Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het 'Vlaams kader doop- en andere studentikoze activiteiten'
Vraag om uitleg over de controle op studentendopen en de opvolging van grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil het hebben over de studentendopen, en meer bepaald over alles wat er is gebeurd naar aanleiding van Reuzegom en de overleden – of moeten we, op basis van wat we in de kranten lezen, zeggen ‘doodgemartelde’ – Sanda Dia.
Collega’s, hogescholen, universiteiten en lokale besturen sluiten met studentenverenigingen doopcharters, doopdecreten en andere afsprakenkaders af, opdat studentikoze activiteiten veilig en met respect voor iedereen kunnen verlopen.
Om de onderwijsinstellingen en het lokale niveau te ondersteunen en te streven naar gelijkvormigheid in hun afspraken en regels, werden er op Vlaams niveau enkele algemene principes opgesomd die studentenorganisaties vanuit hun verantwoordelijkheid in acht moeten nemen. Die kunnen we terugvinden in het ‘Vlaams kader doop- en andere studentikoze activiteiten.’ Ik heb dat doopkader hier bij me.
Er zijn allerlei wanpraktijken naar boven komen drijven. Ik heb die zaken gelezen in de krant en ik moet eerlijk toegeven dat ik echt moeite heb gehad om tot het einde te lezen, ik heb daar echt moeite mee gehad. Dat zijn geen bestialiteiten meer, mensonwaardig is een te licht begrip voor wat ik daar heb gelezen. Ik ben zelf jaren preses, studentenvertegenwoordiger geweest, maar ook verantwoordelijke voor de eerste kandidatuur. Wij organiseerden toen de dopen, die net bedoeld waren om een band te creëren met de studenten, om samenhorigheid te creëren. Het was dus niet de bedoeling om vernederingsrituelen neer te zetten, met zaken die ingaan tegen de dierenwelzijnswet, maar ook tegen elk logisch gezond verstand. Eerst voeren ze iemand zat, waarna ze de kranen op zijn kot dichtplakken. Wie bedenkt het? Wie bedenkt het? Mensen bij koud weer een put laten graven, hen in die put laten zitten, nat maken, op hen urineren. Wie bedenkt het? Gewoon al het feit dat je dat bedenkt en dat er niemand – niemand! – is die zegt: zouden we dat wel doen? Dat alleen al gaat mijn verstand, mijn gevoel, mijn mens-zijn, mijn studentikoos-zijn, mijn ouder-zijn te boven. Gewoon te boven. Het feit van: zouden we dat wel doen? En dan het excuus: ‘Ja maar, als ze vinden dat het niet gaat, mogen ze hun handje opsteken of de bel luiden.’ Hallo! Hallo! En het feit dat geen enkele van de studenten die dat hebben gedaan, vandaag sorry heeft gezegd, dat gaat helemaal mijn petje te boven.
Soit. Voorzitter, ik dwaal af, maar het is sterker dan mezelf.
Ik stel mezelf de vraag of we dat doopcharter nog moeten verstrengen. Daar staat in: respecteren van de geldende wetgeving en regelgeving; eerbied voor de menselijke persoon en respect voor ieders overtuiging en privacy; welbevinden van de leden en de deelnemers aan de doopactiviteiten; het recht van inname van drank of voedsel te weigeren, niemand mag dronken worden gevoerd. Moet ik nog verder gaan? Een aantal mensen zeggen: ‘Het is toch niet volledig duidelijk.’ Als dit niet duidelijk is, dan kan men niet lezen. Moeten we dan nog verduidelijken? Ik weet het niet. Ik weet het wel: het is duidelijk. Moeten we er dan nog in zetten: ‘het is niet toegestaan om iemand in ijskoud weer ontbloot in een put te steken en erop te urineren’? Moeten we dat er nog in zetten? Voor sommigen blijkbaar wel. Als dat de toekomstige generatie is die Vlaanderen gaat leiden en we moeten dat expliciteren …
Collega’s, op dit moment doet het gerecht zijn werk. Ik durf te zeggen dat ik me zorgen maak over wat ik in de krant heb gelezen, want er zal wellicht een slimme advocaat zeggen dat de rechten van de verdediging geschonden zijn. Ik mag hopen dat het publiceren van die zaken geen onderdeel is van een strategie van een advocaat om dat te kunnen pleiten. Ik hoop dat niemand dat zal pleiten, want een advocaat die dit pleit, daaraan vraag ik oprecht: als uw kinderen naar de hogeschool of de universiteit gaan, vindt u dat normaal? Dus ik hoop dat niemand dat pleit.
Minister, ik heb zelf al deels een antwoord gegeven op een vraag die ik u wilde stellen. Acht u een herziening van het Vlaams doopkader eigenlijk nog noodzakelijk?
Uit de getuigenissen vernemen we dat ook het dierenwelzijn niet werd gerespecteerd. Is het opportuun om dat nog extra op te nemen? Dat valt al onder ‘alle geldende regels’.
Op welke manier kunnen we dat doopkader een wat meer afdwingbare grond geven, opdat instellingen voor hoger onderwijs dit doopkader direct kunnen gebruiken in het kader van tucht, zonder een gerechtelijk onderzoek te moeten afwachten?
De heer Warnez heeft het woord.
Naar aanleiding van het tragische overlijden van Sanda Dia heeft minister Crevits in 2019 in ruim overleg met de studenten en het onderwijsveld het Vlaams doopkader in het leven geroepen. Een blik op binnen- en buitenland leerde toen dat er bij studentendopen nog meer doden en gewonden vielen.
Minister, in eerdere antwoorden liet u weten dat 155 studentenorganisaties het Vlaams doopkader hebben ondertekend, maar ook dat u nog geen zicht hebt op het aandeel van de organisaties die niet hebben getekend.
Velen onder ons weten dat studentenorganisaties een belangrijke sociale functie kunnen hebben voor studenten. Studentendopen kunnen een fijn overgangsritueel zijn. Maar het urenlang laten onderkoelen van studenten, het niet verlenen van hulp aan mensen in nood, het folteren of doden van dieren: dat zijn zaken die absoluut niet kunnen. De controle op en de sanctionering van die inbreuken, de naleving van dat Vlaams doopkader, is een belangrijk instrument, minister.
Ik heb hierover enkele vragen.
Zult u initiatieven nemen om nog meer studentenorganisaties te overtuigen om het doopkader te ondertekenen? Zullen daartoe gesprekken aangeknoopt worden door u, door de onderwijsinstellingen of door de koepelorganisaties?
Ziet u de noodzaak en, indien ja, ook mogelijke manieren om het onderschrijven van het engagement meer op te leggen en minder een keuze te laten?
Hoe zult u de hogeronderwijsinstellingen en lokale besturen ondersteunen en stimuleren om de naleving van het doopkader nauwgezet op te volgen en waar nodig te sanctioneren?
Studentenorganisaties hebben een belangrijke functie, zoals ik al zei. Nu heeft hun imago een deuk gekregen. Ziet u kansen en opdrachten om toch de reputatie op te bouwen van diegenen die het wel goed menen en het wel goed doen? Welke initiatieven zult u hiertoe nemen?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
De dood van Sandia Dia beroert inderdaad – heel terecht – al enkele weken opnieuw de gemoederen. Het was nu even stil, maar ik ben blij dat we vandaag hierover het debat kunnen voeren in de commissie. Zijn dood heeft de gemoederen in Vlaanderen en Brussel heel erg beroerd.
Een reconstructie in de pers van de verschrikkelijke, mensonterende dooprituelen van studentenkring Reuzegom, gevolgd door bijkomende berichtgeving over de mogelijk racistische motieven van de daders en intimidatie van studenten die de wantoestanden aanklaagden, stelt de discussie op scherp over hoe de KU Leuven destijds op al deze feiten heeft gereageerd. Ik ben er totaal misselijk van geweest. Ik kan me moeilijk voorstellen dat andere mensen die wreedheid hebben, die wil om mensen te vernederen. Ik vraag me af waarom men zoiets doet. Waarom voel je daarna ook nog de nood om de sporen uit te wissen? Dat gaat ook, mijnheer Daniëls, mijn verstand compleet te boven. Ik hoop ook dat de mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn, ook hun verantwoordelijkheid zullen nemen en in geen geval hun straf – want dat verdienen ze voor mij – zullen ontlopen. Ik sluit me dus volmondig aan bij de terechte bedenking van de heer Daniëls. Ook ik hoop dat ze er niet in zullen slagen om, door alles wat er in de pers is verschenen en zich verschuilend achter een resem dure advocaten, alsnog een vrijspraak te bekomen.
Er rijzen vragen, niet alleen over de specifieke aandacht van de universiteit in de zaak Reuzegom, maar ook meer algemeen over de controle op studentendopen en de opvolging van grensoverschrijdend gedrag.
Natuurlijk heeft de KU Leuven al enkele jaren, net als de andere universiteiten en hogeronderwijsinstellingen, een doopcharter in lijn met de principes van het Vlaams Doopcharter zoals dat in 2018 werd ingevoerd naar aanleiding van de dood van Sanda. Het grote knelpunt blijft evenwel dat de ondertekening van dit charter op geen enkele manier kan worden afgedwongen. Sommige hogeronderwijsinstellingen stellen de ondertekening van het doopcharter als voorwaarde voor het verlenen van financiële of logistieke steun aan studentenverenigingen, maar dat is zeker geen algemene regel. Niet alle clubs zijn überhaupt geïnteresseerd in steun. Verder is ook compleet onduidelijk wat de sancties zijn voor clubs die het charter met voeten treden, en loopt de aanpak uiteen per instelling.
Alvast bij de KU Leuven is het doopcharter op geen enkele manier gelinkt aan het tuchtreglement van de universiteit. Dat laatste legt sowieso vooral de nadruk op onderwijsgerelateerde fouten, zoals plagiaat, en maar zeer beperkt op algemene, ethische principes die door elke student moeten worden gehonoreerd, bij dooprituelen en daarbuiten. Komt daarbij dat de uitspraak over eventuele sancties vandaag in handen is van één enkele persoon, de vicerector, die volgens eigen inzicht uitspraak doet in tuchtdossiers. Dat zorgt natuurlijk voor een sterke machtsconcentratie, waardoor studenten al langer vragen om die procedure te herzien met het oog op meer interne controle. Eenzelfde vraag leeft trouwens met betrekking tot het meldpunt grensoverschrijdend gedrag, waarbij ook veel te weinig duidelijk is wat er precies gebeurt met klachten, bijvoorbeeld over racisme en intimidatie.
Op basis van deze input die ik van studenten heb gekregen naar aanleiding van wat er is gebeurd, heb ik vier vragen.
Minister, ziet u pistes om de afdwingbaarheid van het Vlaams Doopcharter te verzekeren voor alle Vlaamse studentenclubs in Vlaanderen en Brussel, al besef ik zeer goed dat dat niet evident is. Kunt u garanderen dat er geen euro Vlaamse middelen gaat naar studentenclubs die het charter niet hebben ondertekend? Bent u bereid om in overleg te gaan om alle hogeronderwijsinstellingen ertoe aan te zetten een duidelijke verwijzing naar hun doopcharter op te nemen in hun tuchtreglementen zodat overtredingen van het charter ook tot sancties kunnen leiden? Bent u bereid overleg te plegen met de hogeronderwijsinstellingen rond de opvolging van klachten bij hun meldpunten voor grensoverschrijdend gedrag? Een suggestie die ik heb gehoord, is of het niet mogelijk zou zijn om de regeringscommissaris daarin een rol te geven.
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het kader bestond nog niet op het moment van de feiten, voor alle duidelijkheid. Het Vlaams kader bevat brede afspraken die samen met een grote groep van vertegenwoordigers van studentenorganisaties en hogeronderwijsinstellingen werden opgesteld. Het is een set van algemene principes en gedragsregels voor studentenorganisaties waarbij het steeds de doelstelling is geweest om deze Vlaanderenbrede afspraken door te vertalen naar de individuele charters van instellingen en lokale besturen. De algemene principes kunnen in deze charters veel gedetailleerder worden uitgewerkt.
Men heeft er dus expliciet voor gekozen om die algemene principes beperkt en met focus op te stellen, om die zeer ‘high-level’ te houden, net om te vermijden dat er tegenstrijdigheden zouden optreden met de lokale charters.
In een allereerste versie was er een artikel opgenomen omtrent het verbod op het gebruik van levende dieren, slachtafval, mest, gft en giftige of bijtende producten. Dat heeft men doelbewust geschrapt omdat het meer geschikt werd gevonden voor de lokale charters, net zoals enkele andere regels die te concreet en specifiek werden bevonden voor het Vlaamse kader. Ik wil er wel graag op wijzen dat te allen tijde de wetten en lokale regels van kracht blijven, zoals dat ook voor de rest van de samenleving het geval is. Voor het drama dat zich heeft afgespeeld, bestaat er onder andere het Strafwetboek. De rechterlijke macht zal ter zake haar job doen. Ze is daar ook mee bezig. Wij moeten het Strafwetboek niet gaan overschrijven in een doopcharter, en bijvoorbeeld de Dierenwelzijnswet al evenmin.
In veel studentenclubs en -verenigingen is men natuurlijk geschrokken van wat er is gebeurd, en zij kunnen en willen zich daar niet mee associëren. Het lijkt me belangrijk dat we het vertrouwen in de vele studenten en organisaties die wél verantwoordelijkheid tonen, niet verliezen door deze uitzonderlijke gebeurtenis. Ik heb vorige week of twee weken geleden nog een aantal vertegenwoordigers van studentenclubs, -conventen en -verenigingen ontvangen, om met hen te bekijken hoe we het best het studentenleven kunnen aanpakken. Dat zijn heel verantwoordelijke jonge gasten en dames. We hebben vrij snel een concrete aanpak voor het studentenleven uitgewerkt.
We hebben het natuurlijk ook snel gehad over dopen. Ze gaven te kennen dat dit het studentenleven absoluut heeft geraakt, en ze willen echt af van dat negatieve imago. We hebben afgesproken om deze periode van pandemie ook te gebruiken om stil te staan bij dat ritueel dopen. Ik heb hen ook uitdrukkelijk opgeroepen om te weerstaan aan de oproepen om die dopen af te schaffen of te verbieden. Ik vind dat een zinvol ritueel. Dat gaat over de inwijding, de opname in een gemeenschap. Wel moet men misschien terug naar die essentie, wil en kan men dat heruitvinden door naar die essentie terug te keren. Dat moet niet volledig worden weggegooid.
Ik vind het ook niet zinvol om op grond van die uitzonderlijke gebeurtenis nu alles strenger te maken. Als politici moeten we toch regelmatig ook weerstaan aan de roep om een regel te verstrengen op grond van de vaststelling dat die regel niet wordt nageleefd door een minderheid en ten nadele van wie de regel wél naleeft. Daar moeten we ons echt altijd voor hoeden. Ik denk dat dat in dezen ook speelt, terwijl het gaat over inbreuken tegen de Strafwet.
Mijn voorganger, minister Crevits, heeft er uitdrukkelijk voor gekozen om een doopcharter op te stellen omdat anders de gemaakte afspraken in regelgeving zouden moeten worden opgenomen. Anders zouden ze niet afdwingbaar kunnen zijn. Ik denk dat dat een verstandige aanpak is. In België geldt de vrijheid om zich te verenigen en om activiteiten te organiseren. Ik wijs er nog eens op dat vele zaken gewoon volgen uit de gangbare rechtspraktijk. Instellingen en lokale besturen kunnen natuurlijk wel als voorwaarde stellen dat een studentenorganisatie het Vlaamse kader en/of het lokale charter moet ondertekenen om recht te hebben op ondersteuning van haar activiteiten. Opnieuw, tussen haakjes, Reuzengom was daar niet bij. Dat was geen erkende of aangesloten organisatie.
Bij het overtreden van dat charter kan de ondersteuning dan ook worden stopgezet. De Vlaamse overheid heeft geen band met studentenorganisaties, erkent ze niet, zodat het charter ook niet als een afdwingbare stok achter de deur kan worden gehanteerd.
Het is wel zo dat het charter nog altijd door verenigingen kan worden ondertekend. Door die omstandigheden zijn heel wat organisaties overstag gegaan en hebben het effectief ondertekend, terwijl ze vroeger weigerachtig waren. Ik heb begrepen dat in Leuven alle verenigingen die erkend zijn, het charter ondertekend hebben.
We hebben aan de vertegenwoordigers van de conventen gevraagd om te proberen nog meer studentenverenigingen te betrekken bij die conventenwerking en te zorgen dat de toegangsdrempel laag is. In sommige gevallen is er een hogere drempel, zoals ik zelf heb mogen meemaken in mijn studentenleven. Ook dat zal worden meegenomen.
De controle op de naleving van het Vlaams doopkader en de eigen lokale afspraken, het eventueel sanctioneren van inbreuken en de aard van de sancties die worden opgelegd, behoort volledig tot de autonomie en de verantwoordelijkheid van de hogeronderwijsinstellingen, de lokale besturen en indien nodig van de politiediensten. Hogeronderwijsinstellingen kennen hun studentenorganisaties en hun studenten en kunnen hen steeds onderwerpen aan interne procedures met het opleggen van sancties tot mogelijk gevolg. Dat behoort volledig tot de eigen autonomie van de instellingen. Ik kom daar als minister niet in tussen.
Er was veel discussie over de sancties – of het gebrek – eraan en de beschuldigingen daaromtrent ten aanzien van de KU Leuven. Ik apprecieer dat men daar uiteindelijk wel sancties heeft getroffen op basis van voortschrijdend inzicht – ook omdat men pas op een bepaald moment op de hoogte werd gesteld van bepaalde informatie. Op grond daarvan heeft men dan wel sancties getroffen. Dat apprecieer ik.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Kunnen we nog strenger zijn? Moeten we het doopcharter nog veranderen? Het is nog maar net van kracht. Ik zie niet direct iets wat ontbreekt in relatie tot wat er gebeurd is.
Wat ik wel heb nagekeken, minister, en wat u misschien kunt opnemen met de instellingen hoger onderwijs, is dat ze allemaal een examenreglement hebben. Daarin staat meestal een vorm van beginsel waarin staat dat de studenten zowel binnen als buiten de universiteiten of hogescholen eerbied moeten hebben voor de menselijke persoon, de samenleving, de goederen, en dat ze geen handelingen mogen doen die de hoge zending van de instelling en het algemeen belang in het gedrang kunnen brengen.
Aangezien het toch gaat om een Vlaams doopcharter – voor dopen en andere studentikoze activiteiten –, is het misschien wel aangewezen dat ze met zoveel woorden gewoon een artikel toevoegen. Ze kunnen daarin stellen dat ze verwachten van de studenten – aangezien ze zijn ingeschreven – dat ze het Vlaams Doopkader respecteren. Dat kan handig zijn. Dat zou een heel goede kapstok zijn om dat te operationaliseren, ook naar de studenten. Dat is niet de strafheid overschrijven in het doopcharter. Dat is niet moeilijk doen. Het is de koppeling aan een bestaand onderwijs- en examenreglement dat alle studenten decretaal moeten ondertekenen voor ze aan hun instelling starten. Dat is een suggestie die ik wil meegeven.
Het ging net over de KU Leuven. Ik ben het nog nagegaan: er zijn ook studenten van Reuzegom die aan de VUB of in Gent zitten. Die hebben eigenlijk net hetzelfde gedaan. Eigenlijk hebben die drie instellingen net hetzelfde gedaan in het kader van tucht. We zijn nu immers aan het spreken ná de openbaringen in de kranten die we hebben gelezen, maar zij moesten het toen doen met de dingen die er waren vóór die openbaringen. Er was iets serieus misgegaan op die doop, en er was een student gestorven, en er was een onderzoek bezig. Ik wil dus toch wel waarschuwen voor de rechtsstaat. Ik heb er daarnet ook al naar verwezen. Ik denk niet dat we een instelling, eender welke, kunnen verbieden om de stappen van de rechtsstaat te volgen. Dat is belangrijk. We moeten heel erg opletten met ‘trial by media’ – rechtszaak door de media – om de redenen die ik net heb genoemd.
Mevrouw Goeman, u deelt die bekommernis dat we niet willen dat ze er met niets van afkomen. Ik heb ondertussen geleerd dat er een nieuw tuchtonderzoek gestart is aan de instelling op basis van de openbaringen in de krant. Dat lijkt me, zoals de minister zegt, een goede zaak te zijn. Collega’s, laten we het kind niet met het badwater weggooien. Dopen kunnen leuk en amusant zijn en inderdaad die overgang betekenen waarbij je een vriendengroep leert kennen. Diegenen met wie ik pannenkoeken heb gegeten op een kot in de Jozef II-straat in Leuven, dat zijn op dit moment nog altijd mijn beste vrienden. We moesten pannenkoeken maken met een aantal en die ingrediënten verzamelen. Dat was geweldig. Het waren zelfs lekkere pannenkoeken. Ik wil toch de suggestie doen of dat niet kan worden meegenomen in de examenreglementen, minister.
Ik zat ook in de Jozef II-straat. Dat is straf.
De heer Warnez heeft het woord.
Het is een correcte analyse, minister, dat we het Vlaams doopkader niet moeten veranderen, dat de regels duidelijk zijn. Collega Daniëls heeft daar correct naar verwezen.
We zien ook dat hogeronderwijsinstellingen juridisch wat moeilijkheden hebben: kunnen we dat in ons tuchtreglement passen of niet? Dat is niet zo evident. Er zijn ook praktisch wat problemen, zoals studenten die niet aan dezelfde hogeronderwijsinstelling ingeschreven zijn. Waar echt wel een bevoegdheid zit, en ik denk dat we die kunnen gebruiken, is bij de lokale besturen zelf. Die hebben een preventieve politionele bevoegdheid. Dat is zelfs nog niet alleen sanctionerend. Daarbij kunnen we aan de lokale besturen vragen om in hun politiereglement op te nemen dat, als studentendopen plaatsvinden op hun grondgebied, er een voorafgaandelijke meldingsplicht is met een aantal waarborgen zodat er een preventieve controle is en zelfs achteraf via een gemeentelijke administratieve boete (GAS) bijvoorbeeld gestraft kan worden. Daar denk ik dat u wel een belangrijke rol kan hebben, minister. Als u samen met de hogeronderwijsinstellingen en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) op zoek kunt gaan naar een soort basismodel om in die studentensteden in te voeren, dan denk ik dat we het Vlaamse doopkader iets sterker afdwingbaar maken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ook ik denk dat er niets mis is met dopen. Dat kan voor sommige jongeren een bijzonder mooi overgangsritueel zijn, op voorwaarde dat het altijd gebeurt met respect voor de waardigheid van alle deelnemers. En daar loopt het, vrees ik, toch wel eens mis. Het geval van Sanda Dia was een extreem geval. Die jongen is overleden. Er loopt nu inderdaad een gerechtelijk onderzoek. Ik heb het altijd bizar gevonden dat de sanctie van de KU Leuven zich op dat moment beperkte tot een werkstraf en het schrijven van een paper. De feiten zijn nu pas in de krant gekomen, maar ook op dat moment wist men al dat de jongen overleden was. Ik vind nog altijd dat dat toen een zeer milde reactie was nadat er iemand gestorven is. Ik heb gehoord dat men nu opnieuw een tuchtonderzoek zou openen op basis van wat er allemaal in de krant is verschenen, maar ik vrees dat je iemand niet twee keer kunt straffen voor dezelfde fouten. Daar hoop ik niet veel op. Zoals gezegd hoop ik dat het gerecht in deze zaak zijn werk zal doen en dat de daders hun straf niet ontlopen.
Gelukkig was dat een extreem geval, zoals ik zei. Ik denk dat het er op sommige andere dopen, als ik de verhalen hoor, ook weleens stevig aan toe durft te gaan en dat ook daar de waardigheid van de studenten al eens in het gedrang komt. Wat ik belangrijk vind, is dat er meer mogelijkheden bestaan om actie te ondernemen als het fout loopt, als er dingen gemeld worden. Eigenlijk ging mijn suggestie in dezelfde richting van wat de heer Daniëls zegt, met name om een expliciete verwijzing te zetten in het onderwijs-, examen- of tuchtreglement van de hogescholen en universiteiten. Ik weet dat dat buiten uw bevoegdheid valt, minister, maar u zou dat punt wel kunnen opnemen en daarin een trekkersrol proberen spelen, als u dat natuurlijk belangrijk genoeg vindt.
Mijn vraag was breder dan dat. Na het geval Sanda Dia zijn ook een aantal vertegenwoordigers van de Leuvense studentenkoepel LOKO het slachtoffer geworden van een lastercampagne waarbij er posters werden opgehangen over hun geaardheid enzovoort. Dat was ook geen mooi verhaal.
Zij zeggen dus ook dat er een probleem is met dat Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag. Eigenlijk hebben ze het gevoel dat daar niet veel mee gebeurt. Kan de regeringscommissaris daar geen toezicht op houden? Want nu hebben we het gevoel dat hogeronderwijsinstellingen zelf niet altijd geneigd zijn om die klachten al te ‘au sérieux’ te nemen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wacht het initiatief van de studenten af. Ik heb hun gevraagd om van deze periode gebruik te maken om het te herdenken. Er zijn afspraken gemaakt om elkaar terug te zien daaromtrent. Ik hoop dat ik daarin een rol van betekenis kan spelen, maar het is wel essentieel dat het een bottom-upinitiatief is en dat we dit zeker niet top-down aanpakken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het is inderdaad goed dat u dat met de studenten opneemt en ook met de instellingen hoger onderwijs. Ik verwijs naar mijn suggestie omtrent het Vlaams doopcharter om elke student die is ingeschreven aan een instelling hoger onderwijs daarmee akkoord te laten gaan.
Voor studentenorganisaties – dat is een belangrijke voetnoot bij dat doopcharter – geldt het voor alles overal. Het gaat niet alleen over erkende studentenverenigingen, maar ook over alle andere feitelijke verenigingen of vzw's die zich met hun activiteiten richten op studenten van de Vlaamse hogescholen en universiteiten, ongeacht de soortnaam die de vereniging hanteert. Ik denk dat we daarmee alles vatten.
Kijken naar de lokale besturen? Ja, maar daar vrees ik een beetje voor. In dit geval is men van Leuven naar een andere plaats in Vlaanderen gereden waar niet veel studentikoos gebeurt. Als ze daar te midden van de bossen in een chiro- of scoutslokaal zijn, dan denk ik niet dat de lokale politie daar op dat moment direct kan optreden.
De heer Warnez heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, ik had het eigenlijk enkel over voorafgaande meldingsplicht waarbij je dan aangeeft op welke manier de doop zou plaatsvinden. Het gaat er niet over waar de politie wel of niet ‘een inval’ moet doen.
Ik ondersteun de bottom-upaanpak. We zullen hier zeker na uw gesprek met de studenten en instellingen op terugkomen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Wat ons natuurlijk interesseert, is dat we dit soort van wantoestanden kunnen voorkomen. Als er toch iets misloopt, dan moet er opgetreden kunnen worden, indien nodig. Ik ben er ook grote fan van om studenten zelf zoveel mogelijk initiatief te laten nemen. Ik hoop toch dat zij goed hebben geluisterd naar de suggesties die wij hier hebben gedaan en dat ook de hogeronderwijsinstellingen hebben geluisterd zodat ze daarmee aan de slag kunnen, want het is echt belangrijk dat er in betere sanctiemechanismen wordt voorzien als dingen echt fundamenteel foutlopen op studentendopen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.