Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik weet niet of u dat weet maar ik ben in Brugge, de derde stad van Vlaanderen, schepen van Openbare Werken en Financiën. Maar Openbare Werken geeft veel hinder en veel vragen.
Ik zal onmiddellijk met de deur in huis vallen. Er is toch een beetje een tegenstelling in de wetgeving. Wat bedoel ik daarmee? Als bijvoorbeeld een ondernemer verschillende vestigingen heeft, bijvoorbeeld een chocoladewinkel van een bepaald merk of een zeepbedrijfje met een vestiging in de stad Brugge en in de stad Gent of in Waregem, of vijf winkels in een provincie, dan is het zo dat je maar één keer recht hebt op die premie per jaar, niettegenstaande de betrokken ondernemer er niet aan kan doen wanneer die werken vallen. Dat beslist de overheid volledig. Dat wordt in het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein (GIPOD) ingegeven.
Om een lang verhaal kort te maken, hoop ik dat u als minister van Economie, die toch opkomt voor diverse ondernemers, het in plaats van per onderneming per vestiging zou toestaan. Anders zou ik een beetje in concurrentie kunnen komen met mijn collega, de burgemeester van Waregem. Dan zou ik zeggen dat die zijn werken en heel zijn plan van zijn investeringen moet aanpassen, want anders zullen de mensen die inkomens-, sluitings- of hinderpremie niet meer kunnen ontvangen. Omdat er geen coördinatie tussen de verschillende steden en gemeenten bestaat op dat vlak en ondernemingen niet alleen in eigen stad actief zijn, zou ik het logisch vinden dat die premie per vestiging en niet per onderneming is.
Ik hoop dat u ‘ja’ zegt. (Gelach)
Minister, het kan een zeer kort antwoord zijn.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel collega. De hinderpremie openbare werken wordt toegekend op ondernemingsniveau. Wanneer een van haar vestigingen getroffen is door ernstige hinder bij openbare werken ontvangt de onderneming een forfaitaire premie van 2000 euro. Zoals bepaald in de regelgeving kan er pas opnieuw een hinderpremie worden toegekend na een periode van twaalf maanden na de laatste toekenning van de hinderpremie. Aan deze forfaitaire premie is geen enkele verplichting verbonden.
Als een tweede vestiging van de onderneming op een andere locatie binnen 12 maanden na de laatste toekenning van de hinderpremie ook met ernstige hinder door openbare werken wordt geconfronteerd, kan zij hiervoor geen bijkomende forfaitaire hinderpremie krijgen. Wel bestaat de mogelijkheid om voor die tweede vestiging de afzonderlijke sluitingspremie aan te vragen ingeval deze vestiging effectief gedurende minstens 21 opeenvolgende kalenderdagen wordt gesloten. Dit lijkt me een faire benadering.
Enkel als de werken en bijgevolg de hinder voor de tweede vestiging op een andere locatie langer aanhouden dan het wettelijke interval van twaalf maanden tussen twee toekenningen, zal de onderneming opnieuw automatisch geselecteerd worden en een forfaitaire steun kunnen genieten.
Het is dan ook niet aangewezen om de regelgeving aan te passen.
Enerzijds, indien de steun toegekend zou worden op vestigingsniveau, dreigt dubbele subsidiëring. Ondernemingen hebben soms meerdere vestigingen in dezelfde straat of binnen dezelfde hinderzone van een bepaald grondwerk. Bij de automatische selectie voor de hinderpremie op vestigingsniveau in plaats van op ondernemingsniveau zou dit resulteren in een dubbele toekenning voor dezelfde werken en hinder.
Anderzijds heeft een eventuele wijziging van de regelgeving naar een steunverlening per getroffen vestiging, zowel bij de forfaitaire hinderpremie als de sluitingspremie, ook een budgettaire impact die niet binnen het huidige budget is voorzien. Voor 2023 werd bij de begrotingsopmaak bij continu beleid een budget voorzien van 10 miljoen euro. We moeten de maatregel kunnen handhaven binnen deze enveloppe.
Ik meen dat we ons op dit moment moeten focussen op de ondersteuning van ondernemingen die getroffen zijn door de verhoogde energiekosten ingevolge de oorlog in Oekraïne. Het is belangrijk dat we de continuïteit van deze ondernemingen kunnen verzekeren en hen vrijwaren van het faillissement.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, uw antwoord ontgoochelt mij een beetje, eigenlijk heel veel zelfs. Ik volg ook uw redenering niet. Ik volg wel uw redenering mocht je twee vestigingen hebben in dezelfde straat. Dat lijkt me logisch, omdat je dan onder dezelfde werken valt. Maar je moet het maar eens meemaken als jonge ondernemer: je hebt net een zaak overgenomen en opeens zijn er wegenwerken, dan heb je pech. Stel je voor dat je een tweede vestiging hebt, die je bijvoorbeeld ook net hebt overgenomen, en dan heb je opnieuw wegenwerken van een andere overheid, in een andere stad. Dan zegt u eigenlijk dat u dat oversubsidiëring vindt, dat dat eigenlijk niet kan als je binnen de twaalf maanden verschillende vestigingen hebt op verschillende locaties.
Ik zeg het, minister, dat is niet de bedoeling wanneer die werken in dezelfde straat zijn, dat lijkt mij nog logisch. Maar u zou dat toch zeker kunnen bekijken per vestiging, bij andere werken die bij het GIPOD zijn ingegeven.
Minister, u zegt dat u een budget hebt van 10 miljoen euro. Ik denk dat er de komende jaren heel veel hinder zal zijn, aan de ene kant omdat Proximus alle voetpaden openbreekt, maar die hinder is beperkt want dat duurt meestal maar twee of drie dagen. Maar we hebben ook de hele elektrificatie van de wagens met Fluvius, dat geeft wel grotere hinder. En dan heb je nog eens de hele investeringsplanning, waarbij we vanuit Vlaanderen ook verplicht zijn om gescheiden riolering te realiseren.
Wij als lokale overheid moeten dus altijd maar doen wat de Vlaamse overheid zegt. De mensen hebben de hinder, en wanneer ze als ondernemer moeten sluiten – omdat er geen toegankelijkheid is, of de hinder van die aard is dat men quasi nul euro omzet heeft – dan zegt u dat als men twee keer pech heeft, ze hun plan moeten trekken. Ik vind dat eigenlijk geen goede zaak. Ik zou toch willen dat u meer aan de kant van de ondernemers staat. U moet niet alleen aan de boeren denken die ondernemers zijn, maar ook aan de andere ondernemers die in alle winkelstraten zijn. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
U mag het mij niet kwalijk nemen, Brugge heeft natuurlijk heel veel handelaars. We hebben ook veel landbouwgrond, en een 41-tal boeren, maar … (Gelach)
Laten we toch hopen, minister, dat u dat budget verhoogt en ook die regelgeving wijzigt van per onderneming, naar per vestiging.
Ik noteer dat Open Vld alsnog aan de kant van de boeren staat. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde en minister Jo Brouns. Gelach)
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Ik kan mijn collega Van Volcem volledig volgen, want ik ben ook lokaal politicus – net zoals u, minister Brouns, ook vroeger een lokaal politicus was – en ik ken ook voorbeelden uit de praktijk. Maar ik geef een heel concreet voorbeeld: een jonge ondernemer die een fietsenzaak heeft in een stad, die met ernstige wegenwerken te kampen heeft en plotseling hetzelfde jaar in een andere vestiging tien kilometer verderop ook met wegenwerken te kampen heeft, die kan geen tweede keer een hinderpremie ontvangen. Dat is één casus.
Een andere casus is een apotheek die in diezelfde straat een pop-up zal realiseren, vanwege het feit dat zij daar twee jaar haar apotheek niet meer open kan houden. Maar zij moet wel de huur, de vaste kosten en het kadastraal inkomen blijven betalen. En door het feit dat zij een kilometer verder aan die pop-up begint, kan zij ook die premie niet verkrijgen.
Misschien is het toch wel eens het moment om een paar zaken te verfijnen in het kader van die hinderpremiestructuur.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, ik sluit mij altijd graag aan bij liberalen die pleiten voor extra subsidies. In deze deel ik wel de bezorgdheid … (Opmerkingen van Mercedes Van Volcem)
Ja, u sprak zelf van subsidies. Maar ik deel dus de bezorgdheid ten volle. Ik heb toch wel een kleine aanvulling: de collega sprak van 41 boeren in Brugge, maar ik denk dat een stadion vol wel dichter bij de waarheid is, als ik mij niet vergis. (Gelach. Opmerkingen van Mercedes Van Volcem)
Maar alle gekheid op een stokje, het is inderdaad zo dat we ons mogen verwachten aan een enorme golf aan werken. De aanleidingen zijn al opgenoemd, en onze lokale middenstand wordt inderdaad met uitdagingen geconfronteerd. Ik denk dus dat we toch eens moeten kijken of het systeem doet wat nodig is, namelijk ervoor zorgen dat de hinder die men ondervindt gecompenseerd wordt.
Een tweede element dat ik daar toch aan wil toevoegen, is de coördinatie van die werken. En ik denk dat er voor u als minister van Economie toch ook wel een rol is weggelegd als ambassadeur van onze lokale ondernemingen, om ervoor te zorgen dat de verschillende actoren voldoende op elkaar ingespeeld zijn. Lokale besturen trachten dat ook altijd te doen, ze moeten ervoor zorgen dat werken gecoördineerd gebeuren, zodat hetzelfde voetpad niet drie keer op een jaar tijd wordt opengelegd. Maar ik zou er toch ook bij u voor willen pleiten om die rol op te nemen, om ervoor te zorgen dat wegenwerken maximaal gecoördineerd worden. Zo kan dat bewustzijn, ook bij organisaties zoals Proximus en dergelijke, erin komen dat telkens overleg nodig is voor men een voetpad of straat openbreekt. Want de impact voor onze ondernemers is toch groot. En eventueel kunt u ook met uw collega van Lokale Besturen de nadruk erop leggen dat men maximaal moet zorgen dat werken slechts één keer gebeuren, zodat meteen alle hinder in één keer achter de rug is. Want voorkomen is ook op dat vlak beter dan genezen.
U hebt gelijk, maar er is ook een minister van Openbare Werken in deze regering, ook een nuttig aanspreekpunt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik denk dat ook de minister van Openbare Werken daar inderdaad een rol in te spelen heeft. Ik denk dat de voorbeelden die vandaag zijn aangehaald, door collega Van Volcem, maar ook door collega Vanryckeghem, aantonen dat er toch een bepaalde logica kan worden gevolgd. Die mensen hebben twee verschillende vestigingsplaatsen en lijden inderdaad twee keer aanzienlijk inkomensverlies. Daarvoor kan eventueel in inkomenscompensatie worden voorzien. Groen is hier niet aanwezig, maar ik denk dat we hier bijna kamerbreed vragen om dat toch eens te bekijken, aan de hand van de terechte voorbeelden die hier zijn gegeven.
Twee tussenkomsten uit Brugge, dat vraagt een tussenkomst uit Gent.
De heer De Roo heeft het woord.
Gent kan niet ontbreken. Ik wil aanvullen met een ander type voorbeeld, zeker op een moment waarop we dan toch een en ander aan het herbekijken zijn en een aantal casussen aanhalen. Dat gaat over de combinatie van die hinder- en die sluitingspremie, vooral als je twee activiteiten hebt. Een typisch voorbeeld daarvan is een zelfstandige garagehouder. Als de wegen daar volledig afgesloten zijn, kan hij een hinderpremie aanvragen, maar de sluitingspremie van 80 euro per dag kan hij pas aanvragen na de 21e dag sluiting en wel pas op het moment dat hij sluit. Dat betekent dat hij in principe ook geen offertes mag uitschrijven en zichzelf ook voor de maanden daarop klemzet, en dan ook niet meer in aanmerking komt voor een hinderpremie. Dat is dus toch ook een knelpunt. Als die wegenwerken eenmaal zijn opgelost, maar hij heeft daadwerkelijk die sluitingspremie aangevraagd, dan zit hij een aantal maanden later met een probleem. Vraagt hij de sluitingspremie niet aan, dan zit hij vandaag met een probleem. Minister, dat is een voorbeeld van het systeem dat ik toch ook wilde meegeven, naast het probleem van de vestigingen dat hier is aangehaald.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik heb ondertussen tijd gehad om na te denken. (Opmerkingen)
Het ligt er natuurlijk aan hoe je daarnaar kijkt. Je hebt één onderneming met verschillende vestigingen. Ik begrijp dat er nu een premie aan de ondernemingen wordt gegeven. Het antwoord zoals dat vandaag door mij is gebracht, is de situatie zoals ze nu is. Ik sta er alvast voor open om dat met open blik te bekijken, misschien enigszins gedifferentieerd, want de ene vestiging is ook de andere niet, met enige kritische blik op het inkomen of iets dergelijks. Mijn antwoord aan u is dus dat ik de openheid heb om dat eens kritisch te bekijken en er een grondige evaluatie van te maken met onze diensten, om te zien in welke mate dat zou leiden tot een exponentiële toename van de budgetten. Ik kan me echter voorstellen dat dat beperkt is, want het gaat om verschillende vestigingen van één onderneming in eenzelfde straat die openligt, waardoor er hinder wordt ervaren. Maar goed, ik zal de concrete situatie in functie van een aantal cases eens grondig evalueren om te bekijken of daar iets kan, eventueel mits de nodige differentiatie.
Collega Verbeurgt, het coördineren van werken is natuurlijk in hoofdzaak een lokale aangelegenheid.
Collega Van Volcem, is uw geluksniveau gestegen door dit antwoord?
Zeker. Je moet altijd positief blijven. Het begon een beetje minder goed, maar het eindigde een beetje beter. Minister, ik heb er alle vertrouwen in dat u met uw vastberadenheid ook in dat dossier voor verbetering zult zorgen. U had het over diverse vestigingen in een straat, maar zelfs als er tien of twintig winkels in een straat zijn en of het nu persoon A of persoon B is die ze uitbaat, uiteindelijk moet je toch geven. Nu zijn A en B anders, maar dezelfde onderneming. Dat blijft dus hetzelfde wat uw budget betreft. Wel kan er natuurlijk iets wijzigen aan dat budget als het elders is, maar dat vind ik eigenlijk terecht.
Je moet het maar meemaken. Ondernemen wordt steeds moeilijker. Door wegenwerken is er hinder en geen inkomen. Je zit met je stock. Ik vind dat dus toch een terechte vraag, zeker voor diegenen die willen groeien en verschillende vestigingen hebben. Ik dank u voor het antwoord. We kijken ernaar uit, en als u in gebreke blijft, dan hoop ik dat wij hier vanuit de meerderheid misschien een initiatief kunnen nemen. (Opmerkingen van minister Jo Brouns)
De vraag om uitleg is afgehandeld.