Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Veys heeft het woord.
In juni vorig jaar keurde het Vlaams Parlement, op initiatief van zowel meerderheid als oppositie, over fractie- en partijgrenzen heen, een resolutie goed over de aanpak van geweld en discriminatie tegen lgbtqi+-personen. In die resolutie wordt vastgesteld dat in de afgelopen veertig jaar de acceptatie van leden van de regenbooggemeenschap weliswaar is verhoogd, en dat hun rechten werden versterkt, maar dat het mentale welbevinden van lgbtqi+-personen niet mee evolueerde. Er zijn met andere woorden meer aandacht en meer middelen nodig om het welzijn van de regenbooggemeenschap te verhogen.
We hebben toen ook de afspraak gemaakt dat we de evaluatie van die resolutie, en de verdere stappen die we van de regering gevraagd hebben, niet wilden laten afhangen van een volgend incident. De collega’s zullen zich nog herinneren dat een van de aanleidingen het spijtige voorval in Beveren was. Ik denk dat het goed is dat we niet enkel incidenteel aan politiek doen, maar structureel.
Binnen die resolutie is er een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs. Alleen door duidelijke communicatie vanuit de overheid en de scholengemeenschappen, in alle netten en op alle niveaus van het onderwijs, kan er een brede maatschappelijke aanvaarding en attitudewijziging komen.
Concreet staan er drie actiepunten in de resolutie die van toepassing zijn op het onderwijsveld, om in overleg met de verschillende partners verder te werken aan die broodnodige mentaliteits- en attitudeverandering die lgbtqi+-gerelateerd geweld en discriminatie probeert te voorkomen. Ik citeer die drie actiepunten even: “scholen (…) ondersteunen in het voeren van een inclusief antipestbeleid met specifieke aandacht voor lgbtqi+-personen, gericht op zowel leerlingen als onderwijsprofessionals; scholen (…) sensibiliseren over de vele manieren waarop ze, met sterke betrokkenheid van de leerlingen, onveiligheid, onzichtbaarheid en sociale uitsluiting van lgbtqi+-jongeren kunnen tegengaan; aandacht (…) hebben voor seksuele en genderdiversiteit in de eindtermen van het basisonderwijs naar analogie van de eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs, en de bestaande lesmaterialen maximaal in het onderwijs (…) integreren.”
Ik heb hierover twee vragen, minister. Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de implementatie van de actiepunten die op het vlak van onderwijs werden geformuleerd in de resolutie? Welke initiatieven hebt u al genomen en op welke manier dragen ze volgens u bij tot een bredere aanvaarding van lgbtqi+-personen, in het bijzonder in het onderwijs? Welke bijkomende initiatieven plant u nog om de doelstellingen in de resolutie te realiseren? Kunt u daarbij ook de timing aangeven?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat in deze kwestie essentieel is, dat zijn de eindtermen. En die houden voor elke school de verplichting in om de thematiek van gender en seksuele geaardheid te behandelen. Die zijn er vandaag ook sterk op gericht om een positief zelfbeeld, een positief lichaamsbeeld tot stand te brengen, waardoor leerlingen in openheid en zonder stereotypen hun gender en hun seksuele identiteit kunnen ontwikkelen. In de nieuwe eindtermen en die onderwijsdoelen zijn die doelstellingen aangescherpt. En daarin staat ook expliciet de noodzaak om te werken rond respect voor eenieders lichaam, en rond de seksuele en genderidentiteit en relaties van anderen.
Scholen leren leerlingen om eigen grenzen aan te geven en rekening te houden met de grenzen van de ander, en om om te gaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Maar leerlingen leren daarnaast ook hulpverleningskanalen kennen. Wat dat betreft kan een leerling altijd met elke vraag terecht bij het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), dat samen met de leerlingen ook tracht om antwoorden te formuleren. Men kan ook samenwerken met externe dienst- en hulpverlening.
Het is natuurlijk ook zo dat de bescherming van de integriteit van leerlingen een belangrijk element is hun psychosociaal welbevinden, dat ook gevat wordt door het beleid inzake leerlingenbegeleiding. De scholen zijn verplicht om ter zake een beleid uit te werken dat ook een antipestbeleid en maatregelen rond grensoverschrijdend gedrag omvat.
Elke school is verantwoordelijk voor de uitwerking en zorgt voor de nodige aanspreekpunten, de nodige communicatie, het nodige reactiebeleid, en dergelijke. En het moet ook duidelijk zijn voor leerlingen waar ze terechtkunnen met vragen in geval van nood aan ondersteuning. Scholen kunnen zich daarbij ook laten adviseren door de preventieadviseur, en er is ook de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bij discriminatie van of geweld tegen personeelsleden.
Scholen kunnen voor ondersteuning rond die thema’s steeds aankloppen bij de pedagogische begeleiding, maar natuurlijk ook bij externe organisaties als Sensoa of KLIQ vzw, die ter zake toch ook een stevig aanbod hebben van vorming, visieontwikkeling en leermiddelen, die ook evidencebased tot stand gekomen zijn. Je ziet dat de modules die zij aanbieden, ook worden afgenomen door de scholen.
Bij het gemeenschapsonderwijs, de onderwijskoepels en de CLB-netten zijn er ook aanspreekpunten grensoverschrijdend gedrag aangesteld waar scholen en het CLB terechtkunnen met vragen daaromtrent.
Tot slot blijven we vanuit Onderwijs campagnes voeren die jaarlijks terugkomen. Er is de Week van de Lentekriebels, de Week Tegen Pesten, de Pride-week en andere internationale dagen zoals tegen seksueel geweld. En we brengen dat ook onder de aandacht via onze communicatiekanalen, onder andere via Klasse. Daarbij worden ook extra dienstverlening en materiaal ter beschikking gesteld en onder de aandacht gebracht. Die worden ook standaard aangereikt via onze eigen onderwijswebsite, maar ook via de portaalsite van KlasCement.
De heer Veys heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. U hebt geantwoord op die drie vragen die in de resolutie stonden en die toch door alle partijen in dit parlement, behalve de twee extremen, ondertekend zijn. Maar ik heb niet meteen bijkomende zaken gehoord. Er is een klankbordgroep geweest, heb ik vernomen van minister Somers. Ik neem aan dat uw kabinet daar ook aan deelneemt.
Voor Vooruit is het belangrijk dat we een Vlaanderen hebben waar iedereen veilig zichzelf kan zijn. Ik denk dat dat niet toevallig ook het thema was van De Warmste Week eind december vorig jaar. En wat we met die resolutie hebben proberen te doen, is niet enkel een opdracht aan onszelf. Het gaat over de mentaliteit van alle Vlamingen, het is een opdracht aan ons allemaal. Maar wij willen toch ook een Vlaamse Regering en ministers die zich daar actief voor inzetten, en die dat ook uitdragen. In die zin is de resolutie natuurlijk ook een opdracht aan de regering.
Ik hoor niet meteen bijkomende plannen. Die resolutie dateert van april-mei. Plant u nog bijkomende zaken te doen? Minister Somers gaf ook aan dat de ambitie ‘de schoolomgeving, een veilige plek voor jongeren’ wordt opgenomen door minister Weyts. Ik neem aan dat u zich daarachter schaart, maar ik zou dat toch nog even bevestigd willen zien.
Tot slot heb ik nog een bijkomende vraag. Minister Somers kondigde aan dat hij in september een evaluatierapport wil voorzien rond de stand van zaken van die resolutie. Ik wilde even vragen of dat afgesproken is in de regering. Of is dat nu een voorstel dat enkel van minister Somers komt? Schaart u zich daarachter?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik kom even tussen in de afwezigheid van onze goede collega Kathleen Krekels. Die resolutie, die inderdaad in het Vlaams Parlement is goedgekeurd door de partijen die daarvoor openstonden, daar staan wij als N-VA-fractie uiteraard achter. Collega Veys, u zegt terecht dat de scholen veilige omgevingen moeten zijn. Ik denk dat we vanuit onze fractie, en in het algemeen, voor alle leerlingen moeten zorgen dat hun school een veilige omgeving is. En dat gaat dan over geaardheid, wie je bent, wat je achtergrond is, vanwaar je komt. Een school moet een veilige omgeving zijn voor alle leerlingen.
U vraagt terecht aandacht voor lgbtqi+-jongeren en voor geweld tegen die gemeenschap, daarover gaat die resolutie ook. Gisteren nog waren er al die debatten over meisjes die niet in een of andere geaardheid zitten, maar die, gewoon omdat ze vrouw zijn, in het hoger onderwijs worden benaderd en in lastige situaties terechtkomen. We hebben dat soms ook met kinderen of jongeren wier ouders een bepaald beroep hebben. Ik weet niet of er hier in de vergadering mensen zitten waarvan de kinderen niet altijd in een veilige omgeving zitten omdat vader of moeder politicus is. Dat komt helaas ook soms voor.
En de oproep die we vanuit onze fractie willen doen, is om daar aandacht voor te vragen. En dat is voor mij dan heel algemeen. Het komt erop neer dat leerkrachten en medeleerlingen – collega Veys, daar kunnen we niet direct bij, de minister ook niet, en ook wij niet als parlementsleden, helaas – tussenkomen als er inderdaad dingen gebeuren die niet oké zijn. En het stellen van die vraag in de resolutie geeft opnieuw aan dat we het onder de aandacht brengen. Dus als een leerling wordt aangesproken op zijn geaardheid of achtergrond of wat dan ook, dan zeggen we allemaal samen ‘neen’. Dat is eigenlijk ook de oproep van ‘kom op tegen pesten’. Dan is ook wat ik hier aanvullend wilde zeggen; naast beleidsinitiatieven wilde ik deze oproep, die u tijdens de Week Tegen Pesten terecht aanhaalde, nog even onder de aandacht brengen.
Minister Weyts heeft het woord.
In eerste instantie is het inderdaad onze taak om ervoor te zorgen dat onze scholen veilige plekken zijn voor iedereen, ongeacht seksuele identiteit, geaardheid of wat dan ook.
Ten tweede zijn scholen ook plekken om te leren. En ook die opdracht nemen we ter harte, in die zin dat we, zoals de resolutie eigenlijk ook stelde, onze duit in het zakje willen doen om een mentaliteits- en attitudeverandering tot stand te brengen die discriminatie en natuurlijk ook geweld tracht te voorkomen. En dan kijk ik naar de doelstellingen die we heel specifiek voor onderwijs hebben vooropgesteld. Ten eerste ondersteunen we scholen in het voeren van een inclusief antipestbeleid. Dat doen we, en ik denk dat we dat ook goed doen. Die weerkerende campagne tegen pesten is succesvol. Die vindt ook een heel ruime weerklank buiten de schoolmuren. Dus dat is prima.
Ten tweede willen we scholen sensibiliseren over de vele manieren waarop ze, ook met sterke betrokkenheid van de leerlingen, onveiligheid, onzichtbaarheid en sociale uitsluiting van lgbtqi+-jongeren kunnen tegengaan. Ook daar heb ik u voorbeelden van gegeven. En ten derde hebben we aandacht voor seksuele en genderdiversiteit in de eindtermen van het basisonderwijs, naar analogie met de eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs, waarbij we de bestaande lesmaterialen maximaal in het onderwijs integreren.
Daar moet ik erkennen dat we nog stappen moeten zetten. Dat heeft natuurlijk te maken met het gegeven dat ook in het kader van de discussie rond de eindtermen tweede graad secundair onderwijs en de juridische procedures, de werkzaamheden daar nu tijdelijk zijn opgeschort. Maar dra volgt daar ook een uitspraak, en dan kunnen we ook werk maken van de eindtermen basisonderwijs, en kunnen we ook dit luikje, deze doelstelling honoreren.
Maar daarnaast blijven we natuurlijk ook op constante basis, en ik denk in goede samenwerking met de betrokken organisaties, extra campagnes voeren. En we zorgen ook voor financiële ondersteuning van die betrokken organisaties.
De heer Veys heeft het woord.
Collega Daniëls, bedankt voor de bijkomende vraag. Nu, ik wil benadrukken dat ik verwees naar de opdracht die minister Somers vooropstelde, namelijk een veilige schoolomgeving voor jongeren. Dat gaat natuurlijk over alle jongeren in het onderwijs. Maar ik neem aan dat u niet pretendeerde dat wij dat maar voor één groep zouden vragen. Maar ik apprecieer het dat ook u pleit voor gelijkheid in het onderwijs. Dat is een heel belangrijke waarde.
U sprak onder andere over de leerkrachten, en dat vind ik wel een interessante. Maar ik zal daar nog bijkomende vragen over stellen. Het gaat over tussenkomen, over ingrijpen, over niet zomaar een omstander zijn die niet tussenkomt. Dat is natuurlijk wel interessant, dat gaat over ‘bystander training’ in het Engels – ik denk dat ‘omstandersopleiding’ misschien het beste Nederlandstalige woord is dat we daar vandaag voor kunnen bedenken. Misschien moeten we daar nog eens over nadenken. Maar Gent is bijvoorbeeld het enige lokaal bestuur dat dat ook actief voorziet voor de bevolking. Ik hoop dus dat we dat ook in verschillende gemeenteraden kunnen voorstellen, en dat de N-VA-schepenen daar ook in meestappen, natuurlijk. Daar kijk ik naar uit.
In ieder geval volgen wij dit verder op, minister. Aangezien dit een opdracht voor de voltallige regering was, ga ik er toch van uit dat dat u en uw kabinet zich ook inschakelen in dat evaluatierapport van de resolutie. Ik hoop alvast dat we samen kunnen werken aan een mentaliteitswijziging, een betere acceptatie-omgeving en een veilige schoolomgeving voor iedereen in Vlaanderen. Bedankt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.