Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, de voorbije weken is er al heel wat gezegd over dit thema. Volgende week hebben we daar ook een hoorzitting over. Ik wil me daarom beperken tot mijn vragen. Tijdens de gedachtewisseling heb ik u gevraagd of u van plan was om de sociale koopmaatschappijen mee te integreren in het grote fusieverhaal. U hebt geantwoord dat u dat verder zou onderzoeken.
Minister, hoe staat u tegenover de integratie van de sociale koopmaatschappijen in het noodzakelijke fusieverhaal? Acht u het mogelijk en wenselijk om alle sociale koopmaatschappijen alsnog in het proces te betrekken om zo per regio tot één superwoonactor te komen? Worden er op dit moment al koopmaatschappijen betrokken bij het fusieverhaal? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?
Minister Diependaele heeft het woord.
In de operatie om tot woonmaatschappijen te komen, staat het belang van de sociale huurder en de kandidaat-socialehuurder centraal. Door het samenbrengen van de activiteiten van sociale verhuurkantoren (SVK’s) en sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) zullen ze beter gebruik kunnen maken van elkaars sterktes zodat de dienstverlening geoptimaliseerd en transparanter kan worden. Daar is de laatste weken inderdaad al heel wat over gezegd.
Het samenbrengen van elkaars expertise moet ook sneller tot een ruimer sociaal woonaanbod leiden. Als in die beweging ook de sociale koopactiviteiten kunnen worden betrokken, ben ik ervan overtuigd dat dit het resultaat enkel ten goede kan komen. Op die manier ontstaat niet alleen één aanspreekpunt voor sociale huuractiviteiten, maar ontstaat één sociale woonactor, waarbij de burger terechtkan voor alle diensten rond sociaal wonen.
Het betrekken van de sociale koop bij de operatie om tot woonmaatschappijen te komen, zou naast efficiëntiewinsten voor de burger en de woonmaatschappijen zelf, ook dienstig zijn om de regierol van de lokale besturen op het vlak van sociaal wonen te versterken. Aangezien er in de meeste gevallen vooral gemengde projecten worden gerealiseerd, is een samenwerking tussen beide activiteitengroepen sowieso nodig, en wanneer dit geïntegreerd wordt in één woonmaatschappij, kan die samenwerking alleen maar worden versterkt en geoptimaliseerd.
Door de vele voordelen is het betrekken van de sociale koopsector voor mij inderdaad het meest wenselijke scenario. Ik tracht dan ook het gesprek met de sector hierover aan te gaan. Om beleidsmatige en efficiëntieredenen adviseert de Vlaamse Regering trouwens aan lokale besturen – als belangrijkste aandeelhouder van de overblijvende sociale huisvestingsmaatschappijen die enkel sociale koopactiviteiten uitvoeren – om de werkingsgebieden van sociale koopactiviteiten sowieso af te bakenen op die van de woonmaatschappijen, waardoor de stap naar een volledige integratie klein wordt.
We zitten momenteel aan de start van een complex traject. Ik heb momenteel nog geen zicht op wat er lokaal allemaal beweegt en dus ook niet op plannen waarbij een SHM wordt betrokken die enkel sociale koopactiviteiten uitvoert. Dat zou ook te vroeg zijn, aangezien we de lokale besturen het initiatiefrecht hebben gegeven om in overleg met de actoren die actief zijn op hun grondgebied, een voorstel van werkingsgebied uit te werken.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, uw antwoord is heel duidelijk. U vindt het opportuun om de koopwoonmaatschappijen zeker meer te betrekken in dat verhaal. U ziet de voordelen, en ik ben dan ook blij dat u de gesprekken gaat opstarten met de sector.
Misschien is het nog te vroeg, maar hebt u al weet van gesprekken met lokale besturen? Veel lokale besturen zouden al bezig zijn met gesprekken met sociale huisvestingsmaatschappijen, en misschien ook met koopwoonmaatschappijen. Misschien hebt u daar zelf ook al iets over gehoord.
Ik kijk verder uit naar de vorderingen in dit belangrijke dossier.
De vraag om uitleg is afgehandeld.