Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg gaat over meer NAFT-ondersteuning (naadloos flexibel traject) op schoolniveau en het voorzien in specifieke ondersteuning voor leerlingen in het basisonderwijs. In de publicatie ‘Leer mij groeien’ van de Kinderrechtencoalitie staat een hoofdstuk over het tegengaan van voortijdige schooluitval door middel van naadloos flexibele trajecten. Er wordt een beeld geschetst van hoe een NAFT in zijn werk gaat en hoe dat kan worden opgeschroefd om nog meer effect te hebben. Met zijn allen moeten we vaststellen dat schoolmoeheid en een laag welbevinden bij de leerlingen heel vaak leiden tot voortijdig schoolverlaten. Bovendien komen schoolmoeheid en een laag welbevinden ook vaak en vaker voor. Hierop inzetten is daarom cruciaal.
Het NAFT zet fundamenteel in op het behouden of het hernieuwen en versterken van de onderlinge band tussen leerling en school. Het aanpakken van de achterliggende problemen die leiden tot schooluitval, is echter vaak moeilijk bij trajecten met individuele leerlingen of op klasniveau. Dikwijls wordt het best ook de school betrokken, zeker als men echt preventief wil werken. Door scholen te versterken in specifieke aspecten van leerlingenbegeleiding kan het risico op schooluitval en vroegtijdig schoolverlaten worden verminderd voor de schoolbevolking als geheel. Concreet wordt de leerling ondersteund in het versterken van de band met zijn omgeving, waaronder de school, via de ontwikkeling van diverse sociale en schoolse vaardigheden. Er wordt gepleit voor een vorm van schoolondersteuning die complementair is aan de ondersteuning die wordt geboden door centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), pedagogische begeleidingsdiensten (PBD’s) en ondersteuningsnetwerken. Het helpt een context te creëren, zodat wat via NAFT wordt opgestoken, ook breed verankerd raakt in de hele school.
Hoe je het ook bekijkt, de samenwerking met de school en bijvoorbeeld het CLB is cruciaal om succesvol te zijn. Omdat het welbevinden van scholieren vaak samenhangt met ontwikkelingsvaardigheden die liever vroeger dan later worden verworven, zou het goed zijn om ook voor leerlingen in het basisonderwijs in een specifieke ondersteuning te voorzien. Het basisonderwijs krijgt op dit vlak ook steeds meer uitdagingen. Vanuit een ontwikkelingsperspectief en het bevorderen van leerkansen in de verdere schoolloopbaan is het belangrijk om ook voldoende vroeg goede ondersteuning te kunnen bieden.
Minister, hoe kijkt u aan tegen deze concrete vragen die de Kinderrechtencoalitie stelt, dus onder andere dat er meer schoolondersteuning mogelijk zou worden gemaakt, met een NAFT op het niveau van de school, en dat er voor specifieke ondersteuning voor de leerlingen uit het basisonderwijs zou worden gezorgd, aangezien de behoefte daartoe bestaat en groter wordt? Zult u hiertoe iets ondernemen in overleg met uw collega, de minister van Welzijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, dat is natuurlijk de vinger op de wonde: het NAFT is een bevoegdheid van de minister van Welzijn geworden. Heel dat gegeven is overgedragen aan Welzijn, de budgettaire middelen incluis. Ik denk dat er destijds een budget van 8,5 miljoen euro is overgedragen naar Welzijn. U moet dus een beetje een slag om de arm houden wat mijn antwoorden betreft.
De aandacht van de Kinderrechtencoalitie voor het NAFT is terecht. De combinatie van leerlingen op school de juiste ondersteuning bieden en begeleiding met ook een didactisch sterk gebracht curriculum, is net een goed recept voor het tegengaan van schooluitval. Vóór 2019 werden die leerlingen ondanks de vele inspanningen van CLB’s en scholen buiten de schoolmuren geplaatst, bijvoorbeeld in time-outprojecten of persoonlijke ontwikkelingstrajecten. De bedoeling was om leerlingen even tijd te geven om zich wat beter te voelen, om dan nadien opnieuw in te stappen in het onderwijs en alsnog een kwalificatie te behalen. De realiteit leerde evenwel dat het doorknippen van de band met de school niet bepaald leidde tot een terugkeer, maar veeleer tot een uitstroom zonder kwalificatie. Dat was zeker het geval bij de persoonlijke ontwikkelingstrajecten, waar jongeren vaak de resterende leerplichttijd doorbrachten. Er werd ook niet ingezet op een start in een andere school, die mogelijkerwijze qua aanpak, qua inhoudelijk aanbod beter zou aansluiten bij de wensen en noden van de leerling.
Bij schoolmoeheid of een verhoogd risico op vroegtijdig schoolverlaten spelen natuurlijk veel factoren, maar een goede binding met de school is sowieso wel van groot belang. De band met het onderwijs doorknippen blijkt dus zeker niet de juiste formule. Net daarom zetten scholen in op een gunstig leer- en ontwikkelklimaat door een sterke leerlingenbegeleiding en een goede, brede basiszorg. Van onze kant doen we daar in deze regeerperiode trouwens heel wat extra inspanningen voor. We zorgen voor een extra versterking van het bestaande lerarenkorps voor die 0 en 1, voor die basiszorg en verhoogde zorg, via de pedagogische begeleidingsdiensten, maar ook via ons Leerpunt.
Iedereen op school heeft een rol op het vlak van individuele leerlingenbegeleiding en het uitwerken van een beleid dat inzet op preventie van vroegtijdig schoolverlaten. Scholen werken daarvoor natuurlijk in eerste instantie samen met hun CLB en met de pedagogische begeleidingsdiensten. Voor de pedagogische begeleidingsdiensten wordt trouwens ook jaarlijks 3,5 miljoen euro extra voorzien, minstens tot het einde van deze regeerperiode, om de scholen extra te ondersteunen. Dat is dus nog eens naast die extra middelen die we voorzien hebben via Leerpunt.
De NAFT's komen pas aan bod wanneer er een interventie nodig is in een concreet geval en zijn dus aanvullend bij dat ondersteuningskader. De school kan een beroep doen op de ondersteuning van NAFT via het CLB.
De naadloos flexibele trajecten zijn ontstaan in 2019 vanuit de samenvoeging van de persoonlijke-ontwikkelingstrajecten en de time-outprojecten. Daar werd één doelstelling sterk in de verf gezet, namelijk re-integratie in een schoolse setting. Vanuit de regelgeving werd daarom ook voorzien dat de NAFT-aanbieder ook aan de slag kan met een klas- of een schoolteam. De NAFT-aanbieders doen dat vandaag. De ervaring van die aanbieders leert dat het beter is om zo vroeg mogelijk de klas binnen te gaan en zo vroeg mogelijk contact te hebben met de leerling in de klas of de school en de band tussen leerling en school in zo weinig mogelijk gevallen te gaan doorknippen.
De NAFT-werking is dus pas gestart in het schooljaar 2019-2020. Zoals gezegd, is dat gepaard gegaan met een overdracht van een budget van 8,5 miljoen euro van Onderwijs naar Welzijn. Voor zo'n budget mogen we toch ook enige verwachtingen vooropstellen. We zijn dus zeker vragende partij voor een evaluatie, en desgevallend ook een bijsturing als dat nodig is. Ook in dit debat zullen we zeker rekening moeten houden met een nuancering door de impact van corona. We steunen ook de vraag naar wat er mogelijk is voor het basisonderwijs. Ik denk dat de NAFT-sector ook de nood voelt in het basisonderwijs. Men is een oefening daaromtrent aan het maken. Ik ben via de administratie in dialoog rond NAFT met het agentschap Opgroeien, de bevoegde administratie. En als dat nodig blijkt, neem ik vanzelfsprekend ook contact op met de bevoegde collega-minister.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, waar de budgetten ook zitten, of NAFT nu budgettair overgegaan is naar Welzijn of niet, ik denk dat die scheiding zeer artificieel is. Die is er misschien op papier, op het vlak van budgetten en in de hoofden van de beleidsmakers, maar ik denk dat het superbelangrijk is dat die twee beleidsdomeinen, zeker als het gaat over zaken zoals schooluitval, problemen en schorsingen, veel en veel dichter bij elkaar komen en met elkaar samenwerken.
Er is een overleggroep basisonderwijs, van een dertigtal professionals uit Onderwijs en Welzijn. Zij willen zich de problematiek van schooluitval, preventie van problemen en schorsingen en dergelijke, aantrekken en willen daar ook vroeg genoeg mee beginnen. Ze hebben een visienota opgesteld, een studiedag gehouden en beleidsaanbevelingen opgesteld. Bent u bekend met die groep, minister? Hebt u die visienota en de beleidsaanbevelingen al ter harte genomen?
Op die studiedag werd er heel duidelijk voor gepleit om vroeg genoeg te starten, preventief, nog voor er problemen zijn, en om inderdaad te zorgen voor ondersteuning in het basisonderwijs. Het is dus echt het optrekken van NAFT: enerzijds vroeg genoeg, anderzijds ook voor die kinderen die echt schoolloos zijn na een schorsing, zodat zij ook op een deftige manier begeleid en opgevangen worden. Kent u die groep, minister? En bent u bereid om daarmee in overleg te gaan?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, normaal gezien zou collega Krekels deze tussenkomst houden, maar ze zit nog vast in het verkeer naar aanleiding van een ongeval vóór haar.
Maar in ieder geval wil ik een paar zaken bespreken over die NAFT's.
Wij stellen ons een eerste vraag omtrent leerlingen die in een dergelijk NAFT terechtkomen, en dan eigenlijk vooral leerlingen die in een inclusietraject zitten, maar beter op hun plaats zouden zijn in het buitengewoon onderwijs, omdat er daar een betere omkadering is voor hun specifieke problemen, meestal ook gedragsproblemen. Is zo'n NAFT voor hen wel aangewezen? Is daar een monitoring van, zodat we zicht hebben op welke leerlingen, al dan niet met een gemotiveerd verslag, in zo’n NAFT terechtkomen, terwijl er misschien beter naar het buitengewoon onderwijs gekeken wordt?
Twee, een NAFT kan misschien wel een meerwaarde hebben voor kinderen en jongeren met een mindere schoolbinding. Heel wat SES-kenmerken (socio-economische status) zien we daar ook. Maar kunnen we geen duidelijker onderscheid maken tussen de leerlingen waarover sprake is? Heeft het NAFT daar een rol of zien we in die onderscheiden eerder andere actoren: CLB’s, pedagogische begeleiding, andere actoren? We willen niet zeggen dat die daar niet thuishoren, maar wel een duidelijk zicht krijgen op die groep en welke ondersteuning ze nodig hebben.
Ten slotte, er zijn ook nog andere initiatieven die een voorbeeld hebben. Collega Krekels had als voorbeeld het werkervaringscentrum De Pompoenerie in Houtem. Die hebben blijkbaar interessante zaken gedaan waar collega Krekels van op de hoogte is. Louter naast die time-outprojecten, is het mogelijk om ook die projecten op te nemen? Ik ben zelf niet in De Pompoenerie geweest, dus ik kan alleen maar verwijzen naar de ervaringen die collega Krekels daar heeft uit gehaald.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord en collega, voor de vraag. Ze is inderdaad gelinkt aan de vraag die we gisteren in de plenaire vergadering besproken hebben, toen we het gehad hebben over de schorsingen. Het CLB roept op om preventief in te zetten en zo vroeg mogelijk actie te ondernemen om een verbindend schoolklimaat te kunnen realiseren.
De groep waarnaar verwezen wordt, is mij ook bekend. Het is belangrijk om te schetsen dat een NAFT altijd een gevolg is van een speciale casus, van een situatie die er is in een school, in een klas. NAFT's kunnen niet in de plaats komen van de opdracht van de CLB’s en de pedagogische begeleidingsdiensten. Het is dus heel belangrijk dat dat opzet van dat verbindend schoolklimaat altijd samen wordt gevormd met Welzijn en Onderwijs, dat dat niet apart gebeurt.
Heel specifiek naar het basisonderwijs toe, minister, is het belangrijk dat de noden die er zijn in het basisonderwijs, in kaart gebracht worden en we op die manier op zoek gaan, los van de casussen, hoe we de basisscholen, en ook de CLB’s en de pedagogische begeleidingsdiensten, kunnen ondersteunen. Ik hoop dat u die visie deelt.
Ten slotte ben ik zeer geïnteresseerd in het actieplan tegen schooluitval. Kunt u daar misschien al een tipje van de sluier oplichten omtrent de timing?
Minister Weyts heeft het woord.
Niet alleen de financiering van NAFT, maar NAFT als bevoegdheid is verschoven naar Welzijn, inclusief de regelgeving. Het is dus evident dat het beleidsdomein in kwestie – en het gaat in dezen heel specifiek over het agentschap Opgroeien –, de lead neemt. Dat is de evidentie zelve. Dat belet niet dat het agentschap en het Departement Onderwijs en Vorming nauw blijven samenwerken, gelet op de doelgroep – namelijk leerplichtonderwijs – en de centrale doelstelling, namelijk herintreding in het leerplichtonderwijs, maar alle contacten verlopen in eerste instantie via het beleidsdomein Welzijn, en heel concreet het agentschap Opgroeien.
Ik kom tot uw specifieke vraag over De Pompoenerie. Ik weet dat er een subsidieaanvraag daarover op mijn tafel ligt, en ook heeft gelegen. We hebben die daarvoor dus altijd wel ondersteund, en ik vermoed dat we dat zullen blijven doen, op grond van een positieve evaluatie. Maar dat moet ik nog bekijken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik denk dat het goed is dat de collega’s dat ook bijtreden: dat het super belangrijk is dat Onderwijs en Welzijn heel nauw en heel goed samenwerken, en dat die scheiding op het vlak van onderwijs en preventie zeer artificieel is.
U hebt nog niet geantwoord op de vraag of u bereid bent om in overleg te gaan met die groep, die toch wel heel duidelijk die visie en die aanbevelingen heeft geformuleerd. Volgens mij zit daar echt heel goed, nuttig en veel ‘eten en drinken’ in, om dat preventieve beleid te gaan versterken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.