Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, u hebt vorige week aangekondigd om een procedure op te starten om de erkenning van de moskee Yesil Camii in Houthalen-Helchteren op te heffen, een moskee die in 2009 erkend werd door uw partijgenoot, toenmalig minister Marino Keulen. De moskee heeft sindsdien al zo'n half miljoen euro aan subsidies van de Limburgse belastingbetaler ontvangen, met dank trouwens aan alle partijen in de Limburgse provincieraad, met uitzondering van het Vlaams Belang, dat consequent tegen die moskeesubsidie stemt. Het is bovendien een erkenning die de moskee gekregen heeft, net als alle andere moskeeën, via de door extremisten gedomineerde Moslimexecutieve, die voor u blijkbaar gewoon een beleidspartner is. Dat is eens te meer een toonbeeld van uw selectieve inschatting van extremisme.
Deze Turkse moskee behoort tot de Diyanetstructuur en maakt als dusdanig ook deel uit van de Turkse overheid, die er zowaar zelfs de imam aanstelt. Yesil Camii is een van de veertien Diyanetmoskeeën die inmiddels erkend werden door de Vlaamse Regering. Na de eerdere intrekking van de Beringse Fatihmoskee in de vorige legislatuur bleven er tot op heden nog dertien erkend. Nu start u dus de procedure om ook de erkenning van een moskee in Houthalen in te trekken. Dat zou gebeurd zijn na een advies van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) en/of de Staatsveiligheid. Als reden wordt genoemd: “het verspreiden van haatdragende en discriminerende boodschappen ten aanzien van de lgbt-gemeenschap”. De imam van de moskee in kwestie zou een bericht op zijn Facebookpagina hebben gedeeld dat “op een discriminerende wijze uitlegt waarom homoseksualiteit in de islam verboden is en dat homoseksualiteit ziekte en verval meebrengt”. Diezelfde imam zou ook een bericht hebben gedeeld waarin hij zei nog steeds achter Ali Erbas te staan. Ali Erbas is de directeur van Diyanet in Turkije, die net de lgbt-gemeenschap had aangevallen in een controversiële toespraak tijdens het vrijdaggebed. Op de officiële Facebookpagina van de moskee zou er ook een lang bericht van de Turkse Diyanet hebben gestaan waarbij er werd uitgelegd dat homoseksualiteit in de islam verboden is omdat het de toekomst en de familie ondermijnt en zo dus een van de grootste bedreigingen is voor de maatschappij.
Minister, kunt u toelichting geven bij de procedure die u hebt opgestart? Welke uitspraken en omstandigheden hebben daar precies toe geleid? Blijkbaar zijn de homohatende boodschappen die moskee Yesil Camii en de imam verspreidden, voor een groot deel rechtstreeks afkomstig van de Diyanetleiding in Turkije. Dus moet de vraag worden gesteld welke algemene conclusie u trekt uit deze feiten voor wat betreft de erkenning en financiering van Diyanetmoskeeën in Vlaanderen. Zult u nagaan of ook de twaalf andere erkende Diyanetmoskeeën de door hun overkoepelende Diyanetstructuur gepropageerde antihomostandpunten delen? Zult u de erkende Diyanetmoskeeën om hun standpunt vragen en desgevallend vragen of ze afstand nemen van de uitspraken van Diyanetdirecteur Ali Erbas in Turkije? Welke gevolgen heeft het opstarten van deze procedure voor de financiering van deze moskee door de provincie Limburg? Hebt u over deze moskee en de door die moskee verspreide antihomopropaganda ook al contact gehad met de federale minister van Justitie, die ook toeziet op de Staatsveiligheid? Welke maatregelen worden er desgevallend door hem en door u samen ten aanzien van deze moskee en Diyanet genomen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, laat mij eerst de context schetsen rond deze zaak, die verband houdt met een situatie die zich in Turkije heeft voorgedaan, maar blijkbaar ook een impact heeft gehad ver buiten Turkije, tot in Houthalen-Helchteren.
Op 24 april 2020, bij het begin van de ramadan, heeft Ali Erbas, de hoogste religieuze autoriteit van Diyanet, het Turkse ministerie van Religieuze Zaken, een preek gehouden waarbij hij zich uiterst negatief heeft uitgelaten over homoseksualiteit, door onder andere te stellen dat homoseksualiteit niet alleen een zonde is, maar ook ziekte en verval met zich meebrengt. De homofobe uitspraken van Ali Erbas hebben voor heel wat verontwaardiging gezorgd bij de Turkse regenbooggemeenschap, die zich hierdoor nog meer gestigmatiseerd en gediscrimineerd voelde. De uitspraken werden ook veroordeeld door tal van bekende Turkse personaliteiten, Turkse mensenrechtenorganisaties en advocatenordes. Ze dienden zelf klacht in tegen Ali Erbas wegens het aanzetten tot haat. Als reactie hierop werden een aantal hashtags op sociale media gelanceerd als steun voor Ali Erbas. Een van deze hashtags werd ook gedeeld door de imam van de Houthalense moskee, die hiermee zijn steun betuigde aan Ali Erbas en diens uitspraken.
Mijn administratie, het ABB, heeft recent vastgesteld dat de door het Vlaamse Gewest in 2009 erkende Groene Moskee uit Houthalen-Helchteren op haar Facebookpagina een mededeling van de Turkse Diyanet deelde, waarbij er werd gesteld dat homoseksualiteit in de islam verboden is omdat het de toekomst van de familie ondermijnt en zo een van de grootste bedreigingen vormt voor de maatschappij.
De in deze erkende moskee tewerkgestelde eerste imam heeft volgende handelingen gesteld: het delen van een bericht op zijn Facebookpagina dat op een discriminerende wijze uitlegt waarom homoseksualiteit in de islam verboden is en dat homoseksualiteit ziekte en verval meebrengt. Hij deelde ook een bericht op zijn Facebook waarin hij zei nog steeds achter Ali Erbas te staan, nadat die de regenbooggemeenschap aangevallen had in een controversiële toespraak tijdens het vrijdaggebed op 24 april 2020. Hij bedankte ook iemand die op zijn bericht volgende reactie had geplaatst: “Homoseksualiteit is een virus van het kapitalisme en de democratie.”
Op basis van deze vaststellingen volgde ik het advies van mijn administratie op om op grond van het erkenningsbesluit van 2005, dus het huidige erkenningsbesluit, de procedure tot opheffing van de erkenning op te starten wegens handelingen strijdig met de Grondwet en het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Met de opheffingsprocedure worden eerst adviezen opgevraagd – het decreet schrijft dat zo voor – bij de gemeenteraden van Zonhoven en Houthalen-Helchteren, de provincieraad van Limburg, het representatief orgaan met name de Moslimexecutieve, het eredienstbestuur van de erkende moskee en bij de federale minister van Justitie.
Deze adviesverlenende actoren werden verzocht om mij binnen zestig dagen een advies te bezorgen over de erkende moskee. Die procedure van zestig dagen is decretaal voorzien. Op basis van deze adviezen kan ik als bevoegd minister een gemotiveerde beslissing nemen over de al dan niet intrekking van de erkenning.
Welke conclusies trek ik uit deze feiten? Wel, elke lokale geloofsgemeenschap is uiteraard individueel erkend en niet als een collectief. Ik kan dus ook niet op basis van het decreet veralgemenen en iedere lokale geloofsgemeenschap over dezelfde kam scheren. Ik wil dat ook niet doen. Enkel tegenover erkende lokale gemeenschappen die de erkenningscriteria niet naleven, moet en zal ook opgetreden worden. Ik herhaal ook nog eens dat ik momenteel volop bezig ben met de oprichting van de informatie- en screeningsdienst op lokale geloofsgemeenschappen, opdat die operationeel zou zijn op 1 september van dit jaar. Deze dienst zal over de nodige bevoegdheden beschikken om zijn controleopdracht effectief te kunnen verrichten: controles ter plaatse, medewerking opeisen, inbeslagname van informatiedragers, vaststellingen met bijzondere bewijswaarde verrichten enzovoort.
Dit voorval duidt nogmaals op de noodzaak van zo’n screeningsdienst om alle aanwezige informatie bij tal van actoren – Staatsveiligheid, politiediensten, Dienst Vreemdelingenzalen en de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) – te verzamelen en te coördineren zodat tijdig opgetreden kan worden tegen inbreuken op de erkenningsregeling.
Ik wil ook meegeven dat in het nieuwe erkenningsdecreet – niet nu, maar in het nieuwe – een duidelijk verbod zal komen op alle vormen van buitenlandse financiering en beïnvloeding die verband houden met extremisme of afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van een erkende lokale geloofsgemeenschap. Binnen dat nieuwe kader zal er dus nog duidelijker en consequenter opgetreden kunnen worden tegen elke buitenlandse inmenging.
Ook voer ik een verbod in op de bezoldiging door een buitenlandse overheid van bedienaren in onze erkende geloofsgemeenschappen. Hiermee komt een einde aan de praktijk van bedienaars als werknemer van een buitenlandse overheid, maar werkzaam in een lokale Vlaamse geloofsgemeenschap.
Welke gevolgen heeft het opstarten van deze procedure, vraagt men mij ook. Tijdens de opheffingsprocedure blijft de lokale geloofsgemeenschap haar erkenning behouden en dus ook de financiering door de provincie Limburg. Zolang er geen beslissing tot opheffing van de erkenning is genomen, blijft men erkend en dus ook onderhevig aan alle rechten en plichten die uit die erkenning voortvloeien. Maar ik heb wel het vaste voornemen om zeer snel na die zestig dagen die men nu heeft om adviezen in te leveren, een beslissing te nemen.
In het kader van de erkenningsprocedure heb ik de federale minister van Justitie schriftelijk in kennis gesteld van het opheffingsdossier van deze erkende moskee. Ik heb bij deze kennisgeving de minister van Justitie verzocht om mij eveneens binnen de zestig dagen vanuit veiligheidsperspectief een advies te willen bezorgen over deze lokale geloofsgemeenschap. De federale minister van Justitie zal in het kader van de federale omzendbrief van 20 juli 2017 dan ook in de schoot van de Limburgse Local Task Force (LTF) een veiligheidsevaluatie over de betrokken moskee laten verrichten door de veiligheidsdiensten. Deze evaluatie maakt deel uit van het advies van de minister van Justitie.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, in afwachting van al die adviezen, waarvan niet geweten is in welke richting die zullen gaan, is er wel één zekerheid, met name dat dit geen eenmalig incident is met Diyanet in Vlaanderen, maar dat er een structureel probleem is ingebakken in die organisatie, die een antiwesterse, rechts-islamitische overheidsinstelling is en hier in Vlaanderen eigenlijk niets te zoeken heeft, laat staan gefinancierd zou mogen worden met het belastinggeld van onze burgers.
De vaststelling blijft dat Diyanet nu al voor de zoveelste keer in opspraak komt. De vorige legislatuur waren er al uitgebreide debatten over spionage van de Gülenbeweging, vrouwonvriendelijke uitspraken, rapporten van Staatsveiligheid en dergelijke meer, waarin gewaarschuwd werd voor de polarisatie binnen de Turkse gemeenschap en voor de lange arm van Erdogan tot hier in Vlaanderen enzovoort. En nu dus ook – heel voorspelbaar – homofobe uitspraken, die geheel deel uitmaken van de Turkse regering en dus ook van Diyanet.
Laat mij nog verwijzen naar vorige week, toen vier Turkse studenten werden opgepakt, omdat ze posters met regenboogvlaggen hadden opgehangen in hun universiteit. De Turkse minister van Binnenlandse Zaken schreef op Twitter: ‘We hebben die lgbt-gestoorden opgepakt.’ De vaststelling is dus dat homofobie daar mainstream is, in Turkije, dat het deel uitmaakt van Diyanet, het ministerie van Religieuze Zaken en dus van de Turkse Regering.
En als u dan toch bezig bent met sociale media, dan daag ik u uit om de Facebookpagina van de Diyanetmoskee in Genk te bekijken, waar jonge meisjes, kinderen nog, met een hoofddoek worden afgebeeld, waarop helemaal geen toonbeeld wordt gegeven van de zogenaamd gematigde islam, de Europese islam – of welk politiek correct, nietszeggend en fout adjectief men er ook aan wil geven. Of kijk eens naar de Facebookpagina van De-Koepel in Antwerpen. Die zet zich af tegen het ABB en zegt letterlijk op zijn Facebookpagina: “Tevens wordt ons financieel erkenningsdossier sinds bijna 6 jaar vanwege politieke steekspellen door het Agentschap Binnenlands Bestuur geblokkeerd.” Minister, dat is het agentschap waarvoor u verantwoordelijk bent. Ik vraag mij af: wanneer gaat u de andere Diyanetmoskeeën in Vlaanderen eveneens betrekken in de procedure tot opheffing van de erkenning?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, dit voorval toont helaas nog maar eens aan dat er inderdaad imams zijn die het niet al te nauw nemen met onze normen en waarden. Als dat zo is, dan moeten we ook het lef hebben om de erkenningen in te trekken. U geeft hier alleszins een heel belangrijk signaal wat dat betreft. Het is ook essentieel dat u dat ook daadwerkelijk zult blijven doen, zeker bij de start van het nieuwe decreet.
Dat is een aandachtspunt dat ik in het verleden al gegeven heb en dat ik zal blijven herhalen, omdat ik het zo belangrijk vind. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat daarmee de problemen van de baan zijn en er geen buitenlandse propaganda meer mogelijk is in de niet-erkende moskeeën, helaas. Maar dat is en blijft natuurlijk een zaak van de Staatsveiligheid, dat op het federale niveau moet worden aangekaart. Ik denk dat hier alleszins de juiste stappen worden gezet, en dat we dat in de toekomst van zeer nabij moeten blijven opvolgen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Eind vorig jaar is er dus een voorontwerp van decreet goedgekeurd met betrekking tot de erkenning en het toezicht op de lokale geloofsgemeenschappen. Maar er komt ook een informatie- en screeningsdienst die als opdracht heeft alle relevante informatie te verzamelen, om zo na te gaan of de erkenningsvoorwaarden worden nageleefd. Wij zijn daar als fractie zeer tevreden mee. Er zal ook opgetreden kunnen worden tegen reeds erkende geloofsgemeenschappen die aanzetten tot geweld, discriminatie of haat. Ze zullen sancties krijgen en hun erkenning verliezen. Ook de samenwerking met de Federale Regering loopt op dat vlak goed; ik heb gemerkt dat de federale minister van Justitie de buitenlandse inmenging in geloofsgemeenschappen wil aanpakken.
Mijn concrete vraag hieromtrent is of de effectieve en formele start van die informatie- en screeningsdienst, die voorzien is op 1 september van dit jaar, nog steeds gehaald zal kunnen worden, en of de planning nog steeds loopt zoals voorzien.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik denk inderdaad dat alles duidelijk is, en dat er een aantal stappen moeten worden gezet. Dat lijkt mij ook duidelijk. Ik heb er alle vertrouwen in dat u dat op een goede manier in de juiste banen zult leiden.
Ik wil toch iets opmerken en een beetje de illusie wegnemen dat met het schrappen van de erkenning de problemen of uitdagingen opgelost zijn. Ik vind het dan ook te kort door de bocht dat alleen de federale overheid daar nog een rol in heeft te spelen, en de Staatsveiligheid. Uiteraard moeten die hun rol kunnen opnemen, maar het lijkt mij toch ook belangrijk om perspectief te geven aan gemeenschappen: op een moment dat zij zich op een correcte manier en op een te verwachten juiste manier inschakelen in onze waarden en normen als samenleving, moeten zij al hun rechten hebben als geloofsgemeenschap om die stappen te zetten. Daarom vind ik het perspectief op erkenning toch ook altijd een belangrijke stimulans. Ik geloof niet in mensen alleen maar zwakker maken, ik geloof in het sterker maken van mensen en gemeenschappen, om hun plaats in de samenleving op een juiste manier in te nemen. Minister, ik denk dat we ons niet de illusie moeten laten aanpraten dat het alleen gaat over erkenning en over de dreiging met het afnemen ervan. Het zal ook gaan over het verleiden van mensen om zich ten volle in te schakelen in onze Vlaamse samenleving.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor hun tussenkomsten en hun interessante inzichten. Laat me beginnen met te zeggen dat ik van plan ben om in het dossier van de erkenningen heel consequent op te treden. Ik heb dat altijd gezegd, en dat zal ook mijn lijn blijven. Geloofsgemeenschappen erkennen, heeft een meerwaarde in onze samenleving. We zitten nu eenmaal met een historisch gegroeid uniek systeem waarin de relatie tussen geloofsgemeenschappen en de overheid is georganiseerd. Dat bestaat nergens anders ter wereld. Wij erkennen geloofsgemeenschappen officieel, en uit die erkenning vloeien een aantal rechten maar ook plichten voort.
Mocht ik ‘from scratch’ kunnen herbeginnen, zou ik misschien vanuit mijn eigen persoonlijke politieke overtuiging een heel ander systeem uitdenken, dat op een heel andere manier doen. Maar binnen dit systeem, binnen de traditie die in ons land is gegroeid, is het erkennen van geloofsgemeenschappen zeer belangrijk en heeft dat een meerwaarde. Want daardoor organiseer je een permanente dialoog met een geloofsgemeenschap en de bredere samenleving, ze worden ingebed binnen een democratisch bestel, je kunt ze aanspreken op hun verantwoordelijkheden ter zake, en daardoor kun je een pluralistische samenleving op een positieve manier vormgeven.
Maar dat systeem is pas geloofwaardig als je op een consequente manier optreedt tegen zij die in de fout gaan, zij die buiten de lijntjes kleuren.
Vandaag is dat optreden binair: je wordt erkend of niet erkend. In het nieuwe decreet zullen nog tussenstappen mogelijk zijn. Voor mij is het uitgangspunt, dat boven elke geloofsovertuiging staat, de democratische rechtstaat, de mensenrechten en het respect ervoor. Dat is voor mij de ultieme toetssteen. Dat is niet altijd gemakkelijk, want er is nu eenmaal een spanningsveld tussen de non-discriminatiebeginselen, het recht op vrije meningsuiting en het recht op levensbeschouwing. Ik ben van plan om over dat spanningsveld meer juridisch onderzoek te laten doen. Het is een zeer boeiend maar niet eenvoudig onderwerp. Dat gaat niet alleen de islam aan, maar alle geloofsgemeenschappen. Het is belangrijk om uit te klaren wat de vrijheid van meningsuiting en van levensbeschouwing betekent ten aanzien van andere grondrechten. Dat is een moeilijke discussie. Maar in dit geval is het niet moeilijk: hier is er een flagrante overtreding. Ik constateer op basis van de feiten die mij bezorgd zijn, een flagrante schending van het non-discriminatiebeginsel en van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). En erkende geloofsgemeenschappen zijn verplicht dat te erkennen en te respecteren. Dat is volgens de informatie die mij bekend is, niet het geval geweest. Dat is mijn uitgangspunt. Ik ben het volledig eens met collega Vaneeckhout dat wij zoveel als mogelijk geloofsgemeenschappen moeten erkennen en ermee samenwerken. Maar net om dat mogelijk te maken, moeten wij kordaat optreden tegen zij die dat kader schenden.
Voor het nieuwe decreet ga ik deze procedure op een correcte manier doorlopen. Ik geloof in de rechtstaat en ik ben er als minister toe verplicht om de procedures van het Vlaams Parlement te volgen. Ik ga dat doen. Ik ga niet dralen. Als die zestig dagen voorbij zijn, treed ik op. Voorts moeten wij beter geïnformeerd zijn. Dat rapport van de Staatsveiligheid komt rijkelijk laat. De feiten speelden zich af in april vorig jaar en ik ben pas nu officieel ervan in kennis gesteld. Met een informatie- en screeningsdienst kunnen wij veel korter op de bal spelen. Dat wil ik opgenomen zien in het nieuwe decreet. Ik vind dat heel belangrijk, een dienst met tanden, met mogelijkheden, die in een netwerk samenwerkt en die kan weten wat er gebeurt. Dat is ook belangrijk om de goede te beschermen tegen onterechte kritiek. Zij die in de fout gaan, moeten wij kort op de bal aanpakken.
Ik kan voorts niet leven met de gedachte dat buitenlandse staten hier structurele netwerken uitbouwen om via religie greep te krijgen op delen van de Vlaamse bevolking. Dat kan voor mij niet. De scheiding van kerk en staat geldt a fortiori voor de scheiding van geloofsgemeenschappen en buitenlandse staten. Diyanet, dat een onderdeel is van het beleid van Turkije, kan niet rechtstreeks of onrechtstreeks komen bepalen hoe mensen moeten denken, hoe geloof moet worden beleden. Dat is voor mij onaanvaardbaar. Daar moet dus een einde aan komen. Daar hebben wij in het decreet heel duidelijke regels over opgenomen. In het nieuwe decreet zal buitenlandse beïnvloeding niet kunnen, evenmin als buitenlandse impact, buitenlandse financiering. Mensen die voor buitenlandse overheden werken, kunnen hier geen imam of priester zijn. Ik zal in het kader van dat nieuwe decreet ook consequent handelen, zoals ik dat nu ook doe in het huidige decreet. Zoals ik nooit zal aarzelen om geloofsgemeenschappen te beschermen tegen foute kritiek, zal ik ook niet aarzelen op te treden tegen zij die in de fout gaan. Wat ik nu niet ga doen, is buiten het decretale kader extra maatregelen nemen, zoals het voorstel van sommigen om alle moskeeën te ondervragen over hun ideeën over homoseksualiteit. Ik ga dat niet doen. Ik heb dat ook op andere momenten niet gedaan.
Gewezen aartsbisschop Léonard heeft op een gegeven moment gezegd dat hiv-besmetting een vorm is van immanente rechtvaardigheid als gevolg van promiscue homoseksueel gedrag. Mocht een imam dat gezegd hebben, dan zouden sommige commissieleden razend kwaad geworden, verontwaardigd, en terecht verontwaardigd. Dat is een uitspraak die ook bij mij verontwaardiging uitlokt, die voor mij niet kan en die van eenzelfde orde is. Maar we zijn toen niet aan alle katholieke kerken en kerkfabrieken gaan vragen wat ze vonden van aartsbisschop Léonard.
In 2016 was in het Canvasprogramma De Afspraak een rabbijn, Aaron Malinsky, te gast. Hij zei dat de kans heel klein is in joods-orthodoxe kringen dat iemand homo wordt, omdat de jongeren vanuit een bepaald project worden opgevoed en niet naar discotheken gaan en dus niet in de verleiding komen om homoseksueel te worden. Met alle respect, maar mocht morgen een imam zo’n uitspraak doen, dan ben ik ervan overtuigd dat er vragen gesteld zouden worden in deze commissie, en terecht. Maar we hebben toen natuurlijk ook niet alle synagogen daarover bevraagd. We hebben die uitspraak wel veroordeeld, ik denk dat velen die hebben veroordeeld, evenals de uitspraak van aartsbisschop Léonard. Maar dat doet geen afbreuk aan het feit dat het overgrote deel van de mensen uit de katholieke kerk of het overgrote deel van mensen uit de joodse gemeenschap zich heel goed inpast binnen onze samenleving en verzoening vindt tussen het geloof en de democratische rechtstaat. Voor mij is dat het handelingskader.
De heer Janssens schetst het breder perspectief van Diyanet in zijn totaliteit. Hij vraagt hoe ik verder omga met de impact van Turkije op een aantal moskeeën. Wel, dat zit vervat in dat nieuwe decreet. Dat nieuwe decreet wordt hopelijk in september 2021 van kracht. Het zal in het voorjaar in dit parlement worden bediscussieerd, mogelijk geamendeerd en hopelijk goedgekeurd. Binnen dat nieuwe decretale kader zit er een heel duidelijk verbod op buitenlandse financiering en buitenlandse beïnvloeding.
Een laatste element. Het feit dat een erkenning ingetrokken wordt, betekent inderdaad niet de sluiting van een moskee. Het betekent wel dat niemand nog een visum krijgt om in die moskee te prediken. De enige moskeeën of geloofsgemeenschappen waarvoor mensen uit het buitenland een visum krijgen om er te prediken en met andere woorden toegang krijgen tot het grondgebied, zijn de erkende geloofsgemeenschappen. Voor niet-erkende geloofsgemeenschappen is dat niet het geval. Dat is vandaag de regelgeving. Ook de staatssecretaris heeft zeer snel gehandeld en heeft onmiddellijk de verblijfsvergunning van die man ingetrokken. Ik vond dat een zeer correcte handeling. Ik zie collega Janssens het hoofd schudden. Men moet daarbij natuurlijk ook de rechtsstaat respecteren. Die man kan daartegen in beroep gaan. Dat is nu eenmaal onze regelgeving, dat is het recht van de verdediging. Gelukkig bestaat dat systeem. Ik ben daar niet tegen. Maar de intentie van de staatssecretaris is duidelijk. Als die man zijn slag niet thuishaalt met dat beroep, dan zal hij het grondgebied moeten verlaten. Dat is de consequentie. Als men hier komt prediken en zich buiten het wettelijke kader begeeft, dan is de consequentie daarvan dat men hier niet langer kan verblijven. Dus ik denk dat er wel degelijk gevolgen zullen zijn.
Ik heb het in de plenaire vergadering ook al gezegd aan collega Dewinter. Een belangrijk gevolg van de screening- en informatiedienst is dat, wanneer iemand fel uit de bocht gaat, het hele dossier over die persoon ook gebruikt kan worden voor andere gerechtelijke procedures. Een bestuurlijke overheid kan zo’n dossier gebruiken voor de vraag of zo’n geloofsgemeenschap nog wel verder kan functioneren. Er zijn dus toch wel wat extra mogelijkheden om consequent op te treden tegen diegenen die de mensenrechten schenden, die willen discrimineren en zich niet houden aan het wettelijk kader waaraan iedereen in onze samenleving geacht wordt zich te houden.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dat unieke systeem van erkenning en subsidiëring van geloofsgemeenschappen dat we in Vlaanderen kennen, ging ervan uit dat de erkenning en subsidiëring van die moskeeën zou leiden tot de zogenaamde ‘Vlaamse islam’. Die stelling lijkt echter op niets gebaseerd.
Diyanet wil alleen maar de Turkse diaspora hier in Vlaanderen islamiseren, en dat lukt hen helaas, met medewerking zelfs van de Vlaamse overheid. Daarom pleit ik niet voor een steekvlampolitiek op basis van een incident in een Diyanetmoskee, maar voor een daadkrachtig optreden tegen Diyanet als structuur. U hebt daar alle middelen toe. U hebt de rapporten van de Staatsveiligheid. Die zijn al zo vaak ter sprake gekomen, u kent ze. U weet wat ze zeggen over Diyanet. U hebt er zelfs geen nieuw decreet voor nodig, hun erkenning intrekken doet u op basis van bestaande regelgeving met een ministerieel besluit.
De bittere vaststelling blijft dat we jaarlijks ongeveer 1 miljoen euro subsidies geven aan moskeeën, waarvan meer dan de helft naar Diyanet gaat. Ik vind het onbegrijpelijk dat door de erkenning via de Vlaamse Regering spreekbuizen van Erdogan hier in Vlaanderen met belastinggeld van hardwerkende Vlamingen gefinancierd blijven worden. Dat is net tegenstrijdig met al uw nieuwe plannen. De huidige moskeefinanciering komt vooral ten goede aan moskeeën die sterk onder buitenlandse invloed staan.
Ik ben uiteraard blij met het voortschrijdend inzicht van Open Vld en de N-VA, want het zijn die twee partijen, of hun ministers, die de Diyanetmoskeeën in Vlaanderen erkend hebben, namelijk Marino Keulen en Geert Bourgeois, terwijl we weten dat het met de integratie van heel wat hier in Vlaanderen levende Turken helemaal niet goed gaat. Het is ook geen toeval dat die integratie nogal stroef verloopt. Dat is bovendien de verantwoordelijkheid van ministers als uzelf, die de negatieve invloed die van dergelijke Turkse extremistische organisaties als Diyanet uitgaat, voortdurend onder de mat vegen en met de mantel der multiculturele liefde bedekken, terwijl we voor het belang, de samenhang en de veiligheid van onze samenleving korte metten zouden moeten maken met dergelijke structuren en dergelijke moskeeën. Dat wil dan zeggen: erkenning intrekken, subsidiëring stoppen en finaal die moskeeën sluiten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.