Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Collega’s, het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie (SPE) publiceerde recent zijn jaarverslag van 2019. In dat verslag worden jaarlijks de evoluties en ontwikkelingen op het vlak van verloskunde en neonatologie in de kraamklinieken in Vlaanderen en het UZ Brussel beschreven. Ik wil erop hameren dat alle 59 kraamklinieken uit het Vlaamse Gewest, uit Vlaanderen dus, alsook het UZ Brussel op vrijwillige basis aan de registratie deelnemen, zowel in 2019 als in 2020. Het is een uniek project dat al tientallen jaren op vrijwillige basis bestaat.
Ik wil kort enkele tendensen citeren. Eerst en vooral wordt een blijvende dalende lijn vastgesteld in het geboortecijfer in Vlaanderen, maar ook in het aantal meerlingen na vruchtbaarheidsbehandelingen. Dat is iets wat we wel kunnen toejuichen. Ook het aantal episiotomieën kent een blijvende duidelijke dalende trend. We zijn tevreden dat die trend zich doorzet. Het aantal geboortes van kinderen met het syndroom van Down is na de sterke daling in 2018 stabiel gebleven op 28.
Anderzijds blijven Vlaamse moeders hun eerste kind alsmaar uitstellen. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen in Vlaanderen hun eerste kind krijgen, stijgt jaar na jaar. In 2019 was dat 29,3 jaar. Ook het aantal 40-plussers blijft stijgen.
Het meest opvallende in die cijfers is dat het SPE maar over de gegevens van 360 thuisbevallingen beschikt. Dat is een daling met 5,3 procent ten opzichte van het vorige registratiejaar. Ik citeer uit het rapport: “Terwijl alle Vlaamse ziekenhuizen alle bevallingen rapporteren bij het SPE, vermoeden we dat er een aantal thuisbevallingen door de individuele vroedvrouwen en vroedvrouwpraktijken die bevallingen buiten het ziekenhuis begeleiden niet worden gerapporteerd.” Er wordt benadrukt dat de registratie van de maternale en neonatale uitkomsten ook in deze groep volledig en systematisch zou moeten gebeuren. De Vlaamse overheid zet meer dan ooit in op dataverzameling, monitoring en bijsturing. Ook in dat kader is de vermoedelijke onderregistratie van het aantal thuisbevallingen dus echt wel te betreuren.
Welke hefbomen kunt u gebruiken om de registratie van thuisbevallingen door individuele vroedvrouwen of praktijken meer systematisch te bevorderen?
Zult u daarvoor afstemming of draagvlak zoeken bij de Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen (VBOV)? Welke initiatieven zult u nemen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, over wettelijke hefbomen beschik ik niet, of nog niet. De beoefening van de vroedkunde en het opstellen van de jaarlijkse geboortestatistiek zijn op dit ogenblik nog federale materies.
Het is inderdaad de bedoeling om contact te leggen met de Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen via de wetenschappelijke vereniging Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie en afstemming te zoeken.
Eerst zal er een analyse gebeuren op basis van gegevens. Door het aantal formulieren model I, dat in de afgelopen registratiejaren voor thuisbevallingen toekwam bij het agentschap Zorg en Gezondheid, te vergelijken met het aantal ontvangen medische registratieformulieren, kan men de grootteorde van de onderregistratie nauwkeuriger inschatten en de trend ervan bepalen. Die resultaten kunnen dan gebruikt worden in samenwerking met de Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen en het SPE om via wetenschappelijk onderzoek factoren te identificeren die registratie door individuele vroedvrouwen en vroedvrouwenpraktijken mogelijk beïnvloeden. Zo kunnen aanbevelingen opgesteld worden om de epidemiologische registratie van geboortegegevens te optimaliseren door het neutraliseren van barrières en het bevorderen van de hefbomen voor de registratie.
In eerste instantie zal overleg gezocht worden over die aanpak met de wetenschappelijke medewerker van de Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen, die gedurende twee jaar voor 0,2 voltijdsequivalent is aangesteld om de registratie van geboortegegevens bij vroedvrouwgeleide bevallingen in Vlaanderen, waaronder thuisbevallingen, te optimaliseren.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat het belangrijk is dat we die gegevens te pakken krijgen en dat u daarin verdere initiatieven zult nemen. Het blijft een blinde vlek in de registratie die Vlaanderen toch beoogt. Registeren is niet alleen om te registeren, maar toch ook wel om de perinatale uitkomsten te kunnen observeren. Ik ben tevreden met uw initiatief en ik zal dat verder blijven opvolgen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, collega Sleurs, voor de heel terechte vraag. Ik heb daar in het verleden ook al enkele schriftelijke vragen over gesteld.
We moeten niet alleen kijken naar de ziekenhuisbevallingen en de thuisbevallingen. Je hebt ook de geboortehuizen. Ik wil de minister vragen om ook dat zeker op te nemen.
Er zijn ook nog een aantal factoren die ons, als ze mee worden opgenomen, ook wel veel zouden kunnen leren, bijvoorbeeld of een thuisbevalling gepland is of onvoorzien. Ook de perinatale morbiditeitsgegevens en mortaliteitsgegevens kennen we nu niet, afhankelijk van of een bevalling thuis is gebeurd, in een geboortehuis of in een ziekenhuis. Ik wil aan de minister vragen om die elementen ook mee te nemen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik ben eens gaan vragen in de sector en daar wordt aangegeven dat er inderdaad onderrapportage is, maar dat er ook heel grote bereidwilligheid is om daaraan mee te werken. Buiten de vroedvrouwen hoor ik … – ja, ik ga niet precies zeggen van waar binnen de sector –, maar vroedvrouwen willen dat duidelijk heel graag doen. (Opmerkingen van Elke Sleurs)
Collega Sleurs, ik moet toch niet …
Natuurlijk niet, dat weten we wel.
Mensen willen niet genoemd worden.
Collega’s, de koffiekamer is een beetje verder.
Het gaat over het onderwerp, voorzitter. En de koffiekamer is vanaf hier toch een beetje ver.
Dan nog.
Terug naar het onderwerp. Die mensen willen niets liever dan dit registreren, wordt er aangegeven, ook van buitenaf, niet vanuit de vroedvrouwen, maar ze geven aan dat zelfstandige vroedvrouwen heel zwaar overbelast zijn.
U zegt zelf ook dat 0,2 vte niet veel is. Die zelfstandige vroedvrouwen moeten dat allemaal zelf aangeven. U hebt in de coronacommissie gehoord hoe zwaar overbelast die mensen regulier al waren, maar sinds de crisis nog meer. Dus ik houd mijn hart vast voor volgend jaar. Daar is echt meer ondersteuning nodig.
Ik hoor dat er inderdaad onderrapportage is bij de vroedvrouwen. Ik hoor bij die mensen ook wel bereidwilligheid om eraan mee te werken. Maar zij zijn al jaren vragende partij om in dat verslag ook meer relevante info voor hen te stoppen, om hun praktijk te verbeteren. Wat ze bijvoorbeeld heel graag in dat rapport zouden zien, is hoeveel bevallingen ze begeleiden, niet alleen thuis maar ook in het ziekenhuis, want er zijn ook zelfstandige vroedvrouwen die bevallingen begeleiden in een ziekenhuis. Dat lijkt me sowieso wel heel interessante informatie.
Ze zijn sinds vorig jaar met een eigen registratie begonnen. Het valt op dat die wel heel goed wordt ingevuld. Dat is dan wel frappant.
Minister, als u die registratie en rapportage wilt verbeteren, zult u dan tegemoet komen aan de vragen vanuit de sector om hierrond samen te werken?
Ik wil ten slotte nog iets heel praktisch meegeven: er kwam geen reminder, waardoor een aantal mensen dit glad vergeten is. Dat is een van de praktische dingen die ook kunnen bijdragen aan het registreren.
Zult u ervoor zorgen dat er inderdaad wat relevantere info wordt verzameld voor die mensen in de sector, zodat zij ook gemotiveerd zijn om aan dit soort rapportages mee te helpen? Zult u ervoor zorgen dat de vragen die ze al jaren in deze rapportage willen, ook werkelijk worden opgenomen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat het een belangrijke meerwaarde kan zijn als we die gegevens hebben, zodat we inderdaad een vergelijking kunnen maken en kunnen zien of er ergens problemen gedetecteerd kunnen worden. Sowieso vormt dat een schat aan informatie.
Minister Beke heeft het woord.
Ik wil en zal dat eens bekijken.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Ik heb geen verdere bemerkingen. Ik zal de bemerkingen en onze discussie met collega Groothedde – wat in feite geen discussie is, want ik heb altijd heel nauw met haar samengewerkt – ooit eens in de koffiekamer bespreken.
Ik dank de minister voor zijn aandacht voor deze problematiek. Het gaat voornamelijk over de zwangere vrouwen, over de baby’s en over onze perinatale uitkomst, die we toch heel hoog willen houden in Vlaanderen en die we dus ook gedocumenteerd willen zien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.