Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het wegwerken van de drempels tot duaal leren
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we hebben het in deze commissie al verschillende keren gehad over de inkanteling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) in het stelsel duaal leren. In het verleden bestond er namelijk heel veel ongerustheid over die hele inkantelingsoperatie.
Het moet gezegd worden: er zijn ondertussen inderdaad een aantal bijsturingen gebeurd in het voorontwerp van decreet, onder andere het feit dat er ook kwalificaties kunnen worden toegekend aan leerlingen die in de aanloopfase zitten, iets wat zowel de sector als de Vooruit-fractie in dit parlement al verschillende keren heeft gevraagd. Dat geldt voorlopig, als ik het goed begrepen heb, wel alleen voor de tweede graad, terwijl het ons toch ook belangrijk lijkt om dat te voorzien voor leerlingen in de derde graad, zodat leerlingen in ieder geval niet zonder het minste bewijs van competentie het onderwijs verlaten.
Enkele pijnpunten blijven echter overeind. De sector wees daar onlangs nog op in een brief. Ten eerste is het in duaal leren voorlopig niet mogelijk om te werken met stageovereenkomsten alternerende opleiding voor een onbetaalde stage, terwijl die optie volgens de sector heel belangrijk is om op maat te kunnen blijven werken van alle leerlingen. Het zou helpen om kort op de bal te kunnen blijven spelen als er zich een nieuw bedrijf of een nieuwe leerling aanmeldt, maar ook als overbrugging tussen twee overeenkomsten alternerende opleiding, de OAO’s, die vandaag voornamelijk gebruikt worden bij duaal leren, of als leerlingen in een duale opleiding verschillende werkplekken willen combineren. Ook die onbetaalde stages zouden moeten kunnen bijdragen aan de realisatie van een duaal traject.
Een ander belangrijk pijnpunt is dat sinds 1 september 2021 de effectieve realisatie van een voltijds engagement van 28 uur per week voor een leerling de norm is. Elke onderwijsinstelling heeft dus de opdracht om voor alle leerlingen te streven naar een maximaal voltijdse invulling, ook de CDO’s, de centra voor deeltijds onderwijs. Maar daar zijn in de praktijk natuurlijk extra handen voor nodig, minister. Vandaag kunnen we alleen maar vaststellen dat het de centra niet lukt om leerlingen die kiezen voor duaal leren binnen de veertig dagen aan een werkplek te helpen. De cijfers zijn toch wel ontnuchterend. In december 2021 had 31 procent van de leerlingen in de centra geen voltijds engagement. En ze wijzen er zelf op dat dat cijfer nog dreigt op te lopen omdat er in januari traditioneel nog een groep extra leerlingen bij komt, leerlingen die eerst nood hebben aan begeleiding op school voordat ze kunnen starten in een extern traject.
Dat gebrek aan bijkomende personeelsomkadering zet vandaag ook meer algemeen de kwaliteit van het werk van de centra onder druk: grotere klasgroepen, minder tijd voor begeleiding en, zoals gezegd, moeilijkheden om elke leerling een voltijds engagement te bieden.
Daarnaast is het ook de vraag of centra en ook scholen aanloopstructuuronderdelen zullen willen of kunnen organiseren als daarvoor geen extra middelen worden voorzien. Het gevolg is dus dat het onduidelijk blijft of alle leerlingen uit het voormalige dbso een plaats zullen vinden in dit nieuwe systeem.
Ik heb daarover de volgende vragen, minister.
Mijn eerste heel concrete vragen zijn gebaseerd op die verschillende pijnpunten. Zult u het ook mogelijk maken om te werken met stageovereenkomsten alternerende opleiding in duaal leren? Zullen op basis van die stage-ervaring ook bewijzen van kwalificatie kunnen worden toegekend?
Een belangrijke vraag is ook de volgende. Zullen er extra middelen worden voorzien voor de CDO’s, zowel op het vlak van personeel als van infrastructuur, om de kwaliteit van de werking te garanderen en een voltijds engagement te kunnen realiseren voor elke leerling? Zult u zorgen voor de nodige personeelsomkadering voor scholen en CDO’s om kwaliteitsvolle aanloopstructuuronderdelen te kunnen organiseren?
Tot slot een vraag waar ik elke keer op terugkom. Hoe verloopt de voorbereiding van de regelgeving om in alle duale trajecten de mogelijkheid te bieden om modulaire opleidingen te voorzien, zoals u aangaf in het antwoord op een vraag die ik u eerder stelde? Zou het gehele stelsel van leren en werken en duaal onderwijs niet gebaat zijn bij een modulaire opbouw? Ik hoor namelijk feedback uit de sector dat het nodig is om op maat te kunnen blijven werken, ook voor die leerlingen die vandaag in het dbso zitten. Er zou moeten kunnen worden gevarieerd in functie van hun traject en gekeken moeten worden naar hun tempo. Dat is cruciaal om van duaal leren echt een succes te maken. Ik denk dat we er allemaal baat bij hebben om ervoor te zorgen dat de groep die vandaag in het deeltijds onderwijs zit, ook zijn plaats vindt in het duaal systeem dat wordt uitgerold, omdat dat er natuurlijk voor zal zorgen dat de inschrijvingscijfers daar stevig de hoogte in kunnen gaan. En dat is nodig.
De heer Danen heeft het woord.
Zoals bekend, kunnen leerlingen sinds 2019 les volgen via duaal leren. Ze combineren leren op school met leren op het werk. Hoewel het aantal leerlingen in duaal leren de afgelopen jaren licht gestegen is, is het resultaat niet bepaald naar verwachting, zoals we onder andere kunnen lezen in De Standaard van 2 februari. Er zijn dit jaar 2338 leerlingen ingeschreven. In 2019 waren dat er 1743. Volgens cijfers van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) zitten in de 251 trajecten die worden aangeboden gemiddeld 3,6 leerlingen per opleiding. In 39 opleidingen werd dit jaar geen enkele leerling ingeschreven, en het aantal aanbieders van duale opleidingen daalde licht. De voorspelde populariteit van duaal leren blijft dus uit. Daar maken wij ons erg veel zorgen over.
De voornaamste kritiek op het systeem is dat het niet voldoende rekening houdt met de leerlingen op wie het gericht is. Dat geldt in hoge mate voor de leerlingen die vandaag ingeschreven zijn in het deeltijds onderwijs, dat zal inkantelen in duaal leren. Dat zou al snel gebeuren. Ik kom daar nog op terug. Vaak gaat het hierbij om leerlingen met een kwetsbaar profiel, leerlingen die schoolmoe zijn, in een moeilijke thuissituatie zitten of waarbij andere zaken spelen. In duaal leren wordt vooral ingezet op standaardtrajecten, met strenge voorwaarden, zowel voor de leerlingen als voor de werkplekken. Collega Goeman gaf dat al aan. Het duaal systeem stelt als voorwaarde dat een leerling ‘arbeidsrijp’ of ‘arbeidsbereid’ is. Leerlingen moeten binnen de twintig dagen na inschrijving een werkplek hebben. Dat is voor velen een drempel die duaal leren ontoegankelijk maakt. Heel wat leerlingen hebben namelijk net tijd nodig om hun plaats te vinden en om, met de nodige ondersteuning, te groeien in hun eigen traject.
Minister, hoe wilt u de drempels richting duaal leren wegwerken? Hoe kan het stelsel aantrekkelijker gemaakt worden voor leerlingen die werken willen combineren met leren op school?
In het buitenland lijken stelsels van duaal leren wel erg succesvol. Een belangrijk verschil is dat Vlaanderen vandaag dezelfde studierichtingen op twee manieren aanbiedt, zowel duaal als voltijds op school. Arbeidsmarktgerichte opleidingen in de ons omringende landen worden enkel duaal aangeboden.
Denkt u eraan om die piste ook bij ons te onderzoeken? Dan moeten de voorwaarden en de context eveneens aangepast worden opdat de doelgroep goed bereikt kan worden, wat vandaag niet het geval is.
Hoe kunnen leerlingen beter voorbereid worden op een duaal traject? Wie moet daarbij betrokken worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Op 1 oktober van dit schooljaar waren exact 2334 leerlingen bezig in duaal leren in iets meer dan 100 opleidingen, waarvan meer dan de helft in het gewoon voltijds onderwijs. Dat zijn allemaal jongeren die actief en positief kiezen voor die vorm van onderwijs. En voor elke leerling is er ook een bedrijf dat substantieel investeert in die opleiding.
Duaal leren kent onmiskenbaar een tragere start dan gehoopt. Maar er zijn sinds duaal leren begon wel meer leerlingen dan ooit effectief aan het leren in een bedrijf en op school in het secundair onderwijs. We zien ook geen stagnatie: het aantal leerlingen stijgt jaarlijks en 80 scholen vroegen een programmatie aan voor 313 opleidingen voor volgend schooljaar. Voor alle duidelijkheid: dat komt nog boven op het bestaande aanbod. Er is dus een gestage toename, maar meer mag altijd.
Als u mij vraagt op welke vlakken we moeten werken om duaal leren aantrekkelijker te maken, denk ik vooral aan drie punten, waarvan er al een paar aangehaald werden. Een studiekeuze is een zeer belangrijke en ingrijpende keuze. We stellen vast dat nog altijd meespeelt dat onbekend onbemind is. We moeten ouders en leerlingen dus goed informeren over wat duaal leren inhoudt en aangeven dat dat een volwaardige leerweg is, die leidt tot een getuigschrift of diploma en tot veel meer kansen op de arbeidsmarkt. Ik denk dat we ook nog sterker moeten inzetten op het verspreiden van goede praktijkvoorbeelden, van succesverhalen van jongeren die ervaring hebben met duaal leren. Onlangs werd een studie uitgevoerd door de KU Leuven, waarin op basis van gedragseconomische inzichten onderzocht werd hoe we de keuze voor duaal leren kunnen stimuleren. Op basis daarvan wordt nu materiaal uitgewerkt om het studiekeuzeproces voor leerlingen te ondersteunen.
Een tweede element is dat we ook aan scholen duidelijk moeten maken wat duaal leren inhoudt en welke opportuniteiten dat kan bieden voor hun leerlingen. Het zou dus goed zijn als scholen duaal leren opnemen in hun regulier aanbod. Uit het recente SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) op de programmatie-aanvragen blijkt dat er nog veel werkplekken zijn voor jongeren die duaal willen leren, zeker voor knelpuntberoepen.
Een derde element is dat we de bedrijven aan boord moeten houden en trekken. Er is natuurlijk ook het punt dat we moeten zorgen voor voldoende en kwalitatieve werkplekken voor jongeren, waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt om in te stappen in het systeem. Maar door die kwaliteitsvereisten ga je natuurlijk sommige bedrijven afschrikken. Het samenspel van onderwijs en bedrijven is onderwerp van overleg in het Vlaams Partnerschap Duaal Leren en in de sectorale partnerschappen. Wat bijvoorbeeld door sommige bedrijven als een drempel wordt ervaren, is dat het Departement Werk en Sociale Economie, onder bevoegdheid van collega Crevits, die ondernemingen moet erkennen. Een belangrijk criterium is of het bedrijf in staat is om de juiste competenties aan te leren. Als we ondernemingen over de streep willen trekken, is het natuurlijk belangrijk om die procedure zo simpel mogelijk te houden, evenwel zonder in te boeten op de kwaliteit. We moeten ons verzekerd weten van het gegeven dat de specifieke competenties effectief kunnen worden aangeboden door de betrokken bedrijven. Soms is het zo dat de leerlingen in kwestie na enkele maanden naar een ander bedrijf moeten gaan. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat ze bepaalde competenties moeten verkrijgen en dat sommige competenties niet in een en hetzelfde bedrijf kunnen worden bereikt en dat ze daarom naar een ander bedrijf moeten overstappen.
Er werd verwezen naar buitenlandse voorbeelden, waar arbeidsmarktgerichte studierichtingen enkel nog duaal worden aangeboden, maar ik weet niet wie we daar een dienst mee bewijzen. Je zou dan scholen bijna gaan dwingen om één unieke leerweg aan te bieden, wat ook een sterke ingreep is in het kader van de vrijheid van onderwijs. Het zou impliceren dat elke leerling klaar is voor duaal leren en dat er dan ook nog eens voldoende ondernemingen klaarstaan om die duale kaart te trekken. Het is zowel aan de vraagzijde als aan de aanbodzijde risicovol. We kennen vandaag een sterk voltijds tso- en bso-onderwijs. Laten we dit behouden, maar er ook voor zorgen dat daarnaast ook een sterk duaal aanbod wordt aangeboden.
Voor de vragen van collega Goeman: sta me toe eerst even stil te staan bij de historiek van de financiering van de centra voor deeltijds onderwijs. Ze hebben een apart pad gevolgd.
Bij de invoering van het decreet Leren en Werken in 2008 werd geopteerd voor een apart financieringskader voor deze centra. De omkaderingsgewichten, waarmee het gros van het personeel wordt aangesteld, werden per leerling bepaald. Het urenpakket diende om de leerkrachten voor de algemene en beroepsgerichte vakken aan te stellen, maar ook voor de tewerkstellingscoaches, de trajectbegeleiders enzovoort.
Een analyse leert dat de omkadering binnen een centrum veel gelijkenissen vertoont met die in een voltijdse school, vergeleken voor bso. Hoewel de omkadering voor centra voor deeltijds onderwijs en voltijdse scholen dus anders wordt berekend, krijgt men wel een vergelijkbaar totaalpakket.
De centra kunnen daarnaast voor de aanloopfase nog steeds een beroep doen op externe organisatoren die hiervoor ondersteuning krijgen vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF). Leerlingen die nood hebben aan een ondersteuning vanwege een welzijnsproblematiek, kunnen ook nog steeds rekenen op de ondersteuning vanuit de NAFT-organisatoren (naadloos flexibel traject), die vanuit het domein Welzijn opereren. De centra maken ook veel gebruik van die mogelijkheden.
De centra krijgen inderdaad minder werkingsmiddelen dan een school voor voltijds onderwijs. Daarom voorzie ik ook in een ontwerp van decreet dat nog naar het parlement moet komen. Het is principieel in een eerste lezing goedgekeurd. Het is nu voor de tweede keer geagendeerd en hopelijk volgt een goedkeuring. Daarin zit een gelijktrekking vervat van werkingsmiddelen voor de CDO’s tot op het niveau van het voltijds secundair onderwijs. Het is een serieuze inspanning die we moeten doen van 50 procent. We steken onze nek ver uit. Met dat ontwerp van decreet trekken we dus de werkingsmiddelen voor de CDO’s gelijk met het niveau van het voltijds onderwijs. Het geeft toch wel wat zuurstof.
Wat de stageovereenkomsten betreft: dat is vandaag al perfect mogelijk, zowel voor de aanloopfase als voor duaal leren. Voor opleidingen die een beperkter aandeel werkervaring hebben, wordt gewerkt met een stageovereenkomst. De overeenkomst waarmee wordt gewerkt binnen de duale opleiding, wordt vastgelegd in de ontwikkelcommissies van de opleiding, waarbij alle partners betrokken zijn. Dat wordt vervolgens vastgelegd in het standaardtraject, zodat een individuele leerling nooit in een onderhandelingspositie komt te staan, want dat is absoluut niet de bedoeling.
Ik wil ook verwijzen naar de webpagina van de opleidingen duaal leren. Daar kunt u vaststellen dat elke duale opleiding op dit moment al een modulaire en lineaire variant kent. Dat komt dus tegemoet aan de vraag.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat we allemaal bezorgd zijn over het feit dat duaal leren op dit moment nog geen gigantisch succes is, terwijl we er het potentieel van inzien. Ik heb het artikel in De Standaard ook gelezen: voorlopig volgt maar 1,5 procent van alle leerlingen in het beroeps- en technisch onderwijs een duaal traject. Bovendien zijn er op dit moment 251 duale opleidingen waarin gemiddeld 3,6 procent leerlingen zijn ingeschreven. Dat lijkt me echt te weinig, ondanks al het geld dat er door de Vlaamse overheid al in duaal leren is gepompt.
Er moeten nog wel een aantal dingen gebeuren. Een van de belangrijke dingen die wij graag willen, is dat leerlingen uit het dbso hun plaats vinden in de nieuwe duale opleidingen omdat het het succes van duaal leren zou boosten en omdat het belangrijk is dat die groep leerlingen niet uit de boot vallen en zonder kwalificaties het onderwijs verlaten.
Duaal leren moet voldoende flexibel zijn, moet de mogelijkheid geven om op maat te blijven werken. In die zin vind ik het interessant dat u zegt dat ook nu al met onbetaalde stages kan worden gewerkt in trajecten. Kunnen er ook kwalificaties worden behaald? Dat is misschien nog een bijkomende vraag.
U bent ook niet ingegaan op mijn vraag over het modulair traject. Zal dat nog altijd mogelijk zijn? Ik denk dat het voor de doelgroep van het dbso zeer belangrijk is.
Het nieuws over de werkingsmiddelen is alvast goed nieuws. Ik kan dat enkel toejuichen. Men gaat in de CDO’s zeer blij zijn, omdat men niet voltijds onderwijs kan aanbieden met deeltijdse middelen.
De personeelsomkadering moet ik verder nog eens bekijken.
Ik doe nog eens een oproep om ook te blijven investeren in infrastructuur van de CDO’s zodat men een goed aanbod kan doen voor beroepsgerichte richtingen.
Dat was het voor de kant van het onderwijs. U hebt al verwezen dat er op het vlak van de ondernemingen nog wel wat werk op de plank ligt. Bedrijven staan vandaag niet altijd te springen om in duale trajecten te stappen, omdat het systeem inderdaad rigide is, omdat het opleidingsplan soms weinig flexibel is, omdat ze de financiële vergoeding soms wat lastig vinden, omdat de procedures zwaar en ingewikkeld zijn. Minister, ik geef u gelijk dat het een evenwicht is tussen het garanderen van de kwaliteit van de opleiding, want het is natuurlijk belangrijk dat de leerlingen op de werkvloer ook leren wat we willen dat ze leren, maar het moet wel voldoende aantrekkelijk blijven voor bedrijven. Minister, wordt er op dit moment aan gewerkt? Wat ligt er op tafel? Bent u in overleg met mevrouw Crevits? Wat zijn de plannen?
U wees er ook op dat het een kwestie voor alle leerlingen zal zijn om de kwaliteit van duaal leren een boost te geven door ouders en leerlingen er veel meer van te overtuigen dat zo'n duaal traject echt wel een goed perspectief biedt op tewerkstelling. Ik lees dat de Vlaamse overheid – ik neem aan u en mevrouw Crevits – een nieuwe campagne van 420.000 euro voorziet om een extra duw in de rug te geven aan duaal leren. Wat is de bedoeling van die campagne? Hoe wordt die uitgerold? Wat is de timing?
De heer Danen heeft het woord.
Het is een heel kluwen en het is een hele klus om van al die opleidingen leren en werken een goed beeld te krijgen. Ik kan me voorstellen dat het voor leerlingen die voor de keuze staan, niet evident is.
Ik heb begrepen dat alle opleidingen leren en werken zullen inkantelen in duaal leren. De bedoeling van mijn vraag of we alleen moeten inzetten op duaal leren was dat u misschien zou zeggen dat het niet helemaal uw keuze was, maar dat u vaststelt dat het in de feiten wel zal gebeuren. Ik maak me daar zorgen over, vooral omdat duaal leren vandaag vooral gericht is op arbeidsrijpe en arbeidsbereide leerlingen. We stellen vast dat vandaag leerlingen die niet aan de criteria voldoen, wel een plaats vinden in bijvoorbeeld dbso en niet in duaal leren. Als alles in duaal leren wordt ingekanteld, dan vrees ik dat er een aantal leerlingen uit de boot zullen vallen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Het was net de bedoeling van duaal leren, zoals ik toch heb begrepen, om optimale leerkansen voor iedereen te voorzien, vooral voor jongeren die mogelijks wat schoolmoe zijn en met hun handen willen werken en om ongekwalificeerde uitstroom te vermijden. We moeten echt proberen te vermijden dat er een ongewenst effect is door verder in te zetten op een systeem waarvan we vaststellen dat heel wat jongeren, waarvoor het was bedoeld, uit de boot vallen.
Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat jongeren die willen leren en werken, toch een plek zullen vinden? Ik vind het toch wel een groot probleem: als we vaststellen dat duaal leren vandaag niet het succes heeft dat we hadden gehoopt, dan zal het over één of twee jaar ook niet het geval zijn. Als jongeren dan alleen maar voor zoiets kunnen kiezen, dan gaan ze allicht uit de boot vallen. Hoe gaat u vermijden dat dit gebeurt? Bent u bereid om bijsturingen te doen? Welke zouden dat dan zijn?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat ik u blij maak, want ik had een vraag over duaal leren. Die vervalt omdat het nu wordt besproken.
Collega's, het is een thema dat we al enkele keren hebben aangeraakt, een thema waar ik zelf zeer nauw ben bij betrokken. Geplaatst tegenover de hele onderwijsbevolking, is deze groep zeer kwetsbare leerlingen een kleine groep, maar we moeten er alles aan doen om die leerlingen ook een vangnet te geven.
Ik ben blij met de stappen die zijn gezet, minister. Ik ben zeer benieuwd naar het ontwerp van decreet. Ik denk dat we alle ruimte zullen krijgen om hierover te discussiëren. Vanuit het veld vraagt men heel veel flexibiliteit om om te gaan met deze kwetsbare doelgroep. Het nieuwe systeem, de inkanteling, mag geen systeem worden van witte raven. Vandaar dat het belangrijk is dat we blijven monitoren. Wordt het ook meegenomen in wat vrijdag op tafel ligt?
Duaal leren zie ik ook als een bijzondere imagoboost ten aanzien van werkplekleren tout court. Er wordt soms gedaan alsof met de invoering van duaal leren, de stages, het werkplekleren bijna onbestaande zijn, terwijl er daar ook al heel veel moois werd geleverd, met heel veel kwalitatieve resultaten.
Minister, ik volg u helemaal als u zegt dat het risicovol is om te pleiten om bepaalde structuuronderdelen alleen maar als duaal aan te bieden. U weet dat ik een pleitbezorger ben van de pedagogische vrijheid, en ik denk dat het echt wel niet goed zou zijn om bepaalde structuuronderdelen alleen maar duaal aan te bieden. We moeten ervoor zorgen dat scholen en schoolbesturen de kans krijgen om zelf te kiezen of ze dit willen aanbieden.
Ik doe in elk geval een groot pleidooi om te zorgen voor deze meest kwetsbare leerlingen en een groot pleidooi om het werkplekleren een positieve boost te geven.
We kijken uit naar wat vrijdag wordt beslist.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, mag duaal leren nog wat bekender zijn en worden? Ik denk dat we allemaal samen ‘ja’ kunnen antwoorden.
Ik had gisteren het genoegen om een presentatie van het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) te horen over het secundair onderwijs, en duaal leren kwam daar niet in voor. Dan moeten we natuurlijk ook niet verbaasd zijn dat mensen het bestaan van duaal leren niet kennen. Collega's, het is een opdracht voor ons allemaal – ik zal seffens een tweet maken die iedereen kan retweeten en de wereld insturen –, om te zorgen dat mensen, ook ouders, weten dat het bestaat.
Als we kijken naar het concept van duaal leren in het buitenland, dan lopen wij achter. In Vlaanderen hebben we heel lang gedacht dat men alleen kan leren op school. Wat je op school hebt geleerd, oefen je dan in op een stage. Duaal leren draait dat eigenlijk om. We hebben toen heel specifiek gekozen om arbeidsmarktrijpe leerlingen, diegenen die wat schoolmoe waren maar absoluut niet leermoe, aan een kwalificatie te helpen, zoals een aantal collega's hebben gezegd, en om op die manier de motivatie om te leren, te behouden. We staan er met de N-VA nog altijd voor 100 procent achter. Het is echt een belangrijke manier om de ongekwalificeerde uitstroom naar beneden te krijgen.
En dan is er een groep leerlingen in de NAFT-trajecten en CDO’s die extra ondersteuning nodig hebben en die meer zijn dan een leerling die naar school komt. Er is trajectbegeleiding, dat is daarnet al gezegd.
Collega's, we moeten heel goed opletten dat we niet al die groepen door elkaar gooien. Wat een leerling duaal leren die arbeidsmarktrijp is nodig heeft, is iets anders dan wat een leerling uit een NAFT-traject nodig heeft. Maar, en dat is belangrijk, ook de leerlingen die een NAFT-traject doen, moeten een kwalificatie halen. Niet van: tot hun 18 jaar, we zien wel en dan de wijde wereld in. We weten allemaal in welke statistieken we ze, helaas, zien opduiken.
Minister, ik wil er ook voor pleiten om te kijken naar de aankoppeling met VDAB. Een aantal leerlingen in de duale trajecten, of we het nu willen of niet, zullen niet arbeidsmarktrijp zijn op 18 jaar. We stellen dat vandaag ook al vast en dat is de realiteit. Bij sommige van de leerlingen zal een diploma halen niet lukken, maar enkel een deelkwalificatie of een arbeidsmarktkwalificatie. We moeten dan nagaan of we hen warm kunnen overdragen aan VDAB of aan andere trajecten in het volwassenenonderwijs of elders omdat we het niet rond krijgen in het onderwijs. Het is een klein groepje, maar het is er. Ieder die we nog aan een kwalificatie kunnen helpen, is belangrijk.
Minister, met die nuance en achtergrond wensen we u veel succes om met de collega's in de Vlaamse Regering tot een wijs besluit te komen.
Minister Weyts heeft het woord.
Het gemakkelijkste zou zijn om alles te laten zoals het vroeger was. Ik denk dat er in de vorige regeerperiode al een moedige beslissing is genomen om resoluut te kiezen voor duaal leren en om het stelsel van leren en werken te laten uitdoven. We gaan dat geleidelijk doen tussen het schooljaar 2022-2023 en het schooljaar 2025-2026. Het stelsel van leren en werken zal overgaan in diverse leerwegen waaronder duaal leren. Waarom? We moeten erkennen dat het stelsel van leren en werken vandaag te weinig garanties biedt op een gekwalificeerde uitstroom. De cijfers zijn er ook niet beter op geworden. Er zijn steeds meer jongeren die ongekwalificeerd uitstromen in het stelsel dan leerlingen die zich kwalificeren. Als je kijkt naar de cijfers van het schooljaar 2019-2020, dan bedraagt het aantal vroegtijdige schoolverlaters 1600, het aantal gekwalificeerde uitstromers 1150. Het is echt wel een verkeerde ratio.
Leerlingen kunnen zich enkel kwalificeren in leren en werken als ze zowel leren als werken. In de praktijk zijn er veel leerlingen in het stelsel die daar niet klaar voor zijn. Die leerlingen, die vaak ook al instromen met een achterstand, stromen ook uit met diezelfde achterstand. Het zijn net die jongeren die zeer kwetsbaar zijn als ze het onderwijs verlaten. In de schoolverlatersstudie van VDAB staat dat 30 procent van de jongeren die maximaal een tweede graad bso behaalden, na een jaar nog werkloos zijn. Voor jongeren die slechts maximaal een eerste graad behaalden, is dat meer dan 40 procent na één jaar. Maar ook jongeren die zich wel kwalificeerden in leren en werken, zijn kwetsbaar, ook na het traject. Een kwart is na een jaar nog steeds werkloos. Dat is meer als je het vergelijkt met de ongekwalificeerde uitstroom uit tso, aso en kso. Voor die laatsten zijn de werkloosheidscijfers lager.
We willen met duaal leren de jongeren de best mogelijke kansen geven op de arbeidsmarkt. We zetten in op duidelijke onderwijskwalificaties zodat werkgevers weten welke de competenties van de betrokken jongeren zijn. Het is wel heel belangrijk om te bepalen aan de hand van een screening of de leerlingen klaar zijn om in een onderneming te leren. Het is ook van groot belang voor de geloofwaardigheid en de perceptie ten aanzien van het concept duaal leren. We moeten er dus voor zorgen dat het een kwalitatieve opleiding is, maar anderzijds moeten we ook zien dat de leerlingen die we laten instromen, over voldoende competenties en de wil beschikken om in duaal leren in te stappen.
Voor jongeren die nog niet klaar zijn voor duaal leren, willen we een traject dat maximaal gericht is op stappen zetten richting kwalificaties binnen duaal leren of in het voltijds onderwijs. Het voltijds onderwijs blijft natuurlijk een goede keuze als leren op de werkvloer nog niet lukt. Voor leerlingen die het moeilijker hebben, staat de leerlingenbegeleiding klaar. Zij kunnen ondersteuning krijgen, desnoods via de NAFT-trajecten via het beleidsdomein Welzijn. We laten geen leerlingen achter.
Voor leerlingen die bijna klaar zijn om in duaal leren te stappen, is er de aanloopfase. Die heeft de bedoeling om aan te sluiten op het duaal traject. De mogelijkheid om de aanloopfase te verbreden over verschillende opleidingen heen, moet ook leerlingen helpen om een goede studiekeuze te maken. Als je dan vaststelt dat leerlingen die in de aanloopfase zitten, toch de overstap naar duaal leren niet kunnen maken en daardoor ongekwalificeerd dreigen uit te stromen, is er een kwalificerend traject op maat uitgetekend. De leerling krijgt daardoor een soort van attest, een onderwijskwalificatie van niveau 2, met daarin een of meerdere beroeps- of deelkwalificaties. Ze hebben dan ook een attest in de hand waarmee ze op de arbeidsmarkt terechtkunnen, ook al zijn het minder competenties in vergelijking met het traject van duaal leren. We willen dit wel als uitzondering behouden, als een vangnet voor diegenen die nog niet klaar zijn voor duaal leren. Dan hebben ze ten minste een aanknopingspunt om na het onderwijstraject de leerloopbaan verder te kunnen zetten, bijvoorbeeld in een centrum voor volwassenenonderwijs of in een centrum voor basiseducatie of bij VDAB.
Er worden ook heel praktische problemen aangehaald die veelal voortspruiten uit het optimum dat we zoeken: kwalitatieve werkplekken en leerlingen die kwalitatief genoeg zijn. We houden de vinger aan de pols. Tweewekelijks is er een overleg met alle partners, zowel het beleidsdomein Onderwijs als Werk.
De campagne zouden we begin maart lanceren. Het is ook de periode van het maken van een studiekeuze. We hopen dat ze ook vruchten kan afwerpen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik wil nog onderstrepen dat Vooruit heel erg gelooft in het systeem van duaal leren. We denken dat het principe van het leren ‘on the job’ absoluut zijn waarde heeft, zeker voor een groep leerlingen die misschien wat schoolmoe is, maar inderdaad zeker niet leermoe. We zijn voorstander, op voorwaarde natuurlijk dat duaal leren geen systeem wordt van cherrypicking, waarbij alleen maar arbeidsrijpe en arbeidsbereide leerlingen een plaats vinden. Het zal ook de populariteit van duaal leren niet ten goede komen, want de groep die onmiddellijk kan instappen, is er natuurlijk, maar is niet gigantisch groot.
Daarnaast is er gewoon de realiteit van een groep leerlingen die vandaag in het dbso zitten, die vaak een rugzakje meeslepen, die wat meer tijd nodig hebben om een kwalificatie te behalen, maar die, wat ons betreft, ook absoluut een plaats moeten krijgen binnen het onderwijs. Het onderwijs moet daarvoor maximaal zijn verantwoordelijkheid nemen. Ze mogen niet gemakshalve na hun 18 jaar worden doorgeschoven naar het volwassenenonderwijs of het tweedekansonderwijs.
De piste om die leerlingen dan maar in het voltijds onderwijs te laten aansluiten, lijkt me ook niet erg realistisch. Vaak komen leerlingen die vandaag in het dbso zitten, uit het voltijds onderwijs, waar ze hebben afgehaakt. Er moet echt een traject op maat voor hen worden voorzien en daar is flexibiliteit voor nodig zodat die leerlingen wel maximaal kwalificaties behalen op het moment dat ze de school verlaten en niet ongekwalificeerd uitstromen. Dat is wat ons allemaal interesseert. Het betekent in de praktijk dat er leerlingen zullen zijn die geen diploma behalen, omdat ze niet slagen voor alle theoretische vakken, maar het is belangrijk om te zoeken naar manieren om hen toch kwalificaties mee te geven op basis van betaalde of onbetaalde stages die ze doen of op basis van werkervaring in een stelsel van duaal leren. Dat is nog eens een duidelijke oproep.
Ik heb niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag hoe de campagne rond duaal leren er zal uitzien. Ik denk dat we het erover eens zijn dat er nog werk is om duaal leren in het algemeen beter bekend te maken. Het is iets wat we zeker zullen opvolgen.
De heer Danen heeft het woord.
Een campagne is nuttig en nodig maar als de fundamenten van een systeem een aantal drempels opwerpen, dan kan een campagne natuurlijk een beetje helpen, maar niet fundamenteel.
Ik deel de mening van mevrouw Goeman of leerlingen die nu een plek vinden in het dbso, een plek zullen vinden in duaal leren. U zegt dat u hier en daar gaat sleutelen, maar het blijft een groot probleem omdat het net heel kwetsbare leerlingen zijn. We moeten ernaar streven dat ze maximaal gekwalificeerd kunnen uitstromen, zoals dat heet, en niet dat ze op een zijspoor komen en vervolgens ontgoocheld ongekwalificeerd uitstromen.
Minister, uw antwoorden waren voor mij nog niet helemaal bevredigend. Het gaat toch over zo'n 10.000 leerlingen die nu hun weg hebben gevonden via het deeltijds beroepsonderwijs, maar in de toekomst een andere weg moeten gaan bewandelen, waar in theorie van alles voor te zeggen valt, maar waar er nog heel wat haken en ogen zijn die maken dat ze de weg niet vinden. Ik hoop dat het goed zal komen met het ontwerp van decreet dat eraan komt.
Ik zou voorstellen om in de commissie een aantal hoorzittingen te organiseren, omdat het te belangrijk is om gewoon te laten passeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.