Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Eind oktober presenteerde de commissie Beter Onderwijs haar langverwachte rapport om de dalende onderwijskwaliteit een halt toe te roepen. De commissie onder leiding van Philip Brinckman kreeg hiertoe van de minister de opdracht in de nasleep van de onderwijsdiscussie als gevolg van de voor Vlaanderen desastreuse PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) en moest een van de hefbomen worden om onze onderwijskwaliteit een boost te geven. Het rapport ‘Naar de kern: de leerlingen en hun leer-kracht’ bevat 58 evidence-informed aanbevelingen, waarvan een deel voornamelijk naar de overheid gericht is, maar het merendeel vooral of zelfs exclusief bedoeld is voor scholen en inrichtende machten als vormgevers van de concrete school- en klaspraktijk.
Volgens recente mediaberichten blijkt echter dat er zes maanden na de publicatie van het rapport nog altijd amper zicht is op concrete acties die het onderwijs sindsdien heeft ondernomen of zal ondernemen. De heer Brinckman ging de voorbije maanden nochtans de boer op met zijn rapport om iedereen van die inzichten te overtuigen. Volgens hem is er wel veel interesse en goede wil om met de voorstellen aan de slag te gaan, maar niet overal is men overtuigd van de urgentie van het probleem.
Critici verwijten vooral de koepels een gebrek aan daadkracht of op zijn minst een gebrek een stevig signaal dat ze de aanbevelingen ter harte nemen. Zo verklaarde Dirk Van Damme dat er na zovele maanden nog steeds geen enkele inhoudelijke publieke reactie was van koepels. “Wanneer pedagogische consensus in vraag wordt gesteld, overheerst omerta”, aldus Van Damme. Wouter Duyck, zelf ook een van de leden van de commissie, stelde het als volgt: “De onderwijsverstrekkers blijven in gebreke. De focus op basisvaardigheden kan je vrij snel realiseren zonder grote onderwijshervorming, bijvoorbeeld door meer lestijd aan lezen te besteden. Ik heb daar nog steeds niets van gezien. Ik heb niet het gevoel dat er sinds ons rapport veel in gang is gezet. Hallucinant, als je kijkt naar de achteruitgang van onze leerlingen voor lezen en wiskunde.”
Minister, hoe evalueert u de klachten van bepaalde leden van de commissie Beter Onderwijs en andere onderwijsexperten? Deelt u deze bezorgheden?
U overlegt natuurlijk zeer vaak met de onderwijsverstrekkers. Maar welke overlegmomenten zijn er al geweest tussen u en/of uw kabinet met de onderwijsverstrekkers over of op basis van de bevindingen van het rapport dat we net hebben aangekaart? Wat waren daar de conclusies? Zijn er als resultante hiervan engagementen aangegaan door de onderwijsverstrekkers? Indien niet, waarom niet?
Welke initiatieven zult u nemen om de bevindingen van de commissie Beter Onderwijs meer weerklank te doen vinden op de concrete klasvloer? Hoe zult u ervoor zorgen dat binnen ons onderwijs de evidence-informed praktijken, die zich niet zozeer op beleids-, maar op school- en klasniveau situeren, effectief meer in de praktijk worden gebracht? Zult u hier een meer actieve of meer aanmanende rol opnemen tegenover de onderwijsverstrekkers? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is begrijpelijk en het siert de commissie Beter Onderwijs dat ze voortgang wil zien in de uitvoering van het aangeleverde advies. Verschillende commissieleden hebben ook al een aantal maanden, en telkens onder voorzitterschap van de heer Brinckman, deelgenomen aan vele overlegmomenten met schoolbesturen, sociale partners, onderwijsverstrekkers, adviesorganen, bedrijven en sectoren. Ook hebben we de afgelopen maanden met mijn kabinet op regelmatige basis besprekingen gevoerd rond een aantal grote thema’s uit het rapport, zoals de professionalisering van de leerkracht, het kenniscentrum en het herwaarderen van het lerarenberoep, waarbij we effectief wel elementen meenemen in ons beleid – in de mate dat we dat zelf natuurlijk kunnen en mogen.
Ik vind deze aanpak ook correct, zo’n proces heeft tijd nodig. Globaal kan ik vaststellen dat er een ruime bereidheid tot dialoog is bij alle stakeholders, maar dat men niet altijd op eenzelfde golflengte zit met betrekking tot de aanbevelingen. Dat is natuurlijk evident, iedere partner bekijkt dat rapport vanuit zijn eigen invalshoek en verantwoordelijkheden. Het is belangrijk dat er een evenwicht ontstaat tussen de sense of urgency van het rapport en de tijd die nodig is om de zaken ten goede te keren. De onderwijsverstrekkers zijn daarbij natuurlijk van cruciaal belang, net als de overlegmomenten met de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement. Het is net de bedoeling om tot een grote mate van consensus te komen over welke richting we uit moeten, om iets te doen aan de kwaliteit van ons onderwijs en te komen tot een beter onderwijs.
De verdere stappen zijn dus inderdaad nog niet afgeklopt, om de eenvoudige reden dat ik het ontzettend belangrijk vind dat we er een uitvoerig debat over kunnen voeren, en we kunnen komen tot een maximale consensus en een maximaal draagvlak. Het is ook zo dat de commissie Beter Onderwijs zelf toewerkt naar een momentum in het najaar, naar een evenement dat men in gedachten heeft voor dit najaar.
Om terug te keren op de vraag of ik reeds inga op de adviezen van het rapport en hoe ik een evidencebased praktijk verder op de klasvloer wil brengen: in het algemeen kan ik zeggen dat ons beleid toch gekenmerkt wordt door een grotere focus op kennisverwerving, de versterking van de basisvaardigheden en de wetenschappelijke onderbouw en meting van de Vlaamse onderwijseffectiviteit. Dat zijn aspecten die het rapport van de commissie Beter Onderwijs toch ook nadrukkelijk naar voren schuift. Diverse specifieke aspecten van de aanbevelingen – het zijn er wel wat, het zijn er 58 – zitten eigenlijk reeds mee in een waaier van beleidsmaatregelen, al zijn die interventies momenteel misschien minder duidelijk gelinkt aan het rapport van de commissie.
Het gaat om beleidsinitiatieven zoals de cao-afspraken, denk bijvoorbeeld aan de extra helpende handen in de kleuterklas, dat strookt met de aanbevelingen van de commissie Beter Onderwijs. De beleidsondersteuner en het versterken van de aanvangsbegeleiding zitten erin. Er is ook de focus op de kerntaken, waarvoor we in de cao 51 miljoen euro hebben vrijgemaakt, net om toe te laten dat leerkrachten zich meer kunnen concentreren op het lesgeven en minder op de administratie en toezichtstaken. Het debat over de vernieuwing van de lerarenopleiding en de professionalisering zijn we momenteel aan het voeren. Er is ook de versterking van het Nederlands – via de taalintegratietprojecten, maar evengoed de taalscreening, de koalatest –, de focus van de prioritaire nascholing op onder andere taal, de acties van het leesoffensief en de zomerscholen. Het beleid dat we nu hebben uitgerold rond hoogbegaafdheid strookt verder ook met de aanbevelingen. Er zijn ten slotte ook de initiatieven rond kansarmoede, Digisprong en Edusprong. Daar is dus wel wat congruentie, gelukkig.
Een van de belangrijkste punten die vervat zitten in de aanbevelingen, als ik dan zelf een onderscheid mag maken, is misschien net de oprichting van een kenniscentrum met betrekking tot pedagogische methodes die hun effectiviteit hebben bewezen, zowel wetenschappelijk als op de onderwijsvloer. Net daarom zijn we ook in groep naar Londen getrokken en hebben we een bezoek gebracht aan de Education Endowment Foundation (EEF). U weet wel, de coronatrip. Daar hebben we niet alleen een virus opgedaan, maar toch ook heel wat kennis over de werking van die stichting. Daaromtrent zijn we ook in dialoog met de Nederlanders. Zij staan al iets verder op dat vlak, maar werken ook samen met de EEF. Daaraan zou ik ook graag gestalte geven in Vlaanderen. Dat is, denk ik, een van de belangrijkste structurele ingrepen die we zouden kunnen doen en die worden gesuggereerd door de commissie Beter Onderwijs.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. U geeft aan wat u al allemaal hebt gedaan en waar in het rapport ook naar wordt verwezen. Bepaalde zaken kunnen we dus al afvinken. Maar u hebt zelf ook gezegd dat het misschien niet altijd duidelijk is waar de zaken zitten die een antwoord zijn op die 58 aanbevelingen. Dat zit dan ergens in. Ik denk dat het niet slecht zou zijn dat u of uw kabinet daar eens een lijstje van zou maken ten behoeve van onze commissie, zodat we eens kunnen kijken wat er al gebeurd is, wat er al is af te vinken, wat er nog moet gebeuren en waarin we nog niet ver staan. We willen allemaal in diezelfde richting evolueren naar beter onderwijs. Er is dus nog werk aan de winkel. Ik denk dat dat wel handig zou zijn. We hebben nog wel een gesprek met de commissie, want dat is uitgesteld en dat zal ook wel een elementje zijn, maar ik denk dat we daar allemaal samen aan moeten werken om dat zo grondig mogelijk aan te pakken, zodat de mensen van de commissie het gevoel krijgen dat er niet alleen naar hen wordt geluisterd maar dat er ook iets mee wordt gedaan. Dat is voor ons heel belangrijk.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, collega Laeremans, voor uw terechte vraag. Wegens het feit dat die nog eens in de commissie op de agenda staat en hier ook mensen aanwezig zijn die elke week een column schrijven en die versturen naar de scholen, denk ik dat dat er nog eens in kan staan. Voor schoolbesturen die een planning maken voor hun pedagogische studiedagen volgend jaar: ik denk dat het rapport Beter Onderwijs een perfecte aanleiding is voor een pedagogische studiedag en om rond de verschillende luiken met leerkrachten te gaan samenzitten en te kijken hoe men dit nu op de scholen gaat aanpakken. Ik denk dat dat een heel interessante oefening is. Niet alleen aanpakken, want er zijn ook al suggesties. Een schoolwerkplan is een term in Vlaanderen die zwaar klinkt, maar als ik directeur zou zijn, zou een schoolwerkplan voor mij dat rapport zijn. Er zit achteraan een lijst die je kunt overlopen. Je kiest daar de thema's uit waarmee je aan de slag kunt gaan, want je kunt niet tegelijkertijd op alles werken.
Ik wil langs deze weg ook een appel doen aan alles en iedereen die betrokken is bij het onderwijs om met dat rapport, dat is samengesteld door experten en mensen van de vloer, aan de slag te gaan, er dingen uit te halen en dat bekend te maken. Minister, ik denk dat het ook goed is om het telkens opnieuw voor te stellen op de ronde van Vlaanderen die u doet ter inspiratie en ter toelichting van verschillende beleidsinitiatieven. Misschien is het goed dat de commissie zelf een soort van aanbod maakt dat ze presenteert. Ik denk dat dat zinvol kan zijn voor iedereen. Ik ben in elk geval blij te horen dat u er zelf ook mee aan de slag blijft gaan en dat het dus niet in een schuif gaat.
Collega's, ik geef trouwens nog mee dat sommige scholen er blijkbaar wel mee aan de slag gaan maar er niet hard te koop mee lopen. Ik quote: “Want bij ons zijn er een aantal die dit niet zo een geweldig rapport vinden. Vandaar dat we een studiedag georganiseerd hebben rond onze schoolvisie en hen daar hebben ingeschoven zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven om geen opmerkingen te krijgen van bovenaf.” Dat zijn wel dingen waar ik mij zorgen over maakt.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat het goed is dat het rapport nog eens onder de aandacht komt. Ik deel daarin de visie van collega Daniëls.
Ik heb de grootste waardering voor de mensen die eraan gewerkt hebben, en zeker ook voor de voorzitter. Ik kijk uit naar 2 juli, wanneer we het rapport blijkbaar zullen bespreken. Die datum ligt ondertussen vast.
Ze hebben een aantal aanbevelingen gedaan, 58 dacht ik, en er zijn 10 speerpunten. Ik neem aan dat we die niet allemaal meer zullen realiseren binnen de komende twee jaar. De vraag is ook of het wenselijk is om ze allemaal te realiseren. Ik doe daar vandaag geen uitspraak over. Ik zou wel willen vragen, als we er 10 of 15 kunnen doen, welke dat moeten zijn. Ik zou graag van hen weten of ze er ook een prioritering in steken. Vandaag is dat niet het geval. Ik weet ook wel dat de zaken onderling met elkaar verbonden zijn, maar ik wil toch zeker weten waar we de komende twee jaar echt op moeten inzetten. Het is niet zo dat zij het beleid moeten bepalen, voor alle duidelijkheid, maar ik had wel graag een advies gekregen om te kijken hoe we er vervolgens mee aan de slag moeten. Het is geen echte vraag aan de minister, maar een appreciatie van mij over het werk van de commissie.
Ik hoor vooral het woord ‘consensus’. Consensusfiguren zijn voor onze partij altijd belangrijk. (Gelach)
Maar ik herinner me vooral, collega’s, dat een aantal mensen binnen het onderwijs aangegeven hebben dat het rapport dat hier op tafel ligt geen receptenboek is waaruit zomaar wat zaken gehaald kunnen worden. Iemand gaf aan dat er heel wat juiste zaken in staan, maar dat men daar lokaal een aantal zaken uit moet kiezen. In het rapport staat ook dat men hoopt een bescheiden bijdrage te kunnen leveren “om deze vonk in het onderwijs te doen overslaan in het belang van het geluk van alle leerlingen en het welzijn van de wereld”.
Collega’s, ik wil nogmaals benadrukken dat we er alle aandacht aan moeten schenken dat het de schoolbesturen zijn die een visie uitzetten – wat mij betreft samen met leerlingen, leerkrachten, ouders en directies – inzake de lijn die ze kiezen om hun schoolbeleid waar te maken. Ik denk dat het vandaag belangrijk is dat men daarmee aan de slag gaat en dat het lokaal afgestemd wordt.
Minister, u hebt niet verwezen naar de cao. (Opmerkingen)
Dan heb ik dat niet gehoord.
Ik denk dat we hier toch ook eens ons licht willen laten schijnen op dat kenniscentrum. Hoe verhoudt dat zich precies tot de andere, bestaande kennisinstellingen? Hoe ziet u dat? Wat is daarvoor de timing?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we zeker en vast, naar aanleiding van de bespreking in deze commissie, een lijstje kunnen opstellen, een soort dashboard, met een stand van zaken, met de aanbevelingen die we al uitgevoerd hebben maar ook met de aanbevelingen die ik niet wil uitvoeren en de redenen daarvoor, bijvoorbeeld omdat het politiek moeilijk haalbaar is. Voor alle duidelijkheid: heel wat schoolbesturen hebben dit rapport ondertussen wel geagendeerd. Ik denk dus dat dat wel wat begint te leven in het onderwijsveld. Ik neem natuurlijk ook een en ander mee in mijn eigen Ronde van Vlaanderen.
Ik heb begrepen dat jullie nog eens gaan samenzitten op 2 juli. Misschien kan ik daarna met een dashboard komen en ook met een stand van zaken met betrekking tot het kenniscentrum. Met deze eerste verkennende trip wilde ik ook het signaal geven dat we dit samen, met volledige betrokkenheid, tot stand wilden brengen. We willen daarbij ook de pedagogische begeleidingsdiensten meenemen, waarnaar u in uw vraagstelling verwees. We proberen dus opnieuw om consensueel een kenniscentrum tot stand te brengen dat hopelijk structureel een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister. Ik ben blij dat u zegt dat er een dashboard of iets dergelijks zal komen zodat we kunnen bekijken wat al gerealiseerd is, wat nog in de pijplijn zit voor de komende jaren en wat u eventueel niet wenst te doen. Dat kunnen we dan opnieuw bespreken. Ik denk dat het belangrijk is dat we dit boek dat ons bezorgd is niet loslaten en dat we dat thema zeer grondig verder bekijken om ons onderwijs te verbeteren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.