Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, u weet dat het een van mijn stokpaardjes is: het belang van een goede controle op de werkomstandigheden in de dienstenchequesector. Waarom? Omdat onze poetshulpen en huishoudhulpen ongelooflijk belangrijk werk doen. Ze verdienen dan ook niet alleen ons respect, ze verdienen ook de best mogelijke werkomstandigheden. Toch zien we dat daar het schoentje knelt.
We hebben het federale inspectierapport waarover we al meermaals gediscussieerd hebben. Dat was de aanleiding voor mij om ook eens te gaan kijken naar hoe het nu zit met de controles van de Vlaamse Sociale Inspectie. Uit een antwoord op mijn schriftelijke vraag bleek toch dat de controles binnen de dienstenchequesector dalen. Waar in 2021 nog 332 controles gebeurden, was dat in 2022 al een derde minder: 215. Ook het aantal inspecteurs dat zich specifiek met de sector bezighoudt, daalt. Dat is onder andere het gevolg van een verschuiving binnen de sociale inspectie (SI), naar aanleiding van het Borealisdossier. Want als we dan kijken naar de bredere cijfers van de controles en de tewerkgestelde inspecteurs, dan worden de targets enkel gehaald voor wat betreft de economische migratie. Dat is toch een vaststelling die ik moet doen.
Niet alleen voor de poetshulpen, maar in alle sectoren blijken we niet in staat om de gestelde targets van aantal inspecties te halen. Voor de poetshulpen, een sector waarvan we weten dat het belangrijk is dat er gecontroleerd wordt, wordt er dus te weinig gecontroleerd. Er zijn te weinig inspecteurs voor te veel bedrijven om alles grondig te controleren. En de poetshulpen zijn daar het slachtoffer van. Met minder controles en minder inspecteurs de wantoestanden verhelpen, is natuurlijk onbegonnen werk. Want we moeten nu vaststellen: ze zijn een belangrijk sluitstuk. Ik kan alleen maar vaststellen – dat is een vaststelling op basis van de feiten – dat er dus een gebrek aan interesse is om het welzijn van die doelgroep, die in zeer precaire situaties werkt, echt aan te pakken.
Minister, ik heb de volgende vragen voor u.
Erkent u dat u en uw inspectie de vooropgestelde doelstelling met betrekking tot de sociale-inspectiecontroles inzake de dienstenchequesector jaar na jaar niet halen?
Gaat u die inspectie versterken zodat ook voor de dienstenchequesector dergelijke inbreuken sneller kunnen worden vastgesteld?
Hebt u de bedrijven waar inbreuken op welzijn op het werk werden vastgesteld naar aanleiding van de federale inspectiecampagne, intussen laten doorlichten door de Vlaamse Sociale Inspectie? Zo ja, wat waren de resultaten? Zo neen, wat is het tijdspad voor deze doorlichtingen?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, net als iedereen hier heb ik een groot respect voor de huishoudhulpen. Er is aan hen al vaak terecht hulde gebracht. Ze zetten zich dag in dag uit in om onze Vlaamse gezinnen te ontlasten van die belangrijke huishoudelijke taken. Het is een veeleisend beroep en het welzijn van deze werknemers is dan ook uitermate belangrijk voor me.
De dalende cijfers die u aanhaalt met betrekking tot de controles die de Vlaamse Sociale Inspectie in de afgelopen jaren uitvoerde, dienen in het juiste perspectief geplaatst te worden. De jaren 2020 en 2021 moeten in een evolutief overzicht eigenlijk buiten beschouwing gelaten worden. Zoals u weet, werden naar aanleiding van de coronacrisis extra subsidies aan de dienstenchequeondernemingen toegekend, waarbij voor een deel van deze subsidie moest worden aangetoond dat dit aan de veiligheid van de dienstenchequewerknemers besteed werd. In 2020 en 2021 werden alle uitgaven in het kader van de coronasubsidies gecontroleerd door de Vlaamse Sociale Inspectie, waardoor voor die jaren het aantal controles dan ook een heel stuk hoger lag dan de overige jaren.
Ik herhaal even de cijfers uit mijn antwoord op uw schriftelijke vraag. In 2019 werden 6,91 voltijdsequivalenten (vte’s) ingezet op dienstencheques, in 2020 7,2, in 2021 6,36 en in 2022 5,29. Belangrijker is kijken naar het aantal controles. De opsporingstechnieken van de inspectie worden ook beter, bijvoorbeeld via de slimme koppeling van data, waardoor er meer en doelgerichter gecontroleerd kan worden. In 2019 ging het om 234 controles, in 2020 om 508, in 2021 om 332 controles en in 2022 om 215. Hiermee blijven we dus op het niveau van 2019. Er waren vijf controles minder dan vooropgesteld.
Uiteraard neemt dit alles niet weg dat ik blijvende aandacht heb voor de capaciteit van onze inspectie, zeker aangezien de fraude binnen de dienstenchequesector complex is en ook continu in verandering, waardoor de inspectie voortdurend moet bijsturen. Er wordt bovendien ook sterk ingezet op samenwerking met federale inspectiediensten, wat de nodige extra druk met zich meebrengt. Zoals u weet, heb ik naar aanleiding van de Borealiscase in 2022 een forse versterking van de Vlaamse Sociale Inspectie doorgevoerd om haar controles op het vlak van economische migratie te kunnen opvoeren. Ik sluit dan ook niet uit dat er wordt ingezet op een verdere versterking van onze inspectie, ook voor haar bevoegdheid met betrekking tot dienstencheques.
Heel concreet over het toezicht op de wet ‘welzijn op het werk’: dat is een federale bevoegdheid waar mijn inspectiediensten dan ook geen controlebevoegdheden in hebben. Het versterken van de Vlaamse Sociale Inspectie kan er met andere woorden niet voor zorgen dat dergelijke inbreuken sneller zouden worden vastgesteld.
Wat betreft de bedrijven waar door de federale inspectiediensten inbreuken op de welzijnsregelgeving werden vastgesteld, zal de Vlaamse Sociale Inspectie in 2023 ook een eigen controle uitvoeren op basis van de dienstenchequeregelgeving, dit op basis van de resultaten van het onderzoek van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk (AD TWW), maar ook rekening houdend met andere erkenningsvoorwaarden waaraan een onderneming moet voldoen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, het gebeurt niet vaak, maar in dezen ben ik echt ontgoocheld in uw antwoord. U zegt dat we de cijfers in het juiste perspectief moeten plaatsen en dat de coronajaren een enorme stijging in controles met zich meebrachten. Maar ik vergelijk niet met de coronajaren. Ik heb de cijfers inzake het aantal uitgevoerde controles per materiecluster hier voor mij. In 2022 waren dat er 215. Dat is het laagste cijfer sinds 2015. In 2016 lagen die hoger voor de dienstenchequesector. In 2017 lagen die hoger. In 2018 lagen die hoger. In 2019 lagen die hoger. 2022 was het laagste jaar. Steek het niet op corona. We hebben daar inderdaad een piek van 508 uitgevoerde controles. U zegt dat de controles efficiënter zijn geworden. Maar er zijn minder controles: het minste aantal controles sinds 2015. 2015 is trouwens het eerste jaar waarvan ik cijfers heb gekregen. Uw cijfers dalen dus.
Ik maak een vergelijking. In 2017 waren er, zonder corona, 301 controles. In 2022 waren er 215 controles, terwijl we weten – uit artikel na artikel, uit rapport na rapport – dat er een probleem is in die sector. Dan kunt u toch niet zeggen dat u het au sérieux neemt? Het probleem is dat u daar natuurlijk mensen voor moet voorzien. U moet daarvoor personeel voorzien. U moet die dienst versterken. Uw voorganger, collega Crevits, heeft een verschuiving gerealiseerd binnen de dienst, met een lichte versterking. Maar u moet die dienst ook gewoon versterken. Er moet meer personeel bij, er moeten meer controles gebeuren. Dus, minister, ik verwacht van u een duidelijk engagement en dat u zegt: “Ja, ik ga het aantal controles opdrijven. Ik ga het personeel dat wij binnen de sociale inspectie ter beschikking hebben, versterken, zodat wij die kunnen versterken.”
Ik wil bovendien nog breder gaan. Het gaat hier over de dienstenchequesector, maar het ligt voor alle materieclusters lager dan in het verleden. Antidiscriminatie: lager dan in 2016. Europees Sociaal Fonds (ESF): lager dan in 2016. Sociale economie: lager dan in 2015. Meer dan in 2016, dat geef ik toe. Doelgroepen- en subsidiemaatregelen competentie en loopbaan: lager dan in 2016. Minister, u moet die sociale inspectie extra versterken, in het bijzonder in het belang van onze poetshulpen.
Minister, ik ben ontgoocheld en ik verwacht van u een antwoord, een duidelijke “Ja, ik ga de sociale inspectie versterken en ik ga ervoor zorgen dat er in 2023 meer controles gebeuren dan dat er in 2016 zijn gebeurd.”
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil hier uiteraard ook mijn rol als bemiddelaar opnemen.
Ik denk wel dat het belangrijk is. Het is een algemene bedenking. We hebben voor alle types activiteiten soorten inspecties en diensten en noem maar op. Maar eigenlijk moeten we toch eens breed nadenken over hoe we dat beter kunnen organiseren, zeker voor sectoren zoals de dienstenchequesector, waar we zien dat er toch wel wat misbruiken zijn. En dan heb ik het vooral over gebruikers die er serieus de kantjes af lopen. Het is een van onze kerntaken om kwaliteit te borgen, zowel voor de poetshulpen als voor de klanten. Dit gezegd zijnde begrijp ik wel het sentiment achter de boosheid van collega Verbeurgt. Alleen vraag ik mij af op welke manier we daar op korte termijn een beetje verandering in kunnen brengen, om dat efficiënter en beter aan te pakken.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik begrijp die terechte bezorgdheid omdat ik die deel. Ik heb vanmiddag – ik vind het ook goed dat ik het kan meedelen – een hele tijd met collega Dermagne samengezeten om nog sneller en nog meer informatie te kunnen uitwisselen. Er werden een aantal inbreuken vastgesteld op basis van de vele uitgevoerde controles naar welzijn op het werk op federaal niveau. Herinner u de vragen die we daarover gekregen hebben, waarop ik moest antwoorden dat we daar lang op moesten wachten en dat we die in eerste instantie niet kregen, omdat dat allemaal over relatief kleine inbreuken ging. We hebben daar alvast de afspraak gemaakt – ook door de datakoppeling: er wordt met ePV en eDossier gewerkt – om nog sneller info te kunnen uitwisselen. Dat gaat betekenen dat wij nog sneller en nog meer toezicht en controle zullen kunnen hebben op die sector om daar alle inbreuken vast te stellen en ook op te treden.
Betekent dat dan, mochten wij daarvoor meer mensen nodig hebben, dat ik dat niet wil doen? Uiteraard niet, ik ga dat zeker bepleiten als dat nodig is. Maar ik ben ook wel iemand die heel sterk gelooft in de inzet van artificiële intelligentie (AI) op dat vlak, die datakoppeling dus. Ik ben mij ervan bewust dat de intensievere samenwerking tussen onze federale inspectiecollega’s en de Vlaamse inspectie ertoe zal leiden dat de capaciteit die we daarop inzetten, mogelijk zal moeten toenemen, maar we moeten daar op een slimme manier mee omgaan. Het zal dus enerzijds misschien in personen zijn. Ik wil dat zeker in overleg met hen bekijken, omdat de workload zal toenemen door een intensievere samenwerking. Daarnaast zijn er slimme toepassingen om heel gericht te kunnen gaan controleren. Ik wil daar op die manier positief op antwoorden en herhaal dat het mijn overtuiging is om heel kritisch naar de sector te kijken, vanuit het standpunt dat we die werknemers inderdaad maximaal moeten beschermen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, kijk, mijn colère – noem het gerust zo – zit in het feit dat ik echt het gevoel heb dat hier met de voeten wordt gesleept. U verwijst naar de uitwisseling van gegevens. Het kan mij echt niet schelen waar het probleem zit. U mag dat gerust vragen: ik zaag evenveel op het federale niveau. Dat is niet mijn bevoegdheid, maar ik klaag daar aan het kabinet ook aan dat die gegevens vlotter moeten lopen. En ik doe het dus hier ook. Ik kan er niet tegen dat er met de voeten wordt gesleept, het maakt niet uit op welk niveau, om onze poetshulpen betere werkomstandigheden te bieden. En dus moet u echt alle zeilen bijzetten.
U zegt dat u gelooft in ‘artificial intelligence’, maar zelfs artificial intelligence zal tot controles moeten leiden. Het aantal controles moet dus gewoon stijgen. Ik verwacht van u expliciet dat engagement. U zegt dan: “Als het nodig is, zal ik de dienst versterken.” En ik dacht: dat antwoord heb ik nog al gehoord. Dat antwoord heb ik in het begin van het jaar ook van u gehoord. We zijn ondertussen april en u zegt: “Als het nodig is, zal ik het bekijken.” Het is nodig, minister.
Ik verwacht dus dat u bij de begrotingscontrole aan uw collega’s aangeeft dat u extra sociale inspecteurs nodig hebt, temeer – en daarmee eindig ik – omdat ik in de plenaire vergadering, waar ik dit dossier voor het eerst heb aangekaart, van de voorzitter van deze commissie voor de voeten geworpen kreeg dat ik mijn vraag naar meer inspecteurs moest stellen aan de overkant van de straat. De federale inspectiedienst wordt versterkt met extra personeel. Drastisch, minister. Ik verwacht van u dat u eenzelfde inspanning doet, met extra mensen, met extra artificial intelligence, wat mij betreft. Het enige resultaat moet zijn: meer controles. En ik zal u erop afrekenen. Als er op het einde van dit jaar niet meer controles zijn gebeurd dan het voorbije jaar, dan is mijn conclusie heel helder. Dan laat deze regering de poetshulpen keer op keer in de steek, en dat wil en zal ik niet aanvaarden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.