Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden stelde ik een vraag om uitleg naar aanleiding van gebeurtenissen waarbij jonge tieners werden opgesloten en van hun vrijheid werden beroofd na een lockdownfeestje of na vermeende strafrechtelijke feiten of inbreuken. Twee weken geleden kwam opnieuw een verhaal naar boven over een politieoptreden in Gent dat heel veel vragen rijzen doet rijzen – inzonderheid vanuit het perspectief van het Kinderrechtenverdrag – over de manier waarop wordt omgegaan met jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, over hun voorleiding voor de jeugdrechter en over de rechtswaarborgen daarrond. De kinderrechtencommissaris wees ook al op het gemis aan kapstokken bij de politiediensten voor het omgaan met minderjarigen.
In antwoord op mijn vraag stelde u dat u in overleg was getreden met het Antwerpse parket en met de kinderrechtencommissaris om samen naar verbeterprocessen te kijken. In casu ging het dan over overtreding van de coronamaatregelen en de vraag hoe er tegenover minderjarigen die de maatregelen niet volgen, wordt opgetreden. We hadden het in dat kader onder andere over de proportionaliteit.
De recente te betreuren voorvallen in Gent, die de aanleiding vormen voor mijn vraag, tonen aan dat de problematiek ook in een breder kader moet worden bekeken. Het gaat niet enkel over de vraag wanneer jongeren voor welke feiten kunnen worden vastgehouden, maar ook over de bejegening tijdens heel de keten, gaande van het moment dat jongeren worden opgepakt tot de ondervraging, de verwittiging van ouders, de mogelijkheden van fouilles enzoverder. Zo is in de berichten over de feiten in Gent ook sprake van naaktfouilles.
Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van het Vlaamse jeugddelinquentierecht is dat het wordt gedragen en vormgegeven door gespecialiseerde, bekwame en permanent bijgeschoolde actoren, werkzaam bij de politie, de magistratuur – zowel de staande als de zittende magistratuur –, de sociale diensten, de publieke en private voorzieningen, de advocatuur en andere personen die juridische of andere gepaste bijstand verzorgen. In het decreet verwijzen verschillende bepalingen naar de rol en opdracht van het Openbaar Ministerie, de jeugdrechter en de advocaat. Een belangrijk aandachtspunt bij de verdere implementatie is niet alleen de opleiding en bijscholing, maar ook dat wordt ingezet op kunde, met name vaardigheden, ervaring en attitudes. Het is dus niet voldoende dat actoren louter bekend zijn met het jeugddelinquentierecht in al zijn aspecten. Deze actoren moeten ook vanuit een kinderrechtenperspectief handelen in hun omgang met jongeren die met het jeugddelinquentierecht in aanraking komen.
Vorige legislatuur installeerden we vanuit het parlement de Commissie van Toezicht op jeugdinstellingen, net om toezicht te houden op de manier van bejegening en de rechtswaarborgen voor minderjarigen in een gesloten voorziening. Morgen is er de voorstelling van het jaarverslag van de Commissie van Toezicht in de commissie van Welzijn.
Het toepassingsgebied strekt zich niet uit over de bejegening van jongeren in andere fases van de procedure, maar dat wil niet zeggen dat rechtswaarborgen en een correcte bejegening daar minder belangrijk zouden zijn.
Minister, welke stappen zult u ondernemen om te komen tot een breder overleg en een bredere aanpak van alle betrokken actoren bij de aanpak van minderjarigen?
Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de actoren zoals in de toelichting vernoemd, niet enkel beschikken over de nodige opleidingen, maar ook over de nodige vaardigheden en attitudes om met minderjarigen te werken?
Hoe kan met alle actoren samen worden gekomen tot een code van bejegening van minderjarigen die worden verdacht van een als misdrijf omschreven feit doorheen heel de procedure? Zoals ik daarstraks zei, is dat vanaf het moment dat ze worden opgepakt, de ondervragingen, het verwittigen van de ouders, enzovoort.
Minister, is deze problematiek al besproken in de door u geïnstalleerde opvolggroep in verband met het Jeugddelinquentiedecreet? Zo ja, welke zijn de aanbevelingen en/of conclusies daarvan?
Minister Demir heeft het woord.
De vragen die u stelt, zijn zeer terecht, maar ik kan natuurlijk ook niet alle problemen oplossen, zeker niet die waarvoor ik zelf niet direct bevoegd ben. Ik zou het heel graag willen, maar de politiediensten en het parket zitten bij het federale niveau.
Wat ik wel ga doen is mijn collega van Jeugd vragen om, in samenwerking met het agentschap Opgroeien, toch naar het probleem te kijken, om daar tot een goed en gedragen standpunt te komen.
Weet dat in het verleden ook de Vlaamse Jeugdraad daar bepaalde standpunten over heeft ingenomen, en dat standpunt vervolgens ook op de nodige niveaus brengt, zoals bij parket en politie, en dus bij de federale ministers.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik erken vanzelfsprekend de problematiek van de bevoegdheden, en die problematiek is er natuurlijk doorheen de hele procedure. Ik heb verschillende fases genoemd, van het oppakken tot het ondervragen enzovoort. Als ik het heb over bejegening en rechtswaarborgen, dan is dat natuurlijk vanaf het eerste moment, tot zelfs na een veroordeling en de sanctie. Dan is er nood aan samenwerking, denk ik. Als iedereen ervan overtuigd is dat jongeren doorheen die hele procedure op een correcte manier moeten worden bejegend, dan moeten we daar allemaal samen werk van kunnen maken.
Mijn oproep is dan dat alle betrokkenen samen eens zouden bekijken op welke manier ze kunnen komen tot een soort code, als dat zou kunnen. Die wordt dan eigenlijk mee aangedragen binnen de attitudes en vaardigheden waarover alle actoren op het terrein zouden moeten beschikken wanneer ze doorheen zo’n procedure met jongeren in contact komen.
Ik weet dat u dat niet met een vingerknip kunt oplossen, en ik weet dat u daar maar voor een beperkt stukje bevoegd voor bent, maar ik zal iedereen bevragen die daar voor een stukje voor bevoegd is, en die ik vanuit mijn positie kan bevragen. Want ik vind gewoon dat jongeren daar het recht toe hebben. Ze hebben recht op die correcte bejegening, niet alleen wanneer ze binnen een voorziening, een gemeenschapsinstelling of een andere voorziening met besloten opvang verblijven, maar vanaf het eerste moment dat ze zijn opgepakt.
Als ik dan dat relaas lees in de krant, bijvoorbeeld over die feiten in Gent, dan choqueert het mij, al weet ik ook wel dat je je bij een krant soms vragen kunt stellen over de waarheid. Dan denk ik dat dat niet in overeenstemming is met de rechten van kinderen en jongeren. En dat is toch iets waar wij met z’n allen voor moeten opkomen. Al wie daar ook maar voor een stukje aan kan meewerken, roep ik op om dat ook te doen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik begrijp dat mevrouw Schryvers de vraag wellicht aan alle collega’s stelt. Ik vind dat ook wel terecht. Langs mijn kant kan ik zeggen dat wij uiteraard zullen doen wat aan ons wordt gevraagd. Maar vraag mij niet om het dossier te trekken, want ik heb daar niet genoeg administratie voor. Het is ook het agentschap Opgroeien dat daar de lead in moet nemen, samen met Jeugd. En die moeten vervolgens alle actoren daarvoor inzetten. Ik heb dit ook gevraagd, ik heb die opdracht gegeven, hoewel Opgroeien niet mijn agentschap is. Maar we hebben dat gevraagd aan Opgroeien en Jeugd, en het is dan aan hen om alle actoren bij elkaar te brengen.
Ik zal uiteraard ook mijn steentje bijdragen waar ik kan. Maar u moet ook begrijpen dat het agentschap Opgroeien en het agentschap Jeugd helaas niet onder mijn bevoegdheid vallen. Ik heb nu wel gevraagd om het te doen, maar eigenlijk is het een andere minister die hier de lead moet nemen. Maar ik ga volle bak mijn steentje bijdragen daar waar ik kan, daar kunt u op rekenen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb geen opmerkingen meer, ik denk dat ik mijn bekommernissen daarnet heb geuit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.