Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik ga het onderwerp van de vraag niet helemaal herhalen, want het is een hele mondvol, maar het gaat over de woonsituatie van mensen die uit de gevangenis komen. Heel recent heeft de Vlaamse Regering een nieuw Vlaams strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden en geïnterneerden (STRAP) 2020-2025 goedgekeurd. Het is goed dat er in dat plan ook aandacht is voor de problematiek van het wonen voor ex-gedetineerden. Het bevorderen van de toegang tot huisvesting betekent ook het bevorderen van de kansen op re-integratie en daarmee het beperken van de risico’s op recidive.
Na hun vrijlating vinden heel wat ex-gedetineerden evenwel heel moeilijk een huis of een thuis. Ze verloren dikwijls hun woning terwijl ze in de gevangenis zaten – de huurwoning werd opgezegd – en stabiele huisvesting vinden vanuit de gevangenis is vrij moeilijk. Daarbij komt nog dat de ex-gedetineerden meestal een beperkt of geen sociaal netwerk hebben.
Een sociale woning zou wel een oplossing kunnen zijn, maar is natuurlijk ook geen evidentie, rekening houdend met de bestaande wachtlijsten en de grote vraag. Toch wordt in het Vlaams strategisch plan vooral ingezet op het verbeteren van de toegang tot en toewijzing van sociale huurwoningen voor ex-gedetineerden.
In het buitenland bestaat er al heel wat onderzoek en expertise inzake de re-integratie van ex-gedetineerden en de belangrijke rol van wonen daarbij. Men gaat daarbij op zoek naar specifieke maatregelen op maat van ex-gedetineerden. In landen als Nederland, Schotland en Noorwegen zijn met dat doel samenwerkingsverbanden ontstaan tussen onder meer huisvestingmaatschappijen, gemeenten en de hulpverlening.
Hoe zult u er concreet voor zorgen dat er bij de toegang en toewijzing van sociale huurwoningen aandacht is voor de ex-gedetineerden?
Zult u ook andere, creatieve oplossingen zoeken en daarvoor de buitenlandse expertise en voorbeelden laten bestuderen?
Zult u onderzoeken hoe de lokale besturen daarbij betrokken kunnen worden en welke middelen en ondersteuning daarvoor nodig zijn?
Zult u ook beroep doen op de expertise bij de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) inzake het integratieproces van ex-gedetineerden op maat, inclusief de huisvesting?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u voor uw vraag, mevrouw Schryvers.
In het kader van het strategisch plan hulp- en dienstverlening aan gedetineerden wordt inderdaad ingezet op het verbeteren van de toegang tot de sociale huisvesting voor ex-gedetineerden. Zoals aangegeven in het STRAP, wil ik enerzijds werken aan een aantal administratieve en procedurele obstakels, zoals opgenomen in het dossier ‘Woonproblemen van gedetineerden’ van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Anderzijds zal in het kader van de uitwerking van het nieuwe toewijsstelsel voor de sociale huisvesting ook aandacht gaan naar de specifieke situatie van gedetineerden. Het is evenwel nog te vroeg om in te gaan op de concrete invulling hiervan. Zoals u weet, wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de decretale wijzigingsvoorstellen. In een volgende fase wordt ingezet op de concrete uitwerking van het nieuwe toewijsstelsel.
Sociale huisvesting kan een deeltje van de oplossing zijn voor gedetineerden, maar uiteraard speelt de private huurwoningmarkt eveneens een belangrijke rol in de huisvesting van de doelgroep. Er is een wachtlijst en er zijn nu eenmaal verschillende noden. Het is dus een kwestie van al die verschillende noden, doelgroepen en dergelijke tegenover elkaar af te wegen.
Zoals u weet, zijn er verschillende maatregelen genomen om de toegankelijkheid van de private huurwoningmarkt te bevorderen voor socio-economisch kwetsbare groepen in het algemeen: de huurwaarborglening, de initiatieven om discriminatie op de private huurwoningmarkt tegen te gaan en de verruiming van de tegemoetkomingen in de huurprijs. Ik zal verder inzetten op deze initiatieven en de werking ervan opvolgen en evalueren.
Mijn kabinet en administratie volgen de thematiek bovendien op en trachten eveneens op de hoogte te blijven van interessante initiatieven en ontwikkelingen op dit vlak, zowel in Vlaanderen als in de andere gewesten en in het buitenland. Deze initiatieven kunnen natuurlijk niet simpelweg worden overgenomen, aangezien er altijd rekening moet worden gehouden met de specifieke Vlaamse context. Ook in Vlaanderen worden reeds interessante en inspirerende initiatieven opgestart. Ik denk aan de opening van het transitiehuis in Mechelen in het najaar van 2019, vanuit Justitie, maar ook aan de opstart van een doorgangshuis in Hasselt dit najaar, in samenwerking met de stad en het sociaal verhuurkantoor Midden-Limburg.
Lokale besturen spelen een belangrijke rol in het voorzien van voldoende aanbod aan betaalbare en kwaliteitsvolle woningen voor socio-economisch kwetsbare doelgroepen, zoals dus ook gedetineerden. Maar er zijn, voor alle duidelijkheid, wel meer kwetsbare doelgroepen. Het is altijd een beetje lastig: er worden verschillende vragen gesteld om mensen een voorkeursbehandeling te geven, maar ik denk dat we dat niet moeten doen, want er zijn meerdere kwetsbare doelgroepen.
Lokale besturen zijn het best geplaatst om in te spelen op de lokale noden en behoeften van specifieke doelgroepen. In het nieuwe toewijsstelsel voor de sociale huisvesting zal er daarom voldoende ruimte zijn voor lokaal maatwerk, binnen de contouren van een gewestelijk regelgevend kader.
Ik wil ook verwijzen naar de netwerkmomenten die vanuit Wonen, in samenwerking met Welzijn, georganiseerd worden in verschillende gevangenissen. Deze actie wil op lokaal niveau de betrokken partners, zowel vanuit het lokale bestuur en woonorganisaties als trajectbegeleiders, met elkaar in contact brengen. Deze kennis- en informatiedeling vormt een basis en aanzet voor verder overleg en samenwerking op niveau van de gevangenis. Deze actie wil er enerzijds toe bijdragen dat de trajectbegeleiders van het justitieel welzijnswerk en de gedetineerden voldoende op de hoogte zijn van en een beroep kunnen doen op de bestaande steunmaatregelen vanuit het woonbeleid. Anderzijds kan dit overleg ook aanleiding geven tot nieuwe initiatieven om beter in te spelen op de huisvestingsnoden van ex-gedetineerden.
Daarnaast is in het STRAP ook een actie opgenomen om de rol van de lokale besturen in het kader van de re-integratie van ex-gedetineerden te verduidelijken en partnerschappen op dit vlak te versterken. Hierbij wordt uitgegaan van bestaande goede praktijken in Vlaanderen en Nederland en kan ook de zoektocht naar huisvesting aan bod komen. Deze actie wordt getrokken door mijn collega-minister bevoegd voor de justitie en de handhaving, collega Demir.
Zoals reeds aangegeven, neemt het justitieel welzijnswerk, als onderdeel van het CAW, een belangrijke rol op in het kader van de begeleiding van de gedetineerden in de gevangenis, maar ook met het oog op de re-integratie van ex-gedetineerden in de samenleving. Het CAW staat ook in voor begeleiding na detentie, onder andere op het vlak van huisvesting. De vragen en hindernissen die het justitieel welzijnswerk en de CAW’s in de praktijk ervaren, werden door het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk samengebracht in het dossier ‘Woonproblemen van gedetineerden’. Met deze signalen kunnen we verder aan de slag gaan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik wil eerst zeggen dat het zeker niet de bedoeling is om een voorkeursbehandeling te vragen voor deze specifieke groep, wel om aandacht te vragen voor de specifieke situatie, opdat het beleid eraan zou kunnen worden aangepast. Dat zijn twee verschillende zaken.
Ik lees in het STRAP ook dat er tot op heden weinig aandacht is voor dit thema binnen de gevangenissen en dat er bij de begeleiding binnen de gevangenissen te weinig geweten is over waar de verschillende woonactoren mee bezig zijn, wat hun aanbod is en op welke manier men kan toewerken naar wonen, ook voor ex-gedetineerden.
Uiteraard zijn er al stappen gezet, en dat is goed. U hebt er ook naar verwezen. Ik hoop dat die stappen verdergezet kunnen worden en dat de contacten tussen justitieel welzijnswerk en de woonactoren verder versterkt kunnen worden.
U verwijst ook nog naar het transitiehuis of de doorgangshuizen. Dat zijn inderdaad goede voorbeelden, die nieuw zijn en dus ook opgevolgd en geëvalueerd moeten worden, om na te gaan of die mogelijk bijkomende oplossingen kunnen bieden.
Ik wilde met deze vraag graag aandacht vragen voor het thema en u ook vragen om de woonactoren mee te stimuleren verder in te zetten op die contacten met het justitieel welzijnswerk en de gevangenissen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ben ik hoorbaar? (Opmerkingen van de voorzitter)
Goed, dan ben ik blij dat het cordon is opgeheven, waarvoor dank.
Collega’s, ik begrijp de vraag en de bezorgdheid van collega Schryvers, maar ik heb toch wel enkele bedenkingen. Wat doen we bijvoorbeeld met ex-gedetineerden die veroordeeld zijn in het kader van terrorisme, het ronselen van jihadisten en dergelijke meer? Voor zulke personen kunnen we toch onmogelijk de weg openen naar een sociale woning, denk ik dan. Ik denk dat het ontoelaatbaar is dat dergelijke criminelen een sociale woning zouden kunnen krijgen, al zeker met de huidige ellenlange wachtlijsten in het achterhoofd.
Ik denk eigenlijk terug aan de bespreking die we binnen de commissie gehad hebben op 18 juni naar aanleiding van de ontvoering van die 13-jarige jongen in Genk. Dat was na een vraag van collega Verheyen. De dader stond bekend als ronselaar en woonde in een sociale woning. In uw antwoord, minister, hebt u toen uw ongenoegen meegedeeld en hebt u gesteld dat dergelijke sociale voorzieningen voorbehouden moeten zijn voor de sociaal zwakkeren, niet voor mensen die niet alleen onze samenleving de rug toekeren, maar ze ook nog eens frontaal aanvallen. Vandaar dus mijn vraag, minister, of uw nieuw toewijzingsbeleid die aanpassing van artikel 22 van het kaderbesluit Sociale Huur zal bevatten voor dergelijke individuen, zoals u ook aangegeven hebt in die commissie. En welke initiatieven hebt u al genomen hebt of zult u nemen betreffende deze problematiek?
Minister, ik was vroeger advocate en heb me ook nog gespecialiseerd in het strafrecht. Een van de meest frappante zaken was dat je in je begincarrière, als pro-deoadvocaat, mensen verdedigt en soms ook vrij krijgt. Dan was de vraag: ik heb die persoon nu vrij gekregen, maar waar gaat die naartoe? Dat is natuurlijk niet de taak van de advocaat, maar een heel ander debat, dat zich vooral federaal afspeelt, maar hoe kom je tot die resocialisatie? Je moet niet alleen een straf hebben, je moet vooral ook kunnen re-integreren in de maatschappij. Dat is één ding. Je moet een groot evenwicht vinden tussen de straf en de resocialisatie.
Ik zou wel het pleidooi willen houden dat er geen voorrang wordt gegeven aan mensen die de gevangenis verlaten. Ik ben ook schepen van Wonen geweest en ik heb gezien dat mensen die het altijd goed menen, die weinig middelen hebben, soms zes à zeven jaar op een wachtlijst staan om in een sociale woning te raken. Ik zou het eigenlijk niet juist vinden dat mensen die – wij hebben in Brugge een grote gevangenis – drie of vier jaar in de Brugse gevangenis zitten, via een bepaald systeem voorrang zouden kunnen krijgen en bovenaan de wachtlijst zouden komen te staan. Ik vind dat niet correct en ik zou daarover willen waken. Ik vind niet dat zij automatisch voorrang zouden moeten krijgen bij de toebedeling van een sociale woning. Het justitieel welzijnswerk moet dat goed voorbereiden. En als iemand een zware straf heeft en vroegtijdig vrij komt, dan moet er aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Mevrouw Schryvers heeft gelijk: je krijgt pas kansen als je een woning hebt en zicht hebt op werk. Maar ik vind niet dat je dan kunt voorspringen. Daar is in onze samenleving ook absoluut geen draagvlak voor.
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, wat de toewijzingsregeling betreft: die is nog niet afgerond. Dat heb ik bij de vorige vraag eigenlijk al geduid. We zijn dat nog aan het doorpraten, dus wat daarin precies vervat zal zitten, dat moet allemaal nog blijken, mevrouw Blancquaert.
Ten tweede – en ik heb er niemand voor horen pleiten –, er mag inderdaad geen voorrang zijn. Ik denk niet dat iemand hier die vraag gesteld heeft, maar dat gaan we dus ook niet doen. Dat is de opmerking die ik een beetje maakte. We hebben dikwijls debatten hier in de commissie, waarin naar voren komt dat we voor bepaalde groepen aandacht moeten hebben. Uiteraard moet er voor iedereen aandacht zijn, maar dat betekent natuurlijk niet dat we voorrang moeten verlenen, want dan gaan we het rechtsvaardigheidsprincipe in het sociaal huurstelsel, waar ik ook al een aantal keer naar verwezen heb, onderuit halen. Dat is een zeer moeilijk te herstellen principe, maar we moeten dat wel proberen, en dan kunnen we niet zomaar voorrang gaan verlenen aan bepaalde doelgroepen. Dat is niet de bedoeling, maar daar heb ik ook niemand voor horen pleiten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil toch ook nog wel eens duidelijk stellen dat ik hier absoluut op geen enkele manier enige insinuatie heb gemaakt richting een voorrangsregeling. Mevrouw Blancquaert, ik vind de manier waarop u het voorstelt, toch wel een beetje vreemd. Ik heb in het STRAP dit gelezen: “Met het oog op die invrijheidstelling is de toegankelijkheid van de woningmarkt namelijk een belangrijke factor om dak- en thuisloosheid te voorkomen. Dit vergt een beschikbaar aanbod van betaalbare huurwoningen, via onder meer sociale huisvesting, met eventueel begeleiding.” Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat, als we willen werken aan re-integratie, dit daar een element van is.
Dit is mijn vraag: dat er het nodige overleg is tussen de verschillende woonactoren en het justitieel welzijnswerk en dat er ook wordt gekeken naar alternatieven, zoals die er ook zijn in het buitenland. De minister heeft ook al verwezen naar de voorbeelden van het transitiehuis en het doorgangshuis. Ik denk dat dat goed is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.