Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de corona-uitbraak in een woonzorgcentrum in Mol
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, zaterdag 12 december verscheen het eerste artikel over een woonzorgcentrum in Mol dat na een sinterklaasbezoek een hoog aantal nieuwe besmettingen heeft gehad. De zoon van een van de bewoners is als Sinterklaas op bezoek geweest in dat betrokken woonzorgcentrum en bleek achteraf besmet te zijn met het virus. Het is heel belangrijk om te benadrukken dat het om een vrijwilliger ging, die zonder slechte bedoelingen en zonder het te weten een groot aantal bewoners heeft besmet – of daar lijkt het toch op. Die persoon bleek bovendien een superverspreider te zijn.
Dat zorgde ervoor dat het aantal besmettingen daar bijzonder hard gestegen is. Toen ik mijn vraag indiende, waren 57 van de 150 bewoners besmet. Ondertussen zijn een aantal mensen overleden. De gemeentelijke crisiscel evalueerde het incident. Het is moeilijk uit te leggen dat we voor kinderen sinterklaasactiviteiten binnen allemaal hebben afgelast in december, maar dat bij de meest kwetsbare doelgroep voor corona dit toch gewoon kon gebeuren.
Minister, wat is vandaag de stand van zaken in dat woonzorgcentrum? Is het effectief zo dat de besmettingen kunnen worden teruggebracht tot het sinterklaasbezoek? Hebt u nog kennis genomen van een toename van het aantal besmettingen in andere woonzorgcentra in vergelijking met voorgaande maanden naar aanleiding van activiteiten?
Is het agentschap Zorg en Gezondheid betrokken bij de uitbraak in het woonzorgcentrum en bij het aanpakken van de situatie? Komt er een vervolg voor dit woonzorgcentrum? Was het onvoorzichtig van de directie om een dergelijke activiteit op dergelijke manier toe te laten? Is er gebruik gemaakt van sneltesten? Waren die beschikbaar, om ervoor te zorgen dat we deze uitbraak konden voorkomen of toch zoveel mogelijk minimaliseren?
De heer Anaf heeft het woord.
Op zaterdag 12 december raakte bekend dat er een grote uitbraak was in het woonzorgcentrum Hemelrijck in Mol. Volgens de eerste berichten toen was die terug te brengen tot een superverspreider die, verkleed als Sinterklaas, het woonzorgcentrum bezocht en speculaas uitdeelde aan de bewoners.
Op het moment dat ik deze vraag heb ingediend, minister, waren er bijna 120 besmettingen bij bewoners en personeel gedetecteerd. Zoals collega Parys aangaf, zijn er intussen helaas 27 bewoners overleden. Dat is een heel aantal. Dat is het cijfer van 6 dagen geleden. Ik vrees dat dat intussen al achterhaald is en dat er ondertussen misschien nog meer mensen aan het virus overleden zijn.
De vraag of die allemaal terug te brengen zijn tot die ene persoon, was op het moment dat ik mijn vraag indiende, nog onbeantwoord. Ik heb ondertussen begrepen dat er vier varianten van het virus teruggevonden zijn in het rusthuis. Ik wil ook echt benadrukken dat het geen enkele zin heeft om de persoon die Sinterklaas speelde, te culpabiliseren. Het gaat inderdaad om iemand die als vrijwilliger actief was in het woonzorgcentrum. Het gaat er veeleer over of de activiteit zelf had mogen plaatsvinden. Het heeft geen zin om de persoon te culpabiliseren. Hij heeft wellicht wel als superverspreider gefungeerd, tenzij u dat zo meteen tegenspreekt.
De uitbraak roept in elk geval heel wat vragen op, ten eerste omdat het evenement op zichzelf bezwaarlijk conform de maatregelen te noemen is. De gemeentelijke crisiscel was blijkbaar ook niet betrokken. En blijkbaar zou ook het woonzorgcentrum een aantal onjuiste verklaringen hebben afgelegd. Ik denk dat ook de contactopsporing een steek heeft laten vallen. In de commissievergadering van 16 december verklaarde u dat u eerst het onderzoek wou afwachten, alvorens ten gronde te reageren op dit dossier. Daarom heb ik een aantal bijkomende vragen ingediend.
Wat is er ondertussen bekend omtrent de uitbraak van het virus in het woonzorgcentrum Hemelrijck? Welke factoren liggen aan de oorzaak en wat heeft het onderzoek uitgewezen?
We gaan er uiteraard niet meer in slagen om deze uitbraak te voorkomen, maar hopelijk kunnen we er wel lessen uit trekken om in de toekomst uitbraken in woonzorgcentra, maar ook in andere collectiviteiten, te vermijden. Hoe evalueert u de beslissing van de contactopsporing om de contacten die de sinterklaas in het rusthuis met de bewoners had, te classificeren als laagrisicocontacten? Is er dan geen probleem in de scripts of in de beoordeling ervan? Besmette personen die enige tijd in een afgesloten ruimte met anderen doorgebracht hebben, zijn toch de facto een hoogrisicocontact? Zeker in kwetsbare collectiviteiten als rusthuizen zouden er toch alarmbellen moeten afgaan? Heeft de contactopsporing naar aanleiding van dit spijtige voorval op dat punt al bijsturingen gedaan in de scripts?
In de plenaire vergadering van 16 december verklaarde u ook dat alle woonzorgcentra vijftig sneltesten hadden ontvangen, maar dat slechts een vierde van alle woonzorgcentra er al een deel van had ingezet. Hebt u er zicht op of dit woonzorgcentrum sneltesten ontvangen had in de periode voor de berichtgeving, dus op het moment dat dit zich afspeelde, en of die effectief ingezet zijn? Zo ja, vanaf wanneer zijn ze ingezet? En was dat tijdig?
Los van deze case is er een toenemende bezorgdheid over de mate waarin de preventiemaatregelen opgevolgd worden door collectiviteiten zoals woonzorgcentra. Heel veel doen het goed, maar dit toont aan dat er toch een aantal zijn die de regels niet goed opvolgen. Welke maatregelen voorziet u om ervoor te zorgen dat de collectiviteiten de richtlijnen vanuit de Vlaamse overheid en vanuit het agentschap te allen tijde blijven opvolgen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het onderzoek naar de uitbraak is nog steeds lopende. Definitieve conclusies kunnen we dus nog niet trekken. Ik wil er wel een aantal zaken over zeggen. Op 15 december werd een plaatsbezoek uitgevoerd door het outbreaksupportteam van het agentschap. Er wordt een grondig epidemiologisch onderzoek gevoerd in samenwerking met het Instituut voor Tropische Geneeskunde en Sciensano. Alle stalen werden voor verdere genotypering onderzocht in het referentielabo. De resultaten van deze analyse geven aan dat 92 procent van de stalen van dezelfde stam afkomstig zijn. Hieruit kunnen we echter geen conclusies trekken wat de oorzaken betreft. Momenteel voeren het Instituut voor Tropische Geneeskunde en Sciensano nog verder onderzoek uit.
Het agentschap heeft geen verdere informatie over de toename van het aantal besmettingen. Ik wil er bovendien nog op wijzen dat er ook in dit woonzorgcentrum niet met 100 procent zekerheid gesteld kan worden dat de uitbraak een gevolg is van het sinterklaasbezoek.
Het agentschap heeft op 10 december een eerste keer telefonisch contact gehad. Op zaterdag 12 december is er via mail contact geweest met de voorziening, de eerstelijnszone, de stad en de provincie. Op 13 december is er verder contact geweest. Op 14 december werd vanuit het agentschap telefonisch contact opgenomen met de coördinerend en raadgevend arts (CRA) en met de directie van het woonzorgcentrum. Op 15 december 2020 heeft het agentschap ook een plaatsbezoek uitgevoerd. Deze contacten zijn nog verder doorgezet.
Het agentschap heeft daarnaast ook contact met professoren en onderzoekers van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) om de stalen te analyseren.
De contactopsporing beslist om een contact als een hoog- of laagrisicocontact op te nemen op basis van de informatie die men van de burger krijgt. In dit geval is het zo dat de risicoanalyse door de voorziening zelf moet gebeuren. De procedures daarvoor zijn duidelijk en zijn ook gevolgd.
Er is op dit ogenblik een consequente opvolging van het woonzorgcentrum. Op 22 december ben ik zelf naar Mol geweest en heb ik ook een vergadering gehad met een afvaardiging van het betrokken woonzorgcentrum en de burgemeester van Mol. Als er verdere stappen nodig zijn, zullen die ook zeker genomen worden.
Woonzorgcentrum Hemelrijck ontving het basispakket van vijftig sneltesten in de week van 23 november. Uit de registratie van de gebruikte sneltesten in het e-loket blijkt dat het woonzorgcentrum sneltesten heeft gebruikt tussen 27 november en 17 december. Het betreft in totaal elf sneltesten, waarvan er zes negatieve en vijf positieve resultaten werden geregistreerd. De vier sneltesten die afgenomen werden tussen 27 november en 4 december waren allemaal negatief. Tussen 5 en 9 december werden er geen sneltesten afgenomen. Sinds 10 december stelde men vijf positieve resultaten vast bij de zeven afgenomen sneltesten.
Het woonzorgcentrum hanteerde een teststrategie conform de richtlijnen. Sneltesten worden, conform de richtlijn, enkel ingezet bij symptomatische bewoners binnen de vijf dagen na de start van de symptomen en dus niet voor preventieve screeningen. In het kader van het uitbraakgericht testen, blijven de PCR-testen (polymerase chain reaction) de gouden standaard.
Zorg en Gezondheid blijft inzetten op de opleiding van personeel om de maatregelen op een goede manier in de praktijk in te vullen. De Woonzorglijn behandelt de klachten van bewoners, familieleden, personeelsleden en zelfs andere burgers. Op basis van deze klachten en het onderzoek dat hieruit volgt, kan er al dan niet worden opgetreden door het agentschap. De voorziening kan contact opnemen met verschillende telefoonlijnen en mailadressen om vragen over de toepassing van de richtlijnen en maatregelen te stellen.
Sinds begin juli 2020 werden in de woonzorgcentra corona-inspecties uitgevoerd, waarbij de focus lag op de volgende aspecten. Is men paraat om besmettingen te voorkomen? Worden de basishygiëneregels nageleefd? Is men erop georganiseerd om te handelen wanneer er zich een besmetting voordoet? Hierbij besteedt de Zorginspectie ook aandacht aan maatregelen die een bewezen effect hebben voor de preventie van uitbraken in woonzorgcentra.
Bij deze inspecties heeft de Zorginspectie ook oog voor de kwaliteit van de zorg zoals die op het moment van de inspectie geboden wordt, waaronder de modaliteiten met betrekking tot de sociale contacten, de psychosociale ondersteuning van medewerkers en bewoners en de vroegtijdige zorgplanning.
In de inspectieverslagen werden verbeterpunten opgenomen om uitbraken te voorkomen of in te dijken. Aan de voorziening werd gevraagd om aan de slag te gaan met alle eventueel vastgestelde verbetermogelijkheden. Wanneer nodig, kon worden doorverwezen naar de ondersteuningsmogelijkheden of de informatiebronnen. Er werden een vijfhonderdtal corona-inspecties afgerond. Daarnaast werden ook nog een tweehonderdtal plaatsbezoeken uitgevoerd. Naast de individuele verslagen leidden de vaststellingen ook tot overzichtsrapporten die besproken worden met de sector. Aansluitend werd met de koepels ouderenzorg een project uitgewerkt voor het realiseren van een begeleiding van de woonzorgcentra inzake handhygiëne en infectiepreventie. De verdere uitwerking zal begin 2021 met de drie koepels ouderenzorg en de nodige betrokkenen vorm krijgen.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, er is momenteel door het agentschap Zorg en Gezondheid een crisismanager aangesteld in het woonzorgcentrum. Dat is geen sanctionerende maar een ondersteunende maatregel. De vraag is wat die manager daar juist doet.
Het woonzorgcentrum zou ook worden bijgestaan door het ziekenhuis, het Rode Kruis en door Defensie. Welke rol heeft het agentschap daarin gespeeld?
Professor Herman Goossens zei dat een besmettelijkere variant een rol zou hebben kunnen spelen. Een of andere mutatie, die in dat woonzorgcentrum op die manier is rondgegaan. Hebt u zicht op de varianten die zich voordoen? Was dat effectief het geval hier? Noopt dit tot een aanpassing van het Vlaamse beleid in de woonzorgcentra?
Veel van die informatie is ondertussen achterhaald. Maar wat ik wel belangrijk vind, minister, is dat we hierover in sereniteit spreken. Niemand in het woonzorgcentrum is ermee geholpen dat ze hierover bijna dagelijks in de krant moeten lezen. Het zorgpersoneel van het woonzorgcentrum ontvangt al bedreigingen. Dat is natuurlijk niet de reden waarom wij het hier vandaag daarover willen hebben. Wij willen er vooral voor zorgen dat in andere woonzorgcentra niet op zo’n manier dergelijke activiteiten worden georganiseerd die tot een superverspreiding kunnen leiden. Minister, hoe kunt u ervoor zorgen dat we elk woonzorgcentrum op de juiste manier sensibiliseren, zodanig dat dit soort incidenten zich niet kan repliceren?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, u zegt dat het niet zeker is dat de uitbraak er door het sintbezoek is geweest. Het zou inderdaad kunnen dat het virus al aanwezig was in het woonzorgcentrum. Maar we kunnen moeilijk ontkennen dat het een heel slecht idee is om op dat moment iedereen bij elkaar te zetten in een woonzorgcentrum. Dat heeft ongetwijfeld de verspreiding van het virus in het woonzorgcentrum een gigantische boost gegeven. Daar moeten we lessen uit trekken.
Bij de opvolging van dit concrete geval zijn er stappen gezet, zo blijkt uit uw antwoord. Er wordt opvolging gegeven aan dit individuele geval. Maar ik mis toch echt de lessen die worden getrokken om ervoor te zorgen dat dit niet ook in andere woonzorgcentra kan gebeuren. Ik heb een aantal suggesties gedaan met betrekking tot bijvoorbeeld de contactopsporing. Ik blijf het vreemd vinden dat daar niet alle alarmbellen tegelijkertijd zijn afgegaan. Het gaat over verschillende telefoons die binnenkomen over ‘een’ woonzorgcentrum waar er een dergelijke activiteit heeft plaatsgevonden. Het kan niet dat dit nog wordt teruggeschoven naar: ‘Het moet dan in het woonzorgcentrum zelf worden opgelost.’ Dat is een les die we hieruit moeten trekken, dat dan alle alarmbellen moeten afgaan.
Mijn belangrijkste vraag blijft hoe we ervoor gaan zorgen dat dit niet meer kan gebeuren in de toekomst. Dit is gebeurd. Hier zullen we niets meer aan kunnen doen. Ik volg collega Parys voor honderd procent, dat we dat zorgpersoneel, al die mensen die zich daar heel hard inzetten, dag en nacht, in heel moeilijke omstandigheden, zeker niet mogen culpabiliseren, net als de hulpsint die daar aanwezig was. Maar we zullen hieruit wel lessen moeten trekken voor de toekomst, bijvoorbeeld voor wat betreft de contactopsporing. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit in de grote voorzieningen, zeker in de woonzorgcentra, niet meer kan gebeuren?
Minister Beke heeft het woord.
Het is goed dat er een crisismanager is toegewezen aan het woonzorgcentrum, ook al was men daar zelf in het begin niet echt van overtuigd. We hebben daar toch op geïnsisteerd.
Wat de inzet van defensie betreft, was er een uitdrukkelijke vraag en die hebben we mee ondersteund om dat te kunnen doen.
Er werd gevraagd welk soort activiteiten men wel en niet mag doen en hoe de risico-inschatting wordt gemaakt. Met betrekking tot de contactopsporing is er minstens één zaak van cruciaal belang, en dat is dat men op een eerlijke en correcte manier informatie deelt, zodat er een juiste risico-inschatting kan worden gemaakt. Als dat niet gebeurt, is dat werken in het ijle.
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de vraag of de betrokkene dat heeft binnengebracht – daar is geen uitsluitsel over, ik merk dat de vraagstellers daar allemaal bijzonder voorzichtig over zijn en terecht –, of het verstandig is om dat te doen in deze omstandigheden, en of het ervoor heeft gezorgd dat het virus sneller verspreid is geraakt in het woonzorgcentrum. Ja, allicht wel.
Ik heb in de media en de sociale media opmerkingen gezien waarbij ik me afvroeg: heeft men in de voorbije maanden al eens een woonzorgcentrum bezocht? Ik geef een voorbeeld: er was een opmerking dat niet iedereen een mondmasker droeg in dat woonzorgcentrum. Probeer in een woonzorgcentrum met veel dementerenden er maar eens voor te zorgen dat iedereen altijd en overal een mondmasker draagt. Dat is geen sinecure, dat is niet vanzelfsprekend.
Nog eens, deze punten zijn niet aan bod gebracht door de vraagstellers. Ik apprecieer ten zeerste de sereniteit waarmee de vragen hier zijn gesteld, waardoor we het er in deze commissie wel over kunnen hebben. In de voorbije periode is dat niet altijd gebeurd.
Wat de crisismanager betreft, ik denk dat er wel lessen te leren zijn. Een van de lessen die te leren is, is dat de interne communicatie beter had gekund. Daarom hebben we een aantal stappen gezet. Mogelijke klachten van de familie, de psychosociale ondersteuning die er is, dat zijn zaken die beter hadden kunnen worden aangepakt. Daarom is er geopteerd voor een crisismanager.
Dit is gebeurd, maar laat het geen algemeen beeld worden. Veel woonzorgcentra zijn zowel in de richtlijnen als in de manier waarop ze aan een goede risico-inschatting doen in het uitrollen van de richtlijnen, op een goede manier aan de slag gegaan.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, in het laatste deel van uw antwoord was u heel duidelijk. Ik vind het goed dat u het punt hebt aangeraakt van de communicatie met de betrokkenen. Ik heb inderdaad gelezen in de pers dat veel mensen daar ontevreden over waren.
Ik heb daar bij mijn bezoek op 22 december – ik zal daar niet veel over zeggen, dat is ook niet nodig – bij de directie zelf op geïnsisteerd.
Gegeven de omstandigheden is dat het enige dat je nog juist kunt doen. Als dat dan ook fout loopt, is het natuurlijk pijnlijk. Ik doe dus een warme oproep om daar op de best mogelijke manier over te communiceren met de slachtoffers en de nabestaanden. Ik vraag ook om na te gaan of we hieruit lessen moeten trekken, niet alleen op het vlak van communicatie, maar ook inzake sensibilisering over welke activiteit er wel en niet kan.
De heer Anaf heeft het woord.
Over dat laatste punt wil ik zeker nog even tussenkomen. Ik ben er niet honderd procent van overtuigd dat het nu al zoveel beter gaat met de psychologische en psychosociale begeleiding van de nabestaanden en van de mensen zelf. Vanmorgen stond er in Gazet van Antwerpen, regio Kempen, nog een heel uitgebreide open brief van een kleindochter van een van de mensen die helaas is overleden in het woonzorgcentrum. Dat is heel recent. Daar zijn nog stappen te zetten, belangrijke stappen. Wat die mensen hebben meegemaakt, is niet te onderschatten.
Voorts moeten er lessen worden getrokken. Minister, wij zeggen hier allemaal dat die sint niets te verwijten valt, maar impliciet zegt u dat toch, door in twijfel te trekken of hij wel volledig de waarheid heeft gezegd aan de contactopsporing. Ik zie ook wat de gemeente Mol heeft gecommuniceerd, namelijk dat die persoon alles heeft gedaan om op een goede manier mee te werken aan de contactopsporing,. Daarom blijf ik erbij dat er echt sneller alarmbellen zouden moeten afgaan in zo een geval, vooral als het gaat om een woonzorgcentrum met een uitbraak waarin verschillende mensen binnen samen zijn gezet. Laat dat alstublieft ook een les zijn voor de contactopsporing om dergelijke uitbraken te vermijden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.
Collega’s, ik wil er toch even op wijzen dat er nog een pak vragen te gaan zijn. Ik heb in het begin van de vergadering gezegd dat de minister om kwart over zes de commissie moet verlaten. Als wij vandaag alle vragen willen behandelen, zal u daar toch wel een beetje rekening mee moeten houden. Anders zullen wij een aantal vragen moeten uitstellen.