Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, de toegang tot de sociale huisvesting wordt geregeld in titel VII van de Vlaamse Wooncode en het kaderbesluit Sociale Huur. De bestaande regelgeving is zeer gedetailleerd en vaak gebaseerd op casuïstiek. Hierdoor hebben sociale verhuurders vaak weinig uitvoeringsautonomie. Anderzijds kunnen lokale besturen wel al eigen accenten leggen in het toewijzingsbeleid.
In uitvoering van het regeerakkoord stelt u in uw beleidsnota dat u een nieuw toewijzingssysteem zult uittekenen, een toewijzingssysteem waarbij de toewijzingsregels voor sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) en sociale verhuurkantoren (SVK's) gelijkgetrokken worden en de woningen in hoofdzaak chronologisch toegewezen worden, met een absolute voorrangsregel bij lokale binding. Zo moet een kandidaat-huurder de laatste tien jaar voor de toewijzing minstens vijf jaar onafgebroken in de gemeente hebben gewoond. Intussen werd er een stakeholdersoverleg opgezet, met partners uit zowel het welzijnswerk als uit de huisvestingssector.
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het nieuwe toewijzingsstelsel? Kunt u de belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe toewijzingsstelsel en de elementen die voor u belangrijk zijn kort toelichten? Hebt u al zicht op hoe de toewijzingen effectief tot stand zullen komen? Welk orgaan of welke instantie wordt er belast met de toewijzingen? Zullen er regionale verschillen in het toewijzingsbeleid mogelijk zijn? Zo ja, welk orgaan of welke instantie wordt bevoegd voor die regionale differentiatie? In welke mate wordt het aspect woonbegeleiding meegenomen in dit nieuwe regelgevende werk? Hoe verliep het stakeholdersoverleg? Wie waren de belangrijkste partners en wat waren hun belangrijkste bekommernissen?
Minister Diependaele heeft het woord.
In oktober en november vond overleg plaats met diverse stakeholders over de principes van het nieuwe toewijzingsmodel. De administratie werkt nu verder aan de voorbereiding van de decretale wijzigingen en de uitvoeringsbesluiten. Het ontwerp van decreet zal nog voor het kerstreces voor principiële goedkeuring aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. We hebben daar dus nog anderhalve week voor.
De verdere uitwerking van het nieuwe toewijzingsmodel gebeurt voornamelijk in het uitvoeringsbesluit. Bij die uitwerking zullen de stakeholders opnieuw betrokken worden.
Het sociaal huurstelsel zal grondig aangepast worden en de toewijzingsregels voor sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren zullen geïntegreerd worden in één toewijzingsstelsel. Hierbij wordt gestreefd naar een evenwichtig en complementair toewijzingsstelsel, dat oog heeft voor zowel specifieke woonnoden, lokale binding als chronologie. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn objectivering, eenvoud en transparantie. Hierbij stappen we af van de huidige veelheid aan voorrangsregels en bijzondere regimes. De toewijzing van een sociale huurwoning dient zoveel mogelijk te vertrekken vanuit vaststaande criteria en moet, zowel voor de verhuurder als de kandidaat-huurder, gebeuren op een duidelijke en enigszins voorspelbare manier.
Ten slotte is het belangrijk om te benadrukken dat het nieuwe eengemaakte toewijzingsstelsel ook lokaal maatwerk mogelijk moet maken. Het sociaal huurstelsel zal de ruimere contouren vastleggen, maar daarnaast moet het mogelijk zijn om lokaal beter maatwerk te leveren in het toewijzen van sociale huurwoningen aan bijzondere doelgroepen.
In de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals die zal worden gewijzigd door het ontwerp van decreet, worden de contouren van het toewijzingsbeleid bepaald. De concrete toewijzingsregels zullen vervolgens door de Vlaamse Regering worden vastgesteld. Het is op dit moment nog te vroeg om daarover in detail te treden, maar de belangrijkste principes heb ik meegegeven.
In het nieuwe toewijzingsregime wordt ruime aandacht besteed aan lokaal maatwerk binnen de contouren van een gewestelijk regelgevend kader. Een regionale differentiatie is dus zeker mogelijk. Er wordt in betrokkenheid van verschillende actoren voorzien bij bepaalde toewijzingen via een soort van toewijzingsraad. De modaliteiten moeten nog uitgewerkt worden. Wij erkennen de lokale besturen als de regisseurs van het lokaal woonbeleid.
Het voorzien van een adequate woonbegeleiding voor kandidaat-huurders die daar nood aan hebben, vormt uiteraard een belangrijk aspect bij het toewijzen van sociale huurwoningen aan deze kandidaat-huurders. Ik wil er dan ook over waken dat deze woonbegeleiding voorhanden is en in sommige gevallen een voorwaarde is om een woning met voorrang toe te wijzen. We besteden daar dus zeker aandacht aan bij het ontwikkelen van een nieuw toewijzingssysteem.
Daarnaast zal onze aandacht gaan naar het bijstellen van het huidige kader aan basisbegeleidingstaken. Dat zal immers nodig zijn in functie van het integreren van de activiteiten van SHM’s en SVK’s, die omgevormd worden tot één woonactor.
In het licht van deze beleidsontwikkelingen is het Steunpunt Wonen een onderzoek gestart dat de nood aan specifieke begeleiding zo goed als mogelijk objectiveert en meet. Op basis van een dubbele bevraging, één voor de verhuurder en één voor de huurder, zal via een steekproef de begeleidingsnood gemeten worden. In een laatste stap zullen alle verzamelde gegevens worden verwerkt. Er wordt nagegaan welke begeleiding al wordt aangeboden aan sociale huurders en hoe de noden zich verhouden tot het huidige aanbod. Het onderzoek loopt af in het voorjaar van 2021.
Op 17 juni 2020 werd een stakeholdersoverleg opgezet met partners uit zowel het welzijnswerk als de huisvestingssector. De begeleiding en de toewijzingsthematiek in de sociale huur kwamen hierbij aan bod. Er werd onder meer nagegaan hoe een toewijzingssysteem vorm kan krijgen, rekening houdend met de keuzes vooropgesteld in de beleidsdocumenten.
De stakeholders erkennen de complexiteit van de toewijzingsthematiek. Er is een duidelijke nood aan evenwicht tussen wat eerlijk wordt bevonden, met als objectieve basis de wachttijd, en wat als urgent en noodzakelijk wordt bevonden, met als basis de woonnood. Ik heb al gezegd in de commissie dat ik, sinds ik minister ben, heel wat vragen krijg over de rechtvaardigheid en eerlijkheid bij toewijzingen. Ik wil een correct evenwicht brengen tussen eerlijkheid en urgentie. Er is dan ook vraag naar een evenwichtig en complementair uitgewerkte toewijzingsregeling, met oog voor zowel de noden als de lokale binding en chronologie.
De stakeholders vragen daarnaast ook naar een objectivering van de toewijzing op basis van diverse onderbouwde criteria. Tijdens het overleg werd aandacht gevraagd voor het organisatorische aspect van de toewijzingen en werd verwezen naar de ontwikkeling van een centraal inschrijvingsregister.
Het stakeholdersoverleg vraagt een algemeen kader met betrekking tot de toewijzingen, uitgetekend door het gewest, maar met voldoende mogelijkheden om lokaal te kunnen differentiëren. Er wordt erkend dat het criterium van lokale binding voor draagvlak kan zorgen, maar men vraagt een gevarieerde uitwerking om uitsluiting te voorkomen. Hierbij dienen ook de mogelijkheden van de nieuwe werkingsgebieden en de eengemaakte woonactoren verder te worden onderzocht.
Ten slotte heeft men aandacht besteed aan thema’s met sterke raakvlakken voor het woonbeleid, zoals de vermaatschappelijking van de zorg, waarbij het belangrijk is een evenwicht te vinden tussen het inspelen op een specifieke woonbehoefte en het verstrekken van noodzakelijke begeleiding en zorg.
Na dit stakeholdersoverleg werd een eerste voorstel van toewijzingsregeling geformuleerd, met mogelijke scenario’s. Dit voorstel werd opnieuw voorgelegd aan de stakeholders. Op 27 oktober 2020 vond een stakeholdersoverleg plaats met vertegenwoordigers van de SVK-sector, de SHM-sector en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Op 9 november 2020 vond een stakeholdersoverleg plaats met het Vlaams Huurdersplatform en de Vereniging Inwoners Van Sociale Woningen (VIVAS). Op 20 november 2020 vond ten slotte het overleg met armoedeorganisaties plaats. U ziet dat we heel veel overleggen om een combinatie van evenwichtige doelstellingen te vinden.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het is een belangrijk dossier, de eenmaking tot grote woonmaatschappijen. U hebt in uw antwoord meermaals gezegd te gaan naar één toewijzingsbeleid, maar dan wel met regionale verschillen. Dat vind ik positief, want elke regio heeft zijn eigenheid, zijn verschillen en zijn andere noden. We moeten er wel over waken dat de verschillen niet te groot worden tussen regio’s die ongeveer hetzelfde zijn.
U geeft ook aan dat er een toewijzingsraad komt, die nog verder uitgewerkt moet worden. Weet u al hoe dat ongeveer uitgewerkt zal worden? Wie gaat er in die toewijzingsraad zitten: zijn dat politici, administratie, welzijnsactoren? Maar misschien komt mijn vraag nog wat te vroeg.
De woonbegeleiding vind ik ook heel belangrijk. Woonbegeleiding kan opgelegd worden als voorwaarde als een kandidaat-huurder een woning bij voorrang krijgt toegewezen. De SVK’s kunnen meer aan woonbegeleiding doen in vergelijking met SHM’s. Zij hebben meer woonbegeleiders. Ik hoop dat als wij tot één woonmaatschappij gaan, dat de woonbegeleiding zoals ze nu wordt toegepast door de SVK’s voortgezet kan worden. Ik vind het ontzettend belangrijk dat er nog meer wordt ingezet op woonbegeleiding. Is er over woonbegeleiding contact en overleg met het kabinet van minister Beke?
De heer Veys heeft het woord.
Ik heb nog enkele aanvullende vragen. U zegt dat de belangrijkste details in het uitvoeringsbesluit zullen zitten. Wij hebben een timing gekregen voor het ontwerpdecreet. Wanneer komt dat uitvoeringsbesluit ongeveer? Ik vraag het om het in relatie te zien met het hele traject van de woonmaatschappij. Concreet: beginnen wij al met een nieuw toewijzingssysteem in de aparte entiteiten die dan later een woonmaatschappij moeten vormen? Komt er een overgangsperiode?
Ik wil er nog voor waarschuwen dat een hervorming van toewijzingssystemen of een integratie van toewijzingssystemen niet simpel kan. Het is een evenwicht tussen lokaal maatwerk en meer complexiteit. Kijk maar naar onze sociale zekerheid. Een toewijzingssysteem is per definitie complex. Met een simpele regel mis je prioritaire groepen. Mijn fractie is daar bezorgd over. Ik ga daar niet verder op in. In het voorjaar gaan we bij de bespreking van het ontwerp van decreet wel voldoende van gedachten kunnen wisselen.
Is dat afgewogen met het actieplan dak- en thuisloosheid? Dat plan komt normaal volgende week op de ministerraad. Ik heb de interessante vraag van mevrouw Verheyen en het interessante antwoord daarop gelezen. Is dat daarin afgewogen? Als je een toewijzingssysteem wijzigt, heeft dat een impact op dak- en thuisloosheid. Is het actieplan daarop afgestemd, of zullen wij dat en cours de route moeten aanpassen? Dat lijkt mij toch een omgekeerde wereld.
Komt er ook een impactanalyse bij de invoering van dat nieuwe toewijzingssysteem? Het gros van de activiteiten van de commissie ging over de sociale huurprijzen. Zij wij nu iets meer vooruitziend? Weten wij wat de impact zal zijn op het aantal toewijzingen? Waar kunnen de mensen die niet meer voor toewijzing in aanmerking komen, dan wel heen? Kortom, komt er een impactanalyse?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
De hervorming van het lokaal toewijzingssysteem wordt ongelooflijk belangrijk, zoals collega Veys ook zegt, in de komende jaren voor uw woonbeleid. Ik heb vier opmerkingen.
Vooreerst hoor ik u zeggen dat het nieuwe toewijzingsbeleid op basis van evenwicht moet gebeuren tussen de verschillende belangen. Precies daarover maak ik mij veel zorgen. Mijn zorgen gaan uit naar de mensen met de hoogste woonnood. Waar gaan die belanden? In verschillende discussies hebt u het altijd over de lokale binding. Maar hoe groot zal die lokale binding als belang doorwegen? Als dat als allesomvattend belang zal doorwegen in elk segment van uw nieuwe toewijzingsbeleid, dan zijn die mensen met een hoge woonnood ‘gejost’. Als je kijkt naar de mensen van de SVK’s: meer dan 80 procent ervan zijn ‘heteromobiel’; de lokale binding gaat niet op voor hen. Waar komen die mensen dan terecht? Gaat u die mensen laten vallen in uw lokaal toewijzingsreglement? Ik maak mij daar grote zorgen over.
Ten tweede zegt u dat lokaal maatwerk mogelijk moet zijn voor kwetsbare groepen en dat daartoe regionale differentiatie mogelijk is. Maar wat bedoelt u met een regio? Moet er een woonregio gevormd worden? Zal het lokaal toewijzingsreglement per woonregio hetzelfde zijn? Dan zal er onderlinge solidariteit in zo’n woonregio mogelijk zijn.
Mijn derde opmerking gaat over de woonbegeleiding waarover collega Verheyen het had. Er zijn vandaag zestig tot zeventig dossiers per begeleider. Dat is eigenlijk een maximum, als je een kwalitatieve begeleiding wilt zoals die momenteel gebeurt bij de SVK’s. Dat, in tegenstelling tot een gewone administratieve afhaspeling waarbij een begeleider honderd tot tweehonderd dossiers zou aankunnen. Als het onderzoek van Steunpunt Wonen aantoont dat er eigenlijk een grotere groep is die nood kan hebben aan begeleiding, bent u dan bereid het aantal begeleiders te verhogen? Het kan niet de bedoeling zijn dat de begeleiders er een pak extra cases bij moeten nemen, want dan zal hun werk inboeten aan kwaliteit.
Ten vierde wil ik de vraag van collega Verheyen ondersteunen over de samenstelling van het comité dat zal toewijzen. Ik hoop dat het niet vol politici zal zitten. Anders gaan we daar weer een ideologisch debat hebben per regio. Ik vind het absoluut prioritair, gezien de wooncrisis van vandaag, te kijken naar de meest kwetsbaren. De nieuwe toewijzingscomités die worden gevormd, moeten prioritair de mensen helpen en het recht op wonen garanderen aan alle mensen, ook de meest kwetsbaren en de mensen met de grootste woonnood.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik heb nog twee vragen, aansluitend bij de vorige sprekers. Vooreerst, hoe gaan wij vermijden dat lokale besturen zeer selectief gaan toewijzen, volgens een bepaalde agenda? In die zin maak ik mij toch ook zorgen over de meest kwetsbare doelgroep met een heel hoge woonnood. Ik kan mij bijvoorbeeld voorstellen dat bepaalde lokale besturen ervoor opteren alleen huurders toe te laten waarvan ze niet te veel overlast moeten vrezen. Hoe maken wij dat er toch een zekere sociale rechtvaardigheid blijft en een zekere transparantie?
Voorts heb ik eenzelfde vraag over het risico op versnippering. Hoe ver gaan we gaan in de regionale differentiatie? Zal hetzelfde reglement gelden op brede regionale basis of gaan we fel gaan versnipperen? Dat zou niet efficiënt zijn. Dat zou ten koste van een zekere regionale solidariteit zijn. En dat zou voor de doelgroep in kwestie de leesbaarheid van de toewijzingsreglementen enorm bemoeilijken.
Minister Diependaele heeft het woord.
Wij hebben nog geen zicht op wie er in de woonraad zal zitten. Dat valt nog te bekijken. De startnota is opgemaakt en moet nog naar het overleg.
Op de vraag over de lokale toewijzingscomités kan ik antwoorden dat het vooral de woonactoren zijn, aangevuld met de welzijnsactoren. Er moet natuurlijk ook voorzien worden in de nodige begeleiding. Dat komt van de kant van Welzijn en die worden daar dus ook bij betrokken.
Mijnheer Veys, het besluit zal tussen Pasen en de zomer komen. De nieuwe toewijzingsreglementen gaan in samen met de woonmaatschappijen. Dat zal op het terrein heel wat verandering en inspanningen vragen. We gaan dat niet nog bemoeilijken door eerst verschillende toewijzingsreglementen erdoor te duwen.
Er is inderdaad rekening gehouden met het actieplan dak- en thuisloosheid, bijvoorbeeld met de begeleiding. De impactberekening komt vandaag aan bod in het stakeholdersoverleg. Maar, voor alle duidelijkheid: de percentages voor de voorrangsregelingen en dergelijke zijn nog niet bepaald; wij kunnen die nu nog niet concreet uitwerken.
Mevrouw Moerenhout, uw eerste vraag heb ik al beantwoord. De vraag of er een woonregio opgericht wordt, is nog een knelpunt. Dat moet nog besproken worden door de Vlaamse Regering. De begeleiding moet inderdaad van Welzijn komen. Ik ben het met u eens dat de opdracht van de woonbegeleiders doenbaar moet blijven. Maar dat is de bevoegdheid van minister Beke.
Mijnheer De Meester, u bent erover bezorgd dat er tussen de verschillende lokale besturen een andere invulling zou kunnen zijn. Er zal een andere invulling zijn. Maar de Vlaamse overheid tekent een Vlaams kader uit, waarbinnen de lokale besturen hun eigen invulling kunnen uitwerken. Maar zo werken de democratie en de lokale autonomie. Ze moeten hun verantwoordelijkheid kunnen opnemen. Maar dat zal altijd wel binnen het Vlaamse kader moeten gebeuren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Het komt bij mij over alsof collega De Meester weinig vertrouwen heeft in de lokale besturen. De lokale besturen krijgen nu de regie en ik denk dat zij het beste een zicht hebben op de situatie. Voor het overige kijk ik uit naar het ontwerp van decreet en de specifieke uitwerking in het uitvoeringsbesluit. Ik kom hier zeker nog op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.