Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, ook van mijn kant de beste wensen voor het nieuwe jaar voor de collega’s en voor mevrouw de minister.
In december 2020 publiceerde het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) zijn natuurrapport voor Vlaanderen, waarin de Europese natuurambities die Vlaanderen tegen 2020 moest halen werden doorgelicht. Het resultaat is spijtig genoeg bedroevend. Vlaanderen scoort een schamele 0,5 op de zes doelstellingen. Wanneer het gaat over natuur en biodiversiteit, komt de landbouw al snel in beeld. Onze agrarische ruimte kan een versterkende en ondersteunende rol spelen in het beschermen van onze natuur. Jammer genoeg is de landbouw momenteel nog te veel een remmende factor. Een van de Europese doelstellingen gaat dan ook over de verschuiving naar een duurzame landbouwvoering. Maar ook die ambitie hebben we niet kunnen halen. Een belangrijk pijnpunt is de vermesting. Ondanks een verbetering sinds de jaren 90 stagneert het niveau sinds 2015 en is dat onvoldoende om de natuur te vrijwaren.
Concreet kunnen we in het rapport de volgende zaken lezen over de vooruitgang binnen de landbouwsector. Biologisch waardevolle graslanden en blijvend grasland gaan in oppervlakte achteruit. De daling is wel verminderd, maar de druk vanuit de landbouw daalt onvoldoende. De biodiversiteit van de meeste agro-ecosystemen is laag en daalt verder. Landbouwers sluiten wel vrijwillig meer beheerovereenkomsten af. Ook biolandbouw neemt in oppervlakte toe. Maar het oppervlakte-aandeel van beide blijft spijtig genoeg laag. Vermesting en verzuring zijn sterk gedaald, maar stagneren al een hele tijd. De natuurdoelen worden daardoor niet gehaald.
Vanuit die vaststellingen formuleert het rapport ook enkele aanbevelingen. Vermesting en verzuring moeten bij de bron worden aangepakt. Het rapport verduidelijkt dat technologische verbeteringen in de landbouw, een betere mestverwerking, bufferzones rond kwetsbare gebieden, de verdere uitbouw van de waterzuiveringsinfrastructuur en een aanpak van de overstortproblematiek wel iets kunnen helpen, maar benadrukt dat er nood is aan fundamentele veranderingen in onze voedselproductie om de nijpende Vlaamse vermestings- en verzuringsproblematiek op te lossen. Er wordt expliciet gezegd dat maatregelen die tot een lagere mestproductie kunnen leiden, zoals een beperking van de omvang van de veestapel, minder productie voor de wereldmarkt en een lagere binnenlandse consumptie van vlees, geen taboe mogen zijn. Het inzaaien van vanggewassen, precisielandbouw, biolandbouw, aangepast veevoer, emissiearme stallen, het circulaire gebruik van verwerkte mest in plaats van kunstmest en brede bufferstroken langs waterlopen, natte graslanden, stilstaande wateren en moerassen bieden mogelijkheden om vermesting te verminderen.
Ten tweede, stimuleer en verbreed de rol van de landbouwer als beheerder van het landschap en de biodiversiteit. Naast de verdere reductie in het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen stelt de nieuwe biodiversiteitsstrategie voor om de productiemethodes te diversifiëren en landbouwers een actieve rol te geven in het beheer van het landschap. Daarbij moet biolandbouw, weliswaar op Europees niveau, tegen 2030 25 procent van het landbouwareaal uitmaken. De extensievere vormen van bedrijfsvoering kunnen een bufferzone rond natuurgebieden vormen om de impact op de biodiversiteit te verminderen.
Derde aanbeveling: zorg voor een waardig inkomen voor landbouwers zodat onze voedselvoorziening behouden blijft. Ondersteun landbouwers in de verdere transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Versterk de positie van landbouwers in de agrovoedingsketen zodat ze meer inzage en inspraak hebben in de prijszetting van hun product. Korte keten is een van de mogelijkheden.
Landbouwers moeten ook voldoende toegang hebben tot voor hen betaalbare landbouwgrond. Ook een vergoeding voor de geleverde ecosysteemdiensten, bijvoorbeeld het Carbon Farming Initiative, kan het inkomen van de landbouwer aanvullen of versterken. Landbouwers zijn steeds vaker bereid om bovenwettelijke inspanningen te leveren voor het milieu en de biodiversiteit, zo blijkt uit de toename van de afgesloten beheersovereenkomsten.
Ten vierde, streef naar een duurzame voedselvoorziening. Er wordt nog altijd vooropgesteld dat we meer moeten produceren om de groeiende wereldbevolking te voeden, naast diverse andere strategieën zoals het verminderen van voedselverliezen. Om binnen de milieugebruiksruimte te blijven, schuiven anderen een diversificatie van de productie en een dieet arm aan dierlijke eiwitten naar voren.
Het rapport stelt dat er ook in Vlaanderen nog heel wat winst kan worden geboekt door minder voedsel verloren te laten gaan en voedselreststromen te hergebruiken. We hebben in Vlaanderen nood aan een overkoepelende beleidsvisie en -strategie over een toekomstgericht Vlaams voedselsysteem.
Voorlaatste aanbeveling: vermijd oneerlijke concurrentie. Moderne landbouwbedrijven hebben een concurrentieel marktvoordeel ten opzichte van postmoderne landbouwbedrijven, omdat de prijszetting van landbouwproducten geen of beperkt rekening houdt met de negatieve impact op de omgeving. Dat betekent dat producten uit alternatieve productiesystemen die meer zorg dragen voor de omgeving, duurder zijn.
Het internaliseren van milieukosten zoals vermesting, verzuring, klimaatimpact en verontreiniging in de verkoopprijs zorgt voor een eerlijker speelveld. Het huidige beleid ondersteunt biolandbouw met een hectarepremie. Die premie is hoger tijdens de transitiefase omdat nadien rekening wordt gehouden met duurdere bioproducten. Men vindt dat de hectaresteun kan worden afgebouwd, waardoor het concurrentiële nadeel behouden blijft.
Maar misschien is de belangrijkste boodschap van dit NARA de oproep naar samenwerking. Samenwerking, ook met landbouw, wordt sterk benadrukt. Landbouw wordt door het INBO letterlijk als een belangrijke en noodzakelijke partner gezien om onze biodiversiteit te ondersteunen en er zelf, als landbouwbedrijf, ook een betere toekomst rond op te bouwen. Ik hoop dat dit natuurrapport, hoewel het natuurlijk vertrekt van een feitelijke analyse van de toestand en de trends daarin, op die manier ook wordt gelezen door de landbouwgemeenschap.
Samengevat komt het er dus eigenlijk op neer dat we moeten streven naar een betere samenwerking tussen natuur en landbouw en naar een landbouw die samenwerkt met de natuur in plaats van die tegen te werken.
Minister, hoe staat u tegenover de aanbevelingen omtrent landbouw die worden geformuleerd in het rapport? Wat is uw antwoord op de diverse hierboven geformuleerde aanbevelingen? Bent u van plan om met de auteurs van het NARA rond de tafel te gaan zitten om hun aanbevelingen samen te bespreken? In het rapport spreekt men van enkele taboes zoals de omvang van de veestapel beperken, minder produceren voor de wereldmarkt en een lagere binnenlandse consumptie van vlees. Ervaart u die zaken ook als taboes?
Ons strategisch plan in het kader van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is in opmaak. In hoeverre beantwoordt wat vandaag voorligt aan de conclusies en aanbevelingen van het NARA? Hoe gaat u ervoor zorgen dat wat in dat strategisch plan komt, in overeenstemming is met de aanbevelingen van deze wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Steenwegen, bedankt voor uw interessante vraag. Het is niet de laatste keer dat we het over dit thema hebben.
Het NARA is bijzonder interessant. Het zou goed zijn om het eens volledig en grondig te bekijken, want er staat ook in dat de landbouw al jaren heel veel inspanningen levert. Die moeten ook erkend worden. Zo wordt al jaren ingezet op bufferstroken, vanggewassen, emissiearme stallen, korteketenactiviteiten – die dragen mijn interesse weg –, het stimuleren van biologische landbouw – we hadden een debat over waarom dat bij ons moeilijker is dan in andere landen, dat heeft met de vruchtbaarheid van de grond te maken –, het inzetten van agromilieu- en klimaatmaatregelen, het verminderen van voedselverliezen, het stimuleren van hergebruik van reststromen enzovoort. Ik ben blij dat dat er ook allemaal in staat en we moeten dat onderkennen. Ik besef ook dat er nog werk aan de winkel is. De in bespreking zijnde Europese voorstellen voor het toekomstige Europese gemeenschappelijk landbouwbeleid zetten terecht in op een hogere groene, milieu- en klimaatambitie. Dat draagt ook mijn goedkeuring weg.
Ik sta zeker positief tegenover de aanbevelingen, ik ben het niet met alles eens, maar dat zou u wellicht verbazen. Ik wil zeker rond de tafel gaan zitten.
Ik was een beetje verbaasd dat u sprak over taboes in het onderdeel ‘vermesting en verzuring’. Daar wordt eveneens vermeld dat de boeren al aanzienlijke inspanningen leveren om de vermesting te verminderen. Men moet altijd het rapport in zijn geheel bekijken.
Vertrekkende vanuit de Europese biodiversiteitsstrategie en de Farm-to-Forkstrategie, wordt bekeken hoe onze voedselvoorziening verder verduurzaamd kan worden. De aanbevelingen die u aanhaalt, zijn enkele van de vele aanbevelingen die we op elkaar moeten trachten af te stemmen om tot een geïntegreerde aanpak te komen. Dit is een zeer belangrijke denkoefening, die ik zeker breed zal voeren bij de opmaak van de Vlaamse voedselstrategie. U weet, mijnheer Steenwegen, dat ik voor de eerste keer zo’n voedselstrategie wil maken. Ik wil dat die gedragen wordt door de stakeholders. De aanbeveling ‘zorg voor een waardig inkomen voor de landbouwers’ is daarbij even belangrijk. U hebt dat ook vermeld, u bent daar fair in, dat is een van de punten. We mogen de discussie dus niet verengen tot enkele specifieke onderdelen, maar moeten de hele keten in ogenschouw nemen.
Mijn administratie is volop bezig met de voorbereiding van het nieuwe GLB Strategisch Plan. De uitdagingen die het NARA beschrijft, zijn groot, en ook met het nieuwe GLB willen we bijdragen aan die uitdagingen. Dit zal onder meer gebeuren via de verhoogde conditionaliteit en een aantal zeer goed ontworpen ecoregelingen, agromilieuklimaatverbintenissen en beheerovereenkomsten. In die groene architectuur zal ruimte zijn voor zowel laagdrempelige maatregelen, om zoveel mogelijk landbouwers te overtuigen om in te stappen, als hoogdrempelige maatregelen, die eerder maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak vragen.
Naast deze oppervlaktegebonden maatregelen zijn ook andere GLB-maatregelen essentieel om de uitdagingen aan te gaan. Denken we maar aan gepaste opleidingen en adviezen en aan investeringssteun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor productieve en niet-productieve investeringen.
Samenwerking is dé hefboom in deze uitdagingen. Het is echt mijn bedoeling om via het nieuwe GLB die samenwerking nog meer te stimuleren dan vandaag.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals u zelf zegt – en ik denk dat niemand dat ontkent – zijn er al veel inspanningen geleverd. Maar het gaat uiteindelijk over het resultaat, het gaat over onze milieukwaliteit. Daar kunt u niet omheen, hoe sterk u dat ook probeert: ondanks al die inspanningen moeten we vaststellen dat de biodiversiteit achteruit blijft gaan, en landbouw speelt daarin een belangrijke rol.
Vraag het aan iedereen die met biodiversiteit bezig is: overal elders is er meer biodiversiteit, behalve in landbouwgebied. Dat is onze grote ‘biodiversiteitswoestijn’, spijtig genoeg. Het rapport is echt wel een uitgestoken hand en zegt ook dat wij die landbouw nodig hebben. Als de landbouw niet samenwerkt met ons, als de landbouw die rol niet mee opneemt, dan zullen we er ook nooit in slagen om die biodiversiteitscrisis aan te pakken.
Ik wil er toch op wijzen dat er internationaal gezien drie grote milieuproblemen zijn die ons zorgen moeten baren. Er is natuurlijk het klimaat, dat een enorme uitdaging vormt. Maar het wereldwijde verdwijnen en het achteruitgaan van de biodiversiteit wordt beschouwd als de allergrootste bedreiging voor onze samenleving. Dit dreigt de basis van eender welke samenleving weg te nemen. Het resultaat van alle maatregelen die u opnoemt en van alle dingen die vandaag gebeuren – er worden inderdaad heel veel inspanningen geleverd – is echter absoluut niet voldoende, integendeel, het is totaal onvoldoende.
Daarom wordt ook gezegd dat men nu nood heeft aan een echte, grondige transitie. Daar hoor ik u eigenlijk niets over zeggen. Dat zijn precies die taboes waarover wordt gesproken. Ik vraag me af waarom men ook in dit rapport spreekt over taboes. Blijkbaar ervaren veel mensen dat er een taboe is, dat het heel moeilijk is om dit debat met de landbouwsector te voeren. Dat is een spijtige zaak. Ik pleit er nogmaals voor om dat debat toch wel te voeren.
We hebben gisteren in de commissie Leefmilieu een heel lang debat gehad over de mestproblematiek. Ook daar kwam aan bod dat er heel veel inspanningen geleverd zijn, maar uiteindelijk zeggen de opeenvolgende mestrapporten telkens hetzelfde: we leveren inspanningen, maar ze volstaan niet. We slagen er niet in om de doelstellingen die door Europa worden opgelegd te halen. Dat blijft nog altijd een uitdaging.
Ik heb zelfs het gevoel – en ik ben zeker niet alleen, er zijn verschillenden onder ons – dat men een beetje rond de pot blijft draaien. Men zegt wel dat er maatregelen genomen worden en dat er technologische innovaties zijn enzovoort, maar uiteindelijk wordt het grondige debat over een toekomstvisie voor onze landbouw die in overeenstemming is met de milieurandvoorwaarden en de milieugebruiksruimte die er is, moeilijk gevoerd.
Ik ben wel blij dat u zegt dat u in overleg wilt gaan met de mensen van het NARA. Ik denk dat dat echt belangrijk is. Het is een wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid. Ze is voor de volledige Vlaamse overheid, dus ook voor landbouw, belangrijk. Ik denk dat het een heel degelijke instelling is, net zoals het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en onze andere instellingen, en dat daar heel veel kennis aanwezig is. Ik zou het echt fijn vinden, en belangrijk vinden vooral, dat u met de mensen een gesprek hebt, dat u hen uitnodigt, dat u met hen het debat aangaat en ook met hen nagaat hoe zij tot die aanbevelingen komen en waarom zij die belangrijk vinden. Ik vind die aanbevelingen ook aanmoedigend voor de landbouw. Ik vind ze niet negatief. Het is een uitgestoken hand om het debat ten gronde te voeren en om op die manier de landbouwsector die positieve rol te kunnen geven in heel de noodzakelijke transitie.
De landbouw – ik zal het nogmaals herhalen, minister – zal niet ontsnappen aan die grondige transitie. We hebben twee mogelijkheden. Ofwel gaan we daar proactief mee aan de slag en voeren we dat debat en proberen we die visie naar de toekomst te ontwikkelen. Ofwel doen we dat niet, en dat zal vooral ten koste gaan van de sector zelf.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik was eigenlijk niet van plan om tussen te komen bij deze zeer boeiende vraag over een problematiek die mij, zoals jullie weten, zeer na aan het hart ligt. Minister, ik ben echter zo ontgoocheld door uw antwoord. Wij zijn hier al maanden aan het pleiten voor meer aandacht voor biodiversiteit, omdat we verwachtten dat de cijfers slecht zouden zijn. Dat is ook gebleken op het einde van het jaar. Niemand in deze commissie – niemand, ook wij niet – zegt dat die landbouwsector geen inspanningen doet. Maar u kunt toch niet ontkennen dat alle cijfers op dat vlak zeer slecht zijn?
Wij willen nogmaals waarschuwen: het zal de landbouwsector zijn die ook en vooral het slachtoffer zal zijn als die biodiversiteit verder achteruit gaat. Dus alstublieft, geef ons eens een concreet antwoord. Wat gaan we in Vlaanderen doen om die biodiversiteit op te krikken? We hebben de landbouwsector daar ook voor nodig. Dat is wat dat rapport zegt. Dat is wat zij ook vragen.
Probeer niet continu te zeggen dat er al heel veel is gedaan en dat het een probleem is, want dat is eigenlijk het antwoord dat we vandaag van u krijgen. Engageer u, zet iedereen bij elkaar en zorg ervoor dat we echt naar die maatregelen gaan en dat we die landbouwer mee inschakelen als landschapsbouwer, want zonder dat zal het niet lukken, ook niet voor die sector zelf. We kijken dus toch wel echt uit naar heel concrete maatregelen. Zeg dus niet ‘we zijn bezorgd, we zien het ook en we zullen er eens over praten’, want met praten alleen zullen we er absoluut niet komen.
Collega Schauvliege, ik denk dat een belerend vingertje het laatste is dat de landbouwsector vandaag nodig heeft. Ik denk dat we daarvoor moeten oppassen. Het grote probleem, en ik denk dat ik daarmee de vinger op de wonde zal leggen, is het verschil tussen de theoretische modellen, de wereldproblematiek en de langetermijnvisie in het belang van de biodiversiteit, en de concrete situatie van de landbouwer in zijn reële bedrijf, die het economisch ook niet zo gemakkelijk heeft. Ik denk dat het niet de bedoeling kan zijn om de verantwoordelijkheid voor die lange termijn af te wentelen op die individuele landbouwer. Die individuele landbouwer doet een inspanning binnen het kader waarin hij dat kan, binnen het economisch perspectief en de economische omstandigheden waarin hij werkt. Natuurlijk moet er misschien meer gebeuren, maar als dat niet kan worden ingepast in een globalere langetermijnvisie, waarbij die persoon en dat bedrijf economisch duidelijk een plaats hebben, dan zullen we er niet geraken. Dat is pleiten voor een bloedbad, en ik denk dat niemand hier dat wil.
In elk geval willen we samen naar die lange termijn kijken, maar we moeten natuurlijk ook de effecten op korte termijn en het bedrijfseconomisch gegeven van de individuele landbouwer voor ogen houden. Net dat laatste is hetgeen zoveel weerstand oproept bij die landbouwers, omdat ze zich ook voor een stuk bedreigd voelen in hun economisch functioneren. Ze werken nochtans met de natuur, met de inzichten van vandaag, en denken terecht dat ze goed bezig zijn en ook aandacht hebben voor hetgeen rondom hen gebeurt.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik was eigenlijk blij met de uitgestoken hand van collega Steenwegen en ook met de rustige manier waarop het gesprek was gevoerd. Ik ben ‘pissed off’ over de repliek van collega Schauvliege. Ik pik het eigenlijk niet dat hier wordt gezegd dat de boeren de oorzaak zijn van alle problemen die er zijn inzake biodiversiteit. Biodiversiteit, dat is een zeer, zeer, zeer complex geheel. Sommige soorten doen het goed, andere soorten minder. Ik heb al gezegd dat in het nieuwe GLB extra inspanningen worden geleverd in agrarisch gebied. Trouwens, als u de agenda van de laatste regeringsvergadering voor het kerstreces zou bekijken, dan zou u zien dat de regering toen een pak extra maatregelen heeft goedgekeurd. De ecoregelingen zitten al in het GLB, maar ook zijn er een aantal niet-productieve investeringen goedgekeurd waarbij biodiversiteit en landschapsbeheer dé cruciale thema’s zijn. Ik zal er ook voor zorgen dat we daar extra budget voor vrijmaken. Kom hier dus niet zeggen dat we niks doen, dat het allemaal blabla is. Collega Schauvliege, ik pik dat echt niet.
Ik heb wel gezegd dat ik bereid ben om de auteurs te ontvangen, maar u weet dat die auteurs vallen onder een instituut dat de bevoegdheid is van collega Demir. Ik zal het dus samen met haar moeten bekijken. Ik kan niet zomaar mensen van andere administraties bij mij ontvangen. Dat is een overeenkomst tussen ministers. We zullen dat echter samen doen. We zullen ook binnen het GLB, zoals ik al zei, extra maatregelen nemen, of daarin in een aantal extra hefbomen voorzien.
Ik wil eventjes inpikken op wat collega Dochy heeft gezegd. De boeren nemen meerdere rollen op zich. De zorg voor milieu en natuur is er een van, maar de hoofdtaak voor mij is de voedselproductie. We hebben het debat al gevoerd over de combinatie van al die rollen. Ik ben niet bereid, maar dat heeft collega Steenwegen ook niet gezegd, om de discussie te verengen tot één rol. Biodiversiteit is bovendien ook een aandachtspunt voor ons allemaal, voor alle sectoren, ook voor de boeren, maar ook voor elk van ons als het gaat over de manier waarop wij ons in de omgeving begeven. Het debat moet dus in de breedte worden gevoerd, niet met de focus op één sector, niet, zoals collega Dochy zei, met het belerende vingertje, niet ‘het moet morgen allemaal anders’.
De weg van de geleidelijkheid is de enige weg om tot grote doorbraken te komen. En ik zal die dan ook consequent volgen.
Collega Schauvliege, normaal gezien staat het reglement niet toe om u nog het woord te geven, maar ik neem aan dat u zich persoonlijk aangesproken voelt. Ik geef u dan ook graag nog kort even het woord.
Collega’s, ik denk dat jullie echt alle pogingen doen om mijn woorden uit de context te trekken. Ik heb nooit gepleit voor een eenzijdige rol van de landbouwer. Absoluut niet. Ik pleit ook voor die verschillende rollen, maar ik wil wel een pleidooi houden om die rol als landschapsbouwer echt te erkennen en mee te pakken in dit verhaal. Mijn boodschap is: we hebben de landbouw nodig om de biodiversiteit op te krikken, en die verantwoordelijkheid moeten jullie ten volle opnemen. Ik hoor nog altijd veel te weinig maatregelen om die op te nemen. Dat is de boodschap, niet het verengen en niet het in een hoekje duwen of culpabiliseren van die sector. Absoluut niet. Ik doe wel de oproep om die rol echt ernstig op te nemen en niet te marginaliseren.
Dan ben ik blij dat u niet bedoeld hebt wat begrepen werd, collega Schauvliege, en nemen we aan dat we daar in toekomstige debatten uit kunnen raken. Want het zal niet de laatste keer zijn dat we over dit thema spreken.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u bereid bent om de mensen van NARA te ontvangen. Ik begrijp wel de geplogenheden, maar ik stel toch voor dat u met uw collega Demir overlegt. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat zij u dat zal verbieden. Misschien moeten jullie het ook samen doen. Het is belangrijk dat er samen geluisterd wordt naar dat soort verhalen, zodanig dat er ook samen kan worden bekeken hoe men dat samen kan aanpakken en welke mogelijkheden er zijn vanuit de eigen bevoegdheden om hier werk van te maken. Want er zijn natuurlijk ook bij minister Demir instrumenten en middelen om de landbouw te ondersteunen en maatregelen te nemen, zoals die ook in uw eigen bevoegdheden zitten.
Collega Dochy, ik begrijp uw tussenkomst, maar ik denk dat we elkaar ook goed begrijpen dat de oproep om een debat te voeren en een echte visie te ontwikkelen, in het belang is van alle partijen. Ik denk dat er bij de landbouwers ook een soort verlangen is naar een perspectief en een zicht op waar we nu naartoe gaan met deze sector op de wat langere termijn en wat de contouren zijn waarin die zich verder kan ontwikkelen. Het is echt belangrijk dat we dat perspectief samen proberen uit te tekenen en dat iedereen daar ook een gevoel bij heeft dat men daarvoor wil gaan.
Ik wil een beetje de parallel trekken met de Green Deal in Europa. Ik ervaar dat toch als een soort positief project, dat een perspectief biedt, dat ook een zeker enthousiasme kan losweken, dat ook tewerkstelling zal genereren, dat eigenlijk een weg aanduidt naar de toekomst waar we mogelijkheden zien. Ik hoop dat we met de landbouwsector in dat verhaal ook die rol kunnen spelen, dat we dat debat kunnen voeren en dat we in staat zijn om ook in Vlaanderen, waar we een heel sterke sector hebben, die heel veel mogelijkheden heeft, met die sector in overleg kunnen blijven en op die manier ook dat debat kunnen blijven voeren. Dat is mijn oproep. Ik zal die oproep blijven doen in de toekomst.
Dank u wel voor die mooie slotbeschouwing en ook de oproep en de uitgestoken hand. Ik denk dat we daar inderdaad verder mee kunnen werken in de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.