Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over het voorontwerp van decreet dat u hebt laten goedkeuren de eerste zaterdag van het kerstreces, als ik me niet vergis.
In dat voorontwerp van decreet worden de wijzigingen aan het huidige inburgeringsbeleid voor een eerste keer uitgetekend. De grote lijnen waren al besproken. Zo wordt het inburgeringstraject betalend en komen er gestandaardiseerde testen in het kader van de burgerschapstest waarvoor inburgeraars zullen moeten slagen. Verder zullen de verzoekers om internationale bescherming tijdens de behandeling van hun verzoek geen toegang meer krijgen tot inburgeringstrajecten, maar enkel nog personen die ingeschreven zijn in het vreemdelingen- of bevolkingsregister. Tot slot wordt een verplichte inschrijving bij VDAB voorzien en wordt ingezet op die beruchte vierde pijler, het faciliteren van netwerken voor nieuwkomers.
We hebben het daar al over gehad, maar we zullen het daarover blijven hebben tot de nieuwe hervormingen daadwerkelijk zijn ingevoerd. Voor ons betekent een inburgeringstraject dat zoveel mogelijk nieuwkomers zo snel mogelijk en zo goed mogelijk moeten kunnen integreren. Dat is wat Groen betreft de parameter waaraan alles gestaafd moet worden, in het verleden en nu. En daarom ben ik samen met mijn fractie ontzettend bezorgd over de hervormingen die nu op stapel staan en die voor een eerste keer zijn afgeklopt, omdat deze, mijns inziens, net het tegengestelde zullen bewerkstelligen wanneer er niet goed wordt gemonitord.
Zo vind ik de tijd die verloren gaat voor heel wat mensen wier verzoek om internationale bescherming behandeld wordt, problematisch. Het kostenplaatje van het inburgeringstraject zal de drempel voor inburgering vergroten, voor de verplichte, maar zeker ook voor de niet-verplichte inburgeraars. Door het traject betalend te maken en door gefaalde toetsen te beboeten, worden extra drempels ingevoerd die mensen niet echt zullen overtuigen, wanneer het op vrijwillige basis is, om het traject te starten.
Dat is een beetje in een notendop de kritiek van onze fractie. Minister, ik heb nog een aantal vragen voor u over dit voorontwerp van decreet.
Hoe verzoent u een snelle inburgering met het ontzeggen van de toegang tot het inburgeringstraject voor personen wier verzoek tot internationale bescherming wordt behandeld?
Hoe wilt u voorkomen dat betalende cursussen en testen er niet toe leiden dat minder nieuwkomers inburgeringstrajecten zullen kunnen volgen? Als we weten dat de meerderheid van de nieuwkomers vandaag niet verplicht wordt om Nederlands te leren, dan is het van tel om deze mensen zoveel mogelijk aan te moedigen en niet te ontmoedigen. U hebt daar de vorige keer over gezegd dat u andere manieren zult zoeken, maar die andere manieren blijven vooralsnog weinig concreet. Vandaar opnieuw deze vraag. Hoe zult u ervoor zorgen dat inburgering toegankelijk blijft voor iedereen nu ze niet langer gratis is en er niet meer wordt voorzien in een tegemoetkoming in de onkosten die inburgeraars maken in het kader van hun inburgeringstraject?
De resultaatsverbintenis wordt aangescherpt en inburgeraars moeten slagen voor verschillende gestandaardiseerde testen om een inburgeringsattest te behalen en worden gesanctioneerd wanneer ze er niet regelmatig aan deelnemen. Is er al duidelijkheid over die sancties en over de modaliteiten waaronder zij zullen worden toegepast?
In het voorontwerp valt op dat er relatief weinig aandacht gaat naar de problematiek van laaggeletterdheid bij nieuwkomers. Een aanbod op maat is essentieel, ook voor laaggeletterde nieuwkomers. Daar zijn in het verleden al zware fouten tegen gemaakt. Daarnaast moet ook voldoende rekening worden gehouden met digitaal laaggeletterde cursisten. Het wordt steeds belangrijker om een apart traject voor die mensen op te stellen. Dat staat allemaal in het voorontwerp maar opnieuw zonder concrete uitwerking. Vandaar de vraag naar meer concretisering. Hoe zult u de belangen van die laaggeletterde en digitaal laaggeletterde cursisten behartigen? Hoe en wanneer zult u dat concretiseren? U wilt dat over een jaar laten starten, maar het vraagt heel veel werk om een apart traject voor laaggeletterde nieuwkomers uit te tekenen. Graag wat meer zicht op wat u van plan bent het volgende jaar.
Tot slot is in het voorontwerp van decreet ook opgenomen dat inburgeringsresultaten zullen worden gedeeld met de Dienst Vreemdelingenzaken voor federale beslissingen over het al dan niet verlengen van de verblijfstitel van de inburgeraar. Dat was een zinnetje in het voorontwerp maar het is toch niet min. Minister, welke gevolgen zullen kunnen worden gekoppeld aan de inburgeringsresultaten die de Dienst Vreemdelingenzaken zal kunnen inkijken? Is het de bedoeling dat de vooruitgang binnen het inburgeringstraject een factor wordt in het al dan niet verlengen van de verblijfstitel van een inburgeraar? En kan een inburgeraar dan niet meermaals gesanctioneerd worden voor tekortkomingen tijdens zijn inburgeringstraject?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout, ik dank u voor uw blijvende aandacht voor dit dossier, dat siert u. We hebben daar al meermaals over gepraat en we zullen dat ongetwijfeld nog verschillende keren doen.
U hebt groot gelijk dat het heel veel werk is, ik ben me daar elke dag van bewust, maar ons Agentschap Integratie en Inburgering zit in een nieuwe positieve dynamiek waarbij heel hard wordt gewerkt. Dat zal ook de volgende maanden zo blijven en dat is nodig omdat het een heel belangrijke problematiek is. Het gaat over mensen die nieuw zijn in onze samenleving en die we zo snel mogelijk de handvatten, de hefbomen willen geven om een volwaardige plaats in onze samenleving te veroveren en een goede toekomst op te bouwen in Vlaanderen.
Tot nu toe hebben we de grote lijnen vastgelegd. Het ontwerp van decreet dat tijdens de laatste ministerraad van 2020 is goedgekeurd, bevat een aantal grote lijnen. Er is nog heel veel werk om de modaliteiten verder uit te werken. We zullen dat de volgende maanden doen, ook in overleg met experten. Een concreet voorbeeld, voorafgaand aan het concrete antwoord: voor laaggeletterden zullen we heel concreet de sector basiseducatie betrekken. Dat is al besproken en daar is ook al overleg over geweest.
En dan kom ik tot uw concrete vragen. Eerst en vooral de vraag hoe ik een snelle inburgering verzoen met het ontzeggen van de toegang aan mensen die nog in een erkenningsprocedure zitten. Wel, mensen die nog in een erkenningsprocedure zitten, zijn mensen die eigenlijk nog niet aan een inburgeringstraject moeten beginnen, maar mensen die in onze samenleving zijn aangekomen en om een wettelijke verblijfstitel vragen. Maar die hebben ze nog niet. In 2019 kreeg slechts 36,9 procent van hen een erkenning. Dat betekent dat de meerderheid van de mensen geen erkenning heeft gekregen en met andere woorden dus de facto zou moeten terugkeren naar het land van herkomst. Dat is de logica van de regelgeving ter zake. Wij willen ook geen foute signalen geven aan verzoekers van een bepaald statuut. Wij willen duidelijkheid creëren: een inburgeringstraject begint op het moment dat mensen een erkenning hebben.
Ik ben er wel vragende partij voor – ik denk wij allemaal – dat de periode tussen aanvraag en eventuele erkenning zo kort mogelijk is. Uiteraard beslaat die minstens een paar weken, vaak een paar maanden, maar binnen die periode zitten mensen nog niet in de situatie dat ze deel gaan uitmaken van de Vlaamse samenleving of de Belgische samenleving.
Wat we wel beslist hebben, is dat verzoekers om internationale bescherming, mensen die nog geen wettige verblijfsvergunning hebben, in aanmerking komen voor de lessen Nederlands en toegeleid kunnen worden naar de arbeidsmarkt via VDAB, omdat we het belangrijk vinden dat mensen, ook in procedure, Nederlands leren en economisch zelfredzaam kunnen worden. Daarnaast maken we een uitzondering voor de meest kwetsbare groep onder de verzoekers om internationale bescherming, met name de niet-begeleide minderjarige nieuwkomers. Zij blijven onder de doelgroep van inburgering vallen vanwege hun extra kwetsbare positie.
Nog een laatste element: ik heb ook al met collega Mahdi gepraat, staatssecretaris voor Migratie en Inburgering. Hij is ook aan het nadenken over wat hij kan doen voor mensen die in die fase zitten, ten aanzien van basisinzicht met betrekking tot de essentiële normen en waarden in onze samenleving. Die mensen vertoeven toch wel een aantal weken of maanden op ons grondgebied; het is toch wel belangrijk dat ze daar een zeker inzicht in hebben.
Maar voor alle duidelijkheid – we willen daar geen misverstanden over laten bestaan –: wanneer je wettelijk erkend bent, begint je inburgeringstraject zo snel mogelijk. Maar de erkenningsfase – iets minder dan twee derde wordt niet erkend, slechts 36,9 procent in 2019 –, is de fase die voorafgaat aan het inburgeringstraject.
Twee, hoe wil ik voorkomen dat betalende cursussen en testen ertoe leiden dat er minder nieuwkomers inburgeringstrajecten zullen volgen? Daar hebben we al vaker over gepraat. We verschillen daarover respectvol – alleszins van mijn kant – van mening, maar ik denk dat 90 euro per cursus en 90 euro per test, op die aantal maanden in totaal 360 euro, een heel schappelijk en correct bedrag is. Dat dekt niet de totale kost van de opleiding, wat ook niet de bedoeling is geweest van deze maatregel, maar het is wel een belangrijk signaal naar de nieuwkomer dat 'gratis' niet bestaat en dat het om een belangrijke, ernstige en waardevolle cursus gaat. We vragen hiermee exact evenveel als we aan sommige andere mensen, ook vaak met een klein inkomen, in onze samenleving vragen. Als zij cursussen volgen, moeten ze ook een bijdrage betalen.
Voor hen die het niet kunnen, zoeken we inderdaad naar alternatieve manieren om dat bedrag te kunnen financieren. Ik heb u de vorige keer geantwoord dat we dat aan het onderzoeken zijn. Ik begrijp dat u nieuwsgierig bent en wilt weten wat dat nu precies is, maar ik zal dat te gepasten tijde, wanneer we daar klaar en helder over zijn – ik heb in mijn hoofd zelf een aantal zinvolle pistes die constructief zijn voor iedereen –, op tafel leggen, als het dossier rond is. Ik ga niet over een onvolledig dossier beginnen te freewheelen. U weet dat het OCMW in uiterste nood altijd klaarstaat om mensen daarin bij te staan, zoals het OCMW moet doen. Maar een zinvolle tussenoplossing voor hen die dat bedrag niet kunnen ophoesten, die moeten we uitwerken en daar zijn we ook mee bezig.
In ruil krijgen die mensen natuurlijk wel een kwaliteitsvol traject aangeboden, dat hun heel veel kansen geeft en ook een hefboom biedt om een toekomst op te bouwen. Daar werken we ook zeer hard aan.
U legt wel de vinger op de wonde als u zegt dat de grote uitdaging erin bestaat om de niet-verplichte volgers van die cursus mee aan boord te houden. Dat is een niet onbelangrijke groep, die vandaag de dag geen inburgeringscursus hoeft te volgen, geen lessen Nederlands of lessen Maatschappelijke Oriëntatie hoeft te volgen, maar dat wel doet. Uw vrees is dat die mensen zullen afhaken zodra er een vergoeding tegenover staat. Ook al is die vergoeding al bij al redelijk, ze zou een drempel kunnen zijn die sommigen doet afhaken.
Wat moeten we daaraan doen? Eerst en vooral moeten we ervoor zorgen dat de kwaliteit van het aanbod zeer goed is. Ik denk dat we nog meer zullen moeten inzetten op promotie, op het in de verf zetten van het belang en de voordelen van het volgen van zo’n inburgeringstraject. We zullen daar gerichte campagnes rond moeten voeren. Maar we gaan dat ook heel goed monitoren. Ik vind dat heel belangrijk om te monitoren: is er een uitval en hoe groot is die uitval?
Ik ben ervan overtuigd – ik denk dat althans – dat een groot deel van de mensen die vandaag vrijwillig die inburgeringscursussen en lessen Nederlands volgen, dat ook zal blijven doen, zelfs als daar een zekere prijs tegenover staat. We vragen van die mensen een aantal inspanningen en ze doen die ook, omdat ze weten dat ze daar zelf beter van worden. Men wordt er zelf beter van, op de arbeidsmarkt, in de relatie met de onderwijsinstellingen, als men Nederlands spreekt. In de relatie met de buren, maar ook in de relatie met de overheid, is kennis van het Nederlands een meerwaarde. Je wordt er sterker van, als je een beter inzicht hebt in de manier waarop onze samenleving functioneert. Mensen doen dat niet om ons een plezier te doen, maar in de eerste plaats vanuit een goede inschatting van hun eigenbelang en van hoe ze daar zelf mee vooruit kunnen raken in het leven. De dag waarop die cursussen een kostprijs zullen hebben, zullen nog altijd heel veel mensen bereid zijn om die te betalen. Daar ben ik van overtuigd.
Maar er is een risico en daar ben ik niet blind voor. U hamert daarop en wijst daar terecht op, wat ook uw taak is als parlementslid, als iemand die kritisch moet kijken naar wat een regering doet. U hamert erop dat er mogelijk een uitval is. We gaan dat monitoren en als er zich inderdaad een probleem stelt, dan zullen we ons daar in de schoot van de regering over moeten beraden.
Drie, de resultaatsverbintenis wordt aangescherpt en inburgeraars moeten slagen voor verschillende gestandaardiseerde testen. Is er al duidelijkheid over mogelijke sancties? Zoals ook al gezegd tijdens vorige commissies, wil ik de modaliteiten verder bespreken met de sector en andere experten. Ik meen dat het van goed beleid betuigt om dergelijke modaliteiten in overleg uit te werken met experten en niet zomaar van bovenaf op te leggen.
Als Vlaamse Regering hebben we wel de grote lijnen uitgezet. Die zitten ook in het ontwerpdecreet. De inburgeraar zal gesanctioneerd worden wanneer hij of zij zich niet aanmeldt voor de cursus Maatschappelijke Oriëntatie of NT2, vroegtijdig stopt of niet regelmatig aanwezig is, als hij of zij zich niet inschrijft bij VDAB of als hij of zij niet deelneemt aan het participatie- en netwerktraject. Deze principes worden verder uitgewerkt en geconcretiseerd in een besluit van de Vlaamse Regering (BVR). Belangrijk om te weten is dat de sanctionering uiteraard enkel geldt voor de verplichte inburgeraars. Dat is de logica zelve.
In het voorontwerp, zegt u in uw vierde vraag, valt op dat er relatief weinig aandacht gaat naar de problematiek van laaggeletterdheid, maar dat wil ik toch wel tegenspreken. Binnen het inburgeringstraject gaan we net naar een vraaggestuurd aanbod. Dat wil zeggen dat we gaan diversifiëren in ons aanbod.
We gaan een persoonlijk inburgeringsplan opmaken dat goed afgestemd is op de noden, ambities en vaardigheden van elke inburgeraar. Op die manier wordt van bij het begin van het traject maximale aandacht voor laag- of andersgeletterdheid ingeschreven.
We zullen ook een screening opzetten rond digitale vaardigheden, want er zijn mensen die geen digitale vaardigheden hebben. We gaan er in ons inburgeringstraject heel specifiek voor zorgen dat mensen die geen digitale vaardigheden hebben, basisvaardigheden aangeleerd krijgen, omdat ze op die manier nog meer kansen krijgen om vooruit te raken in het leven. Dat bestaat vandaag nog niet en we willen dat meenemen in ons inburgeringstraject.
Pas op basis van het onderzoek dat we doen naar andersgeletterdheid en laaggeletterdheid, dat we persoon per persoon doen en waarbij we kijken naar de digitale vaardigheden, gaan we een keuze maken voor de invulling en de methode van het traject. Sommige mensen zullen een volledig digitaal traject krijgen. Het clichévoorbeeld is dat van de professor die vanwege zijn politieke overtuiging moet vluchten uit een derde land. Die komt hier aan. Die persoon heeft alle capaciteiten, alle mogelijkheden, alle vaardigheden om dat digitaal te doen. Laat die persoon de ruimte om onmiddellijk actief te zijn op de arbeidsmarkt, om zich te ontplooien, en ’s avonds en in het weekend zijn cursussen te studeren en de taal te verwerven. Die kan dat digitaal. Anderen zullen een ‘blended’ traject krijgen. Dat zal een combinatie zijn van digitaal en klassikaal, het hybride werken, ook voor onze inburgeraars. En nog andere mensen zullen een volledig klassikaal traject blijven volgen, opgevolgd door een docent. Maar ook die mensen die volledig klassikaal gaan, omdat ze laaggeletterd zijn, andersgeletterd zijn, geen digitale vaardigheden hebben, gaan we digitale vaardigheden bijbrengen, in hun belang. Ik denk dat dit op het vlak van laaggeletterdheid een zeer uitgewerkt en zeer individueel uitgewerkt traject zal zijn.
Ten slotte is er in het voorontwerp van decreet ook opgenomen dat inburgeringsresultaten gedeeld zullen worden met de Dienst Vreemdelingenzaken voor federale beslissingen over het al dan niet verlengen van de verblijfstitel van de inburgeraar. U vraagt daar toelichting bij. Dit wijzigingsdecreet maakt gegevensuitwisseling over het inburgeringstraject tussen de agentschappen Integratie en Inburgering en de Dienst Vreemdelingenzaken mogelijk. De Dienst Vreemdelingenzaken beoordeelt de inspanningen tot integratie van de vreemdeling met het oog op het verlengen van zijn verblijfstitel. Verschillende criteria worden daarbij gehanteerd, zoals de Vreemdelingenwet beschrijft, waaronder het al dan niet volgen van een inburgeringscursus.
Het is niet mijn bedoeling te bepalen welke gevolgen daar al dan niet aan gekoppeld kunnen worden, want dat is een exclusief federale materie. Wij zorgen ervoor dat de Dienst Vreemdelingenzaken op een gelijkwaardige en uniforme manier voor elke inburgeraar de nodige info krijgt over het gevolgde inburgeringstraject. We zullen daarover in gesprek gaan met de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik heb al een eerste kennismakingsgesprek met collega Sammy Mahdi achter de rug daarover. We hebben de problematiek al voor de eerste keer aangekaart en op tafel gelegd.
Het is mijn overtuiging dat het internationaalrechtelijk niet mogelijk zal zijn om mensen die een statuut hebben van vluchteling, uit het land te zetten wegens het niet volgen van inburgeringscursussen. Bij mensen die komen in het kader van volgmigratie of in het kader van andere statuten, denk ik dat er meer ruimte is. Dat zal dus een onderzoek vragen van de federale overheid, van de bevoegde staatssecretaris. Dat is een materie van het federale parlement. Mijn engagement is dat ik die informatie transparant, uniform en gelijkwaardig overmaak aan de federale autoriteiten, om daar op een correcte manier mee om te gaan. Dat is voor mij een correcte vorm van wat men samenwerkingsfederalisme zou kunnen noemen.
Tot daar de verschillende elementen van antwoord. We hebben daar al verschillende keren over gepraat en we gaan daar in de toekomst nog een aantal keren over praten. Sommige zaken zijn nog niet expliciet en kan ik nog niet verder invullen. Bijvoorbeeld wat ik ga doen als mensen die 90 euro of die 360 euro niet kunnen betalen en aan welk systeem ik daarvoor denk: daarover zal ik pas kunnen communiceren op het moment dat dat helemaal rond is. Ik wil daar ook rustig mijn tijd voor nemen en dat ernstig doorpraten met experten en mensen op het terrein. We zijn dat ook volop aan het doen. Zodra dat vorm heeft gekregen, zult u bij de eersten zijn – niet de eerste, maar bij de eersten, mevrouw Moerenhout – die zullen weten hoe we dat gaan aanpakken.
Dat ontwerp van decreet zal ook ten volle besproken worden in deze commissie. Ik zei net tegen de commissiesecretaris dat het antwoord van de minister al zo uitvoerig is, dat ik bijna zou kunnen zeggen dat we overgaan tot de stemming. (Gelach)
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, mijn zorgen zijn toch nog niet helemaal weg. U zegt dat er nog heel veel moet worden geconcretiseerd en bediscussieerd met de sector, het OCMW en anderen, over hoe dat kan worden voorgeschoten en dergelijke. Dat is allemaal nog niet concreet. Ik wil u daar de tijd voor geven, maar het traject is natuurlijk heel gelimiteerd.
De tweede principiële goedkeuring komt er deze maand aan, de definitieve dan in maart. Dat gaat allemaal heel rap. Ik wil u op dit moment nog het voordeel van de twijfel geven, maar het zou mij verbazen als u dat allemaal in twee maanden rond krijgt. Dat wat mijn algemeen antwoord betreft.
Dan iets specifieker over de beperktere groep die mag deelnemen aan het traject. Ik stel mij daar nog altijd de vraag waarom dat niet fijnmaziger kan. U spreekt zelf van 36,9 procent van het totale aantal aanmelders die niet aanvaard worden. Maar dat is natuurlijk een verkeerd beeld omdat dat heel sterk verschilt van groep tot groep. Er zijn bepaalde groepen van mensen die hier komen waarvan je op voorhand al weet, door de statistieken, dat 80 procent van hen goedgekeurd zal worden en nieuwkomer zal zijn. Dan gaat er in mijn ogen toch heel wat kostbare tijd verloren voor bijvoorbeeld die specifieke groepen. Als u zegt dat u heel die groep absoluut niet ziet zitten, is mijn vraag: waarom gaat u dan niet fijnmaziger te werk? Er zijn toch bepaalde groepen waarvan we weten dat er een heel hoge erkenningsgraad is. Daar gaat wat mij betreft kostbare tijd verloren.
Dan over de 360 euro. U zegt dat u het nog aan het onderzoeken bent. U geeft dan die piste van het OCMW aan. Maar ik hoop dat u beseft dat dat een totaal onvoldoende antwoord is. Daar is in het verleden al vaak over gediscussieerd, de lokale besturen geven ook zelf aan dat ze dat geld niet hebben, dat de OCMW’s dat niet aankunnen. Ze kunnen misschien heel eventjes inspringen, maar daar moet een andere oplossing komen. U zegt dat u het onderzoekt en te gepasten tijde zult vertellen. Kunt u daar iets over zeggen qua concretere timing? Wanneer mogen we iets verwachten?
Over de niet-verplichte nieuwkomers die de grootste groep vormen en waarvan ik schrik heb dat zij bij al die drempels bij wijze van spreken ‘neen, dank u wel’ gaan zeggen, ben ik wel blij dat u gaat monitoren of er een uitval is. ‘Als er een uitval is, breng ik het weer naar de ministerraad’: dat vind ik een goede houding van u. We zullen het als oppositie uiteraard mee monitoren.
Het volgende ging over de modaliteiten van de sancties die nog besproken moeten worden met de sector. Ik denk dat er nog heel veel onduidelijkheden zijn en heel veel werk op de plank ligt. Ik geef u gelijk: er is een frisse wind in het agentschap. Maar het zal in de feiten moeten zijn dat het waarheid wordt. Ik vind het wel positief dat u zei dat de sanctie niet is voor niet-verplichte inburgeraars en ook niet voor het niet slagen van een test – als ik u goed begrepen heb –, maar wel als een nieuwkomer zich niet aanmeldt of niet genoeg aanwezig is. Dat vind ik prima, dat is zeer billijk en terecht.
U omschrijft eigenlijk opnieuw diversiteit in trajecten. Dat hebt u ook voor de goedkeuring van het voorontwerp van decreet al verschillende keren gedaan. Ja, het is goed dat er individuele trajecten zijn, en ‘blended’, en dit en dat, dat is super. Maar ik mis daar toch een concretisering. Ik weet uit eigen professionele ervaring dat het heel lang duurt voor zo’n traject effectief op poten staat. Dat mag dan individueel zijn, zo’n traject moet wel geankerd worden. Dat is met leerdoelen, dat is niet op een paar maanden gemaakt. Daar maak ik mij wel echt zorgen over.
En misschien een allerlaatste bijkomende vraag. Er is ook een advies geweest van de Inspectie van Financiën over het voorontwerp van decreet. Dat had toch ook nogal scherpe kritiek, vond ik, in de zin dat de Inspectie van Financiën zei dat het dossier vanuit budgettair oogpunt eigenlijk nog ontoereikend was. De Inspectie van Financiën vraagt dan ook om het dossier op dit punt zeker verder aan te vullen. Hoe en tegen welke termijn denkt u tegemoet te komen aan dat advies van de Inspectie van Financiën?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Nog een kleine opmerking, want ik vind het heel bizar dat er door Groen blijkbaar niet gewoon wordt begrepen dat men een inburgeringstraject pas moet starten wanneer men ook effectief weet dat men verblijfsrecht heeft. Misschien denkt mevrouw Moerenhout aan al die illegalen die hier blijven rondzwerven en die dus geen verblijfsrecht gekregen hebben, maar het land nooit verlaten. Ja, inderdaad, die zullen dan geen inburgeringstraject volgen, en dat vind ik uiteraard een groot probleem, los van het feit dat ze natuurlijk uitgezet moeten worden, wat nauwelijks gebeurt in dit land, zoals we weten.
Ondertussen zijn er al 200.000 illegalen in België, een schatting van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Jambon.
Ten tweede wil ik mijn afschuw uitspreken over het feit dat hier wordt gesproken over meer geld. Dat is natuurlijk Groen. Zo kennen we hen. Er moet altijd maar in meer geld worden voorzien voor inburgeringstrajecten en voor allerhande nietsnutten die hier worden binnengehaald. Er worden talenten binnengehaald, maar er worden ook heel veel nietsnutten binnengehaald, of dat nu op het vlak van digitale kunde is of op het vlak van diploma of van analfabetisme. We kunnen met een groot deel van die mensen niets doen en die kosten ons dus alleen maar geld. Ik ga dat voorbeeld – u hebt het al een aantal keer van mij gehoord – blijven aanhalen. Als hier nog moet worden gediscussieerd over ocharme 250.000 euro voor onze eigen Brailleliga, op het moment dat er dan nog meer geld moet gaan naar inburgeringstrajecten voor mensen die totaal kansarm zijn en die ons sowieso meer zullen kosten dan ze ons ooit zullen opbrengen, dan zie ik het als mijn taak als volksvertegenwoordiger om hier ook in de commissie telkens opnieuw de afschuw daarvoor te laten horen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral mijn beste wensen en een gezond en warm 2021 voor jullie allen.
Er is een nieuw voorontwerp van decreet. Dat is natuurlijk de vertaling van heel wat zaken die in het regeerakkoord waren opgenomen. Het regeerakkoord was daarover heel ambitieus en ik denk dat het zeer goed nieuws is. We zijn blij dat er een voorontwerp van decreet is en dat de eerste decretale stappen ondernomen zijn. Dat is belangrijk om dan in 2022 effectief van start te kunnen gaan met het vernieuwde traject, een traject dat inderdaad, mevrouw Moerenhout, de focus legt op zelfredzaamheid met aandacht voor kansen, maar ook voor de plichten die er zijn.
Ik denk dat we zo snel mogelijk moeten inzetten op dat nieuwe traject. Er zijn heel wat kwalitatieve elementen, bijvoorbeeld de vierde pijler die wordt belangrijk voor het creëren van een netwerk, maar ook de toeleiding naar VDAB is heel belangrijk zodat die mensen zo snel mogelijk aan de slag kunnen en dat ook leidt tot hun zelfredzaamheid en hun integratie. Verder zetten we in op een betere kennis van het Nederlands, maar inderdaad, de minister heeft het ook op die manier aangehaald, we moeten ervoor zorgen dat we mensen geen valse hoop gaan geven, en daarom net de beslissing om alleen voor mensen die beschikken over een definitief verblijfsrecht, het volledige traject open te stellen. Het is een zeer logische en terechte keuze om daarop in te zetten.
Dit kwalitatief inburgeringstraject, het inzetten op een kwaliteit van een inburgeringstraject, moet ervoor zorgen dat het ook een trigger is voor mensen die niet verplicht zijn om zich in te burgeren, om eraan deel te nemen. Door net in te zetten op die kwaliteit en op die nieuwe aanpak hopen we dat dat een meerwaarde is, ook voor mensen die niet verplicht zijn, bijvoorbeeld voor onderdanen van de Europese Unie. Ik denk inderdaad dat het goed is om daar de nodige aandacht aan te blijven besteden en ik ben benieuwd wat de monitoring daarover zal geven, maar het zou dus pas na 2022, ergens in 2023, zijn dat we daar het eerste resultaat van zullen kunnen zien. Dan nog moeten we dat tijd geven om gekend te geraken en dergelijke meer binnen die specifieke doelgroepen.
We willen niet zoals Groen inzetten op een vrijblijvend traject zonder sancties, met eeuwige taalondersteuning, geen perspectief op zelfontplooiing. Er moet ergens ook een stok achter de deur zijn, maar die zal de mensen motiveren.
Wat ik nog aan de minister wil vragen: we spraken daarnet over de informatie die aan de Dienst Vreemdelingenzaken zal worden gegeven. Moet ik dat zien als iets dat automatisch doorgegeven wordt na iedere afronding van een traject? Of zal de Dienst Vreemdelingenzaken de vraag moeten stellen aan het Agentschap Integratie en Inburgering?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij collega De Vreese. Ik ben ook blij dat het vooruitgaat met de implementatie van het nieuwe Inburgeringsdecreet. Collega Moerenhout vindt het blijkbaar allemaal wat snel gaan. Als de oppositie zegt dat het snel gaat, dan denk ik: ‘Dat is eens iets anders.’ Ik denk dat het een goede zaak is dat het vooruitgaat. Want het is een belangrijke vernieuwing die we gaan doorvoeren. We gaan het inburgeringstraject aanscherpen, vooral met de bedoeling om die mensen sterker te maken om in onze samenleving te functioneren. Ik ga het concrete debat niet helemaal voeren, dat komt nog. Er is een voorontwerp van decreet. Per definitie komt er een ontwerp van decreet naar het parlement. Voorzitter, ik hoop dat we dan het debat nog ten volle kunnen voeren.
Ik wil me beperken tot een aspectje dat al eens is aangekaart, namelijk: wat doe je met mensen die in een asielprocedure zitten? Ik denk dat het een juiste keuze is dat we hun geen full option inburgeringstraject geven, zeker als je weet dat we dat nu verder gaan uitbreiden met een vierde pijler. Het zou een beetje zot zijn om hen nu al meteen in een procedure te zetten. Langs de andere kant is het wel belangrijk dat we die mensen in de maanden dat ze hier zitten te wachten op een beslissing, minimaal al enkele vaardigheden geven over onze waarden en normen bijvoorbeeld, over hoe onze maatschappij functioneert, omdat zij hier wel rondlopen, zeker als het over een open centrum gaat. Dan is het belangrijk dat ze toch ergens onze waarden en normen kennen en basisvaardigheden hebben.
Minister, omdat het een bevoegdheid is van de federale staatssecretaris, vraag ik u of u met hem al hebt samengezeten. Kunt u misschien wat meer info geven over hoe u dat ziet? Ik vermoed dat we vanuit Vlaanderen erbij kunnen helpen om hen toch ergens, niet via een inburgeringstraject voor alle duidelijkheid, maar via een soort kennismakingstraject ‘light’ of zo, te ondersteunen. Ik denk dat het cruciaal is dat we die mensen in die procedure minimaal wat meegeven.
Ik wil erop wijzen dat er heel veel vragen zijn. Ik heb daarstraks al lachend gezegd dat we bijna al het ontwerp van decreet aan het bespreken waren. Minister, u kunt antwoorden wat u denkt te moeten antwoorden, maar voor de punten en de komma's hebben we nog heel wat tijd.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat ik een onderliggende boodschap moet begrijpen. (Gelach)
Ik wil wel benadrukken dat het een heel belangrijk decreet is. Het is ook een heel belangrijke problematiek. We leven nu eenmaal in een samenleving waar mensen bewegen. We kunnen erover discussiëren of er te veel mensen bewegen of te weinig bewegen, of er te veel of te weinig migratie is, of er andere migratie moet zijn. Dat is de discussie van de voordeur. Ik weet wel één ding. Dat is dat zodra mensen hier zijn en een erkenning hebben, we er alles aan moeten doen opdat ze zo snel mogelijk een goede plaats vinden in Vlaanderen waardoor ze kunnen bijdragen en dat ze, zoals mevrouw De Vreese terecht zegt, zelfredzaam kunnen zijn, niet alleen omdat ze dan geen kost zijn voor de samenleving, maar in de allereerste plaats, vanuit mijn mensbeeld, voor zichzelf. Als je een persoon bent die altijd maar afhankelijk is van de samenleving, dan ben je kwetsbaarder. Iemand die zelfredzaam is, die op zijn eigen benen staat en voor zichzelf kan zorgen, is iemand die sterker staat in het leven, die meer uit het leven kan halen en gemakkelijker ook andere mensen iets kan geven. Voor mij is dat een zeer belangrijke, humane, menselijke opdracht. Dat betekent een verhaal van rechten en plichten, van kansen geven en kansen nemen.
Dit is eigenlijk een zeer emancipatorisch decreet. Als er één decreet is dat we deze legislatuur maken, waarvan je echt kunt zeggen dat het vol emancipatie zit, dan is het een Inburgeringsdecreet. Dat is niet om mensen te pesten, te plagen, te ‘ambeteren’, lastig te vallen, te dwingen, neen, dat is om mensen tools te geven, handvatten te geven om van hun leven iets succesvols te maken en ook voor de volgende generatie iets te kunnen betekenen. We leren hun Nederlands, we geven hun een netwerk, we zorgen dat ze op de arbeidsmarkt kunnen komen, dat ze een inkomen kunnen verwerven en we zorgen ervoor dat ze onze samenleving begrijpen, kennen en omarmen door maatschappelijke oriëntatie te geven. Daar gaat het over. Dat is voor mij een intrinsiek humaan verhaal.
Ik sta heel hard achter de aanpak die we daarin hebben. Ik wil een paar dingen eruit naar voren brengen. Eerst en vooral zijn er de mensen die in een procedure zitten en nog niet erkend zijn. Dat is een heel moeilijk evenwicht. We mogen die mensen geen valse hoop geven. Twee derde van die mensen moet terug naar het land van herkomst, want ze zullen hier geen wettelijke verblijfplaats krijgen. Hoe rapper die mensen weten dat ze terug moeten, op een humane manier, des te meer ze elders van hun leven nog iets zullen kunnen maken.
Mensen die leven tussen hangen en wurgen: dat zijn soms intrieste, moeilijke verhalen. Ik ben als burgemeester regelmatig in contact gekomen met mensen die hier al jaren in de illegaliteit leven, zonder papieren, zonder perspectief. Ze hebben op een bepaald moment de keuze gemaakt om toch maar hier te blijven. Natuurlijk zijn dat mensen zoals u en ik, maar ze leven in een onmogelijke, hybride situatie. Hoe sneller die deur gesloten wordt voor hen die geen wettelijke verblijfstitel kunnen hebben en terug moeten gaan naar het land van herkomst, des te beter, ook voor henzelf. Een derde, 36 procent – het kan soms 40 percent zijn, soms meer, soms minder, dat hangt af van wie er komt – zal hier blijven.
Wat doen we nu in de asielcentra? We geven de mensen de kans om Nederlands te leren. Ze mogen via VDAB een inkomen hebben, tot op zekere hoogte. We hebben ook aangeboden aan de federale staatssecretaris om hem te ondersteunen bij het geven van een basiscursus, waarbij het belangrijk is dat de asielzoeker die hier is en nog niet erkend is, weet wat de basisprincipes zijn van onze samenleving, concreet weet hoe we met elkaar omgaan, hoe men zich gedraagt, wat er van hem wordt verwacht, wat de politie hier betekent en dergelijke meer. Dat kan zinvol zijn. Het is ook belangrijk voor de Vlamingen dat de mensen die hier zijn een zeker basisinzicht hebben in omgangsvormen en dergelijke in onze samenleving, dat ze een basis hebben van maatschappelijke regels. Het is niet zo dat mensen gewoon in het asielcentrum zitten en daar geen mogelijkheden hebben.
Een tweede belangrijke element is snelheid. U zegt dat terecht. We moeten mensen zo snel mogelijk een plaats geven. Waar zit de grote winst? Zodra men een wettelijke verblijfsvergunning heeft, gaan we niet meer eerst Nederlands geven, dan maatschappelijke oriëntatie en dan zorgen dat mensen actief zijn op de arbeidsmarkt, maar we gaan ervoor zorgen dat dat allemaal tegelijkertijd kan gebeuren. Men kan Nederlands geven in de cursus maatschappelijke oriëntatie, die nu altijd in de taal van herkomst wordt gegeven. Men kan dat vermengen met elkaar, dat gelijktijdig laten sporen. Men kan binnen de twee maanden bij VDAB staan om zo rap mogelijk actief te zijn op de arbeidsmarkt. Dan zul je ten eerste Nederlands leren op de arbeidsvloer, met veel dingen die je in de praktijk zult kunnen gebruiken, en ten tweede inzicht krijgen in onze maatschappij. De winst zit in het leren in de praktijk, door te werken, door samen te werken met collega's en in een arbeidsverband te zitten. Ik wil de duurtijd van anderhalf jaar die mensen nu gemiddeld moeten doorlopen om ingeburgerd te geraken, inperken. Voor sommige mensen kan dat zelfs drastisch ingeperkt worden, bijvoorbeeld mensen die hooggeschoold zijn en dergelijke meer. Voor die mensen kan dat veel korter. Mensen die laaggeletterd zijn, gaan meer inspanningen moeten doen.
Ten derde zijn er de leerdoelen. U zegt dat daar veel werk aan is. In alle eerlijkheid, we moeten met vele dingen ’from scratch’ beginnen, dat is toch mijn ervaring. Waren er gestandaardiseerde handboeken voor maatschappelijke oriëntatie? Er waren een aantal doelstellingen, vaak algemeen, die elke leraar en lerares op zijn of haar manier gaf. Ik wil dat dat veel ernstiger gebeurt, niet voor mij maar voor de inburgeraar zelf. Ik wil dat hij veel beter voorbereid wordt, handvatten krijgt voor de maatschappij. Wij zijn daar ook mee bezig. Het agentschap werkt daar keihard aan. Op dit moment zijn de agentschappen samen met de KU Leuven digitale cursussen aan het uitwerken, zodat dat iets zinvols wordt, zodat we leraars kunnen evalueren, we heel goed weten dat iedereen de juiste informatie krijgt in een inburgeringscursus en de kwaliteit gelijklopend is en dat je als nieuwkomer niet afhankelijk bent van de kwaliteit van uw leerkracht. Men kan dankzij de cursussen en dergelijke het niveau samen optillen en de leerkrachten beter ondersteunen, want veel van die leerkrachten waren daar vragende partij voor. Daaraan zijn we heel hard aan het werken. Het is een ‘work in progress’. Daar zijn we nu mee bezig, en dat moet inderdaad sneller. Hoe sneller hoe liever. Dat zal misschien niet tot het laatste puntje klaar zijn, maar nu is er ook nog niets klaar, we gaan dus alleen maar stappen vooruit kunnen zetten.
Een vierde element is de samenwerking met de Dienst Vreemdelingenzaken. Dat is de vraag van mevrouw De Vreese. Ik heb met staatssecretaris Mahdi een eerste keer gesproken en heb dat aangekaart. Dat zullen we verder moeten uitwerken.
Moeten we alle dossiers doorgeven? Ik weet niet of dat moet. Misschien kun je dat beperken tot dossiers waar er een probleem is. Bijvoorbeeld van iemand die manifest de cursussen niet volgt, moet het dossier worden overgemaakt, evident. Daar gaan we goede afspraken over maken. Dat zal zeker in de commissie ter sprake komen wanneer we afspraken hebben gemaakt. Daarvoor moet een samenwerkingsakkoord worden gemaakt om dat op een goede manier te organiseren. Maar ik vind, in alle eerlijkheid, dat het niet zonder consequenties kan blijven als iemand die naar hier komt, hier van de samenleving de kans krijgt om Nederlands te leren en maatschappelijke oriëntatie te krijgen, om naar VDAB te gaan en een buddy te krijgen, dan manifest – we spreken niet over een incidenteel iets – zijn voeten daaraan veegt en manifest zegt: ‘Je kunt allemaal de boom in, het interesseert mij geen bal.’ Als wij als samenleving daar zo hard in investeren, dan moet daar toch een consequentie aan verbonden zijn. Die consequentie wordt natuurlijk binnen internationale verdragen ingesnoerd. Daar gelden ook de rechten van de persoon. Maar er moeten toch consequenties aan verbonden zijn – dat is alleszins mijn overtuiging. Het gaat niet over mensen die ziek zijn of mensen die tegenslag hebben.
Maar nogmaals, het overgrote deel van de nieuwkomers is gretig om Nederlands te leren en om actief te zijn op de arbeidsmarkt. Hoe rapper ze dat kunnen, des te beter. Hoe sneller men die cursussen geeft, des te beter, want dan ontstaat er een cultuur van bijdragen in plaats van achteroverleunen. Hoe sneller je dat doet, hoe beter. Mensen willen hier een nieuw leven opbouwen. Ik heb daar geen negatief beeld over. In het algemeen ben ik ervan overtuigd dat mensen hier willen bijdragen. Voor de weinigen die dat niet willen en hun voeten daaraan vegen, kan dat niet zonder gevolg blijven en moeten wij toch een actie ondernemen.
Vandaag zijn er ook al sancties – u weet dat. Mensen kunnen voor duizenden euro's gesanctioneerd worden binnen het huidige decreet, wanneer zij manifest weigeren cursussen te volgen of gewoon niet komen opdagen. Men moet dan ook wel ondervinden dat dat niet kan. De ultieme consequentie is dat dat aan de Dienst Vreemdelingenzaken wordt overgebracht. De Vreemdelingenwet geeft beperkte mogelijkheden om in een dossier op een zeker ogenblik in ultimo te zeggen dat de verblijfsvergunning eraan gaat. Ik denk niet dat dat kan voor politieke vluchtelingen, voor alle duidelijkheid. Voor mensen die een internationaalrechtelijk beschermingsstatuut hebben, gaat dat volgens mij niet. Maar voor iemand in volgmigratie of in arbeidsmigratie kan dat in extreme gevallen wel.
Maar nogmaals, het zal niet Bart Somers zijn die daarover oordeelt. Het is de taak van de federale overheid om daarover te waken. Voor de rest is heel het decreet opgebouwd uit de filosofie dat men wil dat men alle kansen krijgt om het in Vlaanderen goed te doen, want als het met hen goed gaat, gaat het goed met Vlaanderen. Als zij bijdragen, als zij werk hebben, als zij onze samenleving kennen, als zij studeren, dan worden wij daar allemaal beter van. Dat is de essentie van het decreet.
Mevrouw Moerenhout, we houden evident rekening met de kwaliteiten en de capaciteiten van mensen. Iemand die laaggeletterd is, ongeschoold is en geen digitale vaardigheden heeft, gaan we niet in een digitale cursus zetten. Het zou sardonisch zijn om zoiets te doen. Neen, iemand die laaggeschoold is en digitaal analfabeet is, gaan we zelfs leren hoe je moet werken met digitale instrumenten. Want lezen en schrijven is belangrijk, maar in onze samenleving is het bijna even belangrijk dat je digitaal ergens staat, want anders ben je ook een vogel voor de kat en blijf je in de marge van de samenleving. We gaan voor die mensen echt wel dingen doen die belangrijk zijn en die hun leven fundamenteel kunnen verbeteren. We vragen wel aan hen om daaraan mee te werken. Dat is de logica van het decreet.
Dat was veel te lang, voorzitter.
Het is niet aan mij om te oordelen of een antwoord te lang is.
Mevrouw Moerenhout, u moet wel kort zijn, want het reglement bepaalt dat de slotbeschouwing inderdaad een slotbeschouwing is. Ik garandeer u wel dat dit onderwerp nog heel uitvoerig zal worden besproken, en dan krijgt u van mij alle spreektijd.
Minister, hoewel ik het niet in alles met u eens ben, wil ik u toch heel erg bedanken dat u uw tijd hebt genomen. Waar ik het wel mee eens ben, is dat dit decreet ongelooflijk belangrijk zal zijn, zowel voor de nieuwkomers als voor de sector.
Mijnheer Ongena, u zegt dat de oppositie zegt dat het te snel gaat. Van mij mag het zo traag of zo snel gaan als u het zelf zegt. Ik las gewoon voor uit het traject uit het voorontwerp zelf. De zaak is dat de hervormingen die u nu gaat invoeren, er zullen komen in een sector die de voorbije jaren heel wat heeft meegemaakt. Uit die sector is heel veel expertise weggevloeid. Ze hebben daar de voorbije jaren zwaar onder druk gestaan.
Los van het belang voor de nieuwkomers ben ik wel bezorgd dat het voorontwerp van decreet, dat binnen een jaar in werking moet treden, af moet zijn. Dat moet af zijn! Minister, daarover maak ik mij dan wel zorgen. U hebt het over de punten en de komma’s. U bent verbaal heel sterk. Dat weet u. En u weet ook duidelijk wat er leeft. Dat vind ik een heel groot pluspunt. Maar ik maak mij toch grote zorgen.
Voorzitter, ik ga dit blijven opvolgen, ook voordat het decreet helemaal af is. Mijns inziens blijft er nog heel veel werk op de plank. Er moet nog heel veel geconcretiseerd worden. We hadden het in de eerste lijn over de modaliteiten van de diverse trajecten. Maar ook nu, minister, bent u handig rond de kritiek van het advies van de Inspectie van Financiën gefietst. U hebt daar niet op geantwoord. Ook niet met betrekking tot het budgettaire plaatje dat niet af is. Ook daar ligt er nog heel veel werk op de plank.
De timing is heel krap. Er ligt nog veel werk op de plank. We zullen het vanuit de oppositie blijven opvolgen, voorzitter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.