Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Bijna een jaar geleden stelde ik in de plenaire vergadering een vraag over de lotgenotenwerking voor slachtoffers van kindermishandeling. Daarop antwoordde u dat de lotgenotengroepen een belangrijk thema vormen. U zou met de verschillende partners de vraag bespreken wat nu de precieze rol is die de overheid daarin moet spelen. U zat op dat moment rond de tafel met het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling (VECK) en met de verschillende experten om te kijken hoe u in het landschap, in de verhouding tussen de ondersteuningscentra jeugdzorg (OCJ’s), de vertrouwenscentra kindermishandeling (VK’s) en het VECK, ervoor kon zorgen dat die beter op elkaar afgestemd werden. Ten tweede was er de vraag welke specifieke ondersteuning u aan lotgenotengroepen kon geven.
Intussen heeft de COVID-19-crisis van kindermishandeling een nog veel acuter probleem gemaakt. Het staat ook veel meer in het middelpunt van de publieke belangstelling. Een aantal actoren hebben zich intussen positief uitgesproken over een goede lotgenotenwerking, zoals het VECK, Peter Adriaenssens en Hilde Van Mieghem, maakster van de documentairereeks ‘Als je eens wist’. Die reeks was vorig jaar de aanleiding tot het bewuste parlementaire debat. Het thema heeft zeker niet aan belang en kracht verloren. Uw collega, minister Weyts, haalt ook regelmatig de bezorgdheden rond interfamiliaal geweld en kindermishandeling aan als het over het niet sluiten van de scholen gaat. We weten heel goed dat alle maatregelen voor bijkomende stress zorgen en dat ze er eigenlijk voor zorgen dat er een veel hoger risico op kindermishandeling binnen gezinnen is.
Lotgenotenverenigingen kunnen daarin een heel belangrijke rol spelen. Ze kunnen thema’s op de agenda houden. Een goede lotgenotenvereniging die een goede werking heeft, structureel ondersteund wordt, goed georganiseerd is en die op lange termijn zekerheid en expertise opbouwt, kan ook in het maatschappelijk debat een heel belangrijke rol spelen om belangrijke vragen te stellen.
Het is nu bijna een jaar geleden. Welke progressie hebt u intussen gemaakt in de besprekingen met de verschillende actoren? Ik hoop heel erg veel.
Hoe ziet u momenteel de verdere ontwikkeling van een lotgenotenwerking in Vlaanderen?
Welke mogelijkheden voor steun voorziet u hierbij? Over hoeveel geld gaat het en hoe structureel is de ondersteuning?
Minister Beke heeft het woord.
De VK’s en het VECK hebben het afgelopen jaar onderzoek gevoerd naar de mogelijkheid en meerwaarde van een lotgenotenwerking voor slachtoffers van kindermishandeling. Er werd een discussienota opgemaakt op basis van een analyse van de literatuur, gesprekken met experten en goede voorbeelden in Vlaanderen, die gericht zijn op andere doelgroepen. Daaruit blijkt duidelijk dat dit een waardevolle aanvulling kan zijn voor slachtoffers van kindermishandeling naast professionele interventies en begeleiding.
De Vlaamse overheid kent jaarlijks een subsidie toe aan Trefpunt Zelfhulp om lotgenotengroepen professioneel te ondersteunen. Trefpunt Zelfhulp heeft bijvoorbeeld de richtlijnen ontwikkeld voor het organiseren van groepsbijeenkomsten op een coronaveilige manier. Deze richtlijnen werden ook goedgekeurd door de Vlaamse Taskforce COVID-19 Zorg en zijn te vinden op de website van Trefpunt Zelfhulp.
De publieke databank van Trefpunt Zelfhulp bevat gegevens van 430 lotgenotenverenigingen die via 1500 groepen – lokale of regionale afdelingen – actief zijn in Vlaanderen. Dat landschap is erg heterogeen naar grootte, structuur, doelstellingen, activiteitenaanbod of levensduur.
Het is dan ook beleidsmatig een erg moeilijke oefening om te bepalen of en op welke manier al die verschillende groepen die lotgenotencontacten organiseren, financieel ondersteund moeten worden door de overheid, niettegenstaande de meerwaarde van dergelijke niet-professionele ontmoetingen. De ondersteuning tussen lotgenoten onderling is zeker zinvol.
Het VECK is een professionele tweede- of derdelijnshulpverleningsinstantie. Dat lijkt ons in het algemeen niet de meest aangewezen optie. In andere domeinen zijn het vaak de lotgenoten zelf die zich verenigen vanuit hun eigen noden en behoeften. Dat is te verkiezen, want dan ligt het eigenaarschap ten volle bij de lotgenoten zelf.
We zullen met het VECK nog verder het gesprek voeren rond de rol die elk vertrouwenscentrum kindermishandeling kan opnemen in het faciliteren van lotgenotencontacten en de vraag op welke wijze lotgenotencontacten ook een plaats kunnen krijgen in de werking en de opdrachten van de vertrouwenscentra.
In afwachting daarvan hebben we in het kader van het actieplan mentaal welzijn al een extra subsidie gegeven aan het Trefpunt Zelfhulp om toe te kennen aan de lotgenotenverenigingen, als compensatie voor de extra kosten die deze groepen moeten maken in functie van de coronamaatregelen en het organiseren van digitale ontmoetingsmomenten.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, de richtlijnen die u aankondigt, dat is natuurlijk aardig, maar dat lijkt me niet zo heel structureel, veeleer een punctuele toevoeging die men doet tijdens de covidcrisis. U hebt het over een discussienota. Wanneer is die discussienota opgemaakt? En is die publiek toegankelijk? Want ik zou die natuurlijk heel graag inkijken.
U hebt het terecht over een heel heterogeen landschap, maar daarom stel ik natuurlijk de vraag. Het is inderdaad moeilijk om daarin te trancheren, maar u hebt bijna een jaar geleden al gezegd dat u met de verschillende actoren rond de tafel zat. Ik zou hopen dat er intussen, terwijl dit zo'n actueel thema is, ook wel wat vooruitgang is geboekt. Ik hoor eigenlijk niet veel meer dan dat u een kleine subsidie hebt toegekend aan het trefpunt. Ik ben benieuwd hoe hoog die was. Als u dat kunt zeggen, graag. En ik hoor dat u nog altijd aan de tafel zit. Welke vooruitgang is er dan geboekt? Want het is wel heel belangrijk om een goede lotgenotenvereniging te ondersteunen, een werking die inderdaad op een goede manier werkt.
U zult ongetwijfeld weten dat er intussen een heel mooie uitgave is gemaakt door onder andere het Expertisecentrum Kindermishandeling, specifiek rond lotgenotenwerking, samen met onder andere Peter Adriaenssens, maar ook een aantal andere actoren, waarin men het belang van een heel goede lotgenotenvereniging ondersteunt en de factoren die daar belangrijk in zijn. Er is dus heel veel voorbereidend werk gebeurd. U zegt nu dat u het gesprek gaat voeren. Dat is bijna hetzelfde antwoord als wat u ongeveer een jaar geleden hebt gegeven. Op welke basis gaat u dat gesprek voeren? Welke concrete en degelijke uitvoering gaat u daaraan geven?
Minister Beke heeft het woord.
Zoals ik gezegd heb, hebben wij een aantal initiatieven genomen en hebben wij een aantal zaken in de planning. Ik kan daar op dit ogenblik niet veel meer aan toevoegen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het is natuurlijk moeilijk reageren op "een aantal initiatieven" en "een aantal zaken in de planning". Ik had op een parlementaire vraag graag een wat concreter antwoord gehad over wat de initiatieven zijn en wat er in de planning zit. Dit is niet fijn. U hebt ook niet geantwoord op de heel concrete vraag hoe hoog de subsidie aan het trefpunt was. Ik zal dan nog maar even aangeven dat een goede lotgenotenwerking, net zoals er in Nederland blijkbaar een heel goede lotgenotenvereniging aan het werk is, echt een toevoeging aan het publieke debat kan zijn en ervoor kan zorgen dat een thema op een goede manier op de maatschappelijke agenda blijft. U spreekt zich altijd uit voor goede maatregelen ter preventie van kindermishandeling, en ook voor goede curatieve maatregelen, maar ik heb hier nauwelijks antwoord gekregen. Ik vind dit wel een heel teleurstellend antwoord, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.