Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik stelde u in december van vorig jaar een schriftelijke vraag waarin ik polste naar de juridische en buitengerechtelijke geschillen binnen uw bevoegdheden. Ik ontving, waarvoor dank, een uitgebreid overzicht van het aantal geschillen, de kosten die daaraan waren verbonden en het aantal gevallen waarin de betrokken administratieve dienst zich ook liet vertegenwoordigen door een externe partij. Ik vond dat er in al die cijfers een opvallend hiaat zat: over de succesratio per aangestelde externe vertegenwoordiger of het aantal geschillen tout court die werden beslecht in het voordeel van de administratieve dienst, hadden diverse van die instanties geen gegevens beschikbaar. Het gaat over een kostprijs van ongeveer 43 miljoen euro over elf jaar. Dat is niet onaanzienlijk. Ik vroeg mij daarom af hoe u de cijfers naar aanleiding van die vraag zelf evalueert. Zou het niet nuttig zijn dat de resultaten van die beroepen systematisch zouden worden bijgehouden door de betrokken administraties, net als de succesratio’s? Zo zou men immers niet alleen de vertegenwoordiging zelf kunnen evalueren, maar ook beleidsmatig conclusies kunnen trekken over bijvoorbeeld decretale bepalingen die vaker worden aangevochten en waarop de overheid dan al dan niet wordt teruggefloten, zodat daar eventueel een decretale remediëring nodig is. Dat soort cijfers zou ons daar toch een inzicht in kunnen geven, denk ik. Acht u het nuttig om in de toekomst mogelijk bijsturingen te doen wat dat betreft?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, dank u wel. Ik denk dat we met het schriftelijke antwoord van eind vorig jaar inderdaad een duidelijk overzicht van het aantal juridische geschillen gedurende de voorbije twaalf jaar hebben kunnen geven. Ook de daaraan verbonden kosten werden in beeld gebracht, en dat voor alle diensten van het beleidsdomein Omgeving.
De gevoerde procedures hebben zowel betrekking op geschillen voor administratieve rechtbanken als op geschillen voor gewone rechtbanken. Het gaat doorgaans, toch als het over onze bevoegdheden gaat, om complexe juridische betwistingen: vergoedingen van planschade, schadevergoedingen, bestuurlijke geldboetes, bestuurlijke maatregelen, vergunningen. Ik deel uw mening niet dat steeds kan worden gesproken van een succesratio. Juridische betwistingen zijn niet steeds een zwart-witverhaal. Als iemand bijvoorbeeld een schadevergoeding van 1 miljoen euro vroeg en het Vlaamse Gewest werd uiteindelijk maar veroordeeld tot het betalen van 1000 euro schadevergoeding, werd die procedure dan gewonnen of verloren? Mogelijk wordt een zaak ook in eerste aanleg verloren, maar krijgt het Vlaamse Gewest dan toch gelijk voor het Hof van Beroep of voor het Hof van Cassatie. Het is dus heel moeilijk om dat zo zwart-wit te brengen.
Bij betwistingen van een omgevingsvergunning voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen kan mogelijk wel worden gesproken van een succesratio: ofwel wordt een vergunning inderdaad vernietigd door de raad, ofwel blijft de vergunning overeind en wordt een beroep verworpen. Daar kunnen we dat dus wel toepassen.
Uiteraard worden de rechterlijke uitspraken goed bijgehouden, wordt er gevolg aan gegeven en wordt er waar nodig bijgestuurd. Die bijsturing kan bijvoorbeeld gebeuren in de vergunningenpraktijk of door een aanpassing aan de regelgeving.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat er toch nood is aan iets meer informatie of statistieken over de procedures die worden gevoerd en de resultaten die daaruit voortvloeien, al was het maar om beleidsmatig eventueel bijsturingen te doen. Ik begrijp dat u niet puur op basis van een gewonnen of verloren zaak een statistische succesratio kunt bijhouden. Inderdaad, als de schadevergoeding wordt aangepast, heb je dan verloren of gewonnen? Nochtans doen sommige van uw departementen dat wel. Die hebben daar dus dan toch blijkbaar oplossingen voor.
Ik vraag me wel af hoe de evaluatie van die externe vertegenwoordigers dan wel gebeurt, als dat niet kwantitatief gebeurt. Is daar een procedure voor? Is daar een kwalitatieve beoordeling voor? Gebeurt dat systematisch, of is dat iets wat gewoon voortkabbelt? Wie beslist dan over die aanwervingen en wie evalueert de externe vertegenwoordigers? Als dat niet op basis van kwantitatieve cijfers is, op welke basis gebeurt dat dan wel?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Collega Coenegrachts, ik wil u bedanken voor uw interessante vraag en ook voor de eerdere schriftelijke vraag hierover. Ik denk dat het goed is dat we nagaan hoeveel juridische procedures er plaatsvinden tegen de administratie van het beleidsdomein Omgeving. Minister, ik wil ook u en uw diensten bedanken voor het uitvoerige antwoord, met de nodige nuances. Ik heb ook het antwoord op de eerdere schriftelijke vraag eens doorgenomen. Dat zijn inderdaad wel interessante gegevens. Het is ook goed dat u die cijfers correct weergeeft en waar nodig nuance toevoegt, want bij ruimtelijke ordening is het vaak geen zwart-witverhaal, waarbij de rechterlijke uitspraak in het ene of het andere vakje past. Daar is dikwijls veel nuance bij aan te brengen.
Minister, hebt u er weet van wat bij de diverse departementen eigenlijk de belangrijkste aanleiding is om procedures op te starten? Ziet u mogelijkheden om die nog meer dan nu te vermijden en op die manier de gerechtskosten, die in sommige departementen hoog oplopen, te kunnen vermijden?
De heer Tobback heeft het woord.
Het is inderdaad een interessante vraag van de collega, net als de schriftelijke vraag. Om het even in perspectief te plaatsen, lijkt het me ook wel nuttig om te herinneren aan het feit dat een bijzonder klein percentage vergunningen en vergunningenprocedures uiteindelijk voor administratieve en andere rechtbanken terechtkomt. Als ik het goed heb onthouden uit de hoorzitting die we hadden, kwam 0,5 procent van alle vergunningen uiteindelijk voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen terecht. Dat is dus een microscopisch klein deel van het aantal toegekende vergunningen.
Minister, wat de externe dienstverleners betreft, het is heel moeilijk, weet ik uit eigen ervaring als advocaat, om advocaten op hun kwaliteit te beoordelen. Dat is voor sommigen een goede zaak, trouwens. Ik neem uiteraard aan dat het departement werkt met vaste contracten en met vaste abonnementen. Het interesseert me ook om te weten of die stelselmatig kwalitatief worden geëvalueerd. Op basis van welke criteria wordt bekeken met welke vertegenwoordigers er wordt gewerkt? Het is immers één zaak om vast te stellen dat je veel zaken verliest, maar het is natuurlijk een andere zaak om uit te zoeken hoe dat komt, waaraan dat ligt. Dat ligt niet altijd aan de wetgeving of aan de vergunning die ter discussie is. Het kan ook aan een aantal andere zaken liggen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Coenegrachts, dank u wel voor de interessante vraag. Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik heb ook een vraag over die externe dienstverleners. Daar wordt jaarlijks toch wel een aanzienlijk bedrag aan besteed. Wordt naar aanleiding van die cijfers overwogen om meer inhouse mensen aan te trekken om procedures te voeren of te voorkomen? Ik denk in dit verband aan de discussie bij de Vlaamse Brede Heroverweging: in plaats van aan outsourcing wordt er in sommige gevallen nagedacht over insourcing, die efficiënter is. Is dat een oefening die ook wordt gemaakt?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dank u. De aanstelling van advocaten die voor het gewest werken, gebeurt door het departement. Collega Tobback, ik kan mij wel voorstellen dat dat inderdaad niet altijd makkelijk is. Wat is kwalitatief? Ik heb me die vraag ook gesteld toen ik hier pas aankwam. Je ziet ook altijd dezelfde advocaten in diverse van die dossiers. Ik heb toen dus aan het departement gevraagd om regelmatig ook eens een andere wind te laten waaien, met een ander kantoor. Wij hebben dat dus wel gevraagd.
Wij stellen wel vast dat ze dat de laatste tijd wel doen, terwijl dat voorheen echt wel altijd dezelfde kantoren of advocaten waren. Ik vind dat gewoon niet gezond. Op den duur komt dat immers over als een automatisme voor advocaten: ‘Die dossiers komen hier toch, of ik nu mijn best doe of niet.’ Daarom hebben we gevraagd om geregeld echt wel een ander kantoor, een andere advocaat aan te stellen, en ook om te bekijken wie welke zaken wint. Uiteraard is de kostprijs ook wel van belang.
Collega De Coninck, we hebben aanpassingen doorgevoerd aan het DBRC-decreet (Dienst van de Bestuursrechtscolleges) waarmee hopelijk een aantal procedures kunnen worden vermeden. Ik blijf erbij: beter gemotiveerde vergunningen leiden ook tot minder procedures. De aanpassing aan de planschaderegeling zal ook zorgen voor minder procedures. Planschade moet nu worden gevorderd bij de rechtbanken, maar dat zal dan gebeuren via de commissies. Dat valt ook nog wat af te wachten. Ik denk dat we dat alles ook goed moeten monitoren en evalueren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.