Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het optimaliseren van de inzet van kinderverzorgers in het kleuteronderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik moet de mensen in deze commissie er niet van overtuigen wat het belang is van kleuteronderwijs. Ik denk dat er in het kleuteronderwijs heel specifiek twee profielen rondlopen: kleuterleidsters en kleuterleiders, maar ook mensen die kinderverzorging hebben gestudeerd. Samen vormen ze een team in een kleuterschool. Zeker in de onthaalklasjes zijn mensen die kinderverzorging hebben gestudeerd, geen onbelangrijke schakel. Integendeel zelf, ze zijn een deel van het geheel.
Collega’s, er zijn ook grote verschillen in het Vlaamse landschap in hoe kinderverzorgers worden ingezet in die kleuterscholen. Dat positieve aspect van kleuteronderwijs op alle vlakken staat voorop: cognitief, sociaal en emotioneel. Het belang van het kleuteronderwijs, ook in de verdere schoolcarrière, dat blijven doorwerken van de goede start, hebben we hier al heel dikwijls bepleit en ook opgenomen in ons regeerakkoord. Dat geldt zowel voor het educatieve als voor de kwaliteit op zich in de totaliteit van het kleuteronderwijs.
Nu, we hebben recent kunnen kennismaken met een studie van het centrum voor de Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK). Daarin worden zes ankerpunten naar voren geschoven om kinderverzorgers efficiënter in te zetten. Zij zijn immers een belangrijke en kwaliteitsvolle bouwsteen in het kleuteronderwijs, maar er wordt vastgesteld dat zij toch nog weinig betrokken worden bij overleg of vorming. Ze hebben ook niet altijd een duidelijke functieomschrijving in de school, waardoor de taakinvulling enorm kan variëren. Ik heb er zonet ook al naar verwezen: in sommige scholen is dat enkel het slaapklasje en soms nog het verluieren van kinderen, dus echt het verzorgen van kinderen. In andere scholen worden ze mee actief ingezet in het klasteam, in het schooltje, en weten kleuters eigenlijk niet dat er een onderscheid is tussen de kleuterjuffen en de kinderverzorgers. Collega’s, in ons Vlaamse regeerakkoord hebben we opgenomen dat er bijkomende kinderverzorgers komen voor die extra handen in de klas, en dat is een goede zaak.
Tijdens de commissievergadering van 23 januari vorig jaar stelde ik enkele vragen omtrent de kwalificaties die nodig zijn om als kinderverzorger in het onderwijs aan de slag te gaan. Bij SYNTRA en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) kan men immers een kwalificatie behalen, maar die is onvoldoende om aan de slag te gaan als kinderverzorger in het onderwijs. Minister, u gaf toen aan na te gaan in welke mate er nood is om ook bijkomende studiebewijzen in aanmerking te laten komen voor tewerkstelling in het onderwijs.
Collega’s, ik wil nog even terugkomen op de zes ankerpunten die VBJK naar voren schuift. Over de zichtbaarheid, de functie en het samenwerken heb ik het al gehad. Maar ook de doorstroommogelijkheden van kinderbegeleider moeten we bekijken. Als mensen kinderbegeleider zijn op een school en daar de smaak te pakken hebben gekregen, moeten we ook kijken naar trajecten waarin zij sneller volwaardig kleuterleidster of kleuterleider kunnen worden.
Minister, ziet u mogelijkheden om de zes ankerpunten te integreren in het beleid? Wat is de stand van zaken betreffende de extra kinderverzorgers? Er is die 71 miljoen euro die we extra investeren in het basisonderwijs. Welke stappen hebt u in navolging van de commissie van 23 januari 2020 genomen om duidelijkheid te scheppen over de kwalificaties die nodig zijn voor een aanstelling in het onderwijs als kinderverzorger, ook voor wie een opleiding volgde bij SYNTRA of VDAB?
De heer Laeremans heeft het woord
De heer Daniëls heeft de situatie al heel duidelijk geschetst. Ik zal mijn inleiding een beetje inkorten. Minister, u ambieert in uw beleidsnota om die extra kinderbegeleiders in het kleuteronderwijs te voorzien en daarmee de werkdruk die kleuterleidsters ervaren door het groter aandeel niet-zindelijke kinderen, te verminderen. Dertig jaar geleden werd er gewoon tegen die ouders gezegd: ‘Sorry, uwe kleine is nog niet zindelijk, hou die nog een beetje thuis, werk eraan.’ En dan had die kleuterleidster – zoals mijn vrouw dagelijks ervaart – niet de last om de klas in de steek te moeten laten om die kinderen te gaan proper maken. Dat is een zaak die toch opgelost zou moeten worden.
Dan is er inderdaad de studie van VBJK en de aanbevelingen die zij formuleren. Collega Daniëls heeft er al een aantal overlopen. Ik wijs toch op twee ervan. Zij zeggen expliciet dat het aantal kinderen per volwassene in de jongste kleuterklassen verlaagd moet worden. Kleuterklassen van 25 kinderen is geen uitzondering bij ons. Kinderbegeleiders moeten meer duurzaam en continu ingezet worden, in plaats van enkele uren per week op verschillende locaties. Ook dat is heel belangrijk. Bijvoorbeeld in de school van mijn vrouw is er 8 uur een kinderverzorgster, terwijl er toch een heel aantal kleuterklassen zijn. Dan werkt ze ook nog in een andere school, in Beigem. Meestal worden kinderverzorgsters ingezet voor de vervanging van kleuterleidsters die ziek zijn of in zwangerschapsverlof en waarvoor men niemand vindt. Met als gevolg dat de kleuterleidsters alleen overblijven – zeker in de eerste klassen – met tussen de 10 en 30 kinderen, afhankelijk van het tijdstip in het jaar.
Dan ook nog even opmerken dat de Vlaamse onderwijsinspectie er aandacht aan heeft geschonken in de Onderwijsspiegel. Ze merkt op dat er een groot verschil is tussen hoe scholen kinderverzorgers inzetten, dat er meer samenwerking nodig is en dat soms nog te veel enkel de louter praktisch verzorgende rol wordt bekeken. Het is wel belangrijk dat daaraan wordt gewerkt.
Hoe evalueert de minister de bemerkingen van VBJK? Zult u ngaan op hun suggesties?
Zult u extra maatregelen nemen om extra kinderverzorgers of kinderbegeleiders, zoals zij dat noemen, in te zetten in onze kleuterscholen, gelet op het feit dat de recentste verhoging van de werkingsmiddelen voor het basisonderwijs in de praktijk niet blijkt te leiden tot effectief meer handen in de kleuterklas? Die werkingsmiddelen mogen immers voor alles worden gebruikt en veel scholen weten eigenlijk niet echt dat ze die ook daarvoor kunnen gebruiken. Bovendien is dat geen duurzame tewerkstelling van die begeleiders.
Hoe zult u ervoor zorgen dat kinderverzorgers/kinderbegeleiders op school als een volwaardig teamlid beschouwd worden en zodoende betrokken worden bij de pedagogisch-didactische aanpak in de klas? Hoe wilt u schoolbesturen of directies aanzetten om hen meer als volwaardige speler op het snijpunt tussen onderwijs en zorg te engageren, en hen dus niet te reduceren tot enkel dat laatstgenoemde aspect?
Minister Weys heeft het woord.
Het rapport richt zich nadrukkelijk op het belang van Educare, dus zorgzaam leren en leerrijk zorgen. Ik denk dat dat van groot belang is. Als overheid voorzien wij in de middelen en het globaal kader voor de werking van het kleuteronderwijs. Heel wat van de voorstellen zijn wel geformuleerd op het niveau van de werkgever, dus de schoolbesturen en de pedagogisch-didactische vrijheid van scholen. Dat zijn enkele zaken waar we van overheidswege niet op kunnen ingrijpen.
Ik wil ingaan op een aantal ankerpunten, waar we direct of indirect als overheid wel een verschil kunnen betekenen. Ik denk dan aan het faciliteren van het Educare-samenwerkingsmodel vanuit het schoolbeleid. VBJK geeft aan dat de schoolleider het kader kan creëren om de samenwerking tussen kleuteronderwijzers en kinderverzorgers mogelijk te maken. Ik zal dan ook werken aan het verhogen van het beleidsvoerend vermogen van de directies. Hiertoe plan ik op korte termijn alvast een aantal specifieke maatregelen in functie van de professionalisering van schoolleiders in het basis- en secundair onderwijs.
We hebben recent een oproep gelanceerd voor projecten inzake ondersteuning en begeleiding van schoolleiders. Sinds 1 maart 2021 is een tijdelijk project gelanceerd betreffende de organisatie van een meelooptraject voor kandidaat-directeurs. De bedoeling is om het aantrekkelijker te maken voor leerkrachten, maar ook voor mensen in de privé, om de stap naar onderwijs te zetten, om er eens van te proeven. Gedurende zes maanden kunnen leerkrachten, en gedurende drie maanden ook mensen uit de privésector, proeven van de functie. Waarom is er een verschil in duur? In het geval van de drie maanden gaat het om een voltijdse functie, dus voor zij die via zijinstroom willen proeven van de functie. Voor leerkrachten voorzien we dat halftijds.
Daarnaast start ik binnenkort gesprekken met de onderwijspartners over de ontwikkeling van een competentieprofiel voor schoolleiders.
Wat de doorstroomkansen betreft voor kinderverzorgers willen we binnen de lerarenopleiding nog meer dan vandaag werk maken van flexibele trajecten voor zijinstromers. Doorstroomtrajecten voor kinderverzorgers om het diploma van kleuteronderwijzer te behalen, zijn me genegen en maken daar deel van uit. De oproep voor pilootprojecten die ik recent lanceerde, ter versterking van de lerarenopleidingen, kan een hulpmiddel zijn voor hogescholen om hier verder op in te zetten. Een van de pijlers binnen deze oproep doelt heel specifiek op het versterken van de flexibele trajecten in de lerarenopleidingen.
Een derde punt is de integratie van het Educare-samenwerkingsmodel in de lerarenopleidingen. Sinds 2015 steunen we, samen met de Koning Boudewijnstichting, het project ‘Kleine kinderen, grote kansen’, dat inzet op de professionalisering van toekomstige leraren kleuteronderwijs en lager onderwijs in het omgaan met kinder- en kansarmoede in het Vlaams basisonderwijs.
Voor de kwalificaties die nodig zijn voor een aanstelling in het onderwijs als kinderverzorger, verwijs ik naar de website bekwaamheidsbewijzen-online waar opgesomd staat welke erkende diploma’s gelden om in dienst te komen als kinderverzorger. Sinds dit schooljaar zijn daaraan de nieuwe diploma’s kinderbegeleider duaal en kinderbegeleider schoolgaande kinderen aan toegevoegd. Een algemener debat over het opentrekken van de aanvaarde diploma’s naar andere studiebewijzen is er nog niet geweest. Omdat de kwaliteit van het personeel toch steeds voorop moet staan, moeten we hier heel voorzichtig mee omspringen.
Wat hebben we gedaan om het kleuteronderwijs meer te ondersteunen? Sinds januari vorig jaar is er een extra van 71 miljoen euro voor de werkingsmiddelen van het kleuteronderwijs. Deze middelen kunnen door de schoolbesturen worden aangewend om meer kinderverzorgers aan te stellen.
Ten tweede is sinds 1 september 2020 de leerlingondersteuning in de klas versterkt via de punten zorg. Deze extra impuls van 23 miljoen euro is uitdrukkelijk bestemd voor ondersteuning in de school. Daarmee kunnen zo’n 525 zorgcoördinatoren worden aangeworven, die zeker hun plaats kunnen krijgen in de klas in de kleuterschool.
Ten derde voorzie ik in de begroting 2021 opnieuw bijkomende extra middelen voor het basisonderwijs, 7,7 miljoen euro voor 2021. Op kruissnelheid wordt het 23 miljoen euro. Het is de bedoeling om die middelen vanaf september 2021 in te zetten. We zijn nog in onderhandeling met de sociale partners om aan die middelen een bestemming te geven.
Daarnaast voorzien we ook voor de taalintegratietrajecten in het kleuteronderwijs budgetten in de meerjarenbegroting. Voor het schooljaar 2021-2022 gaat het om 12 miljoen euro.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is echt een goede zaak dat er binnen de lerarenopleiding werk wordt gemaakt van flexibele trajecten voor zijinstromers. Als mensen daar de smaak te pakken krijgen, dan moeten we dat zeker doen.
Ik vind het ook heel belangrijk om scholen te motiveren om kinderverzorgers in hun beleid op te nemen. Ik heb zelf lesgegeven in verzorging. Ik had leerlingen die stage liepen in kleuterscholen. Als er chemie is en als ze zich betrokken voelen bij de scholen en in de kleuterklas, dan is er veel mogelijk.
Op speelplaatsen is er vaak pestgedrag. De mensen die toezicht houden, zijn ook belangrijke spelers in dit verhaal. Men kan het niet enkel in de klas oplossen. Ik sta er dus volledig achter.
Dat er kwaliteit moet zijn: uiteraard. Dat is logisch. Misschien moeten we het gesprek aangaan met VDAB en SYNTRA om een traject te maken dat wel degelijk ‘onderwijsproof’ is, zodat men op het einde van de rit een certificaat krijgt dat we erkennen in onderwijs. Zo voldoen ze aan de kwaliteitsnormen die we zelf in Onderwijs naar voren schuiven.
Ik heb misschien nog wel een vraag bij uw antwoord. U zegt dat u nog niet verder bent gegaan met overleggen, maar ik vraag om het toch zeker op te starten.
In verband met alle middelen die u naar voren hebt geschoven, de extra middelen, vind ik het goed dat u die nog eens oplijst. Want er wordt soms wat geringschattend over gedaan. 71 miljoen euro, 23 miljoen euro, dan nog eens 23 miljoen euro als die op kruissnelheid komt, dat zijn heel wat middelen. Hebt u er zicht op welke profielen er zijn aangeworven of hoe scholen die middelen hebben aangewend? Dat is toch geen onbelangrijke vraag. Ik dank u.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is positief dat dat Educare-model sterker wordt aangebracht in de lerarenopleiding, dat er meer wordt gedaan voor de schoolleiders en de ondersteuning – dat is juist – en dat er meer flexibele trajecten komen voor zijinstromers. Dat is allemaal positief. U hebt nog eens herhaald dat er 71 miljoen euro werkingsmiddelen worden uitgetrokken voor de kleuterscholen en 23 miljoen euro voor de zorgcoördinatoren. Dat is allemaal zeer goed.
Maar ik heb nu ook een schriftelijke vraag ingediend om te vragen – en dat sluit aan bij wat collega Daniëls net vraagt – wat er daar nu van is terechtgekomen. En zolang men geen heel concrete middelen voorziet voor de lonen, voor die kinderverzorgsters, zolang die norm niet wordt opgetrokken, zal er niets worden opgelost. Die norm is nu belachelijk laag, waardoor die mensen niet volledig in één kleuterschool kunnen staan en er nog één of twee andere scholen moeten bijnemen. Zolang dat niet gebeurt, zal er niets worden opgelost.
U spreekt over 7,7 miljoen extra middelen, die op termijn zullen stijgen. Dat is goed. U zegt dat dat nog moet worden onderhandeld. Als het aan ons ligt, moeten die worden geoormerkt om die kinderverzorgsters aan te nemen. Want anders gaat dat weer in een grote zorgpot en is er geen garantie dat er meer kinderverzorgsters komen. Zij zijn echter echt wel nodig. Ik blijf op dat vlak op mijn honger zitten. Ik zal het blijven herhalen: die kinderverzorgsters moeten een andere teller en noemer krijgen. Er moeten meer uren in die klas. Er moet daarop een garantie bestaan: in elke kleuterschool moet er sowieso een voltijdse kinderverzorgster worden aangesteld. En dat is tot hiertoe jammer genoeg nog niet het geval.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie voor de vragen. Collega Daniëls en ik hebben – we hebben het al vaak gezegd – aan dezelfde doelgroep lesgegeven, ook aan de kinderverzorgers. Er gaat in die kwaliteitsvolle opleiding zowel aandacht naar het verzorgende als naar het begeleidende, het aanbrengen van bijvoorbeeld wiskundige vaardigheden of taalvaardigheden. Dat werd daar allemaal al benoemd. De opleiding op zich vond ik zeer waardevol.
Ik ben ook tussengekomen op de vraag van 23 januari 2020. Ik had het toen over de inzetbaarheid van de kinderverzorgsters of kinderbegeleiders. We moeten op zoek gaan hoe we de verschillende statuten die worden gehanteerd binnen zowel Onderwijs als Werk, op elkaar kunnen afstemmen. Als lokaal mandataris voel ik ook dat het niet altijd eenvoudig is om bijvoorbeeld voor de buitenschoolse opvang op zoek te gaan naar zeer goede begeleiders. Maar als je dan weet dat de combinatie van werken op school en in de naschoolse opvang bijvoorbeeld wel een meerwaarde zou kunnen zijn voor het welbevinden van kinderen, maar ook voor het welbevinden van de begeleiders, met goed op elkaar aansluitende uren, dan denk ik dat we er echt werk van moeten maken.
Minister, in een andere vraag had ik het al over de transitie die we moeten bewerkstelligen tussen de voorschoolse opvang en de zorg binnen het kleuteronderwijs. We moeten daar werk van maken en ook aandacht hebben voor hoe de kinderbegeleiders daarin een opdracht kunnen hebben. Minister, hoe kunnen we inzetten op de professionalisering van die mensen? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de suggestie met betrekking tot VDAB en SYNTRA, met het oog op een opleiding voor kinderverzorging: ik ben die piste genegen.
Twee, er werd de vraag gesteld of ik zicht heb op de aanwending van die extra 71 miljoen euro die er sinds januari toegekend is geworden. Wel, dat is mede met de bedoeling om die middelen te besteden voor de aanwerving van kinderverzorgsters. Alleen stellen we in sommige gevallen vast – er is enige autonomie – dat middelen worden doorgeschoven naar het lager onderwijs, wat niet de bedoeling was. We moeten dus in een volgende fase nog sterker kijken naar een oormerking. Ik wil niet vooruitlopen op gesprekken die ik nog aan het voeren ben met de sociale partners. We hebben nog extra middelen voorhanden, maar u weet dat we in januari maar 71 miljoen euro middelen hebben ingezet in een keer, recurrent. Dat is, gelet op de grootte van het getal, al bij al een beperkte operatie. We hebben nog wel wat middelen. Er zijn ook gesprekken in het kader van de cao, waarbij we meer willen doen ter ondersteuning van het basisonderwijs in zijn totaliteit, maar daar kan ik nog niet al te zeer op vooruitlopen. Enkele suggesties die werden geopperd, liggen mee op de tafel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het weze duidelijk dat we vanuit de N-VA-fractie de kinderverzorgers, de kinderverzorgsters en de kindbegeleiders zien als volwaardig in het team. We onderschrijven volledig dat, als we middelen voorzien voor de school en voor de klas, die dan ook in de klas en in de school terechtkomen en daar blijven. Het is een oud stokpaardje van mezelf, maar ik blijf het herhalen. Iedereen die zelf les heeft gegeven merkt dat. Kinderen merken dat. Je bent niets met een klas van 32 leerlingen en iemand die af en toe een vorming geeft over hoe je met 32 moet omgaan. Dan heb ik liever iemand extra in de klas en in de school die met leerlingen aan de slag kan gaan. Dat voel je als leerling, dat voel je als leerkracht, dat voel je als school en dat voel je als ouder. Dat is een belangrijke focus die we extra willen leggen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister. Ik wil graag aansluiten bij wat collega Daniëls op het einde heeft gezegd. Meer handen in de klas moet echt wel in de praktijk worden gebracht. Wij blijven herhalen dat die oormerking zeker nodig is. Als u zegt dat er een deel van die middelen doorgeschoven wordt naar de lagere school, dan kan dat natuurlijk niet. Die moeten in de kleuterklas terechtkomen en die moeten, gedeeltelijk toch, duidelijk geoormerkt worden voor kinderverzorgster en niet om verf of een poppenkast mee aan te kopen. Er zijn toestanden in onze regio waarbij kinderverzorgsters systematisch ingezet worden als vervanger voor kleuterleidsters die men niet vindt. Ik begrijp dat, maar eigenlijk is dat niet de rol van die kinderverzorgsters. Die zitten op het snijvlak van onderwijs en zorg en die moeten vooral daarmee bezig zijn en niet de kleuterleidster vervangen. Dat is de spijtige toestand op dit ogenblik. We hopen dat daar snel een einde aan kan komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.