Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, vorige week hebben we kennis kunnen nemen van een onderzoek van de VUB. Uit een nieuwe reeks van correspondentietesten blijkt dat er minder discriminatie plaatsvindt op basis van etnische herkomst op de Antwerpse huurwoningmarkt. Concreet gaat dat over mensen met vreemde achternamen. Ten opzichte van de nulmeting in 2020 daalde het aantal mensen met een niet Vlaams klinkende naam die niet werden uitgenodigd met maar liefst 7 procentpunten tot 10 procent. Ik vond dat toch een opmerkelijke daling die daar werd vastgesteld. 10 procent blijft zeker nog altijd te veel, maar we kunnen wel spreken over een indrukwekkende daling op een jaar tijd.
Wat me echter ook heel erg opviel, was dat er wat betreft de groep van mensen die zich met een rolstoel bewegen, heel weinig beweging zit in de cijfers. In 2020 werd 36 procent niet uitgenodigd, in de vervolgstudie was dat 34 procent. Er is dus weinig verbetering te merken. De stad Antwerpen, waartoe dit onderzoek zich beperkt, heeft al aangegeven te zullen starten met een campagne rond redelijke aanpassingen. Dat lijkt mij positief.
Minister, hoe evalueert u deze resultaten vanuit de beleidsdoelstelling rond een toegankelijke huurmarkt? In het Woonbeleidsplan Vlaanderen, dat we vorige legislatuur hebben opgemaakt, worden bij het luik ‘toegankelijkheid van de woningmarkt’ enkel doelstellingen geformuleerd met betrekking tot afkomst, inkomen, OCMW-waarborg of niet, en alleenstaande ouders. Moet dat in het licht van deze cijfers niet herbekeken worden en explicieter als beleidsdoelstelling geformuleerd worden met de daaraan gekoppelde nodige operationalisering?
We hebben in deze commissie en in uw beleid al veel aandacht gehad voor aangepast wonen. Plant u specifiek ten aanzien van de private huurmarkt maatregelen om het aanbod aangepaste woningen – want ik ga ervan uit dat dat het grote probleem is bij deze doelgroep – en de bereidheid tot redelijke aanpassingen vanwege de verhuurder te verhogen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw vragen, mevrouw Jans. Ik stel met u vast dat de daling van mensen met een rolstoel die niet uitgenodigd worden door verhuurders, minder sterk is dan die van personen van etnische herkomst. Voor die personen speelt natuurlijk ook het gegeven mee dat zij een rolstoelaangepaste of minstens een rolstoeltoegankelijke woning nodig hebben. Als zij niet worden uitgenodigd, zal het mogelijk ook vaak gaan om woningen die onvoldoende aangepast zijn. In sommige gevallen zal de verhuurder geen redelijke aanpassingen aan de woning kunnen doen om die toegankelijk of aangepast te maken. Er kan dan ook niet automatisch geconcludeerd worden dat als deze kandidaat-huurders niet uitgenodigd worden, we te maken hebben met discriminatie.
Ik wil daarbij verwijzen naar het Gelijkekansendecreet. Daarin wordt bepaald dat het weigeren van redelijke aanpassingen aan de woning voor een persoon met een handicap een specifieke vorm van discriminatie vormt. Als aanpassing wordt beschouwd: elke concrete maatregel, van materiële of immateriële aard, die de beperkende invloed van een onaangepaste omgeving op de participatie van een persoon met een handicap neutraliseert. De verhuurder kan dus een kandidaat-huurder weigeren vanwege een handicap, indien de verhuurder kan aantonen dat er geen redelijke aanpassingen mogelijk zijn.
Er zijn geen nieuwe maatregelen gepland om het aanbod aan aangepaste woningen en de bereidheid tot redelijke aanpassingen vanwege de verhuurder te verhogen. Om een betaalbare en kwaliteitsvolle woning voor eenieder zo veel mogelijk te realiseren, zijn er een aantal instrumenten binnen het woonbeleid, die huurders op de private huurmarkt ondersteunen. De belangrijkste maatregel in het kader van aangepast wonen is de huursubsidie, die een huurder kan aanvragen bij het verhuizen van een slechte of onaangepaste woning naar een goede, aangepaste woning op de private huurmarkt. Een onaangepaste woning is een woning die niet is aangepast aan de fysieke mogelijkheden van bejaarden of personen met een handicap. Personen ouder dan 65 jaar en personen met een handicap kunnen die huursubsidie voor onbepaalde tijd krijgen en hoeven zich niet in te schrijven op de wachtlijst van een sociale huisvestingsmaatschappij.
Daarnaast wil ik ook verwijzen naar de aanpassingspremie, een verbouwingspremie om de woning veiliger en toegankelijker te maken voor 65-plussers, door bijvoorbeeld een traplift te plaatsen. De premie kan worden aangevraagd door de bewoner of de verhuurder van een woning.
Ook het actieplan antidiscriminatiebeleid op de private huurmarkt wordt verder opgevolgd. In dat plan is een belangrijke rol weggelegd voor de lokale besturen. Uit het subsidiekader voor de intergemeentelijke samenwerking volgt de verplichting om een lokaal meldpunt te installeren waar inwoners terechtkunnen voor meldingen inzake discriminatie op de private huurmarkt. Naast inspanningen van de lokale besturen vormt zelfregulering een tweede pijler van het actieplan. Met de betrokken koepelorganisaties werd een convenant ondertekend waarin hun engagementen om hun leden te informeren, te sensibiliseren en te empoweren, werd opgenomen.
Naast de instrumenten binnen het woonbeleid, zijn er uiteraard ook instrumenten binnen het beleidsdomein Welzijn. Zo kan men bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) een tegemoetkoming voor hulpmiddelen en aanpassingen aanvragen. Ook woningaanpassingen in functie van het gebruik van een rolstoel zijn inbegrepen in de lijst waarvoor men een tegemoetkoming kan vragen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord. Ik deel inderdaad uw eerste vaststelling, wanneer het gaat over mensen in een rolstoel. Ik kon uit uw antwoord niet helemaal opmaken of deze mensen nu niet werden uitgenodigd en geen enkele reactie kregen, of dat ze bijvoorbeeld een mail kregen waarin stond: het appartement ligt op de tweede verdieping, het is een oud appartement met smalle deuren en we hebben geen lift. Hiermee wordt eigenlijk gezegd: u hoeft niet te komen, want het heeft geen zin. Dat vond ik wat moeilijk uit te maken, maar ik deel uw mening dat wanneer je vanwege logische redenen aangeeft dat een bezoek niet zo zinvol is, dit geen discriminatie is. Daar moeten we dus wel wat rekening mee houden.
Ik heb nog een bijkomende vraag, minister. Vanuit Wonen en Welzijn bestaan er inderdaad een aantal zaken, waaronder premies en huursubsidies. Als ik zie dat de stad Antwerpen zal starten met een campagne rond redelijke aanpassingen, vraag ik me soms af of bij verhuurders en huurders voldoende bekend is wat er allemaal bestaat. Welke rol zien we daar weggelegd voor de lokale besturen? Kunnen wij vanuit Vlaanderen nog wat meer opnemen? Er bestaat heel wat, maar ik stel toch vast dat het niet altijd bij de mensen zelf terechtkomt. Er is echt nog wel marge om te werken rond toegankelijkheid, bij nieuwbouw, maar ook in bestaande woningen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik las het ook in de vraag van collega Jans, maar ik weet niet of we zo ver moeten gaan om nieuwe toegankelijkheidsnormen op te leggen voor reeds bestaande woningen op de private huurmarkt. Er bestaan daarvoor meerdere redenen. Eén ervan is omdat wij geen zicht hebben op hoe groot de reële vraag is. Wat wil zeggen dat, als we toch een algemene toegankelijkheidsvereiste zouden invoeren of opleggen, die kosten gewoon doorgerekend zullen worden in de huurprijs.
Waar we misschien wel over kunnen nadenken, is om voor grote en nieuwe projecten van grote bouwpromotoren een bepaald minimum aan aangepaste woningen op te leggen. Als ik me niet vergis, vereisen lokale verplichtingen binnen de omgevingsvergunningen voor nieuwe projecten vandaag al dat een aandeel van het project uit sociale woningen bestaat. Voor alle duidelijkheid, ik zeg dat we daar misschien over moeten nadenken, omdat ik er zelf nog niet uit ben. Mijn vraag aan u, minister, is dan ook: hoe ziet u dat zelf, om dat op te leggen aan grote bouwpromotoren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Bedankt. Eerst en vooral, mevrouw Jans, ik kan altijd meer inzetten op communicatie. Maar uit ervaring en uit wat ik van mensen verneem, weet ik dat de grote projectontwikkelaars alle ondersteuningsmechanismen kennen. Die zijn natuurlijk op de hoogte. Het merendeel van de particuliere verhuurders kent ze ook wel, dikwijls omdat ze zich laten bijstaan door een immokantoor, dat ervan op de hoogte is. Mijn ervaring leert me dat ook anderen heel goed op de hoogte zijn, zowel van wat wettelijk mogelijk is als van premies en dergelijke waarop ze een beroep kunnen doen. De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS’en) sensibiliseren daarrond. Ook de lokale besturen hebben er altijd wel een aanspreekpunt voor. Ik denk dat er dus wel al op ingezet wordt.
Het opleggen van een minimum aan aangepaste woningen is natuurlijk voor een stuk de bevoegdheid van de lokale besturen, die bevoegd zijn voor ruimtelijke ordening en stedenbouw. Maar ik denk ook dat je moet opletten, want wat is de vraag precies voor aangepaste woningen en dergelijke? Ik ben ervan overtuigd dat men er in het kader van stedenbouw in de algemene regelgeving binnen de lokale besturen al rekening mee houdt. Maar om nog dingen te gaan opleggen, daar heb ik mijn twijfels over.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor de bijkomende antwoorden. Ik denk dat het goed is dat we goed blijven nadenken over hoe we onze huurmarkt, onze woningmarkt op alle vlakken zo toegankelijk mogelijk maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.