Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Veys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een zeer actuele vraag, ik was dan ook een beetje verbaasd dat er vorige week in de plenaire vergadering geen vragen over zijn gesteld. Zoals iedereen weet, heeft de Vlaamse Regering tijdens de coronacrisis een verbod op uithuiszettingen uitgevaardigd gedurende de periode van de civiele noodsituatie. Dat verbod kwam ten einde op vrijdag 17 juli. Een resolutie van de drie linkse oppositiepartijen om dit verbod te verlengen, werd eerder al weggestemd. Vorige week kwam er ook een communicatie van de Huurdersbond en van de Vlaamse ombudsman, die beide een beetje in dezelfde richting gaan. Daarin wordt een bijzondere bezorgdheid geuit.
Ik heb eerder al vragen gesteld aan minister Beke en ook u, minister Diependaele, hebt zich daar al over uitgesproken. U zei dat er al contacten zijn geweest met het vredegerecht. Maar mijn concrete vraag nu gaat over de uithuiszettingen die zijn uitgesproken voor het verbod inging, met andere woorden de uithuiszettingen die moesten worden uitgevoerd zodra het verbod werd ingetrokken. Er wordt een grotere impact verwacht na de zomer. Volgens heel wat experten zal de echte impact van de lockdown pas na vijf à zes maanden zichtbaar zijn, in het bijzonder bij kwetsbare mensen. U hebt daar vorige week op gereageerd: u zei dat u geen verlenging wilt van het verbod en dat u het probleem nu wilt aanpakken.
Ik heb daarover een aantal vragen voor u. Wat bedoelt u concreet met ‘het probleem nu aanpakken’? Welke oplossingen zijn er voor mensen die een uithuiszetting moeten ondergaan? Waar kunnen zij naartoe? Werd er proactief contact opgenomen met de lokale besturen om te weten of zij voorbereid zijn? Wanneer er een grotere golf volgt na de zomer, wat zijn dan mogelijke acties om in te grijpen? Is de regering daarop voorbereid?
En dan een bijkomende vraag, met alle begrip als u daar nu niet op kunt antwoorden: stel dat er opnieuw strengere maatregelen worden ingevoerd naar aanleiding van het stijgend aantal besmettingen, overweegt u dan om het verbod op uithuiszettingen opnieuw in te voeren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voor mij is het geen probleem dat er nog een commissievergadering is. Of we vakantie zullen kunnen nemen, zal überhaupt afhangen van die tweede golf.
Mijnheer Veys, ik deel uw verwondering dat daar vorige week geen vragen over zijn gesteld. Wij hadden daarop geanticipeerd en dit zelfs voorbereid, maar het is aan het parlement om al dan niet vragen daarover in te dienen. Daar heb ik niets aan te zeggen.
Het verbod op uithuiszettingen zal wellicht tot gevolg hebben dat er vanaf de opheffing een groter aantal uithuiszettingen zal moeten worden ingepland dan normaal. Er zijn enerzijds de uithuiszettingen die voor 13 maart 2020 zijn uitgesproken maar nog altijd niet zijn uitgevoerd, en anderzijds worden er sinds 18 mei 2020 weer huurgeschillen behandeld en nieuwe uithuiszettingen uitgesproken.
Het verbod tot uithuiszetting verlengen vind ik echter niet aangewezen. In de eerste plaats kan een dergelijke verlenging misbruiken in de hand werken. Dat is ook de bezorgdheid waarop vrederechters en deurwaarders ons hebben gewezen. Wij hebben dus wel degelijk contact met hen.
Een van de argumenten van het verbod was het feit dat het zeer moeilijk was om een nieuwe woning te zoeken tijdens de quarantaine. Sinds 11 mei kunnen kandidaat-huurders en verhuurders echter opnieuw huisbezoeken organiseren in samenwerking met professionele verhuurders, makelaars en notarissen. Een bezichtiging organiseren als particulier is sinds 18 mei opnieuw toegestaan. We hebben toen samen met de Veiligheidsraad bekeken in welke veilige omstandigheden dit kon verlopen en we hebben daar een draaiboek voor opgesteld dat we hebben voorgelegd aan de Veiligheidsraad. De grootste belemmering in de zoektocht naar een nieuwe woning is daarmee weggenomen.
In de tweede plaats hebben vrederechters altijd de mogelijkheid om de termijn voor uithuiszettingen te verlengen, als dat op basis van de elementen van het dossier gerechtvaardigd is. De vrederechter houdt steeds rekening met de specifieke situatie. We moeten ervan uitgaan dat hij een billijke oplossing zoekt, waarbij hij een evenwicht zoekt tussen het belang van de huurder en het belang van de verhuurder. Daarnaast mag de impact van het verbod op de situatie van de verhuurder ook niet onderschat worden. Tot slot moet er sowieso rekening worden gehouden met de praktische kant van een uithuiszetting. Die vraagt een samenwerking tussen gerechtsdeurwaarder, lokale politie, verhuisfirma, slotenmaker en gemeente. Men is dus sowieso beperkt tot de capaciteit van die diensten. We hebben ook van de vereniging van gerechtsdeurwaarders vernomen dat die praktische zaken er wel degelijk voor zullen zorgen dat de feitelijke uitvoering na betekenis van de vonnissen van de vrederechters ervoor gaat zorgen dat er een gefaseerde uitvoering van die uithuiszettingen zal zijn.
We weten dat als je een verbod op uithuiszetting afspreekt, dat tijdelijk niet meer kan gebeuren. Maar daardoor is het probleem van de huurder of het conflict tussen huurder en verhuurder niet opgelost. Het zorgt niet voor een oplossing, het zorgt alleen voor een bescherming van de huurder, zodat hij zijn recht op wonen nog altijd heeft, ook al is er eigenlijk een reden om dat te gaan beperken of om het hem af te nemen en hem uit huis te zetten. Wat heb ik dus bedoeld met ‘het nu aanpakken’? We zijn vooral gaan kijken welke maatregelen we kunnen nemen die ook op lange termijn voor een duurzame oplossing zorgen voor de huurder. En dat is onder andere wat hier al verschillende keren aan bod is gekomen, namelijk het sneller in werking laten treden van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Daarmee kunnen we er effectief voor zorgen dat het woonrecht blijft bestaan, dat de huurder niet uit huis wordt gezet en dat er effectief gewerkt wordt naar een oplossing, samen met het OCMW. Dat is het probleem aanpakken, in plaats van het voor ons uit te schuiven.
Wat de fases betreft, hebben we overleg gehad met de gerechtsdeurwaarders en vredegerechten, om te bekijken welk effect dat gaat hebben. Op 13 maart is het verbod op uithuiszettingen in werking getreden. Op dat moment mochten de uithuiszettingen die al uitgesproken waren, niet meer uitgevoerd worden. Dan heb je een periode van drie maanden tot 11 en 18 mei, de twee momenten waarop de woningmarkt opnieuw vrij was, of zelfs tot 17 juli. In die periode zijn er ook nog uitgesproken, maar niet uitgevoerd. Nadien is de situatie genormaliseerd. Dat betekent natuurlijk dat de eerste groep, degene die uitgesproken zijn voor 11 maart, de eerste zijn die plaatsvinden. Voor de tweede groep is er heel wat meer tijd nodig om in uitvoering te gaan dan we dachten. Er moet effectief een afspraak gemaakt worden, puur praktisch. Dat is dus allemaal wat vertraagd. En dan heb je degene die nu uitgesproken worden, waar er nog een extra element bij komt – trouwens ook tijdens die drie maanden – waarbij de vrederechter een heel ruime beoordelingsmarge heeft om een uithuiszetting zoveel mogelijk te vermijden. Zeker als er betalingsproblemen zijn ten gevolge van de coronacrisis, zal de vrederechter daar zeer ruim rekening mee kunnen houden.
Dat heeft dus gezorgd voor die fasering. Wat de ombudsman zegt, dat er deze week plots allemaal uithuiszettingen gaan worden uitgevoerd, klopt gewoon niet. We hebben wel degelijk die fases. Daarmee spreek ik niet tegen dat een deel van de uithuiszettingen die uitgesproken zijn, nu nog moeten gebeuren. Je krijgt daar dus wel een verhoging. Dat is de evidentie zelve. Maar het is niet zo dat die allemaal in één keer worden doorgevoerd.
Welke oplossingen zijn er? Zodra een gerechtsdeurwaarder een vonnis tot uithuiszetting betekent, wordt ook het OCMW op de hoogte gebracht. Het is vooral het OCMW dat daar zijn rol moet spelen en dat ook het meest aangewezen is om binnen zijn wettelijke opdracht hulp te voorzien voor degenen die uit huis worden gezet. Het OCMW kan de huurder bijvoorbeeld informeren over opvangmogelijkheden of helpen zoeken naar een nieuwe woning, wat al veel vroeger dan 17 juli opnieuw kan. Pas vanaf 17 juli kunnen er weer uithuiszettingen plaatsvinden, maar een nieuwe woning zoeken, kon al vanaf 11 en 18 mei, al dan niet met de hulp van een immobiliënkantoor. Sindsdien hadden de mensen die al van voor 11 maart geconfronteerd waren met een uithuiszetting, de mogelijkheid om een nieuwe woning te gaan zoeken.
OCMW’s worden op de hoogte gesteld van iedere vordering tot uithuiszetting. De gemeenten beschikken dus over de nodige informatie om de problematiek op hun grondgebied in te schatten en zich daarop voor te bereiden.
Mijn administratie heeft de afgelopen maanden meermaals contact gehad met de gemeenten in functie van de operationalisering van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Dit fonds biedt, zoals u weet, OCMW’s de mogelijkheid om proactief in te grijpen en zo uithuiszettingen te vermijden. Vanaf 1 juni konden de OCMW’s een beroep doen op dat fonds maar de doorlooptijd, waarover u ook een vraag had gesteld, mijnheer Veys, kon voordien al genomen worden. Men kon dus al naar dat fonds gaan om te bekijken of een dossier al dan niet kans maakte op terugbetaling.
Het huidige mandaat van de Vlaamse Regering om tijdelijke maatregelen te nemen, is beperkt tot 17 juli 2020. Bij een nieuwe uitbraak van het coronavirus komt het het Vlaams Parlement toe een nieuwe noodsituatie vast te stellen en de Vlaamse Regering opnieuw te machtigen om tijdelijke maatregelen te nemen. Intussen hebben we ook de nodige ervaring opgedaan om deze noodsituatie in de toekomst gericht te kunnen aanpakken. Ik heb mijn administratie al geruime tijd geleden opdracht gegeven om de maatregelen die genomen zijn in de afgelopen quarantaine, samen met de stakeholders te evalueren, na te gaan op welke manier we de woningmarkt kunnen wapenen tegen een volgende uitbraak, en op welke manier we de nu al genomen maatregelen snel opnieuw kunnen invoeren, indien mogelijk en wenselijk.
Die opdracht om na te denken over eventuele maatregelen bij een tweede uitbraak is dus gegeven. Het is wel zo dat we daarbij voortdurend rekening moeten houden met de wijzigende maatregelen die worden genomen door de Nationale Veiligheidsraad. De laatste ontwikkeling is blijkbaar dat men veel meer in de richting van de lokale besturen kijkt. We moeten dan ook bekijken hoe we meer kunnen samenwerken met die lokale besturen.
Een totaalverbod op uithuiszettingen kan alleen worden genomen door het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement had de Vlaamse Regering tot 17 juli de machtiging gegeven om bepaalde maatregelen te nemen. Het verbod op uithuiszettingen kaderde daarin. Vanaf 17 juli moeten wij dus een nieuw mandaat krijgen van het Vlaams Parlement.
We moeten nu bekijken hoe de lokale besturen daarmee omgaan en hoe we hen daarin kunnen bijstaan. We moeten dit opvolgen en ons voortdurend voorbereiden op maatregelen in geval van een tweede golf.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U sprak over een aanpak op lange termijn. Ik denk dat dit nu een uitgelezen kans is om een groot tekort in het Vlaams woonbeleid op te lossen, namelijk het gebrek aan goede data en cijfers. We hebben in deze commissie al vaker aangekaart dat we het moeten doen met het aantal vorderingen tot uithuiszetting maar dat we het aantal effectieve uithuiszettingen niet kennen. De uithuiszettingen waren een tijdje bevroren, we starten nu bij wijze van spreken opnieuw van nul. Dit lijkt me een goed moment om die monitoring heel strak te organiseren zodat we voortaan over duidelijke cijfers kunnen beschikken. Ik weet dat er federale bevoegdheden meespelen, maar ik denk dat Vlaanderen zelf de hand aan de ploeg moet slaan om zelf goede cijfers te verzamelen. Ik vraag u om dit te overwegen; dit lijkt me een uitgelezen kans.
Ik heb nog een bijkomende vraag over het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Ik denk dat u verwijst naar een schriftelijke vraag van mevrouw Moerenhout, maar vangt dat fonds de schok goed op? Hebt u de indruk dat dat goed werkt en dat de preventie effectief gebeurt dankzij dat fonds? Hebt u daar bewijzen van?
Ik vind het een goede zaak dat u contact hebt met de vrederechters en met de gerechtsdeurwaarders. Collega Jans verwees er ook naar bij de bespreking van het voorstel van resolutie op 14 mei. Zij pleitte toen voor een goede begeleiding met eventuele gefaseerde afbouw. U hebt al contact gehad met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Ik hoop dat de meeste lokale besturen voorbereid zijn. Van sommige ben ik zeker, bij andere moeten we ernaar gissen.
Begrijp ik het goed dat lokale besturen zelf kunnen beslissen om lokaal een verbod in te voeren? Vredegerechten werken natuurlijk niet op het grondgebied van één gemeente. Zegt u dat u het aan de gemeenten overlaat? Ik geef een fictief voorbeeld: in Antwerpen loopt het nu hoog op, dus het zou kunnen dat er in Antwerpen overwogen wordt om lokaal opnieuw een verbod op uithuiszettingen in te voeren. Kan dat?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega’s, ik wil van mijn tussenkomst gebruikmaken om nog even het standpunt van mijn fractie te herhalen. Ik ga vandaag zeggen wat wij de voorbije weken en maanden ook al gezegd hebben. De maatregel van het tijdelijke verbod op uithuiszettingen was een goede, tijdelijke maatregel, met twee keer de nadruk op het tijdelijke. Het was een maatregel met een einddatum. Het was ook een maatregel die uitgebreider was dan in Brussel en Wallonië, wil ik voor alle duidelijkheid nog eventjes herhalen.
Ondertussen zijn we aan de einddatum van de maatregel gekomen. Vinden wij dat leuk? Verheugen wij ons daarop? Natuurlijk niet, alles behalve. Zo’n uithuiszetting is bijna altijd een triest verhaal. Dat hoef ik jullie niet te zeggen. Mijn fractie heeft de vorige keer ook de twee kanten van die medaille aangehaald. Aan de ene kant heb je de kant van de verhuurder, de eigenaar van het pand. Aan de andere kant heb je de huurder. Je kunt als sp.a-fractie of als PVDA-fractie, als oppositie, perfect de kant van de huurder kiezen. Dat is volledig legitiem. Ik geloof dat ook wel. Maar wij, de N-VA-fractie, kiezen geen kant. Wij kiezen echt voor de redelijkheid, voor het evenwicht. En dat houdt vandaag helaas in dat uithuiszettingen opnieuw mogelijk moeten worden. Zo’n uithuiszetting is niet niets. Dat is vaak het gevolg van een juridische procedure voor een rechter. En er moet al redelijk wat gebeuren voordat een vrederechter overgaat tot zo’n uithuiszetting. Die buigt zich over de feiten, en ook alle verzachtende omstandigheden worden meegenomen.
Ik denk dat dit alles ons in deze commissie wel moet aanzetten tot nadenken over hoe we dit verder oplossen. Wat is het grotere probleem dat hieraan ten grondslag ligt? Wat maakt dat het zo ver komt dat iemand uit huis wordt gezet? Hoe ziet zo’n gemiddeld traject naar uithuiszetting eruit? Moeten we dan niet nog meer inzetten op het preventieve luik, naast het curatieve dat er al is? De minister heeft het nieuwe Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen al aangehaald. Dat is een zeer goed instrument om het probleem curatief aan te pakken, maar ik blijf erbij dat er meer aandacht moet zijn voor het preventieve luik, het vermijden van het zich opstapelen van problemen die aanleiding zijn voor uithuiszettingen. Ik denk dan bijvoorbeeld in termen van woonbegeleiding. Die woonbegeleiding is er al, maar misschien moet er sneller worden overgegaan tot woonbegeleiding, of misschien tot nog intensievere woonbegeleiding, omdat uithuiszettingen in vele gevallen echt wel niet nodig zijn.
Zo kom ik bij mijn bijkomende vraag, minister. Hoe staat u zelf tegenover enerzijds nog meer preventie in de vorm van woonbegeleiding, en anderzijds een betere ontsluiting – collega Veys heeft dat ook aangehaald, dus daar zitten we op dezelfde lijn – van die harde gegevens over uithuiszettingen, die nu grotendeels alleen bij de vredegerechten zitten?
De heer De Meester heeft het woord.
Collega’s, ik heb eerlijk gezegd het gevoel dat we dit probleem ernstig aan het onderschatten zijn. En misschien zijn we een beetje te vriendelijk voor elkaar in deze discussie. Dit gaat over mensen. Dit gaat over zeer kwetsbare mensen die in een acute noodsituatie verkeren door de coronapandemie. We zitten niet in normale tijden, nog altijd niet. En dus kunnen we geen genoegen nemen met gewone oplossingen. Ik ben een beetje kwaad, eerlijk gezegd, als ik de minister hoor zeggen dat er opnieuw uithuiszettingen gebeuren, omdat het in veilige omstandigheden kan. Dat is een beetje een cynische manier om naar de zaken te kijken. Het blijft een feit dat de mensen over wie het gaat, door de impact van corona nog altijd in een zeer kwetsbare en moeilijke situatie zitten.
En over het veiligheidsaspect kun je natuurlijk enorm veel vragen stellen. U moet eens naar de kaart van de lokale uitbraken kijken, minister. Dat is zeer verontrustend. Dat is een olievlek die zich aan het uitbreiden is, vanuit Antwerpen, Zuid-West-Vlaanderen, Beringen, Hasselt en noem maar op. Dat is verontrustend. Die tweede golf komt aanrollen.
U zegt dat dit een opeenstapeling van dossiers is die nu versneld hernomen worden, maar dat zorgt natuurlijk voor een enorme druk op de lokale besturen, op de OCMW’s, lokale opvangdiensten, woonbegeleidingsdiensten enzoverder, die tijdens de zomer ook nog eens minder bemand zijn. Je krijgt dus een piek op het moment dat de hulpverlening in een dalperiode zit. Dat lijkt mij het probleem niet echt op te lossen, maar net te verzwaren. Minister, dit is toch geen goed bestuur? Dit is toch niet vooruitkijken?
De tweede golf komt eraan. Dat weten we, dat zeggen alle experten. Iedereen zegt dat we ons moeten voorbereiden. Wel, wij zouden ons vanuit deze commissie eigenlijk moeten voorbereiden op de tweede golf door het verbod op uithuiszettingen te verlengen. Het is mij een raadsel waarom het in Brussel wel kan. Daar is het verbod op 20 mei al verlengd, tot eind augustus als ik het mij goed herinner. Waarom kan het wel in Brussel en niet in Vlaanderen? We spreken toch, dacht ik, over dezelfde omstandigheden, dezelfde corona-epidemie en dezelfde problematiek?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me aansluiten bij collega De Meester. Ik mis toch wel de ‘sense of urgency’, minister. En ik heb twee vragen voor u. Vanmorgen bleek dat er maandag ongeveer vierhonderd nieuwe besmettingen waren. Alle experten wijzen op een tweede golf. U zei zelf dat het eerste verbod op 27 maart genomen werd, toen er ongeveer duizend besmettingen bij kwamen; vierhonderd en duizend besmettingen, dat is geen al te grote sprong, als je weet dat daar nog decreetgevend en parlementair werk tussen moet komen. Mijn eerste vraag aan u is dan ook of u dezelfde referentie wilt stellen bij een tweede golf. Stel dat de tweede golf zich de komende dagen doorzet, wilt u dan opnieuw, als we aan duizend nieuwe besmettingen zitten, een Vlaams verbod op uithuiszettingen instellen? Dat lijkt mij vanuit menselijk oogpunt de juiste keuze, maar niet alleen vanuit menselijk oogpunt. U verwijst naar het argument dat immokantoren wel nog werken en dat je dus nog een andere woonst kunt zoeken, maar dat was niet de hoofdreden waarom u het initiële verbod hebt ingesteld. Tijdens voorbije commissievergaderingen hebt u zelf gezegd dat het uit gezondheidsoverwegingen was: heel veel mensen die uit hun huis worden gezet, vinden de dag erna niet onmiddellijk een andere woning, maar trekken vaak bij andere mensen in. Volksgezondheid is een parameter die u moet meenemen. Maar mijn eerste vraag is dus of u op de dag waarop er duizend nieuwe besmettingen zijn, die keuze zult maken, zoals bij de eerste golf?
Ten tweede, zegt u nu dat de lokale besturen gaan moeten beslissen over het verbod op uithuiszettingen? Zo heb ik het toch gehoord in uw laatste zinnen, en daar stel ik me ernstige vragen bij. Ik begrijp dat steden als Antwerpen, Leuven of Oostende, de grootsteden, perfect capabel zijn om beslissingen te nemen, maar ik stel mij ernstige vragen bij de snelheid en daadkracht van Vlaanderen vandaag. Het gaat dan niet alleen over uw bevoegdheden, maar over die van alle ministers. Ik vind dat u de steden en gemeenten in de steek laat. Er is nu wel een draaiboek of dat komt er vandaag, maar als daar gewoon in staat wat steden zoal kunnen, dan laat u zoveel gemeenten, zeker de kleinere, aan hun lot over. Vlaanderen is dezer dagen een beetje – ik maak me wat kwaad – zijn onkunde en irrelevantie aan het aantonen. Daarom doe ik de oproep, zowel voor dit beleidsdomein als voor andere beleidsdomeinen en in uw functie als Vlaams minister, dat Vlaanderen dringend wat daadkracht toont en een tandje bij steekt, ook op het vlak van het verbod op uithuiszettingen, want het is absoluut niet de goede kant aan het uitgaan met het niveau en de sterkte die Vlaanderen vandaag zou moeten tonen. Ze zijn er gewoon niet.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik zou toch een kleine nuance willen aanbrengen. Elke uithuiszetting is dramatisch, of dat nu tijdens de coronacrisis is of daarbuiten. Uit een vorig professioneel leven heb ik daar veel ervaring mee. Zo’n uithuiszetting is altijd heel verregaand en drastisch voor mensen, maar ik volg de minister wel in het feit dat mensen op het terrein, bijvoorbeeld vrederechters en gerechtsdeurwaarders, heel veel begrip en menselijkheid aan de dag leggen en rekening houden met de concrete situatie op het terrein. Ik ga akkoord met de collega’s die zeggen dat we de situatie zeer goed moeten opvolgen en dat we een oplossing moeten bieden als de situatie slechter wordt en er veel meer uithuiszettingen zijn door de coronacrisis.
Ik heb twee bijkomende vragen. We hebben de Vlaamse ombudsman wat meer mogelijkheden gegeven om te bemiddelen in conflicten die ontstaan naar aanleiding van covid. Ik zou u willen vragen of u daar resultaten van ziet. Ziet u dat er dankzij de tussenkomst van de ombudsman een aantal dramatische situaties voorkomen kunnen worden? We hadden grote verwachtingen, dus ik hoop dat die ook ingelost kunnen worden.
Het parlement had ook gevraagd dat het maatschappelijk relancecomité ook de woonaspecten heel uitdrukkelijk meeneemt en daar goede aanbevelingen rond formuleert. Bent u blij met de aanbevelingen die het maatschappelijk relancecomité geformuleerd heeft op het vlak van wonen of verwacht u daar nog meer van?
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik wil me even aansluiten bij wat collega Verheyen heeft gezegd. Collega’s, we leven nog altijd in een rechtsstaat. Die uithuiszettingen, die vonnissen en die aanmaningen, die komen niet uit de lucht vallen. Als een deurwaarder aan uw deur staat, dan is daar al een heel traject aan voorafgegaan, zijn er al heel veel verwittigingen gekomen en hebben er meestal al een paar zittingen bij de vrederechter plaatsgevonden. De OCMW’s en CAW’s worden verwittigd. In heel veel steden en gemeenten lopen er projecten om uithuiszettingen te vermijden. Ik vind het dus een beetje kort door de bocht om te stellen dat al die regels in coronatijden niet meer gelden en om te doen alsof huurders op voorhand niet verwittigd zijn. Het is een beetje een typisch fenomeen van de linkse oppositie om enkel de gevolgen aan te pakken en nooit naar de oorzaken te kijken, want de oorzaak van een uithuiszetting is onbetaalde huur. Probeer dus ook om sociale en private huurders te sensibiliseren om te proberen die kost te betalen of om zich, als dat niet gaat, zeer snel tot het OCMW of het CAW te wenden voor schuldbemiddeling of schuldhulpverlening. Vrederechters, dat weet iedereen, zijn in de regel zeer soepel en nemen het heel lang en heel vaak op voor de huurder en zorgen voor bemiddeling en voor de opmaak van afbetalingsplannen. Het is dus heel kort door de bocht om te doen alsof de uithuiszettingen uit de lucht komen vallen en die deurwaarder plots, zonder enige verwittiging, voor de deur staat.
Waar ik het wel mee eens ben – en dat geldt ook los van coronatijden –, is dat de lokale besturen, de OCMW’s en de verantwoordelijke schepen van Wonen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen inzake het toewijzen van noodwoningen. Heel vaak staat er in de reglementen dat een noodwoning niet kan worden toegekend als de oorzaak van het dakloos zijn bij de persoon zelf ligt. Ik sta daar volledig achter. Dat staat ook bij ons in het lokaal reglement. Maar misschien moet het mogelijk zijn om daar in coronatijden een kleine uitzondering op te maken. Die opening kun je wel maken. Maar het is te kort door de bocht om nu in één keer alle regels aan onze laars te lappen, onder het mom van corona.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik dank iedereen voor de bijkomende tussenkomsten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nu toch ook wel het gevoel krijg dat er een aantal mensen of partijen zijn die hun eigen ideologische agenda willen doorduwen door deze gezondheidscrisis, wars van elke constitutionele, grondwettelijke verdeling van bevoegdheden of wat dan ook, alsof we daar geen rekening meer mee moeten houden. Ik stel me daar wat vragen bij.
Mevrouw Moerenhout, ik denk dat Vlaanderen daar wel degelijk daadkrachtig op heeft gereageerd en dat we de zaken ook stevig opvolgen. Het is niet omdat uw ideologische agenda niet wordt uitgevoerd dat we dat niet hebben gedaan. Daaruit afleiden dat het niet goed is gebeurd, vind ik een beetje een flauwe manier om de zaken te benaderen.
Mijnheer Veys, we zijn het er absoluut over eens dat goede data zeer belangrijk zijn, wij zijn daar ook vragende partij voor. Is dit daar nu het goede moment voor? We zullen die vraag nog eens herhalen, maar ik denk dat u ook zult begrijpen dat we nu vooral het antwoord krijgen dat men met andere dingen bezig is. Maar de situatie bewijst in elk geval nogmaals dat we die data effectief nodig hebben.
Zelf goede cijfers opbouwen doen we zoveel mogelijk, maar ook daar zijn natuurlijk nog verbeteringen mogelijk, ik ga daar niet flauw over doen. Ook voor de sociale huisvestingssector hebben we gemerkt dat niet alles is zoals het zou moeten zijn en we proberen hier dan ook bij te sturen.
Om zelf goede cijfers op te bouwen over uithuiszettingen en uitspraken van vrederechters, zou de gemakkelijkste weg zijn dat het een Vlaamse bevoegdheid zou worden, maar ik vrees dat dat jammer genoeg nog niet voor morgen is.
Wat het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen betreft, wordt extra ingezet op het verzamelen van data in het actieplan over dak- en thuisloosheid. Daar worden nu ook nieuwe maatregelen voor genomen.
Wat het nieuwe verbod betreft – en ik weet niet of het nu aan mij ligt omdat ik het verkeerd heb uitgelegd, want blijkbaar hebben twee mensen dat verkeerd begrepen – kijken we nu naar hoe de Veiligheidsraad de lokale overheden de bevoegdheden geeft om bepaalde maatregelen te nemen en hoe wij daarop moeten inspelen. Ik heb niet gezegd dat de lokale besturen daardoor de bevoegdheid zouden hebben om een lokaal verbod op uithuiszettingen uit te vaardigen, wel hoe wij daar eventueel naar moeten kijken. Daar blijf ik ervan overtuigd dat de vrederechters daar ook een heel ruime beoordelingsmarge hebben. Ik heb er alle vertrouwen in dat zij daar op een verstandige manier mee omgaan. We blijven dat in de gaten houden en opvolgen.
Mijnheer De Meester, te vriendelijk, dat heb ik van u nooit geweten maar dat is ook niet erg. Als ik het heb gehad over veilige omstandigheden, dan gaat het over in veilige omstandigheden naar een nieuwe woning zoeken. Dat is het draaiboek dat we hebben opgemaakt en dat is ook de go die we hebben gekregen van de Veiligheidsraad op basis van ons draaiboek. Het gaat erom dat de woningmarkt opnieuw draait, dat mensen die een nieuwe woning zoeken dat opnieuw in veilige omstandigheden kunnen doen.
Trouwens, uw opmerking dat die olievlek vanuit Antwerpen komt, klopt helemaal niet. Er zijn verschillende broeihaarden, waarvan Antwerpen er één is, maar er zijn er ook in West-Vlaanderen en Limburg en in een aantal kleinere gemeenten. U geeft dus een beetje een verkeerde voorstelling van zaken dat het vanuit Antwerpen zou komen, maar goed, dat maakt niet veel uit. We beseffen maar al te goed wat er op dit moment aan het gebeuren is en dat we dit in de gaten moeten houden en daarop moeten reageren.
Mevrouw Moerenhout, ik weet niet waar u het vandaan haalt, maar het verbod op uithuiszettingen hangt wel degelijk samen met het feit dat mensen niet in de mogelijkheid waren om een nieuwe woning te zoeken door de gezondheidsrisico’s op dat moment. Het sluiten van de huizenmarkt – immobiliënkantoren en verhuurders konden geen nieuwe huisbezoeken meer organiseren – was ingegeven door gezondheidsredenen. Dat is trouwens een bevoegdheid van de Veiligheidsraad. Het is pas in tweede instantie dat het verbod op uithuiszettingen daaruit is voortgevloeid omdat de huizenmarkt gesloten was. U geeft hier een andere voorstelling van de zaken, u hebt dit duidelijk verkeerd begrepen want het is wel degelijk daaruit dat het verbod is voortgevloeid.
Mevrouw Schauvliege, we hebben een duidelijke afspraak met de ombudsman dat hij daar regelmatig aan ons over zal rapporteren. Hij heeft dat al één keer gedaan. Ik denk dat dat ook is doorgestuurd naar de commissieleden, als ik mij niet vergis. We kunnen daaruit afleiden dat het geen heel groot succes heeft. Dat was trouwens op 12 juni. Er waren 59 zaken. 25 waren op dat moment in behandeling, 8 waren opgelost. Er komt ongetwijfeld een tweede rapportering aan van de ombudsman. We zullen zien of dat nu wel aantrekt. Ik had daar ook zeer veel van verwacht, in alle eerlijkheid. Maar misschien is die piste nog niet bepaald bekend, hoewel we aan verschillende instanties doorgegeven hebben dat dat een oplossing kan zijn, maar goed.
Uw vraag over het maatschappelijk relancecomité verwondert mij een beetje. U geeft aan dat we aan het relancecomité hadden gevraagd om dat zeker van dichterbij te bekijken, maar ik wist niet dat er vragen in die zin waren. Er is een algemene opdracht gegeven aan het relancecomité, maar dat er blijkbaar ook specifieke vragen vanuit politieke hoek doorgegeven zijn aan dat relancecomité, daar schrik ik wel wat van, want het was natuurlijk de bedoeling dat experten daar in alle onafhankelijkheid hun ding konden doen, in een heel algemeen kader, en zelf konden uitmaken wat ze konden doen. Die vraag is een beetje verontrustend.
Zoals vorige week bij de verklaring van de minister-president al aan bod is gekomen, hebben we de zeer duidelijke afspraak binnen de regering dat we al die aanbevelingen van dichterbij gaan bekijken. Maar wat dat precies geeft naar de maatregelen die we nemen, dat is de oefening die we samen met de begrotingsopmaak 2021 doen en het relanceplan dat daaraan gekoppeld zal zijn. Dat traject loopt op dit moment. Dat is nog uit te maken.
De heer Veys heeft het woord.
Voor mij en mijn fractie is het in ieder geval duidelijk: de kwetsbare huurder heet niet voor niets ‘kwetsbaar’. Dat lezen we ook in de COVIVAT-studies van professor Marx. Dat lezen we ook in de aanbevelingen van het relancecomité. Ik ga daar zo meteen nog wat dieper op in, maar ik ben heel blij dat mevrouw Schauvliege dat aangehaald heeft.
Mevrouw Verheyen wou nog even in de verf zetten wat de voorbije maanden gebeurd is. Ik vind het heel duidelijk wat de voorbije maanden jammer genoeg níét gebeurd is. Al sinds begin april, collega’s, zoeken we hier naar oplossingen voor de mensen die getroffen zijn door dat virus en voor wie dat een impact heeft op de woonsituatie. Het is heel duidelijk dat het recht op wonen door de meerderheid nogal anders wordt ingevuld dan door de oppositie. Voor ons is dat recht op wonen essentieel. Wat is het grote probleem, vroeg mevrouw Verheyen. Het grote probleem is dat het moeilijker en moeilijker wordt om een betaalbare en goede woning te huren of te kopen in Vlaanderen. Mijn fractie, de sp.a-fractie, vindt het belangrijk dat we daar een sterk overheidsbeleid op inzetten, om ervoor te zorgen dat niemand op straat komt te staan en dat iedereen betaalbaar en kwalitatief kan wonen, zoals het in de Grondwet en in de Vlaamse Wooncode staat.
Mevrouw Smeyers, u stelde dat het een strategie van links is om die dingen te vragen, maar dat is het niet. Dat is niet enkel van links. Kijken we naar de aanbevelingen van het maatschappelijk relancecomité. We hebben dat vorige week besproken in de plenaire vergadering. Iedereen heeft daar zo’n beetje gezegd: dat volgt het regeerakkoord, we zijn goed bezig. De oppositie heeft gezegd: neen, wij hebben gelijk, jullie zijn verkeerd. Ik denk dat het complexer is dan dat. Wat ik wel vaststel, is dat heel veel van de voorstellen van resolutie die wij hier ingediend hebben en die, soms met redelijke argumenten, heel vaak met slechte argumenten, ik ga daar eerlijk in zijn, dat die aanbevelingen opnieuw worden voorgesteld door dat relancecomité. Ik hoop dus dat iedereen kan genieten van een goede vakantie, maar ik hoop ook voor de meerderheid dat het zeer veel miezert en dat jullie dat toch eens goed bekijken. Ik hoop dat we dan na het reces kunnen bekijken hoe we het Vlaamse woonbeleid kunnen aanpassen, zodat de kwetsbare huurder echt wordt geholpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.