slag zouden gaan. Want er is een kleine bijdrage die alsnog moet worden geleverd. En dat heeft men genoteerd als een inkomst. Ik heb ook in de plenaire vergadering al gezegd dat ook wij van Onderwijs heel graag een bijdrage zouden leveren aan de federale begroting. Het is nodig. En vooral, als ook wij daar wel bij zouden varen, zou het eens een win-winsituatie kunnen zijn. Dit is dus een herhaalde oproep.
Uiteraard zou het altijd beter zijn dat we alle leerkrachten zolang mogelijk, dus tot aan de wettelijke pensioenleeftijd, in het beroep kunnen houden. Voor wie daarna nog een oproep wil aannemen, geldt de cumulatiebeperking die nu opnieuw ingevoerd wordt, dan sowieso niet meer. Het behoud van alle leerkrachten in het beroep, dus ook de ouderen, is ook een zaak van de schoolbesturen als werkgever. Ik denk dat de directeurs daar ook echt mee begaan zijn en inspanningen leveren, zeker gelet op het lerarentekort. Dat is ook alles in het werk stellen om net die ervaringen en expertise in huis te houden. Maar formeel gezien is het natuurlijk ook wel de opdracht van de directeur om samen met zijn team na te gaan hoe een opdracht in het onderwijs voor alle betrokkenen haalbaar blijft, en hoe men het talent van die oudere leerkrachten maximaal kan benutten. En dat kan bijvoorbeeld door differentiatie in het takenpakket. Dat kan vandaag. Men kan bijvoorbeeld het mentorschap opnemen voor een aantal jongere collega's, bijkomend ingezet worden bij leerlingenbegeleiding, in co-teaching voor de klas staan, of minder instellingsgebonden taken opnemen of opgelegd krijgen. Dat kan allemaal.
Daarvoor hebben de scholen ook middelen gekregen, zoals de uren aanvangsbegeleiding en de uren kerntaken in het kader van de cao, waarbij we denk ik zo’n 51 miljoen euro hebben uitgetrokken. Het hr-beleid maakt in de school op dit vlak dus het verschil. Ter ondersteuning hebben wij op onze website in het kader van werkbaar werk enkele van die tools ter beschikking gesteld als inspiratie.
Aangezien we met z’n allen langer moeten werken, moeten we de meerwaarde van de oudere werknemer in de organisatie expliciet benoemen, die expertise waarderen. Vandaar is er ook de keuze om mee te gaan in bijvoorbeeld de aanbeveling die werd gedaan door de commissie Beter Onderwijs richting een expert-leraar, om ook op dat vlak misschien meteen zelfs de vlakke loopbaan te kunnen doorbreken.
Maar we zetten ook in op re-integratie voor langdurig zieken, specifiek voor wie 36 jaar geldelijke anciënniteit heeft. Dat is een maatregel die we onlangs hebben genomen en intussen van kracht is. We hebben een bijkomende anciënniteitstrap ingevoerd, net om mensen zolang mogelijk aan de slag te houden en toch wat perspectief te geven. We hebben dus specifiek voor wie 36 jaar geldelijke anciënniteit heeft een bijkomende salaristrap ingevoerd. Zo ga je dus nog eens iets meer verdienen.
Wat het behouden van startende leerkrachten betreft heb ik al verwezen naar de aanvangsbegeleiding, maar we zijn ook in gesprek met de lerarenopleiding, en bekijken ook wat zij kunnen betekenen voor de leerkrachten die bij hen uitstromen, om daar ook wat ondersteuning te bieden.
Tot slot, op het volgend overlegcomité zet ik ook mijn vragen tot aanpassing door de Federale Regering op de agenda. En ik reken op de warme steun van u allen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is mij helemaal nog niet duidelijk welke argumentatie de Federale Regering heeft gegeven om die beslissing te nemen. U zegt dat ze soms ook niet heeft geantwoord en zo verder. Ik vind het vreemd dat men zegt dat dat inkomsten zijn. Mijn vraag is of dat wel klopt. Dat kan misschien toch eens worden berekend door fiscale specialisten via de Vlaamse Regering. Desnoods, als het de federale overheid wat kost, en het zou mij logisch lijken dat de fiscale overheid daar nadeel van ondervindt, kan Vlaanderen dat bijpassen. Zo’n gigantisch bedrag kan dat immers volgens mij ook weer niet zijn.
Die groep mensen tussen 60 en 65 jaar, dat zijn mensen die vers van het onderwijsveld komen. Ik ken ook zo iemand. Ze kennen de leerlingen of de school vaak nog en zijn graag bereid om nog een aantal uurtjes extra les te geven. U spreekt van een systeem met flexi-jobs, gastleerkrachten en zo verder, maar dan moeten ze vier vijfde werken, en dat willen ze niet. Ik denk dat de meeste van die leerkrachten liever nog een vijfde of zo werken, nog een of twee dagen per week komen, of alleen de voormiddagen, maar geen viervijfdestatuut willen. Het is dus wel belangrijk dat er voor hen in iets wordt voorzien. Ik vraag mij af of er echt geen mogelijkheid is voor ons om out of the box te denken en die mensen toch aan boord te houden. U hebt al andere oefeningen gedaan. Ik ben misschien slecht op de hoogte, maar zijn maaltijdcheques en zo geen denkbare pistes, of zit dat ook weer alleen federaal? De vraag is of zulke oplossingen ook niet denkbaar zijn. De angst zit er immers echt wel in. Het ene voorbeeld van de pas gepensioneerde die zo zwaar moest terugbetalen, is al eens aangehaald.
Ik heb een laatste vraagje. U spreekt van die extra trap in de anciënniteit, die 36 jaar. Is dat al bezig of is dat pas vanaf volgend schooljaar?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik wil nog eens aangeven dat ik zelf heel sterk de beslissing betreur om de gunstige fiscale regeling midden in het schooljaar stop te zetten. Het is duidelijk dat men er niet altijd rekening mee houdt dat een schooljaar echt wel loopt tot aan de zomervakantie en dat scholen zich daar ook op organiseren. Misschien is het echter ook goed om consequent te zijn in de visie op pensioenen. We hebben gelukkig een goede en gunstige pensioenregeling voor onze leerkrachten, en het is alvast niet mijn bedoeling om daaraan te tornen. Er is het statuut van de leraar, maar er is natuurlijk ook het pas mogelijk maken van pensioen vanaf een loopbaan van 45 jaar en de 65e verjaardag. Ik denk dat u daar ook altijd achter hebt gestaan. Als we net voor die groep onbeperkt bijverdienen mogelijk maken, dan is het niet de bedoeling dat die mensen bij wijze van spreken uit twee ruiven gaan eten, dat ze vervroegd met pensioen kunnen gaan én onbeperkt kunnen bijverdienen. Dat is net de problematiek.
Ik denk dat we op Vlaams niveau echt wel de bedoeling moeten hebben om leerkrachten zolang mogelijk aan het werk te houden, zeker omdat blijkt dat leerkrachten met veel ervaring net veel meer impact hebben op de leerwinst van kinderen. Ik verwijs graag naar het onderzoek van professor De Witte. Uit dat wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het echt wel belangrijk is dat we die ervaring ook borgen. Daarop hebt u niet geantwoord. Er komt ook een pensioengolf aan. Hoe zorgen we ervoor dat we al die ervaring kunnen borgen, dat daar ook tijd voor kan worden gemaakt tijdens de school? Onze fractie is op zoek naar duurzame oplossingen om het lerarentekort tegen te gaan. Ik hoor dat u heel goed bent in de rekening maken van de federale overheid. U verwijst naar de mogelijkheden die er nu al zijn om te differentiëren in het takenpakket. Er zijn nog een aantal andere voorbeelden. Wat ik ook zeer sterk waardeer, is de expert-leerkracht. U weet echter dat als mensen die helemaal niet bezig zijn met onderwijs, vragen stellen over dat onderwijs en oplossingen aanbieden voor het lerarentekort, ze altijd botsen op het telefoonboek aan regeltjes dat er is binnen het onderwijs. Het is mijn uitdrukkelijke vraag om te bekijken wat daar gebetonneerd is en hoe scholen met nog meer autonomie hun personeel kunnen inzetten. Dat was ook een onderdeel van de aanzet tot het lerarenpact die ik probeer te geven. Ik hoop alvast dat de Commissie van Wijzen zich daar ook over buigt en dat we daar in de toekomst werk van kunnen maken, om scholen daadwerkelijk ook meer autonomie te geven in het omgaan met hun aanwezige leerkrachtenpool. Ik kijk alvast uit naar uw antwoord, naar uw visie op het nog meer toelaten van die flexibiliteit.
Die stopzetting van die cumulatieregeling vind ik ook een onbegrijpelijke beslissing, en ik ben niet alleen. Heel wat schoolleiders hebben in dezelfde zin gereageerd dat ze niet konden begrijpen dat dat werd stopgezet. Ik heb mijn federale collega Wim Van der Donckt gevraagd om minister Lalieux, de minister van Pensioenen, te ondervragen in de commissie Sociale Zaken. Dat gebeurde op 26 april. Zij antwoordde, en ik citeer: “In de ministerraad van afgelopen vrijdag werd beslist om de maatregel inzake vervroegd gepensioneerden niet te verlengen. Er wordt volop ingezet op een verhoging van de werkgelegenheidsgraad. Het is dan ook paradoxaal om personen met vervroegd pensioen te laten gaan en tegelijk een onbeperkte cumul toe te laten. Het zou veel beter zijn om personen verder te laten werken, zodat ze ook verder pensioenrechten kunnen opbouwen. Hoewel het onderwijs van groot belang is, zijn er in Vlaanderen veel meer dan tweehonderd knelpuntberoepen. Het is moeilijk te rechtvaardigen om voor het ene knelpuntberoep wel een onbeperkte uitzondering toe te staan, en voor het andere niet.” (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Ja, inderdaad, voor de zorg wel.
Uiteraard moeten we mensen zolang mogelijk aan het werk houden, maar dit zijn mensen die nu met pensioen gaan, en die nu ook willen inspringen in het onderwijs. Ik blijf het dus onbegrijpelijk en ook heel teleurstellend vinden.
Minister Weyts heeft het woord.
De maatregel met betrekking tot 36 jaar anciënniteit is van kracht. U kunt opnieuw naar het onderwijs. (Gelach)
Laat ons deze vraag nog afronden.
Wat betreft de ecocheques geldt, op grond van mijn parate kennis, natuurlijk altijd dat als je die wilt uitreiken je wel altijd een federale instelling nodig hebt. Dat is ook een beetje logisch, anders zou je alles kunnen uitbetalen via allerhande cheques en dan een hold-up plegen op de federale kas. Terwijl ik net in mijn eerste antwoord al een bijdrage wilde leveren aan de federale begroting via de flexi-jobs. Ik wilde dus constructief zijn.
Mevrouw Vandromme, u spreekt over het telefoonboek van regeltjes, maar we willen net aan directeurs duiden dat er vandaag heel veel mogelijkheden zijn op het vlak van taakdifferentiatie. Er zijn daar geen regeltjes en beperkingen voor nodig. Vandaar dat we die bundelen, en concrete tools aanbieden via onze kanalen en via werkbaarwerk.be. Daarbij wijzen we erop dat je effectief een mentorschap kunt opnemen, dat je in co-teaching kunt gaan, en dat je ingezet kunt worden voor leerlingenbegeleiding. Vandaag zijn er heel wat mogelijkheden. Ik snap dat het moeilijk is voor de directeurs omdat men met zoveel bezig is. Vandaar dat we dat ter inspiratie gebundeld willen aandienen aan diegenen die met heel die regelgeving misschien niet volledig vertrouwd zijn.
Ik vermeld even de 20 procentregel, waarbij je 20 procent van de uren in punten kunt omzetten. We verwachten daar nog veel meer creativiteit, autonomie en verantwoordelijkheid van de directeurs. Ik snap dat we daar nog meer van vragen dan vroeger. Daarentegen is het een opportuniteit. Als ik directeurs hoor, merk ik dat men dat soms een beetje als een last ziet. Je kunt het echter ook als een opportuniteit zien die we aanbieden waar geen verplicht gebruik van moet worden gemaakt, maar die wel mogelijkheden biedt om een iets flexibeler personeelsbeleid te voeren. Toegegeven blijft het natuurlijk wel complex om te weten welke mogelijkheden er zijn op het vlak van flexibiliteit.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw bijkomend antwoord. Ik begrijp dat er inderdaad een aantal andere mogelijkheden zijn om mensen in dienst te houden, of om ze gedeeltelijk opnieuw in dienst te nemen voor niet-lesuren. Dat wil zeggen dat zij bijvoorbeeld meehelpen om aanvangsbegeleiding te doen. Wat stel je dan in de praktijk vast? De school heeft een vacature die ze niet ingevuld krijgt voor – bij wijze van spreken – zes uur Duits. Je hebt die niet zomaar in een vingerknip ter beschikking. Dat is niet altijd een oplossing.
U zegt dat jullie informatie zullen doorsturen naar de scholen om hen beter op de hoogte te houden van wat er allemaal mogelijk is. Ik hoop dat u daar zoveel mogelijk concrete voorbeelden in wilt zetten, uit het leven gegrepen voorbeelden, zodat een directeur kan zien wie ze nodig hebben en dat men hen daar toch probeert te helpen. Ik hoop ook dat men desnoods verder gaat zoeken met fiscale specialisten, of er geen mouw aan dit probleem kan worden gepast, een probleem dat dus federale onwil is. Dat toont nog maar eens aan dat, zolang wij die bevoegdheden niet zelf in handen hebben, en dit hanige land niet gesplitst wordt, we dat soort zaken niet opgelost krijgen. Ik hoop dat u toch gaat proberen om het hier niet bij te laten, om die leerkrachten toch de mogelijkheid te geven om bij te verdienen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Er is inderdaad een differentiatie mogelijk in de opdracht, maar toch botsen leerkrachten en directies op de mogelijkheden op het terrein. Men is met heel veel bezig. Het water staat voor velen aan de lippen. Ik merk dat ook met die 20 procentregeling, minister. Ik ben zeer benieuwd. De schriftelijke vraag daarover zal zeker vanaf 1 juli op uw bank terechtkomen, want ik ben heel benieuwd hoe scholen daarmee omgegaan zijn het voorbije schooljaar.
In elk geval, minister, kan ik u een goed rapport geven wat de rekening van de federale overheid maken betreft. Ook met de versnelde benoeming hebt u goed gerekend, en hebt u ervoor gezorgd dat de factuur bij de juiste personen terechtkwam. Ik eindig met het pleidooi om op lange termijn na te denken over het lerarenloopbaanpact, en dat vast te grijpen. Ook het einde van de loopbaan van een leraar moet daarin meegenomen worden. Dat is iets waar je op lange termijn over moet nadenken. Ik hoop dus heel hard dat men met de Commissie van Wijzen daar ook een visie op heeft uitgewerkt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.