Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik wil het hebben over een ondergesneeuwde uitdaging. Het coronavirus heeft een grote impact op ons leven. Het is een eigenaardig beestje. Het heeft al vele duizenden levens gekost, maar evengoed zijn er heel wat mensen besmet geweest zonder het te beseffen. Een besmetting met het virus kan heel veel verschillende symptomen opleveren. Sommige patiënten maken de ziekte door met heel milde verschijnselen of worden snel beter na een heftige opstoot, maar we zien ook dat er een grote groep is van covidpatiënten die langdurige hinder ondervinden van het virus. We zien patiënten uit de eerste golf die vandaag nog steeds last hebben van verminderde longfuncties, een verzwakt hart, hersenschade of chronische vermoeidheid. Dat zijn ernstige gevolgen. Opvallend daarbij is dat er geen een-op-eenverband is tussen de zwaarte van de ziekteverschijnselen en de gevolghinder. Patiënten die nooit getest werden, omdat ze thuis uitziekten, kunnen bijvoorbeeld maanden later nog steeds kortademig, prikkelbaar of oververmoeid zijn.
De eerste buitenlandse studies tonen aan dat er veel patiënten zijn met langdurige COVID-19-klachten. Dat gaat over percentages tot wel 30 of 35 procent van de gekende besmette personen, dus 1 op 3. Een recente bevraging door de Universiteit van Antwerpen spreekt over 20 procent, of 1 op 5. Die mensen beginnen zich te organiseren, ook in Vlaanderen. Er zijn intussen Facebookgroepen met meer dan 5000 leden. Recent werd ook de patiëntenvereniging Post-Covid opgericht.
We moeten de chronische impact van COVID-19 op onze samenleving zo snel mogelijk monitoren, minister. Want naast de persoonlijke en familiale gevolgen voor de patiënten, zijn er ook economisch gevolgen en is er de toenemende zorgvraag in een sector die op dit moment al overbevraagd is. In het Verenigd Koninkrijk ontwikkelde men zelfs een online tool voor patiënten met langdurige consequenties. Ze kunnen elkaar daar tips geven voor een beter herstel. Dat gebeurt onder supervisie van een wetenschappelijke board en van de eerste lijn. Want we moeten uiteraard ook nog veel leren over het virus en hoe er achteraf mee om te gaan. Maar tegelijk kan de wetenschap leren uit de gedeelde ervaringen. In het Verenigd Koninkrijk staan er veertig covidklinieken op stapel, die specifiek gericht zijn op patiënten die chronische klachten ontwikkelden na covid. Een opvallende eigenschap daarbij – en u weet dat onze fractie daar zeer veel belang aan hecht – is de manier waarop de patiënten zelf actief betrokken zijn bij de uitbouw van het project en dus mede-eigenaar zijn.
Minister, welke onderzoeksprojecten lopen er op dit moment in Vlaanderen om de langetermijneffecten van COVID-19 te inventariseren en te onderzoeken? Overweegt u in dat verband een gelijkaardig kennisdelend platform als in het Verenigd Koninkrijk? Of vindt u het nuttiger dat de reeds spontaan gegroeide Facebookgroepen extra wetenschappelijke ondersteuning en opvolging zouden kunnen krijgen?
Welke rol kan het Vlaams Instituut Voor de Eerste Lijn (VIVEL) opnemen in het verzamelen van data, ‘best practices’ en ‘mutual learning’? Kunnen zij, bijvoorbeeld in samenwerking met Domus Medica, voor stroomlijning zorgen binnen de eerste lijn, preventieartsen en adviserend geneesheren? Hoe kan er optimaal samengewerkt worden met de ziekenhuizen, zodat de kennisverwerving en -bundeling zo efficiënt mogelijk gebeurt? Welke rol ziet u voor welk niveau weggelegd? Zijn er daarover al gesprekken geweest met de andere niveaus, bijvoorbeeld met uw federale collega’s?
Hebt u intussen al contact gehad met de patiëntenvereniging Post-COVID? In welke mate worden zij als ervaringsdeskundigen betrokken bij het uitwerken van bijvoorbeeld de noodzakelijke nazorgtrajecten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, dergelijke onderzoeksprojecten worden veelal op Europees niveau georganiseerd, via het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). De vraag kan daarom het best gesteld worden aan Sciensano.
Er zijn in Vlaanderen heel wat verschillende onderzoeks- en innovatieprojecten gestart. Die liggen vooral binnen het bevoegdheidsdomein van mijn collega Crevits. Recent werd een publicatie vrijgegeven met een overzicht van COVID-19-onderzoek en innovatie.
Ik heb wel ingezet op een onderzoek dat meer inzicht verwerft in de spreiding en lokale impact van COVID-19. In de universiteiten is er heel wat kennis over de statistische, wiskundige en geografische analyse en modellering van infectieziekten. Er werd dan ook een consortium opgericht met de universiteiten van Antwerpen, Hasselt en Gent, met als doel uit de data van contacttracing meer kennis te vergaren over de epidemie, de verspreiding, lokale risico’s enzovoort. Kennis van infectieziektemodellering en tijdruimtelijke datamining is nodig om die complexe data te analyseren.
Deze kennis over de epidemie is nu nodig om goede beslissingen te nemen over eventuele maatregelen.
Volgende onderzoeksprojecten werden opgericht: het begrip van de spatio-temporele dimensie van COVID-19-uitbraken; contactopsporing voor COVID-19 in België; de spatio-temporele overeenkomsten in de evolutie van de Vlaamse COVID-19-data; spatio-temporele verspreiding en de link met mobiliteit, etnische achtergrond en socio-economische status; het gebruik van associatieregels om informatie te genereren uit de data verkregen via contactopsporing voor COVID-19 in België.
Een alternatief opzetten voor het NHS-platform (National Health Service) in Vlaanderen betekent een samenwerking tussen vele partners: het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL), eerstelijns- en welzijnsactoren, ziekenhuiskoepels, kenniscentra, het Rode Kruis, en de verschillende overheden van ons land. Dat is op dit ogenblik niet echt voorzien.
Binnen mijn bevoegdheid worden volgende platformen voorzien. Er is ten eerste het Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM), dat wetenschappelijk onderbouwde informatie aan patiënten en burgers verschaft via www.gezondheidenwetenschap.be. Burgers die impact van de COVID-19-crisis ondervinden op het mentaal welzijn, kunnen terecht op www.checkjezelf.be. Specifiek voor hulpverleners uit de zorg- en welzijnssector is er het platform www.dezorgsamen.be.
Kennisdeling tussen de zorg- en welzijnsactoren wordt opgenomen door de desbetreffende koepels, vertegenwoordigingsorganen, zorgraden en VIVEL.
Wat VIVEL betreft: dat is zeker een rol die VIVEL moet opnemen, en ook opneemt. Zo zorgen zij ervoor dat de zorgraden een lerend netwerk vormen en stellen daarvoor onder andere een platform ter beschikking waar de zorgraden aan informatie-uitwisseling en kennisdeling kunnen doen.
Aangezien VIVEL een netwerkorganisatie is, wordt ook samengewerkt met de koepels van zorgaanbieders om informatie te stroomlijnen tussen de verschillende sectoren en richting de eerste lijn. Om dit te faciliteren is VIVEL betrokken bij verschillende werkgroepen en organen die zijn opgericht binnen het beleidsdomein in het kader van de COVID-19-crisis.
Vanuit hun adviesopdracht koppelt VIVEL terug waar zij hiaten ervaren in het stroomlijnen van informatie en werkt zij samen met de desbetreffende actoren en het Agentschap Zorg en Gezondheid een oplossing uit.
Ook aan de zorgraden werd een belangrijke opdracht toegekend in het kader van kennisdeling en informatiedoorstroming binnen hun eerstelijnszone. Zij staan ook in voor de verdere afstemming van de noden en het aanbod in hun regio. Wanneer zij merken dat op bepaalde noden geen antwoord kan worden gegeven, kan hiervoor teruggekoppeld worden naar VIVEL. In functie van de nood, kan VIVEL linken leggen naar andere goede praktijken of een antwoord zoeken in samenwerkingen met de desbetreffende organisaties.
Wat uw vierde vraag betreft: er zijn hiervoor nog geen gesprekken gestart maar ik verwijs graag naar het antwoord op de vorige vraag. Ook de ziekenhuizen zijn een actor in het delen van informatie en kennisdeling. Goede praktijkvoorbeelden zijn zeker gekend bij zowel VIVEL als bij het agentschap.
Het Vlaams Patiëntenplatform heeft al contact gehad met de patiëntenvereniging Post-COVID. Het Vlaams Patiëntenplatform is een koepel van 115 patiëntenverenigingen in Vlaanderen die patiëntenverenigingen samenbrengt om noden en knelpunten te inventariseren en via relevante beleidsniveaus op te lossen. In het kader van deze opdracht wordt overlegd op welke manier zij de Post-COVID-patiëntenvereniging kunnen ondersteunen.
Op 11 december heeft mijn kabinet een kennismakingsoverleg gepland met enkele vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging Post-COVID die recentelijk werd opgericht. We luisteren dan graag naar hun bezorgdheden en staan zeker open voor de suggesties die zij ons zullen aanreiken.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, bedankt voor het ruime antwoord. Ik heb de indruk dat een en ander nogal ingebed zit in het bredere COVID-19-beleid en in de bredere academische inzichten die we proberen te verzamelen.
Ik wil toch echt aandacht vragen voor de specifieke insteek van mijn vraag. Het gaat hier niet over allerlei gevolgen van covid, het gaat hier echt over een grote groep van mensen die chronische, ernstige gevolgen hebben van een covidbesmetting in het voorjaar. Volgens internationale cijfers gaat het om een op drie, of volgens een Vlaams onderzoek voorlopig een op vijf. We spreken niet alleen over mentale gevolgen maar ook over verminderde longfuncties, een verzwakt hart, hersenschade, chronische vermoeidheid. Het gaat een stuk verder dan specifieke mentale gevolgen, die uiteraard minstens even ernstig genomen moeten worden.
Ik hoop alvast, als zij op 11 december langskomen, dat zij op een grote openheid kunnen rekenen. Ik denk dat de verwachtingen van de patiëntenorganisaties en ook van het Vlaams Patiëntenplatform misschien wel meer aandacht vragen dan er nu geschetst wordt. Ik begrijp dat er heel specifieke trajecten opgezet zijn, dat er nog geen overleg over deze thematiek is gebeurd met de andere beleidsniveaus, en dat het uiteraard over veel partners gaat die zouden moeten worden samengebracht. Maar ik vrees, en ik wil hierop ook alle collega’s wijzen, dat het een problematiek is die ondergesneeuwd is op dit moment door de urgente maatregelen en behandelingen. Ik hoop dat wij toch in de komende dagen en weken de nodige beleidsruimte kunnen vrijmaken, want het is nodig. Ik ga dat blijven opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.