Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Op 27 april bracht de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) advies uit over een aanpassing van de schoolvakanties. Iets vroeger dan aangekondigd, want het zou normaal gezien pas in juni worden gegeven, samen met het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). Waarschijnlijk hebben de recente ontwikkelingen in de Franse Gemeenschap gezorgd voor wat meer urgentie in dit dossier.
De SERV zegt duidelijk in zijn advies dat er op maatschappelijk vlak een grote urgentie is om het leerverlies aan te pakken, iets wat eenieder in deze commissie overigens zal ondersteunen. De SERV formuleert het als volgt: “De huidige organisatie van het schooljaar mag zeer vertrouwd zijn bij leerlingen, gezinnen en ondernemingen maar de lange zomervakantie in de bestaande kalender zorgt bij veel leerlingen voor zomerleerverlies met cumulatieve effecten op lange termijn.” Er wordt daarbij in het advies ook verwezen naar het onderzoek van professor De Witte die stelde dat de summer learning loss oploopt tot een maand, vier weken. Een leerverlies dat iedereen raakt op het vlak van wiskunde. Bij kwetsbare kinderen is er op het vlak van taal bovendien een sterk verlies dat oploopt tot drie maanden.
De SERV geeft ook aan dat de zomerscholen geen alternatief zijn voor een spreiding van de schoolvakantie. Iets wat sommigen wel eens durven te poneren, wat geenszins betekent dat de zomerscholen geen goede zaak zijn, wel integendeel. De capaciteit van het aantal leerlingen die aan de zomerscholen kunnen deelnemen is daarvoor te beperkt.
Uit de bevraging die de SERV heeft gedaan blijkt ook dat de economische impact van een dergelijke hervorming beperkt is. Vanuit het kusttoerisme is er geen veto. Volgens de sector zou een spreiding van de schoolvakanties een beperkte impact hebben op het aantal toeristen en hun besteding aan de kust. Ook de bouwsector geeft aan geen bezwaar te hebben tegen een spreiding van de schoolvakanties, omdat het bouwverlof nu al verschillend is per regio.
De SERV geeft ten slotte ook aan dat een spreiding van de schoolvakanties een positieve impact zal hebben op de jeugdzorg en de sector van de kinderzorg. In de jeugdzorg is er op het einde van de zomervakantie namelijk meer stress, wat zich uit in meer agressie. Voor de sector van de kinderzorg biedt een spreiding van de schoolvakanties mogelijkheden om de vakantie van de werknemers beter te spreiden. Kortom: de maatschappelijke baten zijn onmiskenbaar positief, de economische impact is eerder beperkt.
Om deze reden, minister, had ik u graag de volgende vragen willen stellen:
Hoe staat u tegenover het advies van de SERV? Welke conclusies verbindt u hier zelf aan?
Heeft het vervroegd advies van de SERV ook een impact op de timing van het advies van de Vlor? Hebt u daar verdere informatie over?
Hoe ziet u, minister, het verdere verloop van het beslissingsproces, nu het dossier in een duidelijke maatschappelijke versnelling zit?
Minister Weyts heeft het woord.
Het advies van de SERV is natuurlijk een van de adviezen die rond dit thema opgeleverd worden. Conclusies aan één advies verbinden is niet zo aangewezen. Het ene advies, zoals dat van het gemeenschapsonderwijs, is een reorganisatie van het schooljaar wel genegen, andere adviezen zijn dat dan weer niet. Ik verwijs naar de Algemene Centrale der Openbare Diensten (ACOD) en de Christelijke Onderwijscentrale (COC), alsook Voka, dat zegt dat er toch problemen zijn. De Vlaamse Scholierenkoepel was ook heel uitgesproken tegen. Ik zal me dus ook niet vastpinnen op individuele adviezen van strikt individuele vertegenwoordigers of belangengroepen. Ik denk dat de oefening vooral bestaat in het samenleggen van alle adviezen en informatie die de nodige inzichten moeten opleveren.
Ik wil een advies ook niet herleiden tot zijn conclusie. We moeten inhoudelijk ook gewoon de belangen afwegen die daar spelen. Ook het advies van de SERV is eigenlijk niet te herleiden tot ‘voor of tegen’. Er zijn verschillende nuances, het is geen onverdeeld pleidooi voor de reorganisatie van het schooljaar. Ik denk dat u uw enthousiasme daar wat projecteert. Ik citeer even de titel van hun persbericht: “SERV doet de deur niet dicht voor aanpassing schoolkalender, maar nu niet het juiste moment”. Met alle eerbied, maar wij noemen dat in de politiek soms een ‘milquetisme’, waarbij men in een onderhandeling een zin probeert te formuleren waar eenieder zijn waarheid wat in kan terugvinden, al naar gelang de invalshoek. Dat is in deze toch misschien wel een beetje zo, want verder staat er, en ik citeer opnieuw: “Zo’n ingrijpende hervorming vraagt meer tijd en debat met alle betrokkenen. Ook de gevolgen voor ondernemingen en sectoren moeten eerst in kaart worden gebracht. Bovendien recupereren onderwijs en economie nog volop van de coronapandemie en krijgen ingrijpende hervormingen zoals de invoering van nieuwe onderwijsdoelen momenteel hun beslag. Dat alles maakt glasheldere conclusies over een aangepaste schoolkalender moeilijk en vooral overhaaste beslissingen onwenselijk.” Dat is niet ja of neen, integendeel.
We wachten dus nog op het advies van de Vlor, dat inderdaad aangekondigd is tegen juni. Ik denk ook niet dat dat vroeger zal zijn, maar of het uiteindelijk mei of juni is, dat zal het grote verschil niet maken. Het is ook aan de Vlor zelf om te beslissen of ze al dan niet sneller willen gaan met dat advies. De Vlor heeft zijn eigen timing, dus ik denk dat we op grond daarvan desgevallend wel wat knopen zullen kunnen doorhakken.
De heer De Gucht heeft het woord.
Tenzij het natuurlijk een titel is die ze zelf geschreven hebben, maar het leert me dat het soms iemand anders is die boven een artikel de titel zet. Maar als ik het rapport zelf lees …
Dat was de titel van het persbericht. (Opmerkingen)
Ik lees het rapport eerder positief. Dat zal u niet verbazen. (Opmerkingen)
Als je schrijft en dat is een vaststelling die men maakt, dat er een maand verlies is en dat bij mensen met kinderen die de taal bovendien niet of moeilijk machtig zijn, dat verlies oploopt tot drie maanden, dan kun je je de vraag stellen in een maatschappij die divers samengesteld is als die van ons of het dan niet onze plicht is om ervoor te zorgen dat elk kind meekan. Als we dit vaststellen dat er een dermate groot verlies is, dan is het onze plicht om daar inderdaad op een correcte manier naar te kijken.
U zegt dat daar ‘enerzijds - anderzijds’ staat. Het is bijna alsof u het vergelijkt met bepaalde stromingen. Eerlijk gezegd denk ik dat we op een heel objectieve manier moeten vaststellen dat alle onderwijskundigen die zich hierover al uitgesproken hebben duidelijk stelling nemen. Kijk naar wat de SERV nu schrijft, kijk naar op welke manier scholieren ernaar kijken. Men zegt dat scholieren ertegen zijn: nee, scholieren zijn er op zich niet tegen als het gaat over een verplaatsing van de weken, met andere woorden dat hun vakantie niet afgeschaft wordt met twee weken, maar dat die beter gespreid wordt. Daar is eigenlijk meer dan 50 procent voor. Dan is er nog een groter percentage voor, maar wel liefst om het binnen drie jaar door te voeren, op het moment dat zij afgestudeerd zijn. Dan lijkt het er toch enigszins op dat ze er een zeer subjectieve kijk op hebben en niet noodzakelijk naar het algemeen nut kijken.
Beste collega’s, beste minister, dit is een discussie die we moeten aangaan. Laat ons daar alstublieft een groot debat over voeren. Daar heb ik geen probleem mee. Als je naar alles kijkt wat vandaag al naar voren gekomen is, kun je niet anders als commissie van Onderwijs, als Vlaams Parlement actie ondernemen om ervoor te zorgen dat wij dat 'summer learning loss' dat toch over aanzienlijk veel weken gaat, moeten tegengaan. Als dit een middel kan zijn – ik zeg niet dat dat alles gaat oplossen – om het ten dele op te lossen, dan moeten we die kans grijpen.
We hebben al regelmatig tussenkomsten gehad over economische impact. De realiteit is dat dit ook in Franstalig België doorgevoerd wordt. Voor alle duidelijkheid: ik zeg dat niet om een discussie te starten over het al dan niet onafhankelijke van ons bestuur op onderwijsvlak in Vlaanderen. Maar het is wel een realiteit dat als je daarnaar kijkt, de economische impact voor Brussel en de Rand daar ook groot is door het feit dat die twee systemen los van elkaar lopen. Dat zijn niet mijn woorden. Dat zijn de woorden van onder andere ondernemers in Brussel en in de Rand. Ik wil dat gewoon allemaal kaderen.
Kunnen wij hierover een duidelijk debat houden met hoorzittingen waarbij we, als we inderdaad allemaal die rapporten hebben, dit hier kunnen doen? Ik neem aan er op zich weinig tegen is om daar een grondig debat over te houden, tenzij we dat op een symbolische ‘nee’ behouden omdat anderen het al gedaan hebben.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben het vandaag al gehad over water en stromingen. Ik maak graag een nuancering in dit debat. Er wordt gesproken over mensen met een subjectieve bril. Ik wil pleiten om via wetenschappelijk onderzoek na te gaan vanaf wanneer in Vlaanderen er effectief ‘summer loss’ optreedt. Is dat na drie weken, na vijf weken? Wat is het effect van een inkorting van de zomervakantie van negen naar zeven weken? Dat hoor ik graag. Daar hebben we geen studies over met Vlaamse data.
De zomerscholen zouden geen alternatief zijn. Ik kan me niet van de indruk ontdoen, als ik de teksten en het decreet zo lees, dat het toch het doel is om de leerachterstand in te perken, om te werken aan die zaken. Het is toch iets dat we aan elkaar moeten verbinden en ondersteunen, net omdat de leerlingen bij die zomerscholen gebaat zijn. Onze fractie vraagt dat die kinderen ook een volwaardige vakantie krijgen. Als de twee naast elkaar bestaan, heeft dat een effect. Dat was eigenlijk wat ik hier altijd heb gezegd en graag nog eens benadrukte.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega De Gucht, u hebt een aantal keren gezegd ‘ik lees in het verslag’. U haalt er dan een aantal zaken uit. Als ik hetzelfde rapport lees en ik zeg ‘ik lees’ en ik haal er andere zaken uit, dan zouden we tot een andere conclusie kunnen komen. Daarvoor moeten we opletten.
Als je tegen ouders – ik heb recent de test zelf gedaan, zeer interessant – zegt dat er twee weken zomervakantie minder zullen zijn, reageert een aantal dat dit goed zou uitkomen om de boel gepland te krijgen. Als je dan zegt dat er meer herfst- en krokusvakantie komt, reageren ze dat ze dan daar hetzelfde probleem krijgen, alleen zijn er dan nog minder initiatieven, want de studenten hoger onderwijs kunnen dan niets organiseren. Als je gewoon zegt dat er twee weken van de zomervakantie gaan, staan ze nergens. Ik stel voor dat we voorzichtig zijn met stukjes te lezen.
Ik stel wel vast dat het thema de gemoederen in de maatschappij roert. Alles hangt samen. Dat gaat over de gezinsvakantie plannen in bedrijven. Dat is een wettelijk recht. Als er twee weken minder zomervakantie zijn, krijgen die bedrijven de gezinsvakanties niet meer georganiseerd. Jeugdbewegingen hangen ook aan de alarmbel. De toeristische sector, zeker de binnenlandse, is ook ongerust. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Collega, als het hoogseizoen twee weken wordt ingekort, heeft dat een effect op de prijzen en dan zie ik armoedeorganisaties ook signalen geven. De minister zegt dat we alle input van alle kanten moeten verzamelen, want het raakt alle elementen van onze maatschappij. Dat moeten we samenleggen met het onderzoek rond ‘summer loss’. De vraag is welke leerlingen dat betreft en hoe we dat gaan aanpakken. Dat is de combinatie die ons voorstaat. We kunnen hier elke week vragen om uitleg stellen, maar dat lijkt me niet wijs. Dat zijn zaken die onze fractie voorstelt en, om niet over één nacht ijs te gaan.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel. Ik denk dat niemand hier te snel mee wil gaan en dat iedereen daarover een grondig debat wil.
Ik wil inderdaad voorstellen dat we, mochten we alle adviezen binnen een paar weken hebben ontvangen, daarover in de commissie uitgebreid van gedachten wisselen om de ins en outs van het debat goed op een rijtje te zetten.
Het is belangrijk om goed te luisteren naar de argumenten die de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) – net binnengekomen – en ook de directeurs geven, om te begrijpen wat daarachter zit. Als directeurs ons zeggen dat ze het echt niet zitten, omdat hun schooljaar al loopt tot half juli en ze half augustus weer beginnen, en ze het niet rondkrijgen als die zomervakantie wordt ingekort, dan moeten we bekijken wat er nodig is opdat ze het wel rondkrijgen.
Als studenten zeggen dat ze geen tijd hebben om te deconnecteren en dat dat alleen lukt in de zomervakantie, moeten we misschien eens bekijken hoe een kerst- of paasvakantie er wel voor zou kunnen zorgen dat ze kunnen deconnecteren. Er zitten heel wat zaken achter de argumenten die mensen opgeven als reden waarom ze er geen voorstander van zijn. Maar aan de andere kant zijn er groepen die er wél voorstander van zijn. Ik zou graag alles op een rijtje zetten.
Minister, bent u bereid om dat debat mee te organiseren? Het is weliswaar aan de commissie, maar ik neem aan dat uw partij er een zekere impact op heeft of we het wel of niet doen.
Bent u verder bereid om ter zake draagvlak te creëren, daar de tijd voor te nemen en het niet op te schuiven naar een volgende legislatuur, maar dat debat ten gronde te voeren, ook binnen de schoot van de regering of andere gremia waarin u ongetwijfeld heel actief bent?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij volledig aan bij collega Vandromme. Er is geen onderzoek naar. Dat zegt ook de SERV. Er is nood aan een breed debat en een grondig onderzoek. Zolang we dat niet weten, lijkt het mij niet wijs om daar zomaar aan te sleutelen.
Ik wil nog één element toevoegen, namelijk de problematiek van de gescheiden ouders en de vakanties die verdeeld zijn. Dan moeten al die regelingen worden herzien, wat ook een grote maatschappelijke impact zou hebben. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, ik voel een hoorzitting komen. Er komt een hoorzitting aangetrippeld. (Opmerkingen)
Er zal alvast één vakantie worden ingekort, die van u. (Gelach)
Eerst wil ik ter geruststelling iets meegeven. Dat de collega’s van de Franse Gemeenschap die weg al dan niet al zijn ingeslagen, zal mij er nooit van weerhouden om ter zake keuzes te maken. Ook op andere domeinen voeren wij vaak een tegenovergesteld beleid, soms hetzelfde beleid. Zo zijn zij op het vlak van dierenwelzijn gevolgd met betrekking tot de sluiting van de pelsdierenkweek. Ze hebben er wel geen, maar goed, ze kunnen het maar beter verbieden. (Gelach)
Los daarvan zal dat dus geen rol spelen in mijn finaal oordeel. Maar het lijkt me zinvol.
Maar waarom heb ik die adviezen gevraagd aan zowel de SERV als de Vlor? Ik geef u twee misschien eerder banale elementen mee die meespelen en waardoor de hertekening van dat vakantielandschap zo’n impact heeft. Bij de bouw zeggen ze dat, indien we gaan naar zo’n systematiek als in de Franse Gemeenschap van twee weken vakantie, zeven weken les en weer twee weken vakantie, met de feestdagen die daartussen vallen, er niet afdoende tijd is voor de opstart van werven. En daardoor komen zij in de problemen met hun productiviteit en effectiviteit. Anderzijds – om iets banaals te zeggen, dat voor sommigen echter heel belangrijk is – zeggen carnavalsverenigingen dat als de krokusvakantie wordt verlengd, carnaval in de vakantie valt en dat ze dat niet willen, omdat veel volk dan weg is. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Ja, maar bij u zijn het de vroege carnavalsvogels, ik zit in een andere regio. In Halle en omstreken is dat plat in onze … (onverstaanbaar) …, onze kalender.
Hiermee wil ik maar duiden wat de gevolgen daarvan zijn. Sommigen reduceren het tot enkel die maanden juli en augustus, maar het verhaal is natuurlijk veel ruimer dan dat.
Ik vroeg trouwens aan mijn collega van de Franse Gemeenschap wat er dan zou gebeuren met de parlementaire agenda en of ze onze agenda zouden volgen qua commissies en plenaire vergaderingen of eerder de schoolkalender. Toen viel er een stilte, tot ze oprecht zei dat ze het eens zou moeten vragen, omdat ze dat nog niet had gevraagd. Ik wil maar zeggen wat alle consequenties voor eenieder kunnen zijn.
Maar als het advies wordt opgeleverd, sta ik er helemaal voor open dat de adviesverstrekkers worden gehoord.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, dank u wel dat u het goed vindt om, mits instemming van de collega’s, hieromtrent een hoorzitting te organiseren. We zullen inderdaad veel kunnen leren uit de ervaringen die in de Franse Gemeenschap naar voren komen.
Ik wil nog een ander kort zinnetje voorlezen, namelijk iets wat ik heb gevonden bij de collega’s van de CD&V: “We korten de zomervakantie in het leerplichtonderwijs in van 8 naar 6 weken. Deze vakantieweken worden elders in het schooljaar toegevoegd. Zo ontstaat er meer evenwicht tussen de lesweken en de vakantieweken. Dit biedt leerwinsten voor leerlingen, zeker in sociaaleconomisch zwakkere positie of leerlingen met leermoeilijkheden. Zij verliezen te veel kennis gedurende deze 8 weken.”
Blijkbaar werd dit gewoon gezegd om het debat daarover aan te wakkeren. (Opmerkingen van Loes Vandromme)
Ja, dat is een stelling. Maar als bepaalde mensen die stelling voortbrengen in het debat, betekent dat ook dat ze die stelling genegen zijn.
Het is een debat waard. Het zou een hele goede zaak zijn. Zo kunnen we daar stap voor stap werk van maken.
De redenering over gescheiden ouders – ik weet niet of u er een bent, maar ik wel – raakt kant noch wal, maar dat terzijde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.