Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We willen meer mensen aan de slag. En om dat te realiseren moeten we verder kijken dan de uitkeringsgerechtigde werklozen, zoals de langdurig zieken of de niet-beroepsactieven. VDAB heeft een goed beeld van de uitkeringsgerechtigde werklozen. Toch zijn er tal van mensen die geen baan hebben en die VDAB gewoonweg niet bereikt. Voor hen is een andere aanpak nodig, zoals de experimenten via een outreachende en lokale aanpak op maat. Als men de weg naar ondersteuning niet kan vinden, moet men naar hen toe gaan. Het is dus belangrijk om buiten de eigen organisatie te gaan kijken en in de leefwereld van de kwetsbare mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te gaan.
Minister, tijdens uw bezoek aan IN-Z, een onderneming in de lokale diensteneconomie (LDE), een dienstenchequeonderneming in Hasselt, werd aangekondigd om meer kwetsbare mensen te begeleiden naar werk via een lokale aanpak. Minister, u wilt hiermee de Vlaamse arbeidsreserve, een groep van mensen die zich niet of niet meer aanbieden op de arbeidsmarkt of zich nog nooit hebben aangeboden, aantrekken naar de arbeidsmarkt. Minister, u voorziet de komende 2 jaar minstens 2400 mensen aan de slag te helpen door mensen persoonlijk aan te spreken in hun vertrouwde omgeving, zoals aan de schoolpoort of bij hen thuis.
Daarbovenop wordt 10 miljoen euro Europese middelen voorzien om nog meer lokale projecten te kunnen opzetten in Vlaanderen, goed voor een tewerkstelling van nog eens 4000 extra personen vanaf 2024.
Minister, hoe slaagt men erin om via een outreachende en lokale aanpak in de leefwereld de kwetsbare doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bereiken? Wat zijn de ervaringen om deze mensen effectief naar het opleidingsaanbod of de arbeidsmarkt toe te leiden?
Op welke manier wordt er samengewerkt met het collectief en het individueel maatwerk? Hoe kunnen de maatwerkbedrijven meer worden ingeschakeld?
Hoe zult u de lokale partnerschappen die zorgen voor een persoonlijke, gerichte aanpak breed verspreiden en verschillende initiatieven samenbrengen? In welke mate zijn de goede praktijken stimulerend? Op welke manier worden deze samengebracht om het aanbod efficiënter te maken?
Minister, hoe zult u de samenwerking tussen VDAB, de lokale besturen en ESF Vlaanderen (Europees Sociaal Fonds) versterken? Welke initiatieven neemt u hiervoor?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, we hebben nieuwe talenten nodig die zich vandaag nog niet op de arbeidsmarkt bevinden. En je ziet dat je via zo’n lokale aanpak mensen kunt bereiken die je anders niet kunt bereiken. Daarom heb ik enkele weken geleden bijvoorbeeld een bezoek gebracht aan IN-Z in Hasselt. Dat is een heel sterke aanrader. Het is een sociale onderneming, een LDE-organisatie die heel sterk ingebed is in de lokale context. En wat mij betreft is dat een best practice. Zij spelen nu bijvoorbeeld met de Oekraïnecrisis ook heel snel in op de mogelijke noden die er zijn.
Vandaar dat die ESF-oproepen Outreach & Activering bestaan. Die zetten in op sterk geïntegreerde partnerschappen tussen verschillende organisaties met elk hun eigen specifieke expertise.
De groepen mogen daar zelf een methodiek in voorstellen om maatwerk te kunnen bieden. En het is uiteraard goed dat de promotoren ook actief de link leggen met de vraagzijde van de arbeidsmarktkrapte, door bijvoorbeeld in te zetten op actieve jobhunting. Bij jobhunting vertrek je vanuit het profiel van de betrokkene, en je zoekt een match bij een werkgever. Dus het is niet een vacature waarvoor dan iemand langskomt. Men kijkt naar wat je goed kunt, en men probeert dan een goede werkgever te vinden.
U stelde ook de vraag naar de link met de sociale economie en de samenwerking met de maatwerksector. Wel, die partnerschappen zetten alle beschikbare maatregelen voor individuen op het juiste moment in. De bedoeling is dat je complexe profielen gaat begeleiden naar de arbeidsmarkt. En daar kunnen mensen toegeleid worden naar bijvoorbeeld het collectief maatwerk, of naar de lokale diensteneconomie (LDE). Dit is bij uitstek een lokale aangelegenheid. En u weet dat vanaf volgend jaar ook individueel maatwerk daar een oplossing in kan bieden.
In die projecten Outreach & Activering en de effecten ervan kunnen we eigenlijk al wat tendensen zien, want er is tussentijds cijfermateriaal. De oproep omvat 85 projecten, en tot en met eind 2021 werden hierin 9246 trajecten met deelnemers gestart. 4374 van deze trajecten zijn al afgerond, en er zijn al bijna 2000 mensen effectief aan de slag. Maar we verwachten daar nog een gevoelige stijging naar het einde van de projecten toe. Daarnaast is er een aanzienlijke groep deelnemers waarvoor een vervolgaanbod in reguliere werkingen is opgestart via VDAB of het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB). En er is in veel gevallen ook nood aan verdere intensieve dienstverlening.
Om de opgedane kennis te bewaren is een overkoepelend Lerend Netwerk ‘Activate Together’ opgericht. Hier wordt expliciet de opening gelaten om ook nieuwe en innovatieve concepten te testen met het oog op latere structurele inbedding. We hebben ook al een fysiek netwerkevent georganiseerd met 160 deelnemers. Dat was gisteren. Ik ben daar digitaal ook even aanwezig geweest.
De huidige ESF-programmaperiode loopt binnenkort af, collega Claes. Om de middelen van het nieuwe ESF-programma gerichter in te zetten, is beslist om niet langer te werken met losse oproepen, maar maximaal in te zetten op partnerschapswerking. Dat zullen in dezen lokale partnerschappen zijn.
Die lokale en autonome partnerschappen moeten ook een integrale dienstverlening verzekeren. Daar kunnen bijvoorbeeld ook OCMW’s of opleidingsverstrekkers in zitten. De samenwerkingsovereenkomsten tussen VDAB en de lokale besturen vormen het kader. De relevante dienstverlening van VDAB en de lokale dienstverlening staan uiteraard centraal.
Daarnaast zal het ESF ook ESF-coaches inzetten die ook voor die kennisdeling kunnen zorgen tussen de partnerschappen. Want dat is natuurlijk ook van belang: dat goede voorbeelden gedeeld worden.
Vandaag zetten we ook 10 miljoen euro Europese relancemiddelen in om die partnerschappen tegen januari 2024 volledig operationeel te hebben. Dat is het project ‘Capacity Building’. VDAB en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), ondersteund door het ESF, nemen hier de trekkersrol in op.
Dan was er uw vierde en laatste vraag. De samenwerking tussen VDAB, de lokale besturen en het ESF is een superbelangrijke schakel. We hebben eigenlijk drie sporen. In het eerste spoor zet ik in op de uitbouw van lokale samenwerkingsakkoorden tussen VDAB en clusters van lokale besturen. 12 van de 13 centrumsteden en 21 van de 37 regiegebieden hebben een samenwerkingsakkoord. Dus we zijn daar eindelijk ook goede voortgang in aan het maken.
In het tweede spoor faciliteren we de lokale besturen in hun lokale regierol. Lokale besturen kunnen in een lokaal regieverband van minimaal 60.000 inwoners ook financiële ondersteuning krijgen. Die samenwerking moet het lokaal overleg ook gaan bevorderen.
Het derde spoor is, zoals al gezegd, de uitbouw van bredere lokale partnerschappen via het ESF. Dat is die Capacity Building. Die zouden tegen 1 januari 2024 volledig operationeel moeten zijn.
Er is dus zeer veel activiteit gaande, en ik vind dat we op dat punt ook echt goed en innovatief bezig zijn – ‘outreachend’, zoals dat heet.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden, minister. In een ver verleden heb ik ook nog meegewerkt bij het project IN-Z. Vroeger viel dat nog onder Isis vzw in Halen. Dus ik ken de aanpak die erachter zit, en ik weet hoe die match gebeurt. Dat is inderdaad bewonderenswaardig. Dat vraagt veel tijd, die extra begeleiding. En het vraagt ook veel geduld en begrip voor de thuissituatie die sommige mensen hebben. Het is zeker mooi om te zien hoe die match dan toch lukt, dat ze kijken welke kwaliteiten zij wel hebben, en dat ze zo ingezet kunnen worden op de arbeidsmarkt.
Nu, we zitten met die knelpunteconomie, die enorme krapte op de arbeidsmarkt. En we moeten vaststellen dat het laaghangend fruit schaars begint te worden. We zien ook dat die vacatures moeilijk worden ingevuld, en er is ook een enorme mismatch tussen de werkzoekenden en de beschikbare vacatures. Dat kan worden opgelost door opleiding en begeleiding, maar ook door werkgevers ervan te overtuigen dat er, door in te zetten op extra begeleiding en opleiding, eventueel toch mensen kunnen worden aangetrokken naar de werkvloer, en dat men niet altijd volledig moet voldoen aan die gevraagde profielen.
Ruw geschetst kan ik zeggen dat ik twee uitdagingen zie. Hoe kan VDAB deze mensen bereiken? En hoe moeten we hen ervan overtuigen om toch aan de slag te gaan? Bij een werkzoekende met een uitkering is dat doorgaans anders. Ze zijn immers al ingeschreven bij VDAB, en ze worden ook geacht om werk te zoeken. De eerste drempel blijft het bereiken van deze mensen die niet ingeschreven zijn bij VDAB. Als die mensen de weg naar VDAB niet vinden, dan moet VDAB ook naar hen toegaan. En dat kan op zich door zich in te leven in hun leefwereld, en mensen ook actief aan te spreken. Ik ben blij te horen dat er samenwerkingen zijn met de partners die daar de nodige ervaring en expertise in hebben.
Zo bestaan er ook al heel wat interessante samenwerkingen en boeiende projecten, en ik geloof dat VDAB daar ook heel wat uit kan leren, uit die samenwerkingen. Ik vraag mij dan ook af op welke manier VDAB deze lessen en ervaringen meeneemt, en wat de rode draad is doorheen al deze projecten. Is iedere specifieke doelgroep of persoon zo verschillend, of zijn de uitdagingen toch gelijklopend? Hoe kan dit worden meegenomen voor de toekomstige aanpak?
Een tweede element, een tweede drempel is mensen overtuigen – er is een collega die hier altijd spreekt over ‘verleiden’, en zo kunnen we het ook interpreteren – om die stap te zetten naar de arbeidsmarkt. Dat kan door aan te geven dat werken meer loont dan niet werken, en dat dat op verschillende vlakken ook wel belangrijk is en een meerwaarde vormt. Denk bijvoorbeeld aan beloning, tijdsbesteding, contact met de collega’s. Het zou ons vandaag misschien wel te ver leiden als we dat allemaal moeten behandelen, maar ik denk dat dat wel een belangrijk aandachtspunt blijft.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, op Valentijn, 14 februari, hebt u pralines gekregen van collega Ronse. Maar ik heb toen ook aan u gedacht: ik heb u toen een schriftelijke vraag gesteld over die samenwerkingsovereenkomsten. (Gelach)
Ik heb ook al een heel omvangrijk antwoord binnengekregen. De overeenkomsten met de lokale besturen zijn volgens mij heel cruciaal, en daarin volg ik collega Claes helemaal. We willen een outreachende aanpak, we willen mensen die vandaag niet werken maar ook geen werkloosheidsuitkering hebben, ook bereiken. En volgens mij is de enige goede manier om die te kunnen bereiken, een goede samenwerking met de lokale besturen. Want VDAB kan die mensen zelf niet vinden. Ik denk dat men echt wel moet rekenen op de hulp van steden en gemeenten met al hun netwerken, om na te gaan of er mensen zijn die we kunnen verleiden om aan de slag te gaan.
In uw antwoord las ik dat het ook daarom de bedoeling is om met alle steden en gemeenten een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten. En dat is natuurlijk goed, alleen is de legislatuur ondertussen toch al een beetje gevorderd. Het wordt dus wel wat kort dag. U zegt dat u dat in 2022 verder zult aanpakken. Kunt u daar iets meer details over geven, over hoe u dat zult aanpakken? Want ik denk dat het echt wel nodig is dat we steden en gemeenten daar veel meer bij gaan betrekken, willen we naar die 80 procent gaan. Dat geldt zeker voor die moeilijke groepen die VDAB volgens mij zelf niet kan bereiken, maar waarbij dat via steden en gemeenten wel zou kunnen lukken.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullende vragen. Sowieso analyseert VDAB op dit ogenblik de instroom van die groepen. Al de drempels die er zijn, worden ook effectief in kaart gebracht, en we proberen die ook op te lossen. Dat is sowieso een werk van lange adem, je moet dat stap per stap doen. Maar het zal wel een verschil maken. En het goede is dat we daar vrij goed samenwerken. Zo is de VVSG bijvoorbeeld een partner wat de mensen betreft die de lokale besturen kennen. VDAB kent die mensen nog minder. Hetzelfde doen we ook voor de langdurig zieken: soms kennen wij de organisaties en soms kennen andere organisaties de juiste mensen. Het is dus vooral dat partnerschapsidee dat het allerbelangrijkste is.
Collega Ongena, u stelt zeer omvangrijke schriftelijke vragen, hebben we gemerkt. Het is een enorme klus om dat allemaal gelezen te krijgen. Een pralinetje kan dan soms ook eens deugd doen; u moet mij niet per se altijd blij willen maken met een schriftelijke vraag. (Gelach)
Sowieso zijn die lokale netwerken zeer essentieel. Het is absoluut mijn bedoeling om Vlaanderendekkend te gaan, en het is de bedoeling dat dat dit jaar gebeurt. Maar ik moet u wel zeggen dat ik op een bepaald moment redelijk zenuwachtig geworden ben, omdat dat zo traag ging. Dat was dan de schuld van corona, zoals alles de schuld was van corona, natuurlijk. Maar zonder dat dekkend netwerk is alles wat ik hier zeg kaas met gaten. Dat moet dit jaar dus zeker gerealiseerd raken. Dat is een engagement waarvan ik wil dat VDAB daar ook in slaagt.
De regierol zijn we ook langzaam maar zeker aan het uitbreiden. Daarmee maken we ook de regio’s wakker, en wakkeren we hen ook aan om met VDAB in dialoog te gaan en zo’n samenwerking op te zetten. Ik heb er ook vertrouwen in dat we er het maximum proberen uit te halen.
Collega Claes, ik ben ook blij dat u IN-Z kent. Het was daar voor mij een zeer warm onthaal. Ik denk dat we daar op een vrijdagavond geweest zijn, en het was een zeer aangename wijze om het weekend in te zetten, zeker als je het enthousiasme ziet waarmee men daar aan de slag gaat. Dat is iets wat je als overheid niet alleen kunt. Je hebt die partnerschapswerking nodig om ook je tentakels te kunnen uitspreiden, om zo meer mensen te bereiken.
Er is dus nog veel werk aan de winkel, maar het geeft wel energie om te zien wat er beweegt op het terrein.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is duidelijk dat we alles uit de kast moeten halen om zoveel mogelijk mensen naar de arbeidsmarkt te trekken. En ik deel de mening van de minister, dat die outreachende lokale aanpak absoluut een meerwaarde is. Ik ben blij dat we daar ook verder op gaan inzetten, en dat we meer streven naar samenwerkingsakkoorden. Bedankt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.