Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, ik heb al een aantal keren, ook vorige legislatuur, vragen gesteld over de asbestaanpak, omdat er toch wel een belangrijk probleem is. Nu wil ik de minister specifiek bevragen over de aanpak in de landbouwsector.
Zoals bekend heeft de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) de opdracht gekregen om een asbestafbouwbeleid uit te werken en dit te verankeren binnen het Materialendecreet. Dit beleid moet focussen op de uitwerking van een gefaseerde en doelgroepgerichte aanpak voor een aantal prioritaire asbesthoudende materiaalstromen. De land- en tuinbouw werd door de OVAM als een prioritaire doelgroep geïdentificeerd.
Recent gaf de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het asbestprotocol ‘landbouw’. De OVAM werkte samen met de land- en tuinbouwsector dit protocol uit om land- en tuinbouwers te helpen om vlot hun asbestdaken te ontmantelen.
De Vlaamse Regering verdubbelt met de relancemiddelen het beschikbare budget voor de asbestverwijdering bij landbouwers, tot 3 miljoen euro. Door de ondertekening van het protocol kunnen landbouwers hun asbest gratis verwijderen en afvoeren. Daarbovenop kunnen de landbouwers een subsidie van 30 procent ontvangen voor de vervanging van hun daken. Een kwart van de oppervlakte van alle asbestdaken in Vlaanderen behoort tot de landbouwsector. Het gaat dus over heel wat vierkante meters.
Landbouwers die gebruik willen maken van een ophaling via de OVAM moeten beschikken over een ondernemingsnummer samen met een landbouwnummer en een exploitatienummer die zij voor hun activiteiten verkregen hebben bij het Departement Landbouw en Visserij. Bij aanmelding moet de landbouwer ook aangeven van welk perceel het dak verwijderd zal worden.
Dit protocol is duidelijk gericht naar de nog actieve landbouwers en mikt op de asbestdaken die nog aanwezig zijn op de gebouwen van de landbouwbedrijven.
Minister, het aantal landbouwbedrijven neemt nog jaarlijks af en de grootste daling is te vinden bij de gemengde rundveebedrijven. Dat waren ongeveer een kleine 700 bedrijven minder in de periode 2014-2019. Na stopzetting van de activiteiten beschikken deze landbouwers niet langer over een exploitatie- en/of landbouwnummer. Komen deze voormalige landbouwers nog in aanmerking voor de gratis verwijdering en afvoer van asbestafval? Is dit aspect meegenomen in het afgesloten asbestprotocol? Werd er een overgangsregeling voorzien voor landbouwers die recent hun activiteiten hebben stopgezet? Van welke ondersteuning kan een voormalige landbouwer genieten om asbesthoudende daken te verwijderen en eventueel te vervangen?
Het Vlaamse agrarische buitengebied wordt gekenmerkt door ‘weesgebouwen’. Ik bedoel daarmee kleine stallingen en opslagplaatsen met vaak een asbesthoudend dak, die ergens verlaten in de velden of weiden staan. Komt de verwijdering van deze asbesthoudende daken die behoren tot het patrimonium van een actieve landbouwer, ook in aanmerking voor de gratis verwijdering en afvoer van het asbesthoudend materiaal, ook indien die bijvoorbeeld niet vergund zijn? Hoe zullen de asbesthoudende materialen verwijderd worden van en uit gebouwen die niet meer behoren tot het patrimonium van een actieve landbouwer?
Volstaat het voorziene budget van 3 miljoen euro om de geschatte hoeveelheid asbesthoudende daken op landbouwbedrijven, ongeveer 70.000 vierkante meter, asbestvrij te maken?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Danen, met het beschikbare budget maakt de Vlaamse overheid binnen het kader van het landbouwprotocol werk van daken die toebehoren aan de land- en tuinbouwsector, en dat in samenwerking met de landbouworganisaties. Binnen een protocolwerking is het echter de bedoeling de scope zuiver te houden en een doelgerichte aanpak te voorzien op maat van de sector, zoals ook voorzien in het actieplan asbestafbouw. Die scopeafbakening omvat dat het landbouwnummer, het exploitatienummer en het btw-nummer vereist zijn bij het aanmelden. Gepensioneerde landbouwers behouden hun landbouwnummer ook na de stopzetting en kunnen op die manier tot tien jaar na hun pensionering nog gebruikmaken van het aanbod.
Zoals ik in het antwoord op uw vorige vraag reeds aangaf, maken we de ondersteuning mogelijk tot tien jaar na pensionering. Verder dan dat kunnen we niet gaan, omwille van de traceerbaarheid, want we willen ook de zekerheid dat de steun in het protocol volledig naar landbouwlocaties gaat. Dat was natuurlijk ook een belangrijk aspect dat de landbouworganisaties zelf naar voren schoven. Zowel de landbouworganisaties als de OVAM staan klaar om de landbouwer te begeleiden bij de aanmelding en bij het opzoeken van de juiste informatie.
Met de verkregen budgetten contracteerde de OVAM een ervaren inzamelaar, waarmee een antwoord geboden wordt op het verwijderen van omvangrijk asbestpassief in de sector. Een container laten aanleveren en laten ophalen kost geld en het vormt dan ook geen efficiënte beleidsaanpak als die container slechts op de bodem gevuld zou zijn voor de afbraak van bijvoorbeeld een kleine stalling. Daarvoor hebben we al andere beleidslijnen lopen op dit moment. Met huishoudelijke volumes tot zo’n 200 kilogram kan men gratis op het recyclagepark terecht. Ook zijn die kleine volumes geschikt voor de ophaling aan huis met golfplatenzakken. Zoals ik hier vorige week aangaf, hebben we ondertussen in 93 procent van de gemeenten een bronophalingsproject. We werken verder richting de 100 procent. Dergelijke kleine stallingen passen dus ook perfect binnen die ondersteuning.
Dan kom ik bij uw tweede vraag. Hoe dat zal verlopen, is te bepalen door de gebouweigenaar. Alles moet natuurlijk asbestveilig verlopen. En het moet toegelaten zijn binnen de contouren van de wetgeving. Met de verplichte gratis aanvaarding op het recyclagepark tot 200 kilogram per jaar en de mogelijkheid om gebruik te maken van een bronophalingsproject, maken we het hem wel gemakkelijker en veel voordeliger dan enkele jaren geleden, dit dankzij de middelen die we daar de afgelopen jaren voor konden voorzien.
U haalt terecht aan dat het aantal van 1000 locaties een inschatting is. In totaal schat de OVAM dat tussen 2021 en 2026 met het beschikbaar gestelde budget inderdaad op ruim duizend landbouwlocaties het asbestdak kan worden verwijderd. Daarmee bouwen we rechtstreeks de verwering van zo’n 700.000 vierkante meter asbestdaken in het leefmilieu af. Uiteraard hebben we momenteel nog geen zicht op het aantal landbouwers dat daadwerkelijk gebruik zal maken van ons aanbod. De administratie volgt dat van nabij op. Maar met de middelen die we hiervoor beschikbaar stellen, kunnen we dus potentieel al zeer ver komen in de versnelde afbouw van asbestlandbouwdaken.
De heer Danen heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Ik begrijp natuurlijk dat de asbestafbouwmaatregelen stap voor stap moeten verlopen en dat het niet allemaal in één keer kan. Maar u zult ook al wel opgemerkt hebben dat als je door Vlaanderen wandelt of fietst of met de trein of de auto rijdt, en zeker als je daar een beetje mee bezig bent, je oog toch op heel wat asbestgebouwen valt, waarvan je je kunt afvragen wie dat in godsnaam ooit gaat opruimen.
Ik begrijp natuurlijk dat een actieve landbouwer die morgen stopt, allicht binnen de tien jaar initiatieven zal nemen om de stallen wat op te ruimen, als hij tenminste zijn activiteiten echt stopt en ze niet wil doorgeven. Maar het gaat ook vaak om mensen die al langer geleden gestopt zijn of om landbouwers die niet meer geneigd zijn om die dingen op te ruimen, omdat ze te oud zijn, omdat ze verhuisd zijn, omdat ze ziek zijn of om weet ik veel welke andere reden.
Ik stel gewoon vast dat Vlaanderen vol staat met stallingen die van abominabele kwaliteit zijn en waarvan het dak half ingestort is. Het punt is natuurlijk dat die problemen zich nooit vanzelf zullen oplossen. Er gaat nooit iemand langskomen die dat klusje komt klaren en dat eens zal opruimen. Dat gaat niet vanzelf. En wat gebeurt er dan? Ik moet daar geen tekening bij maken. In veel gevallen zullen die gewoon instorten, of komt er een storm of een hagelbui, en dan is het probleem nog veel groter.
Mijn bijkomende vraag is dus tweeledig. Hoe gaat u landbouwers overtuigen om hun asbestgebouwen echt te ontmantelen als ze gestopt zijn met hun activiteit? Een tweede vraag gaat over de zogenaamde weesgebouwen, waar niemand zich verantwoordelijk over voelt. Hoe gaat u die aanpakken? Wat gaat er gebeuren om dat soort gebouwen op te ruimen? Want dat zal niet vanzelf gaan. Dat moet ooit iemand doen. Als de bewoner in kwestie er niet meer is of als het een verlaten gebouw is, dan vraag ik mij echt af wie dat gaat doen. Wij hebben nog altijd een vals gevoel van asbestveiligheid in ons land. En dat is niet alleen in ons land zo. Het is veel breder dan ons land alleen. Maar het probleem is dat, als dat soort asbestdaken verweren, als die heel oud worden, ze brokkelig worden en de wind en het water vezels kunnen meepakken. En dat geeft echt wel een risico voor onze omgeving.
Die twee bijkomende vragen had ik u dus graag nog gesteld, ten eerste wat betreft de communicatie naar de landbouwers en ten tweede wat betreft de echte weesgebouwen, waar niemand zich verantwoordelijk voor voelt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij deze vraagstelling, gezien het belang van de vraag en de problematiek rond asbest. We hebben hier in de commissie ook al verschillende besprekingen gehad daarover. Ik vind het heel positief, minister, dat het protocol er eindelijk is en dat ook daadwerkelijk aan de slag kan worden gegaan op het terrein.
Maar ik sluit me wel aan bij de bijkomende vraagstelling van de collega over specifieke gerichte campagnes. Mensen warm maken en mensen inlichten over de mogelijkheden waarvan ze allemaal gebruik kunnen maken om hun daken ook echt te vervangen, dat is een uitdaging op zich. Iemand die vandaag beslist om zijn dak te vervangen, gaat mogelijk zelf op zoek. Maar we moeten de mensen bij wie er niet dadelijk een nood is, omdat het dak op zich nog oké is, mee overtuigen. En dat vraagt iets meer inspanningen. Dat vraagt ook herhaaldelijk communicatie en/of campagnes.
Nu het protocol er is, minister, voorziet u ook een regelmatige, herhaalde campagne om daar de aandacht op te vestigen zodat de specifieke doelgroepen – het is niet enkel voor landbouw, er zijn ook nog andere protocollen afgesloten – bereikt worden om effectief ook gebruik te maken van deze maatregelen?
Een tweede element voor de breed gedragen uitdaging voor iedereen, is dat het ook interessant zou zijn om de gemeenten te vragen om daar ook geregeld aandacht voor te vragen. Elke burger kan immers in contact komen met kleine hokjes, kleine stalletjes, kleine gebouwtjes, of ook in de eigen woning. Daar moet aandacht voor gevraagd worden. Ik denk dus dat ook een regelmatige herhalingscampagne door de gemeenten, eventueel via hun intercommunale, belangrijk is om ons totaalplan Asbestvrij Vlaanderen 2040 te kunnen realiseren. Hoe ziet u dat, minister? Wilt u daar extra aandacht aan geven?
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, het vergde ongelooflijk veel werk, maar we hebben nu een heel erg grote dekking voor wat betreft bronophaling. Heel wat steden en gemeenten zetten daar al op in. Ik denk dat daar ook een sleutel ligt in het wegwerken van asbest, onder andere binnen de landbouw, maar het moet natuurlijk breder gezien worden. Ik geloof dat bronophaling als element in de communicatie heel belangrijk gaat zijn. De collega haalde het al aan. Via welke weg en hoe specifiek gaat u die oproep lanceren? En zult u het feit dat er aan bronophaling kan worden gedaan, mee gaan pushen en eigenlijk een beetje als een verkoopsargument lanceren om de verschillende doelgroepen – landbouwers en voormalige landbouwers, maar zeker ook de jeugdsector en dergelijke meer – aan te sporen om asbest te laten verwijderen?
De heer Pieters heeft het woord.
Ik denk dat de ernst van de asbestproblematiek commissiebreed gedragen wordt. De vraag van collega Danen is ook terecht. Het is misschien mogelijk dat landbouwers bij pensionering of stopzetting van de zaak automatisch vanuit de lokale besturen bezocht worden, om te kijken welke problemen daar nog zijn. Want het zijn dikwijls achterafstalletjes, waar men ook geen aandacht aan geeft, die misschien wel de meeste verontreiniging kunnen veroorzaken.
Minister Demir heeft het woord.
Er is door de OVAM al een campagne gevoerd, maar dat is natuurlijk maar het begin. Er zullen ook nog andere campagnes gebeuren, ook specifiek vanuit de sector. Er komt ook een overkoepelende en iets grotere campagne begin volgend jaar, waarbij we alle instrumenten in de kijker gaan zetten, niet alleen dit protocol, maar bijvoorbeeld ook de bronophaling. Collega Perdaens, bronophalingsprojecten lopen vandaag ook bijzonder goed. Maar natuurlijk is blijvende communicatie nodig.
We kunnen inderdaad de lokale besturen informeren, zoals hier ook gesuggereerd is door een aantal leden. Zij kunnen in het belang van de veiligheid ook altijd maatregelen nemen. Als er een eigenaar van het gebouw is, is er natuurlijk altijd een beheerplicht. Dat is voorzien in de wetgeving. Maar waar er geen eigenaar is, kunnen we inderdaad de lokale besturen de problematiek en het protocol nog eens onder de aandacht brengen.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel voor de antwoorden en voor de brede gedragenheid. Het is natuurlijk een werk van heel erg lange adem. We mogen niet stoppen of versagen, maar ik heb begrepen dat niemand dat wil.
Het is belangrijk om op bepaalde sleutelmomenten in een activiteit, zoals landbouw, actief in te zitten op asbestafbouw. Ik moet zeggen, minister, dat ik het een goed voorstel vind – en ik neem aan dat u het voorstel dat u aan uzelf doet, ook gaat uitvoeren – om de lokale besturen daar een rol in te geven, niet als keizer-koster, maar gewoon om eens te kijken wat de meest risicovolle plekken in de gemeente zijn wat asbestgebouwen betreft, zeker voor die gebouwen die geen eigenaar hebben, en op welke manier ze daar het best mee omgaan. Ik ben er echt van overtuigd dat de meeste lokale besturen wel de beste intenties hebben, maar dat ze vaak gewoon niet weten wat ze er precies mee aan moeten. Wat dat laatste betreft, wil ik u dus ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.