Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik ben een enthousiast abonnee van ‘t Pallieterke. Ik lees dat dus heel vaak, elke week. In dat weekblad zag ik onlangs een artikel waarin u een en ander liet weten waarvoor ik toch wel de nodige interesse had. Aangezien ik ook in deze commissie zit, is het heel leuk om u hieromtrent te kunnen bevragen. U liet weten dat u het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van volgend jaar wilt aangrijpen om de krachten te bundelen met andere Europese deelstaten. U noemde Noordrijn-Westfalen, Saksen, Baskenland en Catalonië. U stelt dat op die manier de deelstaten meer kunnen wegen op de Europese besluitvorming en een tegengewicht kunnen bieden voor de centralistische koers van de Europese Unie. Een van de plannen in dat kader is de organisatie van een conferentie met diverse Europese deelstaten.
Daarom wil ik u de volgende vragen stellen. Het zijn er toch enkele. Kunnen uw plannen ter zake rekenen op de volledige steun van de Vlaamse Regering? Ik neem aan van wel. Werd deze kwestie reeds in de ministerraad geagendeerd, besproken en goedgekeurd? Op welke wijze zal dit dan in zijn werk gaan? Zijn de plannen met betrekking tot de organisatie van een conferentie met de diverse Europese deelstaten reeds concreet? Welke andere initiatieven nam u reeds in dit kader? Wat is de meerwaarde van deze blijkbaar nieuwe samenwerking dan wel tegenover het reeds bestaande Europees Comité van de Regio’s? Hoe garandeert u een meerwaarde van de nieuwe samenwerking?
Op welke wijze ziet u het wegen op de besluitvorming en een tegenwicht bieden aan de centralistische koers dan wel concreet? Via welke kanalen zal dat gebeuren? Op welke wijze denkt u dat deze deelstaten, die elk opereren vanuit hun eigen context en invalshoek, gecoördineerd duidelijke gemeenschappelijke standpunten kunnen innemen? Is de situatie van bijvoorbeeld Vlaanderen, waar toch wel een ambitie leeft om toch net iets meer te zijn en een zelfstandige staat te worden, voldoende vergelijkbaar met die van voornoemde Duitse deelstaten? Welke initiatieven zult u nog nemen in dit verband? Zullen er ook andere deelstaten worden gecontacteerd en hierbij betrokken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Deckmyn, dank u wel om op een van mijn stokpaardjes in te gaan. Kunnen de plannen rekenen op de volledige steun van de Vlaamse Regering? Anders zou ik het niet durven te doen. De organisatie van een top met sterke en innovatieve Europese deelstaten maakt deel uit van het Vlaamse projectplan voor het Europees voorzitterschap dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 28 oktober 2022.
De plannen voor de top zijn zeer concreet. De bijeenkomst van de regionale regeringsleiders draagt de titel ‘Fit for the Future: Global Challenges, Regional Solutions’. De top zal plaatsvinden op 18 april 2024 in Antwerpen. We mikken op een twaalftal deelnemende regio’s. De top zal worden voorbereid door de gezamenlijke administraties van de betrokken regio’s. Doel is een strategische toekomstanalyse die ons toelaat tijdens de top een vruchtbare gedachtewisseling te houden over samenwerkingskansen om uitdagingen aan te pakken en onze veerkracht te versterken.
Eigenlijk komt het erop neer dat wij en de deelstaten waarover ik spreek het er in het algemeen over eens zijn dat Europa stilletjesaan de draagwijdte van artikel 4, punt 2, van het verdrag verlaat, dat zegt dat Europa in zijn relatie met de lidstaten ook rekening moet houden met de interne constitutionele organisatie. Wij zien dat men bijvoorbeeld met betrekking tot het Stabiliteitsmechanisme redelijk rekening houdt met de insteek van de deelstaten, waarmee ik de deelstaten van een lidstaat bedoel, in casu Vlaanderen, de Länder en ga zo maar door, hoewel dat ook aan het achteruitgaan is. Voor alle nieuwe initiatieven, zoals het grote veerkrachtprogramma, werkt men echter eigenlijk nog maar puur op lidstaatniveau en houdt men geen rekening meer met de interne organisatie. Die vaststelling wordt gedeeld door de deelstaten die naar meer autonomie tenderen. Maar ook de Duitse Länder, die niet noodzakelijk naar meer autonomie tenderen, ervaren hetzelfde. Dat bindt ons dus in dat geheel.
In de aanloop naar de top zullen de Diplomatieke Vertegenwoordigers van de deelnemende regio’s uitgenodigd worden om te komen tot een gezamenlijke tekst. In elk gesprek dat ik heb met mijn tegenvoeters in die landen is dat de insteek en wordt dat breed gedragen.
Ik zal de derde en vierde vraag samen behandelen. Het Europees Comité van de Regio’s heeft een adviserende rol naar de Europese instellingen waarbij Vlaanderen vertegenwoordigd wordt door leden van het Vlaams Parlement. Met dit initiatief richten we ons op het uitvoerend niveau. Ik heb allerminst de intentie om bestaande netwerken te dupliceren, en ik wil dit net vermijden. Daarom koos ik ook bewust voor een inhoudelijke invalshoek, namelijk de strategische toekomstanalyse.
De rol van de regio's in de Europese Unie blijft immers onderbelicht en onvoldoende erkend. Het Europese beleid wordt nog al te vaak vanuit een gecentraliseerde aanpak ontwikkeld en uitgevoerd. Ik grijp dan ook het momentum van het Europese voorzitterschap aan om opnieuw een krachtig signaal te sturen naar de Europese Unie, dat de belangrijkste hefbomen om mondiale uitdagingen aan te pakken in de handen van de regio’s liggen. Om dit signaal kracht bij te zetten, zal de verklaring die wordt aangenomen tijdens de top aan de voorzitters van de Europese instellingen worden bezorgd.
Het werd, denk ik, reeds eerder in de commissie besproken, maar ik herhaal graag nog eens dat Vlaanderen ook in het verleden reeds met gelijkgezinde regio’s richting de Europese instellingen het signaal heeft gegeven dat de regionale dimensie en betrokkenheid belangrijk is bij de uitwerking en implementatie van Europees beleid. Dit was het geval met betrekking tot de Europese herstel- en veerkrachtplannen en ook de aanpak van de covid-crisis.
Ik ben mij ervan bewust dat Vlaanderen een unieke positie en rol heeft binnen de EU-besluitvorming en dat de betrokken regio’s elk in hun eigen context en vanuit hun eigen invalshoek opereren. Daarom hebben we bewust die regio’s geselecteerd die opereren in een gelijkaardige meerlagige bestuurscontext en geconfronteerd worden met gemeenschappelijke uitdagingen, en gedeeltelijk ook gelijkaardige sterktes hebben bijvoorbeeld op het vlak van innovatie of export. Die verscheidenheid aan uitgangsposities staat voor mij een goede samenwerking niet in de weg, omdat het er juist om gaat om artikel 4, punt 2 opnieuw invulling te geven.
Ik zal een reeks sterke en innovatieve regio’s uit diverse lidstaten uitnodigen om deel te nemen aan de top. Ook onze Waalse collega’s zullen een uitnodiging ontvangen. We werken nu via een inhoudelijk voortraject naar de samenkomst in het voorjaar van 2024. Ik hoop uiteraard dat dit de start kan zijn van een sterkere samenwerking, ook in de toekomst. De deelstaten die ik heb opgenoemd in het bewuste interview in ‘t Palieterke zijn die die al toegezegd hebben. Ondertussen zijn er daar nog bij gekomen. Ik leg bilaterale contacten met de minister-presidenten. We gaan niet alle Duitse en Oostenrijkse Länder contacteren, we gaan er enkele uitkiezen. Er bestaat ook zoiets – ik wist dat niet, maar het is door naar de nieuwjaarsrecepties te gaan van Baden-Württemberg in Brussel dat ik nu weet dat er zoiets bestaat – als de ‘Four motors for Europe’. Dat zijn Baden-Württemberg, Catalonië, Lombardije en de Région Hauts-de-France. (N.v.d.r.: Het betreft hier een verspreking van minister-president Jan Jambon. De vierde regio is Auvergne-Rhône-Alpes.) Die vier hebben een samenwerking. Met die ben ik in contact om hen bij dit initiatief te betrekken. Dat is een contact, het is nog niet rond.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat er concrete plannen zijn en dat er al initiatieven worden genomen, onder meer die geplande top, maar u zegt dat het de bedoeling is om tot een vruchtbare gedachtewisseling te komen of te hebben omtrent toekomstige institutionele relaties. Ik hoop dat het dan toch net iets meer zal zijn. Ik vraag me af in hoeverre dit zich zal vertalen in concrete initiatieven. Dan is het nog de vraag hoe u zich als Vlaanderen wilt profileren. Is het zo dat in dit dossier – ik neem aan van wel – Vlaanderen de trekker is? Als u trekker bent in dit dossier, is het belangrijk om de context van Vlaanderen binnen Europa goed te schetsen. Ik ga ervan uit dat u dit doet, maar ik vraag het toch eens voor de zekerheid.
We plaatsen ons nu op het niveau van de deelstaten van Europese lidstaten. U verwijst naar het Comité van de Regio’s. Dat zijn dan ‘maar’ regio’s. De lidstaten van Europa beschouwen die regio’s toch maar als een klein onderdeel van hun eigen staat, terwijl wij toch wel als Vlaanderen sowieso institutioneel al een stap verder staan. We hebben verdragsbevoegdheid, we kunnen bepaalde initiatieven zelf nemen. Dat is toch heel wat anders dan die andere deelstaten en regio’s. Ik vroeg me af of daar dan genoeg het accent op wordt gelegd.
Ik heb vooral begrepen dat u bepaalde regio’s en deelstaten hebt gekozen naar analogie met onze eigen sterktes. Ik wist niets af van die Four Motors for Europe. Dat is nieuw voor mij. Ik had gedacht dat de laatste die u zou noemen, wij zouden zijn, maar dat is helaas niet zo. Ik zou u willen oproepen om ervoor te zorgen dat we naar Five Motors for Europe gaan. Dat is misschien ook een element dat u in de discussie kunt meenemen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik dank de minister-president. Dit is een initiatief dat zeker moet worden gesteund om aan de Europese instellingen een duidelijk signaal te geven van de sterke regio’s en deelstaten binnen de Europese Unie. Ik wil hetzelfde opmerken als collega Deckmyn, namelijk dat ik hoop dat wij bij die motoren van de vijf sterke regio’s of deelstaten behoren. Ik zal niet zeggen dat de Rhône-Alpes voor ons een deelstaat is van Frankrijk, maar in ieder geval toch een van de sterkere regio’s, net als Catalonië. Ik heb het niet allemaal genoteerd, waren het ook Württemberg en Noordrijn-Westfalen?
U bedoelt de vier regio's? Dat zijn Baden-Württemberg, Lombardije, Catalonië en Hauts-de-France. (N.v.d.r.: Het betreft hier een verspreking van minister-president Jan Jambon. De vierde regio is Auvergne-Rhône-Alpes.)
Ik hoop dat Vlaanderen daar deel kan van uitmaken.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Wel, wat dat laatste betreft kan ik u zeggen dat ik op diezelfde receptie nog naar de minister-president van Baden-Württemberg ben gegaan om te vragen of vier een vast getal is. Kaarten jullie, of kan er een vijfde bij komen? Die gesprekken zijn zeker geopend. Langs zijn kant en langs de Catalaanse kant is het geen probleem en ze zouden dat met de twee andere opnemen. Dat is ‘ongoing’.
Mijnheer Deckmyn, ik heb niet gesproken over toekomstige constitutionele relaties. De bedoeling is om met sterke deelstaten juist heel snel naar de Commissie en naar het Europees Parlement toe te gaan. We kunnen dat doen met Catalonië, het Baskenland en met ons. Vroeger zouden we er ook Schotland bij genomen hebben. Dan zou men hebben gezegd dat men niet moet luisteren, want dat het separatisten betreft. Juist door er een aantal Duitse en Oostenrijkse Länder bij te pakken zeggen we dat het hier niet alleen over deelstaten gaat die ook nog een andere agenda hebben, maar dat het wel degelijk gaat over artikel 4 punt 2 binnen het huidige constitutionele kader. We merken in de dagelijkse praktijk dat de relaties met Europa erop achteruitgaan. Daarom vind ik het belangrijk dat breder te trekken, om dat signaal naar Europa te geven, voor zover het bij die landen nog nodig zou zijn.
Met deze deelstaten heb ik al vaak gepraat en zij weten heel goed dat wij op bepaalde punten anders zijn. Op het fiscaal systeem van het Baskenland bijvoorbeeld ben ik jaloers. Zij hebben een volledige fiscale autonomie en zij geven een dotatie aan Spanje. Daar ben ik jaloers op. Wat de verdragsrechtelijke situatie betreft zijn al die anderen jaloers op ons. Wees er maar zeker van dat we de specificiteit van de Vlaamse situatie aan die deelstaten uitleggen.
En ja, het is mijn ambitie om bij die vier motors te horen en we zijn op sprekende voet met die mensen.
De heer Deckmyn heeft het slotwoord.
Ik hoor u zeggen dat u inderdaad al over die vijfde motor aan het spreken bent.
Wat de constitutionele relaties betreft had ik het niet over het uitbouwen van effectieve constitutionele relaties binnen Europa, dat was zeker niet de bedoeling van mijn vraagstelling. Ik volg voor een deel uw redenering wel om vanuit sterke regio’s en deelstaten binnen Europa een sterkere invloed op de EU te kunnen uitoefenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.