Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de monitoring en evaluatie van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht en het betrekken van de familiale omgeving van de minderjarige pleger
Verslag
– Deze vragen om uitleg werden via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, enkele weken geleden werd in Peer een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan het boek met zinloos geweld van minderjarigen in Vlaanderen. Deze keer stak een amper 12-jarige jongen net na schooltijd een wijkagent neer met een mes. Het slachtoffer belandde met zeer zware verwondingen in het ziekenhuis. De aanleiding voor het incident was een banale discussie over een verkeerssituatie tussen enerzijds de wijkagent, het slachtoffer, en anderzijds de moeder en de 17-jarige broer van de jongen, waarbij de 12-jarige met een wapen meende te moeten tussen komen.
Minister, ik heb zelf een broertje van 13 jaar. Ik kan mij dergelijke taferelen allesbehalve voorstellen. Een jongen van 12 jaar die zo een zwaar misdrijf pleegt, is volgens jeugdrechter Denoyelle zeer uitzonderlijk. De meningen over hoe dergelijke daders het best bestraft kunnen worden, lopen dan ook fel uiteen. Vincent Houssin van het Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt (VSOA) stelt dat zwaar geweld tegen politie en hulpdiensten, ook als dat door zeer jonge minderjarigen wordt gepleegd, hoogdringend strenger moet worden bestraft. En ik moet toegeven, minister, dat ik die mening ook ten volle ben toegedaan.
In het recente dossier van Peer heeft de jeugdrechter beslist om de 12-jarige dader gedurende drie maanden in een halfopen instelling te plaatsen. Daardoor kan deze jongere nog steeds naar school gaan. Tijdens die drie maanden zal er een oriëntatie uitgevoerd worden, waarbij het schoolparcours en de thuiscontext van de minderjarige in kaart worden gebracht. De moraal van dit opnieuw zeer trieste verhaal is dat hoogdringend de vraag dient te worden gesteld in welke mate minderjarigen die zonder enige remming op dergelijke jeugdige leeftijd reeds zulke zware misdrijven plegen, thuishoren in onze samenleving.
Aangezien de Vlaamse overheid bevoegd is voor het jeugddelinquentierecht, heb ik de volgende vragen voor u, minister, als u eventueel tijd zou hebben om te luisteren naar de vragen die ik hier stel. Blijkbaar niet, als ik het zo zie op mijn scherm, maar bon.
Bent u van mening dat het Jeugddelinquentierechtdecreet voldoende mogelijkheden biedt om de 12-jarige dader die een levensbedreigend misdrijf pleegde op een andere persoon, op een passende wijze te bestraffen? Moeten jeugdrechters al dan niet de mogelijkheid krijgen om dergelijke jonge daders vanaf de leeftijd van 12 jaar in een gesloten inrichting te plaatsen, om de veiligheid in de maatschappij te waarborgen? Zult u initiatieven nemen om het openbaar ministerie en/of de jeugdrechters meer verregaande maatregelen aan te reiken voor de bestraffing van 12-jarigen die zware feiten plegen?
Even terzijde, voorzitter: ik heb mijn vragen gesteld, maar het zou toch van enig respect vanwege de minister getuigen dat er op zijn minst geluisterd wordt als er vragen gesteld worden of als er een tussenkomst gedaan wordt. Blijkbaar heeft de minister het iets te druk met koffiedrinken en besprekingen met haar medewerker. Alle begrip daarvoor, maar ik denk dat een minimum aan respect voor het parlement hier toch op zijn plaats is, zeker als het over dergelijke zware materie gaat.
Dank u wel, mevrouw Blancquaert. De minister wordt gevraagd om te luisteren als een vraag gesteld wordt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag met een andere insteek, maar wel naar aanleiding van dezelfde feiten en gebeurtenissen. Het is ook goed dat de vragen gekoppeld zijn.
Ik wil vooraf nog zeggen dat de vraag de vorige keer is uitgesteld omdat de minister naar een andere commissie moest en de vragen niet meer aan bod konden komen. Maar ik zal om kwart voor twee ook moeten overschakelen naar de commissie Welzijn, voor de bespreking van het thema kinderopvang daar. Ik zal dus misschien niet helemaal tot het einde van de vraag kunnen volgen of een repliek geven, voorzitter, maar ik wil de vraag toch graag stellen. Ik heb ook niet gevraagd om ze uit te stellen tot later in de zitting, omdat ik weet dat u dat liever niet hebt en omdat ze natuurlijk ook gekoppeld is.
Dat gezegd zijnde, stel ik mijn vraag: minister, in antwoord op eerdere vragen hebt u gesteld dat het vooronderzoek ‘Monitoring en evaluatie van het decreet jeugddelinquentierecht’ is afgerond. De ambitie van dit onderzoek was om proactief een kader te ontwikkelen voor monitoring en evaluatie om het gevoerde beleid te kunnen opvolgen. De belangrijkste bevindingen en aanbevelingen zijn, ten eerste: een voorstel voor een beleidsprogramma naar analogie met buitenlandse goede praktijken om permanent te monitoren. Ten tweede: de huidige registratiesystemen verder afstemmen met federale actoren, en ten derde: wetenschappelijk onderbouwd werken.
U hebt gesteld dat dit onderzoek het kader zal vormen voor de evaluatie van het jeugddelinquentierecht.
Er bestaat ook een werkgroep van verschillende actoren binnen het jeugddelinquentierecht. U hebt, in antwoord op mijn vragen daaromtrent, eerder al gesteld dat deze vier keer per jaar samenkomt en onder andere nieuwe ontwikkelingen binnen het jeugddelinquentierecht opvolgt.
Het is vanzelfsprekend een goede zaak dat de concrete toepassing van het decreet nauwlettend wordt opgevolgd.
Het incident waarbij een 12-jarige enkele weken geleden een wijkinspecteur heeft neergestoken doet begrijpelijkerwijze veel stof opwaaien. Het decreet jeugddelinquentie geeft meer mogelijkheden om in te grijpen ten aanzien van daders die nog zo jong zijn. Experten stelden daarbij dat er meer nood is aan een aanpak op gezinsniveau. Er werd daarbij ook verwezen naar wetenschappelijk onderzoek en expertise in Nederland. Ik verwijs ook graag naar mijn vraag om uitleg hierover aan minstere Beke, naar aanleiding van dezelfde gebeurtenissen. Het decreet jeugddelinquentie zet natuurlijk ook veel meer in op ouderlijke verantwoordelijkheid. Dat is een thema dat in dit kader zeker ook heel belangrijk is. We hadden het daarbij ook over een verhoogde alertheid voor broers en zussen. Wanneer er al bepaalde problematieken zijn in een bepaald gezin, dan moet er toch een delictgerichte contextbegeleiding zijn. Mogelijk gaan er dan ook sneller alarmsignalen af in de richting van broers en zussen. Daarover gaan mijn vragen, minister.
Gaat u die gezinsaanpak of familiale aanpak meenemen in het kader van de evaluatie van het decreet?
Is deze familiale aanpak al besproken in de opvolggroep? Zo niet, zult u deze gezinsaanpak daar bespreken om zo de ervaringen en aanbevelingen van de betrokken actoren te kunnen meenemen in de evaluatie van het decreet?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
Vooreerst gaat mijn medeleven uit naar het slachtoffer van de gebeurtenissen in Peer en zijn familie. Dit incident roept uiteraard ook bij mij vele vragen op. Hoe kan het dat zo een jong persoon op het idee komt een mes te grijpen en een politieagent neer te steken? En dan nog voor een banale discussie. Het jeugddelinquentierecht kan antwoorden bieden op crimineel gedrag, maar ik vraag mij af hoe het zo ver kan komen dat een 12-jarige tot zulke daden in staat is. De vraag stelt zich of er niet eerder alarmbellen en rode vlaggen waren om in te grijpen. We weten bijvoorbeeld dat zijn broer ook gekend is bij de jeugdrechter. Ik vraag dan ook aan mijn collega die bevoegd is voor Welzijn, en die hier onlangs reeds een parlementaire vraag over heeft behandeld, hoe het hele gezin onder de loep kan worden genomen door de sociale diensten bij de jeugdrechtbank, indien dat nog niet zou zijn gebeurd. Wanneer jongeren in aanraking komen met jeugdrechters, dan valt dit onder zijn bevoegdheid.
Het lopende onderzoek van steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) naar de intensieve contextbegeleiding van zestien Vlaamse diensten, waarbij ook onderzoek wordt gedaan naar het belang van de verschillende levensdomeinen zoals de omgeving en het gezin, wordt net zoals andere lopende onderzoeken systematisch geagendeerd op de opvolggroep jeugddelinquentierecht. Maar ik vind het een terechte vraag om dit ook meer specifiek op te nemen in de opvolggroep en heb het Agentschap Opgroeien hier de opdracht toe gegeven.
Het jeugddelinquentierecht voorziet wel degelijk in mogelijkheden om hier een gepaste reactie op te geven, ook een opsluiting in een instelling, zoals hier ook is gebeurd. In andere landen is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een 12-jarige reeds op te sluiten, dus het Vlaams jeugddelinquentierecht staat hier al verder in. We hebben die mogelijkheid tot opsluiting van 12- tot 16-jarigen recent nog bevestigd via een reparatiedecreet, na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof hierover. We hebben de feiten tot opsluiting in een instelling toen zelfs uitgebreid, waardoor jongeren die zich schuldig maken aan verkrachting ook kunnen worden opgesloten. De duur van opsluiting voor 12- tot 14-jarigen is maximaal 2 jaar. Dus ook daar voorzien we de mogelijkheid om hen langer op te sluiten, indien dat nodig zou zijn. Maar het is natuurlijk aan de rechter om te beslissen welke maatregel wordt genomen en hoe lang zij die opsluiting bevelen. Maar in ieder geval voorziet het jeugddelinquentierecht wel in al deze mogelijkheden.
Voorlopig werd deze jongere effectief in een halfopen instelling opgesloten omdat het jeugddelinquentierecht zich nog in een transitiefase bevindt. Nu worden er naast jeugddelinquenten ook nog jongeren in een verontrustende opvoedingssituatie (VOS) geplaatst in halfopen instellingen. Voor hen is het noodzakelijk dat ze niet in een volledig gesloten setting worden opgenomen. Het nieuwe jeugddelinquentierecht maakt daar echter een einde aan waardoor jongeren in verontrustende situaties naar nieuwe, private instellingen gaan. Hiermee behoort het onderscheid tot open, halfopen en gesloten afdelingen van een gemeenschapsinstelling voorgoed tot het verleden en zullen er alleen nog gesloten afdelingen zijn. Dit houdt ook in dat er bij elke opsluiting een risicotaxatie aan vooraf gaat om het risico op recidive te kunnen inschatten en dat er een traject op maat kan worden uitgestippeld. Dit onderdeel van het decreet treedt in werking vanaf september 2022.
Mijn excuses voor mijn stem, maar ik heb bronchitis. Ik ben ook wat kortademig, mijn excuses.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister, en van harte beterschap. Ik heb het enige tijd geleden zelf ook meegemaakt. Het is geen lachertje.
Het is belangrijk, minister, dat er inderdaad gepast kan worden gereageerd op deze zaak van zinloos geweld en dat de straf die aan de dader wordt gegeven doelmatig en effectief is.
Het is zeer positief, zoals u net aanhaalde, dat jongeren op dergelijke jeugdige, jonge leeftijd binnenkort dan ook naar een gesloten instelling zullen worden gestuurd na het plegen van dergelijke feiten. We zullen dat opvolgen. U zegt dat dit vanaf september 2022 het geval zijn, nu, te allen tijde moet worden vermeden dat deze pleger in de toekomst nog zulke feiten kan plegen. Als we dan in de krant lezen dat de jongen een voorbeeld nam aan zijn grote broer van 17 jaar die al enkele feiten pleegde en die ook bekend was, zoals u daarnet aanhaalde, dan is het toch ook belangrijk om na te denken welke maatregelen er moeten worden genomen zodat deze dader na afloop van zijn straf niet opnieuw verkeerd zal worden beïnvloed. In dat opzicht is het belangrijk om ook het gezin van de dader te betrekken.
U kondigde al vaker aan hoe belangrijk u het vindt om evidencebased te werken en dat daarvoor ook ingezet wordt op wetenschappelijk onderzoek. Zo gaf u in uw beleids- en begrotingstoelichting 2022 aan om binnen het jeugddelinquentierecht in te zetten op een onderbouwde beeldvorming van die jongeren in hun gezinnen en omgeving, onder meer om zo het profiel en de achtergrond van minderjarigen die dergelijke delicten plegen in beeld te brengen.
Ik heb nog een korte bijkomende vraag, minister. Is er volgens u momenteel al voldoende zicht op het profiel van dergelijke jongeren? Loopt hier momenteel nog onderzoek naar, buiten dan de samenwerking die u hebt met uw collega-minister van Welzijn?
De heer Parys heeft het woord.
De collega heeft gewezen op het feit dat het belangrijk is om evidencebased te werken. Dat hebben we als principe ingeschreven in het nieuwe jeugddelinquentierecht.
In dit specifieke geval moeten we eens kijken naar wat de groep Emmaüs doet in Mechelen met multisysteemtherapie. Die kijkt of multisysteemtherapie kan helpen bij een delict. Die therapie zorgt ervoor dat je het hele gezin onder de loep neemt en dat je er na het afronden van de interventie voor zorgt dat je na zes, twaalf en achttien maanden monitort en opvolgt wat er in dat gezin is gebeurd, of alle jongeren nog naar school gaan en of ze nieuwe feiten hebben gepleegd, en of er met andere elementen rekening gehouden worden. Ik heb dat altijd een heel goed programma gevonden.
Ik begrijp dat het eerder een welzijnsvraag is, minister, maar ik zou dergelijke zaken op een veel grotere schaal ontwikkeld willen zien omdat je daarmee de school, hulpverleners en de familie in een beeld krijgt en op langere termijn uitkomsten gaat monitoren. De vraag is echter of die feiten nog zouden hebben plaatsgevonden als dat systeem hier was toegepast. Dat weet natuurlijk niemand. Ik vind het jammer dat dergelijke programma’s nog op zo’n kleine schaal worden toegepast. De vraag is of u met uw collega van Welzijn kunt overleggen om ervoor te zorgen dat dat programma op veel grotere schaal wordt ontwikkeld en dat we dergelijke evidencebased interventies als standaard kunnen inzetten.
Minister Demir heeft het woord.
Wat betreft de vraag van mevrouw Blancquaert over de wetenschappelijke onderbouwing, is er bij de start van die intensieve begeleiding uitdrukkelijk gevraagd om met wetenschappelijk onderbouwde modellen en methodieken te werken. Het is goed dat we dat doen. Dat werkveld is er sinds het nieuwe jeugddelinquentierecht. Er loopt ook al een wetenschappelijk onderzoek naar die zestien Vlaamse diensten voor intensieve contextbegeleiding. Het onderzoek wordt afgerond in augustus. De bevindingen kunnen we zeker nog meenemen in de eerste evaluatie van het jeugddelinquentiedecreet.
Het Mechelse voorbeeld van systeemtherapie is ook opgenomen in het onderzoek van die zestien Vlaamse diensten over de intensieve contextbegeleiding, collega Parys. Ook in de gemeenschapsinstellingen wordt in de tweede fase van het jeugddelinquentierecht versterkt ingezet op wetenschappelijk onderbouwd werken. Dat spitst zich bijvoorbeeld toe op risicotaxatie en -management bij gemeenschapsinstellingen. Die evidencebased interventies worden ook meegenomen in de databank, die na wat vertraging na de paasvakantie eindelijk zal worden gelanceerd.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik betuig namens mezelf en mijn fractie graag ons medeleven aan het slachtoffer van het zinloos geweld. Ik herhaal dat we zeer tevreden zijn met het feit dat vanaf september jonge delinquenten in een gesloten instelling terechtkunnen om scenario’s te vermijden zoals we nu meemaken, namelijk dat een 12-jarige na een poging tot doodslag in een halfopen inrichting terechtkomt waarbij hij nog steeds contact heeft met slechte invloeden uit zijn omgeving. Het is een heel positief signaal naar de samenleving om die zo veilig mogelijk te maken en te houden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.