Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Goedemorgen aan iedereen. Ik zal kort gaan wat mijn eerste vraag betreft. Iedereen kent uiteraard het systeem van quarantaine. Wie langer dan 48 uur in een rode zone verblijft, moet verplicht in quarantaine gaan. Heel wat werknemers uit de bouwsector hebben dat probleem en verblijven in hun thuisland Polen of Portugal. De sector geeft aan dat het door die quarantainemaatregelen niet evident is om te blijven draaien.
Vandaar enkele vragen. Minister, op welke manier kunnen we die ondernemingen beter ondersteunen, zodat ze goed kunnen inspelen op de impact van de coronamaatregelen? Kunnen we eventueel samen met de minister van Onderwijs meer studerende en werkzoekende Vlamingen warm maken om daadwerkelijk te kiezen voor jobs waar de nood groot is? Door die quarantainemaatregelen zijn er nu immers nog veel minder mensen klaar om in de bouwsector te werken. Het klinkt een beetje bizar, maar daar zit men nu echt wel met een nijpende arbeidskrapte.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ook van mij een goedemorgen. Het is heel bijzonder om op het scherm zo’n lege commissiezaal te zien. Dat geeft een beetje heimwee naar betere tijden.
De gezelligheid ontbreekt eigenlijk een beetje.
Dat is wel waar, maar goed, we zien elkaar toch op het scherm.
Collega Ronse, bedankt voor uw vraag, die meteen ook wat ‘airplay’ geeft aan de bekendheidsnood waarnaar u ook verwees. Er zijn inderdaad heel strenge quarantainemaatregelen afgesproken, zowel voor burgers als voor buitenlandse werknemers die uit een rode zone terugkeren. Dat is van belang voor het inperken van de pandemie. We hebben gisteren ook nog vernomen dat het virus ook op de werkplek wordt overgedragen. Ik heb daar nog vragen over gekregen. Dat maakt natuurlijk dat sectoren die veel moeten gebruikmaken van buitenlandse werknemers, extra kwetsbaar zijn. Er wordt heel veel gesensibiliseerd via het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Ik heb ook al gezegd dat de VLAIO-mensen veel meer worden geconsulteerd dan vroeger: het aantal vragen ligt tien keer hoger dan vorig jaar. Veel vragen gaan over subsidies en financiële maatregelen, wat evident is, maar we zien dat er ook wordt ingezet op veilig werken in diverse sectoren, dat het kanaal daarover veelvuldig wordt geconsulteerd.
Op het vlak van informatie over de impact van coronamaatregelen hebben ook de sociale secretariaten een zeer belangrijke rol. Sommige sectoren, zoals de bouwsector, doen veel meer een beroep op buitenlandse arbeidskrachten dan andere. Dat is niet nieuw. Dat is niet enkel een gevolg van demografische tekorten op de arbeidsmarkt, maar ook van de aantrekkelijkheid van een sector. Zeker de bouwsector zit met een imago dat eigenlijk afwijkt van de realiteit. Toen ik nog Onderwijs onder mijn vleugels had, hebben we het daar vaak over gehad. De bouwsector heeft nog niet echt een technologisch imago, en ook niet het imago dat het jobs zijn met veel afwisseling. Dat is onterecht, want die sector is in de voorbije jaren ook enorm geëvolueerd.
Ondertussen is de bouwsector geconfronteerd met de plotse sluiting van de grenzen, waardoor de knelpunten om de juiste arbeidsprofielen te vinden nog nijpender zijn geworden. Er zijn ook de verstrengde quarantainemaatregelen voor terugkerende werknemers, en dan is er nu de hele discussie die is ontstaan over de nieuwe Britse en erg besmettelijke variant, en ook over de Zuid-Afrikaanse variant. Collega Ronse, dat toont ook aan dat bepaalde sectoren erg afhankelijk zijn geworden van buitenlandse werkkrachten. In crisisperiodes is dat uiteraard een probleem.
Wij moeten, zoals u terecht stelt, ook Vlaamse jongeren warm maken voor een job in de bouw. Dat gebeurt ook. Dat is ook een van de redenen waarom de modernisering van het secundair onderwijs op til staat. In het nieuwe sectorconvenant dat momenteel afgesloten wordt met de sector, is er heel veel aandacht voor de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt.
We hebben op dat vlak een aantal prioriteiten afgesproken met de bouw. Ze zetten in op het op het warm maken van jongeren voor bouwopleidingen en bouwberoepen, bijvoorbeeld via de Construbus. De Construbus is de nieuwe bus van sociale partners om tot een beter imago te komen van de sector. Er is ook de STEM-check (Science, Technology, Engineering, Mathematics) die de STEM-geletterdheid van jongeren in het oog houdt om hen al van jongs af aan meer voor die richtingen te stimuleren. De opleiding voor leerkrachten wordt ook vernieuwd, met onder meer stages, zodat ze voeling blijven hebben met de bedrijfsrealiteit.
Via het nieuwe sectorconvenant gaan de sectorconsulenten ook rechtstreeks ondersteuning bieden bij het opstellen van vacatures, omdat we zien dat daar soms het schoentje wringt. Voor wie werkkrachten zoekt, kan de manier waarop een vacature opgemaakt wordt, heel veel impact hebben op het aantal kandidaten. Bovendien werken we ook aan de vernieuwing van de samenwerking tussen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en de bouwsector, om zo op korte termijn vacatures ingevuld te krijgen.
Er is wel degelijk een samenwerking met het onderwijs. In heel Vlaanderen heeft VDAB trouwens bemiddelingsteams die gespecialiseerd zijn in een bepaalde sector en regio, zoals ik gisteren al zei. Ze leveren maatwerk voor werkzoekenden en werkgevers, en zetten ook werkplekleren in daar waar de match tussen vacature en kandidaat niet meteen gemaakt kan worden.
Er zijn ook verschillende vormen van competentieversterking om de druk op knelpuntberoepen te verminderen. De beroepsopleidingen die we samen met VDAB aanbieden, zijn ook steeds meer gericht zijn op die knelpuntberoepen. Vorig jaar hebben 14.112 cursisten hun opleiding via VDAB voltooid in 418 knelpuntgerichte opleidingen. Dat zijn er iets minder dan in 2019, maar er werd wel meer gefocust op die knelpuntvacatures.
Er is ook het schoolverlatersrapport, dat opgemaakt wordt in samenwerking met het onderwijs. Het paradepaardje van de samenwerking tussen onderwijs en werk is duaal leren, waar ook een aantal bouwrichtingen met heel veel succes aangeboden worden.
Er is nog veel werk aan de winkel. Ik ga er absoluut mee akkoord, collega Ronse, dat we minder afhankelijk moeten worden van buitenlandse werknemers en moeten inzetten op het aantrekkelijk maken van alle functies voor binnenlandse werknemers. Er werd ingezet op het bekendmaken van de bouw door ervoor te zorgen dat ondernemingen meer op de hoogte waren.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel. Het heeft wel iets feeërieks, het beeld van de minister in de auto met op de achtergrond de regen en de lichtjes. Het lijkt wel Parijs.
Ik ben door Brussel aan het rijden. Ik ben bijna aan mijn kabinet.
Jammer dat het Brussel is. Ik koesterde al romantische gedachten aan Parijs.
Dat zou in Vlaanderen niet echt geapprecieerd worden, denk ik, in tijden waarin aan de mensen gevraagd wordt om te telewerken en thuis te blijven. Ik kan vandaag echter niet telewerken.
Ik ga volledig akkoord met het einde van uw antwoord, minister. We kunnen het ons inderdaad, zeker nu, niet permitteren om knelpuntvacatures zo lang oningevuld te laten. We zullen mensen dus echt wel moeten verleiden en stimuleren om zich te heroriënteren in de richting van zulke vacatures. Het zijn ook mooie opleidingen en er valt trouwens mooi geld te verdienen in die sector. Het is ook een heel eervol beroep. Ik hoop dat al die acties hun vruchten afwerpen en dat we dit allemaal in het achterhoofd houden bij het zoeken naar manieren om mensen in tijdelijke werkloosheid te versterken, waarover we het straks nog zullen hebben.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Ronse, mijn excuses dat ik wilde inbreken in het romantisch moment dat u blijkbaar met de minister wilde beleven. Dit is echter een belangrijk issue en ik dank u dan ook voor uw vraag.
Minister, u hebt gelijk wanneer u zegt dat bepaalde sectoren nog maar eens aantonen dat we toch wel sterk afhankelijk zijn van buitenlandse werknemers. Het is juist dat we moeten proberen om onze eigen mensen die werkzoekend en langdurig werkzoekend zijn, zoveel mogelijk naar die knelpuntvacatures te leiden. Maar we moeten elkaar ook niets wijsmaken; het zal nooit genoeg zijn. Dat wordt duidelijk wanneer we kijken naar de demografische evolutie, we kennen het probleem van de krapte op onze arbeidsmarkt. Voor sommige sectoren zullen we, of we dat nu graag willen of niet, altijd afhankelijk zijn van buitenlandse werknemers.
Ik lees vandaag dat men vanuit virologische hoek steeds meer pleit om de grenzen volledig te sluiten. Ik wil u dan ook vragen om binnen de overlegcomités het maximum te doen om dat te vermijden. Ik denk dat men echt onvoldoende inschat welke negatieve gevolgen dat zal hebben voor heel veel mensen. Ik begrijp natuurlijk de angst voor de epidemie – dat is evident–, maar ik vrees toch dat dit schieten is met een kanon op een mug, en dat men onvoldoende inschat wat de gevolgen daarvan zullen zijn voor heel wat bedrijven. De schade op langere termijn zal veel groter zijn dan het voordeel dat men daar nu mee zal hebben. Wanneer men het daarover heeft, kijkt men vaak naar de Limburgse grensgemeenten en de Nederlanders die dan hun familie niet kunnen komen bezoeken, maar het gaat natuurlijk veel verder dan dat. Het gaat over heel veel bedrijven die dan zonder werkkrachten vallen, wat een enorm negatieve invloed zou hebben op onze economie. Daarom mijn oproep, minister, om vanuit uw functie – en ik heb al vaker gevraagd om uw gewicht in de schaal te werpen, maar ik zal dat zo niet meer noemen omdat ik begrepen heb dat dat gevoelig ligt – uw macht te gebruiken om dat zoveel mogelijk te vermijden.
Minister Crevits heeft het woord.
Intussen gaat het met mijn gewicht weer de goede kant op, dus u mag die uitdrukking opnieuw gebruiken. Het was een heel tijdelijke dip.
Collega Ongena, ik ben het eens met uw opmerking. Er wordt heel gemakkelijk gezegd dat de grenzen moeten worden gesloten. We zien dat ook met het verbod voor een aantal mensen om hun beroep uit te oefenen. Ik heb enorm te doen met de mensen die een contactberoep uitoefenen of in de horeca werken omdat we natuurlijk nog niet van de miserie verlost zijn. Ik denk dat er genuanceerd over nagedacht moet worden. We moeten natuurlijk ook vermijden dat de gezondheidscrisis opnieuw erger wordt, maar ik ben het ook met u eens dat we zeker niet lichtzinnig mogen omgaan met uitspraken over de sluiting van de grenzen.
Collega Ronse, ik dank u nogmaals voor de vraag. Het zijn trouwens allemaal vragen die interessante thema's aansnijden op de arbeidsmarkt. Enerzijds moeten we gastvrij zijn, ook in die sectoren waar het nodig is. U weet dat we een nieuw beleid ontwikkelen om mensen naar hier te halen om hier zinvol en goed werk te kunnen doen. Anderzijds hoor ik heel veel mensen zeggen dat men in de bouw veel verdient, dat het mooie opleidingen zijn die technologisch enorm vooruit zijn gegaan en dat het dus zeker zinvol is om jongeren aan te trekken om een opleiding te volgen in de bouw en er nadien een job uit te oefenen. Ook daar is er echt werk aan de winkel wanneer het gaat over studiekeuzes. Vaak wordt gekozen voor een job binnen het management of op de secretariaten van bedrijven, maar er zijn ook heel goed betaalde jobs die technologisch zeer interessant zijn. We moeten dus op twee sporen werken, en dat zal ik blijven doen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben het volledig eens met wat de minister en collega Ongena hebben gezegd, ook met de opmerking van collega Ongena over het verbreken van ons romantisch moment, waarvoor dank, collega.
De vraag om uitleg is afgehandeld.