Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de activering van oudere werklozen
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Ik vraag mij af hoe het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) en UNIZO zichzelf nog in de spiegel kunnen kijken, twee organisaties die niet nalaten om ons zeer terecht heel vaak te wijzen op de vreselijke krapte op onze arbeidsmarkt, twee organisaties die ons heel vaak aangeven dat we geen enkel talent verloren mogen laten gaan, twee organisaties die ook over de werking van VDAB en noem maar op een heel uitgesproken en vaak terechte mening hebben. En dan gaan diezelfde organisaties in de Groep van Tien mee het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) verder toelaten. Onder wat ze beslist hebben, staat bijvoorbeeld dat onder het algemeen stelsel werknemers op 62 jaar nog altijd met SWT kunnen gaan als ze ontslagen worden.
Collega Ongena en collega Bothuyne zullen het zich nog goed herinneren: de vorige Federale Regering, de Zweedse regering, heeft beslist om een groeipad op te stellen zodat het SWT pas vanaf 65 jaar toegankelijk zou zijn op het einde van de legislatuur, dus in 2019. Dat groeipad hadden we toevertrouwd aan diezelfde Groep van Tien. Diezelfde Groep van Tien beslist nu om dat nog altijd op 62 jaar te houden als instapleeftijd. Ik vind dat verschrikkelijk. Ik hoop dat de mensen van UNIZO en het VBO dit nu aan het volgen zijn, en ik hoop ook dat ze zeer goed beseffen dat ze die beslissing genomen hebben compleet tegen de wil en de visie van al hun leden te velde in. Als we naar de streek van collega Vanryckeghem zouden gaan en daar aan ondernemers zouden vertellen dat ze lidgeld betalen aan een organisatie die het SWT blijft toelaten vanaf 62 jaar, denk ik dat er veel lidkaartjes zouden worden teruggestuurd. Ik vind dat schandalig, echt schandalig. Ik ben daar heel rouwig om.
Men heeft nog een aantal andere zaken beslist, zoals dat landingsbanen met een RVA-uitkering (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening) nog twee jaar langer mogelijk blijven vanaf 55 jaar in plaats van 60 jaar voor bepaalde werknemers. Men heeft de verlenging van de regeling rond de vrijwillige overuren, tijdelijke werkloosheid en verplaatsingskosten besproken. Dat is op zich niet slecht. Er is ook bevestiging van de afspraken uit 2021 voor de verhoging van de minimumlonen. En er wordt aan de Federale Regering gevraagd om tot 2028 niet aan de fiscale regels rond het aanvullend pensioen te raken. Eind deze maand gaan ze hun ontwerpakkoord voorleggen aan hun achterban.
Minister, wat is uw reactie op dat akkoord, en in het bijzonder op het SWT vanaf 62 jaar? Hoe verhoudt dit akkoord van de Groep van Tien zich tot de fameuze VESOC-akkoorden (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle hens aan dek’ en ‘Iedereen nodig, iedereen mee’? Is dat daar wat mee gealigneerd?
Hoe strookt het akkoord van de Groep van Tien met een proactief en loopbaangericht personeelsbeleid om mensen zolang mogelijk actief te blijven houden in hun rol of functie?
In de resolutie over een sterkere arbeidsmarkt en positie voor mensen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en andere 55-plussers wordt gevraagd om samen met de sociale partners en VDAB een rondetafel op te starten over de arbeidsmarktpositie van oudere werkzoekenden en werkenden. Hoe zult u dat concreet aanpakken?
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij collega Ronse. Ik heb ook mijn enorme bedenkingen. Als men bij werkgevers op de werkvloer komt, is het eerste wat men hoort: personeelstekorten. Ik begrijp dan niet goed dat hun vertegenwoordigers akkoorden sluiten om oudere werknemers sneller te laten vertrekken.
Ik had ook een vraag ingediend die hieraan is gekoppeld. Ze heeft er natuurlijk een beetje mee te maken, maar het is toch wat zoeken omdat ze ruimer is dan de aanleiding van de Groep van Tien. Hoe ze is geagendeerd, maakt niet uit, als ik maar antwoorden krijg op mijn vragen.
Ik wilde vooral polsen naar hoe VDAB vandaag omgaat met het activeren van oudere werklozen. Ik doe dat omdat we nog niet zo lang geleden toch wel wat onthutsende cijfers hebben gekregen rond de activering van SWT’ers die er de facto niet is. Ik wilde toch wat ruimer gaan om te bekijken hoe het is met de activering van oudere werklozen.
Minister, u hebt een rondetafel aangekondigd, maar die gaat over werkloze 60-plussers, heb ik begrepen. We weten dat er ook van andere categorieën, vanaf 50 of 55 jaar, cijfers waren die ons ongerust stemden over de manier waarop mensen door VDAB worden aangemoedigd en begeleid om opnieuw aan het werk te gaan.
Minister, welke inspanningen doet VDAB tot vandaag voor oudere werkzoekenden, meer bepaald de groep tussen 55 en 58 jaar, en de 58-plussers, op het vlak van activering en handhaving?
Hoeveel mensen zijn doorgestroomd naar een job?
Welke dysfuncties en tekortkomingen zijn het afgelopen jaar gebleken in het VDAB-beleid voor 55-plussers?
Wat heeft VDAB het afgelopen jaar bereikt op het vlak van sollicitatieopdrachten, opleidingen, werkplekleren en sanctioneren van 55- tot 58-jarigen en 58-plussers?
Zijn er bijkomende initiatieven van VDAB nodig voor 60-plussers? Verwacht u iets in afwachting van de resultaten van de rondetafel?
De 55- tot 60-jarigen maken sowieso niet het voorwerp uit van de rondetafel. Verwacht u ook op korte termijn bijsturingen van VDAB voor deze groep?
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Ongena, u vraagt naar de inspanningen die VDAB levert voor de 55-plussers op het vlak van activering en handhaving. Dat is uiteraard een heel belangrijke vraag, want de situatie van ouderen op de arbeidsmarkt ligt ook mij na aan het hart. Ik geef enkele cijfers. De vergrijzing van de bevolking zet zich verder door. Sinds 2008 kwamen er meer dan 168.000 55-plussers bij, waardoor hun aandeel in de bevolking toenam van 18,5 procent in 2008 tot 22,1 procent in 2021. De werkzaamheidsgraad van 55-plussers nam de afgelopen decennia continu toe, tot 57 procent in 2021. Dertien jaar van continue groei heeft de generatiekloof op het vlak van de werkzaamheid in Vlaanderen dan wel verkleind, maar de werkzaamheidsgraad bij 55-plussers ligt nog steeds 29,1 procentpunten lager dan bij de 25- tot 54-jarigen. We zien evenwel zeer grote verschillen tussen de groep van de 55- tot 59-jarigen, waar de werkzaamheidsgraad in 2021 op 75,3 procent lag, en de groep van de 60- tot 64-jarigen, waar die amper 37,1 procent was. Reden te meer, dus, om in ons beleid ook specifieke aandacht te hebben voor en accenten te leggen op die doelgroep.
Ik vertelde hier in de commissie al een aantal keren dat VDAB is afgestapt van een echte doelgroepenbenadering en dus leeftijd, net zoals bijvoorbeeld een migratieachtergrond, niet hanteert als een criterium om de dienstverlening te bepalen. Wat wel een criterium is, is de afstand tot de arbeidsmarkt. VDAB houdt eveneens rekening met het statuut van aangepaste beschikbaarheid, dat bepaalt dat SWT’ers en werkzoekenden ouder dan 60 jaar niet meer zelf moeten zoeken naar werk.
Hoe gaat VDAB dan concreet te werk? Tijdens het eerste gesprek maakt de bemiddelaar van VDAB de inschatting of de werkzoekende zelfredzaam is of nood heeft aan persoonlijke dienstverlening. Bij de keuze voor persoonlijke dienstverlening gebeurt de verdere inschatting in overleg met de betrokken werkzoekende. De bemiddelaar kiest voor ondersteuning qua bemiddeling naar vacatures/werkgevers, qua arbeidsmarktcompetenties en dergelijke meer. Uit onderzoek blijkt dus ook dat die groep ook de gevolgen ondervindt van discriminatie op de arbeidsmarkt. Er zijn heel wat vooroordelen, ook bij werkgevers, die een bemiddelaar gekeerd moet krijgen.
Collega Ongena, u vraagt ook naar de resultaten inzake de uitstroom van oudere werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. We maken wel uitdrukkelijk een andere indeling op het vlak van de monitoring. We leggen samen met VDAB het onderscheid tussen 55- tot 59-jarigen en 60- tot 64-jarigen, dus geen grens op 58 jaar. In 2022 bedroeg, gemeten over elf maanden, de gemiddelde maandelijkse uitstroom naar werk bij de 55- tot 59-jarigen 5,76 procent. De uitstroom naar werk bij 60- tot 64-jarigen lag nog lager, op 1,45 procent. Als we dat vergelijken met de uitstroom naar werk van andere leeftijdsgroepen, dan zien we dat er een duidelijk verschil is. Terwijl elke maand gemiddeld 11 procent van de werkzoekenden jonger dan 55 jaar de weg naar werk vindt, bedraagt dat bij de 55-plussers dus slechts 3 procent. Het verschil in uitstroom naar werk wordt mede gedreven door het hoge aandeel langdurig werkzoekenden bij de 55-plussers.
U vraagt verder naar de dysfuncties en de tekortkomingen in het VDAB-beleid ten aanzien van de 55-plussers. Ik zie in de eerste plaats dat VDAB inspanningen doet om oudere werkzoekenden naar werk te begeleiden, en er ook in slaagt om meer oudere werkzoekenden dan in het verleden naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Het aantal dergelijke werkzoekenden blijft ook dalen, namelijk min 6,6 procent in de groep van de 55-tot 59-jarigen en min 10,4 procent voor de 60-plussers, tegenover een algemene stijging met 3,1 procent bij de totale werkzoekendenpopulatie.
De werkzaamheidsgraad van burgers in de leeftijdscategorie 55- tot 59-jarigen ligt vandaag rond het gemiddelde. Daar zijn de resultaten dus beter.
VDAB zet op dit ogenblik in op verschillende sporen om de kansen op tewerkstelling van onder andere ouderen te vergroten: via een aanklampende aanpak binnen bemiddeling, met tewerkstelling of een plan van aanpak voor een verder intensifiërend aanbod binnen de drie maanden; via de vernieuwde werkgeversdienstverlening werkt hij aan een sensibiliserende aanpak naar werkgevers toe; via pilootprojecten zoekt hij naar nieuwe opportuniteiten om competenties van ouderen specifiek te matchen met bepaalde knelpuntberoepen.
In mijn vraag naar een plan van aanpak voor de bijsturing van de aanpak naar aangepast beschikbaren, zitten de 60-plussers expliciet vervat.
De uitdaging is verschoven naar de groep van 60-plussers. We maken er de komende maanden werk van om de betrokken actoren met elkaar in dialoog te laten gaan om out of the box oplossingen te zoeken voor drempels die 60-plussers ervaren in hun zoektocht naar werk. We zijn daarover in gesprek met VDAB en met de sociale partners en komen er later in dit antwoord op terug.
Collega Ongena, verder vraagt u nog naar het aantal sollicitatieopdrachten, opleidingen en acties rond werkplekleren voor ouderen. In 2022 werden er 6232 sollicitatieopdrachten gegeven aan werkzoekenden tussen 54 en 59 jaar. Voor werkzoekenden tussen 60 en 64 jaar ging het over 3753 sollicitatieopdrachten.
In de eerste elf maanden van 2022 – het volledige jaar is nog niet beschikbaar – startten 891 unieke cursisten tussen 55 en 59 jaar met een opleiding, net als 209 unieke cursisten tussen 60 en 64 jaar. Ook startten 1177 unieke cursisten tussen 55 en 59 jaar met een vorm van werkplekleren of stage, net als 248 unieke cursisten tussen 60 en 64 jaar.
In 2022 werden 728 dossiers in de leeftijdscategorie van 55 tot 59 jaar via transmissie doorgegeven aan de controledienst en 206 dossiers in de leeftijdscategorie 60 tot 54 jaar.
In de drie soorten acties zijn 55-plussers dus vertegenwoordigd, in opleiding en werkplekleren stellen we evenwel een ondervertegenwoordiging vast. Er is nood aan een mentale shift ten aanzien van de tewerkstelling van oudere werkzoekenden, zoveel is duidelijk: bij de oudere werkzoekenden zelf, om af te stappen van de ideale job en om andere jobs meer te zien als nieuwe of onverwachte opportuniteiten; bij de werkgevers, om af te stappen van vooroordelen, zoals bijvoorbeeld het idee dat oudere werknemers per definitie minder wendbaar zijn; en ook bij de VDAB-bemiddelaars, dat ouderen wel gebaat kunnen zijn met een korte stage, misschien zelfs met tijdelijke jobs.
U vraagt naar bijkomende initiatieven in afwachting van de rondetafel. In afwachting van de resultaten daarvan, verwacht ik dat alle werkzoekenden een dienstverlening op maat krijgen. De groep van aangepast beschikbaren, waaronder de 60-plussers, wordt momenteel al sneller benaderd dan andere werkzoekenden, gezien hun specifieke statuut.
Die groep wordt, meer dan de iets jongere werkzoekenden, geconfronteerd met vooroordelen en botst nog altijd op een aantal drempels. Daarom moet VDAB hen zo goed mogelijk bijstaan en ondersteunen. Het accent ligt op blijven activeren. We kunnen elk talent gebruiken op die krappe arbeidsmarkt. In die nieuwe werkgeversbenadering, die begin dit jaar is gestart, wordt inclusiviteit ook als uitgangspunt genomen voor het intensief beheer van vacatures.
Van de rondetafel zelf verwacht ik vooral een engagement, inclusief een transparante communicatie van de stakeholders, van werkgeversorganisaties en van vakbonden. Van VDAB verwacht ik ook dat ze kunnen aangeven hoe ze hun aanklampende aanpak ten aanzien van het SWT kunnen versterken. Dat dat nodig is, is al eerder gebleken uit antwoorden in deze commissie.
Ik verwacht eveneens een volgehouden inzet en een uitvoering van wat is afgesproken in het werkgelegenheidsakkoord ‘Iedereen nodig, iedereen mee’. De versnelling van de contactstrategie die in mei wordt ingevoerd, in combinatie met de nieuwe aanpak voor dienstverlening aan werkgevers, moet ook de kansen op tewerkstelling voor 55- tot 60- jarigen verder verhogen.
Collega Ronse, u vraagt naar een reactie op het sociaal akkoord dat gesloten werd tussen de sociale partners. Ik ben daar niet onverdeeld gelukkig mee, zoveel is duidelijk. Dat neemt niet weg dat ik vind dat het SWT, dat trouwens geen deel uitmaakt van het afsprakenkader van de sociale partners, verder mag uitfaseren, of dat we toch ten minste op kortere termijn de leeftijd van 62 jaar kunnen optrekken. Wat mij betreft kan ook voor de bijzondere regimes de leeftijd verder omhoog.
Wat voor mij ontbreekt, is aandacht voor werkbaar werk, loopbaandenken en zoveel mogelijk mensen met goesting aan de slag houden. Daarvan wil ik dan zelf ook uitdrukkelijk meer werk maken, in uitvoering van het werkgelegenheidsakkoord. We hebben dat de afgelopen week ook nog bij de regering extra onder de aandacht gebracht in het kader van het activeren van de niet-beroepsactieven, en er is ook bijzonder aandacht gevraagd voor de SWT’ers.
Wat de Groep van Tien betreft, dat is eerder een minimalistisch en weinig inspirerend akkoord. Het akkoord focust vooral op het kortetermijnperspectief. Maar tegelijk dwingt de arbeidsmarktrealiteit van vandaag en morgen ons om evenzeer het langeretermijnperspectief hier in beschouwing te nemen. Dat hebben wij met de VESOC-werkgelegenheidsakkoorden wel gedaan. Ik ga er dan ook van uit dat de sociale partners bereid blijven om ook hier verder hun schouders mee onder te zetten.
Zoals eerder in de commissie ook al aan bod kwam, zijn de gesprekken met VDAB en de sociale partners lopende om dit initiatief verder concreet vorm te geven.
Ik heb nog een heel aantal cijfers bijgevoegd die ik als bijlage bij het antwoord kan meesturen.
De heer Ronse heeft het woord.
Een, minister, u zegt dat u niet onverdeeld gelukkig bent met het akkoord van de Groep van Tien. Daaruit leid ik af dat u dat ook absoluut niet steunt. We hebben hier cd&v – ze zijn nog radicaler dan wij met de N-VA – die vrij recent verklaard heeft dat het brugpensioen via SWT afgeschaft moet worden. Wij met de N-VA zeggen dat het uitgedoofd moet worden en wie in het stelsel zit, moet zijn rechten kunnen behouden. We kunnen het niet meteen afschaffen. Open Vld is ook voor een uitdoving van het brugpensioen. Er is dus in de Vlaamse Regering een grote consensus om het SWT zo snel mogelijk uit te doven.
Minister, kunt u bij de Vlaamse Regering nu vrijdag of de week erop agenderen dat u vanuit de Vlaamse Regering aan de Federale Regering zult vragen om het SWT te laten uitdoven en dit in tegenstelling tot wat de Groep van Tien voorstelt? De Federale Regering moet beslissen. Daarin zitten cd&v, Open Vld en ook de Mouvement Réformateur (MR) die daarover toch ook een uitgesproken standpunt heeft. Desnoods moeten we minstens asymmetrisch die vraag stellen. Zeker als je ook ziet welke magere cijfers VDAB voorlegt – dat is een beetje bouwend op de vraag van collega Ongena – over het activeren van SWT’ers. Als je dan nog eens de houding ziet van diegenen die VDAB besturen over hoe de SWT’ers benaderd mogen worden door VDAB, dan heb ik heel weinig vertrouwen in het nog toelaten van het SWT. Dat is mijn eerste punt.
Twee, dan bouw ik wat verder op wat collega Ongena zei: ik vind dat we hier in het parlement wel wat meer informatie mogen krijgen van VDAB, ook in opvolging van onze resolutie, over hoe ze het nu gaan aanpakken richting de bestaande SWT’ers. Gaan die mensen vandaag jobs aangeboden krijgen? Als die mensen vandaag niet reageren op jobvoorstellen of op een aanbod voor trainingen, enzovoort, wordt er dan ingegrepen of niet? Zijn de jobvoorstellen die die mensen gaan krijgen adequaat? Want wij kregen soms terecht – dat is dan terecht van het ABVV – de reactie dat bemiddelaars absurde dingen voorstellen aan mensen, bijvoorbeeld nog een opleiding volgen een maand voor ze hun definitief pensioen hebben. Wordt dat wat verstandiger aangepakt? Daar wil ik het nog wel eens over hebben.
De heer Ongena heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw omstandig antwoord. Ik had inderdaad ook heel wat cijfers gevraagd en ik heb ze nu ook gekregen. Het moet natuurlijk wat bezinken, maar er zijn toch een paar dingen die opvallen. We hebben het vorige week of twee weken geleden over de SWT’ers gehad en dat waren dramatische cijfers. De cijfers over het activeren van oudere werkzoekenden, die dan vooral geen SWT’er zijn, zijn misschien niet heel dramatisch, maar ook niet goed. Ik heb hier 5,67 procent gemiddelde doorstroom genoteerd, vanaf 55 tot en met 59 jaar. Maar vanaf 60 jaar is het amper nog 1,45 procent. Oké, het is niet meer achter de komma, zoals bij de SWT’ers, maar het is er niet ver boven.
Dus het is ook heel duidelijk dat het probleem van de SWT’ers ruimer is, en dat het een algemeen probleem is van oudere werkzoekenden, die toch nog altijd een belangrijke groep zijn. Ik heb het net opgezocht en er zijn in Vlaanderen toch bijna veertigduizend 55-plussers die werkzoekende zijn, dat is bijna een op de vijf van alle werkzoekenden die Vlaanderen telt. Het is toch wel een belangrijke groep die we niet zomaar links mogen laten liggen, wat vandaag te veel gebeurt. Dat is een verantwoordelijkheid van meerdere mensen. VDAB moet duidelijk ook een tandje bijsteken, als je kijkt naar het aantal sollicitatieopdrachten, werkplekleren en dergelijke meer, maar het is ook – en dat zal ik zeker niet ontkennen – een verantwoordelijkheid van werkgevers om die mensen ook kansen te geven. Dat is evident. Ik krijg ook regelmatig berichten binnen van 50-plussers die zeggen dat het allemaal goed en wel is wat we zeggen, maar dat ze ook geen kansen krijgen. Ik wil hen daarin ook echt geloven. Daarom hier ook een duidelijke oproep naar werkgeverszijde, om daar ook zelf een mental shift te maken.
Maar dat neemt niet weg dat je moet opletten dat je niet in een situatie terechtkomt waarbij men naar elkaar verwijst om die mensen maar links te laten liggen, waarbij VDAB zegt dat ze er geen moeite in gaan steken omdat ze toch geen kansen krijgen en omgekeerd dat de werkgevers zeggen dat ze het niet gaan doen omdat VDAB bijvoorbeeld te weinig moeite doet om die mensen opnieuw op te leiden. We moeten er echt voor opletten dat we niet in die val trappen.
Minister, ik juich uw initiatief toe voor de rondetafel over 60-plussers, maar als ik de cijfers zie, dan denk ik dat u er echt voor moet zorgen dat het ook ruimer gaat en dat het niet enkel over 60-plussers gaat, en dat men eigenlijk vanaf 50 jaar van alle kanten meer moeite moet doen om mensen opnieuw kansen te geven. Want we hebben iedereen nodig.
Het is geen toeval dat ik de twee vragen ook gekoppeld heb. Net omdat het de bedoeling moet zijn dat we SWT’ers vanuit VDAB, net zoals andere oudere werkzoekenden, meer en betere kansen geven. We hadden vorige week al de suggestie om eens op het terrein te gaan om in het kader van een contactstrategie te zien op welke manier VDAB dit op het terrein aanpakt. Eigenlijk denk ik dat het nuttig is om dat te combineren met een aantal specifieke invalshoeken van de algemene contactstrategie en te bekijken hoe dat nu loopt en hoe die flow in de praktijk in zijn werk gaat. Maar misschien is het ook nuttig om een debat te voeren met mensen bij VDAB over de manier waarop de grote uitdaging van het meer en beter kansen geven aan oudere werkzoekenden, waaronder die SWT’ers, vorm kan worden gegeven. Er zijn misschien nog wel een aantal andere aandachtspunten.
Ik stel voor dat we straks in de regeling der werkzaamheden aan alle fracties specifieke invalshoeken vragen of topics waarover we met VDAB kunnen discussiëren, zodat we een agenda hebben en een werkbezoek kunnen organiseren ergens te velde, waar we de contactstrategie live kunnen aanvoelen. Maar waar we ook met de verantwoordelijke binnen de organisatie het gesprek kunnen aangaan over onder andere deze uitdaging die VDAB heeft. Ze hebben er nog wel een paar.
Minister Brouns heeft het woord.
Voorzitter, het is een goed voorstel. Zoals terecht gezegd, is de huidige SWT-regeling voor het activeren van oudere werkzoekenden een uitdaging. Die cijfers zijn hier eerder al gedeeld in deze commissie en tonen aan dat we meer dan een tandje mogen bijsteken. We zijn als partij inderdaad voorstander van het uitfaseren. Wat mij betreft, kan dat worden gedeeld met onze federale collega's.
Collega Ongena, men kan niet naast de lage uitstroom kijken. Dat is duidelijk en die cijfers zijn confronterend. Zoals gezegd, heeft het meerdere oorzaken. Er blijft de opvallende vaststelling dat bij alle mogelijke vormen van discriminatie op de arbeidsmarkt leeftijd helaas nog altijd een van de voornaamste oorzaken is. Er is ook een heel grote rol weggelegd voor werkgevers om hieraan te werken. We moeten hen mee over de streep trekken. Er is nog altijd de RSZ-korting bij de aanwerving van oudere werknemers, maar er zal op meerdere sporen moeten worden gewerkt voor de activering en de tewerkstelling van oudere werkzoekenden. Zoveel is duidelijk.
Ik hoop dat het bezoek aan VDAB u tot nieuwe inzichten kan brengen en nieuwe voorstellen die ons beleid alleen maar ten goede kunnen komen en versterken.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, zult u vanuit de Vlaamse Regering effectief de uitdoving van het SWT vragen aan het federale niveau, of vergis ik mij?
Ik zal dat vragen als de collega's mij steunen.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik ga nog even kort misbruik maken van mijn slotwoord om nog iets in herinnering te brengen waarover we het al hebben gehad.
U spreekt zelf over discriminatie van vooral oudere werknemers of werkzoekenden. Een van de voorstellen die aan bod zijn gekomen, was het anoniem solliciteren. Ik heb met de mensen van Accent contact gehad en dat lijkt echt wel aan te slaan. Daarom vraag ik er hier nog eens extra aandacht voor. Mijn voorstel was dat ook VDAB ermee aan de slag zou gaan. Als men betere resultaten wil boeken dan de 1,45 procent die men vandaag heeft, dan zou men niet in de situatie zitten waarin men vandaag zit wanneer men blijft denken dat men zulke ideeën a priori moet afschieten. Ik denk dat men er toch iets welwillender naar zou moeten kijken.
Minister, ik hoop dat u nog eens uw volle gewicht mee in de schaal zult leggen. Dank u.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.